Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 september 2004, nr. TRCJZ/2004/5522, houdende regels inzake diervoeders (Regeling diervoeders)

Regeling diervoeders

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met betrekking tot artikel 100;
Gelet op:
richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (Pb EG L 270);
richtlijn nr. 79/373/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 betreffende het verkeer van mengvoeders (PbEG L 86);
richtlijn nr. 80/511/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 mei 1980 houdende machtiging om, in bepaalde gevallen, mengvoeders in de handel te brengen in niet-gesloten verpakkingen of recipiënten (PbEG L 126);
richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (PbEG L 213);
richtlijn nr. 82/475/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juni 1982 tot vaststelling van de categorieën van voedermiddelen die mogen worden gebruikt voor het etiketteren van mengvoeders voor huisdieren (PbEG L 213);
richtlijn nr. 83/228/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 april 1983 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde producten die worden gebruikt in diervoeding (PbEG L 126);
richtlijn nr. 93/74/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 237);
richtlijn nr. 94/39/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1994 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 207);
richtlijn nr. 95/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding (PbEG L 265);
richtlijn nr. 95/69/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG (PbEG L 332);
richtlijn nr. 96/25/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG (PbEG L 125);
richtlijn nr. 98/51/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 juli 1998 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 95/69/EG van de Raad houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding (PbEG L 208);
richtlijn nr. 98/68/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 september 1998 tot vaststelling van het in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van diervoeder uit derde landen in de Gemeenschap (PbEG L 261);
verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);
verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);
richtlijn nr. 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PbEG L 140);
verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);
verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levenmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);
verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PbEU L 268);
– beschikking nr. 2004/217/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 2004 tot goedkeuring van een lijst van materialen waarvan het verkeer en het gebruik in de diervoeding is verboden (PbEU L 67);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Kaderwet diervoeders;

  • b.

    besluit: Besluit diervoeders;

  • c.

    minister: Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • d.

    VWA: Voedsel en Waren Autoriteit;

  • e.

    dagrantsoen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit diervoeders;

  • f.

    volledig diervoeder: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel e, van het besluit;

  • g.

    aanvullende diervoeders: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, onderdeel f, van het besluit;

  • h.

    melassevoeder: aanvullend diervoeder dat is bereid uit melasse en dat ten minste voor 14% uit suiker, uitgedrukt in sacharose, bestaat;

  • i.

    landbouwhuisdieren: dieren behorend tot de soorten die gewoonlijk door de mens worden gevoederd en gehouden, en die worden gegeten dan wel waarvan de producten worden geconsumeerd of een andere bestemming hebben;

  • j.

    communautaire toelating: toelating ingevolge een communautaire maatregel;

  • k.

    lidstaat: land dat lid is van de Europese Unie;

  • l.

    derde land: land dat geen lid is van de Europese Unie;

  • m.

    kwartier: spanne tijd van één vierde deel van een uur of een gedeelte daarvan, die besteed is of zou zijn aan onderzoeken of verrichtingen, met uitzondering van reistijd;

  • n.

    openingstijd: periode van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen, van 07.00 uur tot 18.00 uur;

  • o.

    algemeen erkende feestdag: de Nieuwjaarsdag, de christelijke tweede Paas- en Pinksterdag, de beide Kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning(in) wordt gevierd en de vijfde mei;

  • p.

    werkdag: dag, niet zijnde een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag;

  • q.

    starttarief: op de reis- en voorbereidende administratietijd betrekking hebbende vergoeding;

  • r.

    certificaat: schriftelijke of elektronische door of vanwege de VWA afgegeven verklaring naar aanleiding van haar werkzaamheden;

  • s.

    geleidebiljet: schriftelijk of digitaal document, door de VWA opgemaakt, dat dient om producten van dierlijke oorsprong te kanaliseren.

Artikel

1a

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    richtlijn nr. 79/373/EEG: richtlijn nr. 79/373/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 betreffende de handel in mengvoeders (PbEG L 86);

  • b.

    richtlijn nr. 82/471/EEG: richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (PbEG L 213);

  • c.

    richtlijn nr. 83/228/EEG: richtlijn nr. 83/228/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 april 1983 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde producten die worden gebruikt in diervoeding (PBEG L 126);

  • d.

    richtlijn nr. 87/153/EEG: richtlijn nr. 87/153/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 16 februari 1978 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van toevoegingsmiddelen in diervoeding (PbEG L 64);

  • e.

    richtlijn nr. 93/74/EEG: richtlijn nr. 93/74/EEG van de Raad van de Europese Unie van 13 september 1993 betreffende diervoeders met een bijzonder voedingsdoel (PbEG L 237);

  • f.

    richtlijn nr. 2008/38/EG: richtlijn nr. 2008/38/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 5 maart 2008 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 69);

  • g.

    richtlijn nr. 96/25/EG: richtlijn nr. 96/25/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verkeer van voedermiddelen, tot wijziging van Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG (PbEG L 25);

  • h.

    richtlijn nr. 2001/18/EG: richtlijn nr. 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 maart 2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad (PbEG L 106);

  • i.

    richtlijn nr. 2002/32/EG: richtlijn nr. 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PbEG L 140);

  • j.

    verordening (EG) nr. 999/2001: verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);

  • k.

    verordening (EG) nr. 178/2002: verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);

  • l.

    verordening (EG) nr. 1774/2002: verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L 273);

  • m.

    verordening (EG) nr. 811/2003: verordening (EG) nr. 811/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 2003 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het verbod op hergebruik binnen dezelfde soort voor vis, de begraving en verbranding van dierlijke bijproducten en bepaalde overgangsmaatregelen (PbEU L 117);

  • n.

    verordening (EG) nr. 1829/2003: verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);

  • o.

    verordening (EG) nr. 1830/2003: verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);

  • p.

    verordening (EG) nr. 1831/2003: verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PbEU L 268);

  • q.

    verordening (EG) nr. 882/2004: Verordening (EG) nr. 882/2004 van Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU 2004, 191);

  • r.

    verordening (EG) nr. 183/2005: Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 januari 2005 tot vaststelling van voorschriften voor diervoederhygiëne (PbEU 2005, 35);

  • s.

    verordening (EEG) nr. 2377/90: verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224);

  • t.

    verordening (EG) nr. 470/2009: verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 152/11);

  • u.

    verordening (EG) nr. 669/2009: verordening (EG) nr. 669/2009 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 uli 2009 ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft meer uitgebreide officiële controles op de invoer van bepaalde diervoeders en levensmiddelen van niet-dierlijke oorsprong en tot wijziging van Beschikking 2006/504/EG (PbEU L 194).

Hoofdstuk

2

Ongewenste stoffen in diervoeders

Artikel

2

Artikel

3

Ingeval er in bijlage I bij richtlijn nr. 2002/32/EG voor aanvullende diervoeders geen apart maximumgehalte aan ongewenste stoffen is vastgesteld, geldt het maximumgehalte dat voor volledige diervoeders is vastgesteld eveneens voor aanvullende diervoeders, rekening houdend met het voor het gebruik daarvan voorgeschreven aandeel in een dagrantsoen.

Hoofdstuk

3

Voedermiddelen

§

1

Verboden voedermiddelen

Artikel

4

Als voedermiddelen als bedoeld in artikel 3 van de wet worden aangewezen:

  • a.

    faecaliën, urine, de inhoud van het spijsverteringskanaal die bij het leegmaken of het verwijderen daarvan is vrijgekomen, al dan niet behandeld, bewerkt of verwerkt;

  • b.

    huiden, behandeld met looistoffen, en afval daarvan;

  • c.

    zaden, planten, ander plantaardig teeltmateriaal en de daarvan afgeleide producten, voorzover deze na het oogsten daarvan met fytofarmaceutische producten zijn behandeld;

  • d.

    hout, zaagsel en daarvan afgeleide producten, behandeld met houtconserveringsmiddelen als bedoeld in bijlage V bij richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123);

  • e.

    water uit onafhankelijke circuits in levensmiddelen- of diervoederbedrijven, met uitzondering van water dat aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

    • 1°.

      het water bevat uitsluitend materiaal van diervoeders of van levensmiddelen;

    • 2°.

      het water is in technische zin vrij van reinigingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen of andere bestanddelen die bij of krachtens de wet, dan wel ingevolge een communautaire maatregel, zijn verboden;

    • 3°.

      de circuits worden uitsluitend gevuld met:

      • gezond en schoon water als bedoeld in artikel 4 van richtlijn nr. 98/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 330) of

      • schoon zeewater als bedoeld in artikel 2 van richtlijn nr. 91/493/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten (PbEG L 268), ingeval van gebruik in de zeevisserijsector;

  • f.

    afval, verkregen uit stedelijk, huishoudelijk en industrieel afvalwater als bedoeld in artikel 2 van richtlijn nr. 91/271/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG L 135), niet zijnde water als bedoeld in onderdeel e, aanhef, al dan niet behandeld, bewerkt of verwerkt en ongeacht de oorsprong van het afvalwater;

  • g.

    vast stadsafval, met inbegrip van huishoudelijk afval, niet zijnde keukenafval en etensresten als bedoeld in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1774/2002;

  • h.

    verpakkingen en delen van verpakkingen, afkomstig van producten die worden gebruikt in de voedingsmiddelenindustrie;

  • i.

    verwerkte dierlijke eiwitten, afkomstig van pelsdieren, huisdieren, dierentuindieren of circusdieren, voorzover deze worden vervoederd aan landbouwhuisdieren die zijn bestemd voor de productie van voedingsmiddelen;

  • j.

    gehydroliseerde eiwitten, afkomstig van veren, voorzover deze worden vervoederd aan landbouwhuisdieren met uitzondering van vleesetende pelsdieren.

§

2

Voedermiddelen met een exclusieve benaming

Artikel

5

§

3

Verplichte aanduidingen

Artikel

6

Met betrekking tot een voedermiddel wordt vermeld:

  • a.

    het woord ‘voedermiddel’;

  • b.

    de benaming van het voedermiddel, overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van het besluit;

  • c.

    de netto-hoeveelheid, uitgedrukt in:

    • 1°.

      gewichtseenheden, indien het voedermiddel een vast product is;

    • 2°.

      gewichtseenheden of volume-eenheden, indien het voedermiddel een vloeibaar product is;

  • d.

    de tekst ‘Dit voedermiddel bestaat uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit dat niet aan landbouwhuisdieren mag worden vervoederd.’, indien het voedermiddel bestaat uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit;

  • e.

    het referentienummer van de partij voedermiddelen of elke andere vermelding aan de hand waarvan het voedermiddel kan worden getraceerd, ingeval het voedermiddel is geproduceerd op een bedrijf waarvoor een verplichting tot erkenning geldt op grond van verordening (EG) nr. 1774/2002.

Artikel

7

Met betrekking tot de bestanddelen in een voedermiddel wordt vermeld:

  • a.

    het watergehalte van het voedermiddel indien:

    • 1°.

      dit hoger is dan 14% van het gewicht van het voedermiddel, of

    • 2°.

      de verkrijger van het voedermiddel daarom vraagt;

  • b.

    het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as, indien dit hoger is dan 2,2% van het droge-stofgehalte van het voedermiddel;

  • c.

    het gehalte aan bestanddelen die zijn opgenomen bij het voedermiddel in:

    • 1°.

      de vierde kolom van de lijst in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 96/25/EG, ingeval het voedermiddel is opgenomen in die lijst;

    • 2°.

      de tweede kolom van de tabel in deel C van de bijlage bij richtlijn nr. 96/25/EG, ingeval het voedermiddel niet is opgenomen in de lijst, bedoeld onder 1°.;

  • d.

    ingeval een product dat ook als een voedermiddel kan worden aangemerkt is gebruikt om het voedermiddel te denatureren, de aard en de hoeveelheid van dat product in het voedermiddel;

  • e.

    ingeval een product dat ook als een voedermiddel kan worden aangemerkt is gebruikt om het voedermiddel te binden, de aard van dat product.

Artikel

8

§

4

Uitzonderingen op verplichte aanduidingen

Artikel

9

De artikelen 6, 7 en 8 zijn niet van toepassing op een voedermiddel dat voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a.

    het voedermiddel is in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en heeft niet meer dan een eenvoudige bewerking ondergaan;

  • b.

    aan het voedermiddel is geen ander toevoegingsmiddel dan een conserveermiddel toegevoegd;

  • c.

    het voedermiddel wordt door een in Nederland gevestigde producent die landbouwer is afgeleverd aan een in Nederland gevestigde veehouder die eindgebruiker is.

Artikel

10

Artikel 6, aanhef in samenhang met onderdeel d, is niet van toepassing op:

  • a.

    melk of een melkproduct;

  • b.

    gelatine;

  • c.

    gehydrolyseerd eiwit met een molecuulgewicht van minder dan 10.000 dalton, dat voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

    • 1°.

      het is verkregen uit huiden, afkomstig van dieren die in een slachthuis zijn geslacht, waarbij door een officiële dierenarts een antemortemkeuring is verricht overeenkomstig artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (PbEU L 139), en die op grond van die keuring geschikt zijn bevonden om overeenkomstig die verordening te worden geslacht;

    • 2°.

      het is vervaardigd met gebruikmaking van een productieprocédé waarbij de nodige maatregelen worden getroffen om verontreiniging van de huiden, bedoeld in onderdeel 1°, zoveel mogelijk te voorkomen, de huiden worden gepekeld, gekalkt en intensief gewassen en het materiaal vervolgens wordt blootgesteld aan een pH van meer dan 11 gedurende meer dan 3 uur bij een temperatuur van meer dan 80 °C, en de huiden daarna een hittebehandeling ondergaan bij meer dan 140 °C gedurende 30 minuten bij een druk van meer dan 3,6 bar;

    • 3°.

      het is afkomstig uit een inrichting dat een programma inzake interne controles uitvoert;

  • d.

    dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen;

  • e.

    gedroogd plasma en andere bloedproducten.

Artikel

12

Artikel 7, aanhef in samenhang met de onderdelen a tot en met c, is niet van toepassing indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    de verkrijger heeft vóór de transactie schriftelijk afgezien van deze informatie;

  • b.

    het voedermiddel is vers of verduurzaamd, heeft niet meer dan een eenvoudige bewerking ondergaan, is bestemd voor huisdieren, en wordt in een hoeveelheid met een gewicht van 10 kg of minder afgeleverd aan een in Nederland gevestigde eindgebruiker door een vervreemder die eveneens in Nederland is gevestigd.

Artikel

13

Ten aanzien van een voedermiddel dat vanuit een derde land voor het eerst in het verkeer wordt gebracht en ten aanzien waarvan de aanduidingen, bedoeld in artikel 7, onderdelen a tot en met c, niet kunnen worden aangebracht doordat in het desbetreffende derde land de middelen ontbreken voor de uitvoering van de benodigde analyses, kunnen in plaats van deze aanduidingen voorlopige aanduidingen zijn aangebracht onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de Voedsel en Waren Autoriteit wordt van tevoren in kennis gesteld van de aankomst van het voedermiddel;

  • b.

    de definitieve aanduidingen worden binnen een termijn van 10 werkdagen na de datum van aankomst van het voedermiddel aan de verkrijger en aan de Voedsel en Waren Autoriteit verstrekt;

  • c.

    bij de voorlopige aanduidingen wordt het volgende, in vet gedrukte letters, vermeld: ‘voorlopige gegevens over [1], te bevestigen door [2] vóór [3]’, waarbij wordt ingevuld voor:

    • [1] het referentienummer van het te analyseren monster;

    • [2] de naam en het adres van het met de analyses belaste laboratorium;

    • [3] de datum van afloop van de termijn, bedoeld in onderdeel b.

§

5

Facultatieve aanduidingen

Artikel

14

Andere aanduidingen met betrekking tot het voedermiddel kunnen worden vermeld indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanduidingen hebben betrekking op objectieve of meetbare elementen die kunnen worden bewezen en kunnen de verkrijger niet misleiden;

  • b.

    de aanduidingen worden apart van de aanduidingen, bedoeld in de paragrafen 3 en 4, aangebracht.

Hoofdstuk

4

Vervangende voederproteïnen

Artikel

15

Met betrekking tot een vervangende voederproteïne worden de aanduidingen, opgenomen bij de desbetreffende vervangende voederproteïne in de zevende kolom van de bijlage bij richtlijn nr. 82/471/EEG, vermeld.

Artikel

16

Artikel

17

Hoofdstuk

5

Mengvoeders

§

1

Verpakking

Artikel

18

§

2

Verplichte aanduidingen

Artikel

19

Met betrekking tot een mengvoeder wordt vermeld:

  • a.

    de benaming ‘volledig diervoeder’, ‘aanvullend diervoeder’, ‘mineralenmengsel’, ‘melassevoeder’, ‘volledig kunstmelkvoeder’ of ‘aanvullend kunstmelkvoeder’, al naar gelang de aard van het mengvoeder;

  • b.

    de diersoort of de categorie dieren waarvoor het mengvoeder is bestemd;

  • c.

    de gebruiksaanwijzing die een nauwkeurige bestemming van het mengvoeder aangeeft en een passend gebruik daarvan mogelijk maakt;

  • d.

    de netto-hoeveelheid, uitgedrukt in:

    • gewichtseenheden, ingeval het mengvoeder een vast product is;

    • gewichtseenheden of volume-eenheden, ingeval het mengvoeder een vloeibaar product is;

  • e.

    de garantiedatum, overeenkomstig artikel 34;

  • f.

    het referentienummer van de partij.

Artikel

20

Met betrekking tot de bestanddelen in het mengvoeder wordt of worden vermeld:

  • a.

    de in het mengvoeder verwerkte voedermiddelen, overeenkomstig de artikelen 30, 31 en 32;

  • b.

    het watergehalte, indien dit hoger is dan 14%;

  • c.

    het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as, overeenkomstig artikel 33, ingeval:

  • d.

    het gehalte aan analytische bestanddelen, opgenomen in de tweede kolom van de tabel in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 79/373/EEG, al naar gelang de aard van het mengvoeder en voorzover het mengvoeder is bestemd voor een diersoort of diercategorie die in de derde kolom van die tabel bij het desbetreffende bestanddeel is vermeld;

  • e.

    de tekst ‘Dit mengvoeder bevat van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit dat niet aan landbouwhuisdieren mag worden vervoederd.’, ingeval het mengvoeder van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit bevat en is bestemd voor andere dieren dan huisdieren.

Artikel

21

Met betrekking tot degene die verantwoordelijk is voor de vermelding van de aanduidingen wordt vermeld:

  • a.

    diens naam of handelsnaam;

  • b.

    diens adres of zetel;

  • c.

    In voorkomend geval, diens erkenningsnummer dan wel registratienummer.

§

3

Uitzonderingen op verplichte aanduidingen

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

25

In afwijking van artikel 20, onderdeel b, wordt het watergehalte, ingeval het mengvoeder:

  • a.

    een kunstmelkvoeder is of een ander mengvoeder dan een kunstmelkvoeder is met een gehalte aan melkproducten van meer dan 40%, vermeld indien dit hoger is dan 7%;

  • b.

    een mineralenmengsel zonder organische bestanddelen is, vermeld indien dit hoger is dan 5%;

  • c.

    een mineralenmengsel met organische bestanddelen is, vermeld indien dit hoger is dan 10%.

§

4

Facultatieve aanduidingen

Artikel

26

Met betrekking tot een mengvoeder kan worden vermeld:

  • a.

    de prijs;

  • b.

    de handelsbenaming of het handelsmerk;

  • c.

    het land van productie of fabricage;

  • d.

    de toestand waarin het mengvoeder zich bevindt of de bijzondere behandeling die het heeft ondergaan;

  • e.

    de fabricagedatum, overeenkomstig artikel 35.

Artikel

27

Met betrekking tot de bestanddelen in een mengvoeder kan worden vermeld:

  • a.

    het watergehalte, in andere gevallen dan bedoeld in artikel 20, onderdeel b, of 25;

  • b.

    het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as, overeenkomstig artikel 33, indien dit gehalte lager is dan het maximumgehalte, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het besluit;

  • c.

    het gehalte aan analytische bestanddelen, opgenomen in de tweede kolom van de tabel in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 79/373/EEG, al naar gelang de aard van het mengvoeder en voorzover het mengvoeder is bestemd voor een diersoort of diercategorie die in de vierde kolom van die tabel bij het desbetreffende bestanddeel is vermeld.

Artikel

28

Artikel

29

Andere aanduidingen dan bedoeld in de artikelen 19 tot en met 28 kunnen worden vermeld indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    zij hebben betrekking op objectieve of meetbare gegevens die kunnen worden aangetoond;

  • b.

    zij hebben geen betrekking op:

§

5

Aanvullende regels over de wijze van aanduiding

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as wordt vermeld als percentage ten opzichte van het gewicht van het mengvoeder als zodanig.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

§

6

Aanvullende regels over diervoeders met een bijzonder voedingsdoel

Artikel

37

Als lijst met bijzondere voedingsdoelen als bedoeld in artikel 21 van het besluit, is vastgesteld de lijst, opgenomen in deel B van bijlage I bij richtlijn nr. 2008/38/EG.

Artikel

38

Artikel

39

In aanvulling op artikel 19, onderdeel c, worden of wordt op de gebruiksaanwijzing bij een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel:

  • a.

    in voorkomend geval de teksten en gegevens vermeld die in deel B van bijlage I bij richtlijn nr. 2008/38/EG bij het bijzondere voedingsdoel en de diercategorie of diersoort waarvoor het is bestemd zijn opgenomen;

  • b.

    een advies gegeven over de samenstelling van het dagrantsoen indien het voeder een aanvullend diervoeder is.

Artikel

40

Met betrekking tot een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel kan het volgende worden vermeld:

  • a.

    de specifieke pathologische toestand, voorzover:

    • 1°.

      deze overeenkomt met het voedingsdoel, en

    • 2°.

      is voldaan aan de voorwaarden, gesteld in artikel 29;

  • b.

    gegevens waarmee de aandacht wordt gevestigd op de aanwezigheid van een of meer analytische bestanddelen die kenmerkend zijn voor het voeder, of op een laag gehalte daarvan, voorzover het minimum- of maximumgehalte aan de desbetreffende bestanddelen in het gewicht van het voeder:

    • 1°.

      wordt uitgedrukt in een percentage, en

    • 2°.

      duidelijk wordt aangegeven bij de bestanddelen.

§

7

Aanvullende regels over mengvoeders waarin een toevoegingsmiddel is verwerkt

Artikel

41

Met betrekking tot een toevoegingsmiddel in een mengvoeder wordt of worden vermeld:

  • a.

    de benaming, tenzij het middel uit een van de volgende stoffen bestaat:

    • 1°.

      een spoorelement, met uitzondering van koper;

    • 2°.

      een vitamine, met uitzondering van de vitaminen A, D en E;

    • 3°.

      een provitamine of een stof met een daaraan analoge werking;

    • 4°.

      een enzym;

    • 5°.

      een micro-organisme;

  • b.

    het gehalte aan:

    • 1°.

      toegevoegde werkzame stoffen, indien het middel een antibioticum, een coccidiostaticum, een andere geneeskrachtige stof of een groeibevorderende stof, of vitamine A of D is;

    • 2°.

      alfa-tocoferolen, indien het middel vitamine E is;

    • 3°.

      koper, uitgedrukt in Cu, indien het middel koper bevat;

  • c.

    de garantiedatum, dan wel de houdbaarheidstermijn, indien het middel een antibioticum, een coccidiostaticum, een andere geneeskrachtige stof of een groeibevorderende stof, of vitamine A, D of E is;

  • d.

    het erkenningsnummer van de fabrikant van het toevoegingsmiddel, indien het middel een antibioticum, een coccidiostaticum, een andere geneeskrachtige stof of een groeibevorderende stof is;

  • e.

    de, voor de benaming, bedoeld in onderdeel a, te plaatsen, tekst:

    • 1°.

      ‘oxydatietegengaande stof’, indien het middel een oxydatietegengaande stof is en het voeder is bestemd voor huisdieren;

    • 2°.

      ‘kleurstof’ of ‘gekleurd met’, indien het middel een kleurstof, met inbegrip van pigmenten, is en het voeder is bestemd voor huisdieren;

    • 3°.

      ‘conserveermiddel’ of ‘geconserveerd met’, indien het middel een conserveermiddel is en het voeder is bestemd voor huisdieren;

  • f.

    de aanduidingen, bedoeld in artikel 43, indien het middel een enzym is;

  • g.

    de aanduidingen, bedoeld in artikel 44, indien het middel een micro-organisme is;

  • h.

    de gegevens over het passend gebruik van het mengvoeder, voorzover dit ingevolge de voorschriften, gegeven bij de communautaire toelating, van het middel is verplicht.

Artikel

42

Artikel

43

De aanduidingen, bedoeld in artikel 41, onderdeel f, zijn:

  • a.

    de specifieke benaming van elk actief bestanddeel volgens zijn enzymatische werking, zoals vermeld in de communautaire toelating;

  • b.

    het identificatienummer, verleend door de ‘International Union of Biochemistry’;

  • c.

    het aantal activiteitseenheden per gram of per milliliter, uitgedrukt in µmol-product dat per minuut vrijkomt per kilogram of liter enzympreparaat;

  • d.

    het EG-registratienummer van het verwerkte enzym;

  • e.

    de garantiedatum, dan wel de houdbaarheidstermijn;

  • f.

    de significante bijzondere kenmerken, veroorzaakt door het bereidingsprocédé, voorzover dit ingevolge de voorschriften, gegeven bij de communautaire toelating is verplicht.

Artikel

44

De aanduidingen, bedoeld in artikel 41, onderdeel g, zijn:

  • a.

    de identificatie van elke stam, zoals vermeld in de communautaire toelating van het toevoegingsmiddel;

  • b.

    het deponeringsnummer van elke stam, zoals vermeld in de communautaire toelating van het toevoegingsmiddel;

  • c.

    het aantal kolonievormende eenheden, uitgedrukt in CFU per kilogram;

  • d.

    het EG-registratienummer van het verwerkte micro-organisme;

  • e.

    de garantiedatum, dan wel de houdbaarheidstermijn;

  • f.

    de significante bijzondere kenmerken, veroorzaakt door het bereidingsprocédé, voorzover dit ingevolge de voorschriften, gegeven bij de communautaire toelating van het toevoegingsmiddel, is verplicht.

Artikel

45

Artikel

46

§

8

Aanvullende regels over mengvoeders waarin een vervangende voederproteïne is verwerkt

Artikel

47

Met betrekking tot een vervangende voederproteïne in een mengvoeder worden de aanduidingen, bedoeld in artikel 15, vermeld.

Hoofdstuk

6

Erkenningen en registraties ingevolge richtlijn nr. 95/69/EG

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

48

Vervallen

Artikel

49

Vervallen

§

2

Producten waarvoor een erkenning is vereist

Artikel

50

Vervallen

Artikel

51

Vervallen

Artikel

52

Vervallen

Artikel

53

Vervallen

§

3

Producten waarvoor een registratie is vereist

Artikel

54

Vervallen

Artikel

55

Vervallen

Artikel

56

Vervallen

§

4

Eisen aan erkenning

Artikel

57

Vervallen

Artikel

58

Vervallen

§

5

Eisen aan registratie

Artikel

59

Vervallen

§

6

De aanvraag tot erkenning of registratie

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

Artikel

62

Vervallen

Artikel

63

Vervallen

Artikel

64

Vervallen

Artikel

65

Vervallen

Artikel

66

Vervallen

§

7

Erkenningen en registraties verleend door andere lidstaten van de Europese Unie

Artikel

67

Vervallen

Hoofdstuk

7

Regels ter uitvoering van communautaire verordeningen

§

1

Regels ter uitvoering van verordening (EG) nr. 999/2001

Artikel

68

Artikel

69

Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet waarvoor ter uitvoering van punt II van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001 een erkenning of registratie is vereist om die te bereiden, te bewerken, te verwerken, en in voorkomend geval in verband daarmee in voorraad of voorhanden te hebben, worden aangewezen diervoeders die de volgende producten bevatten:

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

De ambtenaren, bedoeld in artikel 97, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in de volgende punten van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001:

  • a.

    punt II, onderdelen:

    • 1°.

      B, onder c, onder ii, derde gedachtestreepje;

    • 2°.

      C, onder a, onder ii, derde gedachtestreepje;

    • 3°.

      D, onder a, eerste alinea, en onder c, onder ii, derde gedachtestreepje;

  • b.

    punt III, onderdeel C, onder a en onder c, onder ii en iii, laatste alinea, en onderdeel F.

§

1a

Regels ter uitvoering van verordening (EG) nr. 183/2005

Artikel

73a

Het is verboden te handelen in strijd met de voorschriften, genoemd in de artikelen 4, 5, eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 6, eerste en derde lid, 7, eerste lid, 9, eerste en tweede lid, 11, 23, eerste lid, en 24 van de verordening (EG) nr. 183/2005.

Artikel

73c

Artikel

73d

Indien aan een bedrijf een erkenning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 73c is verleend, dan is voor diezelfde activiteit geen registratie, bedoeld in artikel 73b, meer nodig.

Artikel

73e

Een besluit omtrent erkenning, dan wel wijziging daarvan, wordt genomen binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag.

Artikel

73g

De ambtenaren, bedoeld in artikel 97, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, artikel 17, tweede lid, en de bijlagen I en II van de verordening (EG) 183/2005.

§

2

Regels ter uitvoering van overige Europese verordeningen

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en 5, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1830/2003.

Artikel

77a

§

3

De aanvraag tot erkenning, registratie of goedkeuring, vereist op grond van Europese verordeningen

Artikel

78

Artikel

79

De houder van een erkenning, registratie of goedkeuring stelt de Voedsel en Waren Autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand schriftelijk in kennis van wijziging van de volgende gegevens:

  • a.

    naam, adres of zetel van de houder;

  • b.

    naam, adres of zetel van een bedrijf waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;

  • c.

    stopzetting van de activiteit waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;

  • d.

    opheffing van zijn onderneming.

Artikel

80

In een openbaar register, dat ter inzage ligt bij de Voedsel en Waren Autoriteit, worden de volgende gegevens vastgelegd:

  • a.

    naam, adres en zetel van de houder van een erkenning of registratie;

  • b.

    naam, adres en zetel van een bedrijf waarop een erkenning of registratie betrekking heeft;

  • c.

    de bij de erkenning of registratie behorende erkennings-, onderscheidenlijk registratienummers.

Hoofdstuk

8

Regels over de in- en uitvoer

Artikel

81

De eisen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet zijn:

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders blijven ter beschikking van de ambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit indien hij dat nodig acht, onder door hem te bepalen voorwaarden en voor rekening van de verzender of diens gemachtigde dan wel de importeur, tot de controles, bedoeld in artikel 84, zijn afgerond en de uitslagen daarvan bekend zijn.

Artikel

86

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Vervallen

Hoofdstuk

9

Regels over retributies

Artikel

89

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot:

wordt bij de aanvrager een retributie in rekening gebracht bestaande uit:

  • a.

    een starttarief van € 107,72 per ambtenaar voor een onderzoek ter plaatse naar het voldoen aan de eisen voor het verkrijgen van de in de onderdelen (i) en (ii) bedoelde erkenningen, en

  • b.

    een bedrag van € 29,30 per kwartier dat aan het onderzoek ter plaatse door een ambtenaar is besteed.

Artikel

89a

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, dan wel tot wijziging van deze registratie, is de aanvrager per aanvraag een retributie verschuldigd van € 18,33.

Artikel

90

Voor de door de VWA aangekondigde en vastgelegde periodieke controles, bedoeld in artikel 13 van de wet, op de naleving van de eisen verbonden aan de in artikel 10 van de wet bedoelde erkenning ten behoeve van de instandhouding daarvan, is de houder van de erkenning een retributie verschuldigd bestaande uit:

  • a.

    een starttarief van € 107,72 per ambtenaar, en

  • b.

    een bedrag van € 29,30 per kwartier dat door de ambtenaar aan de werkzaamheden is besteed.

Artikel

90a

Artikel

91

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet, is de aanvrager per aanvraag een retributie verschuldigd bestaande uit:

  • a.

    een bedrag van € 59,71 aan administratiekosten per aanvraag, en

  • b.

    de werkelijke ter behandeling van de aanvraag gemaakte kosten van, voor zover van toepassing, het dossieronderzoek en, overeenkomstig artikel 94a, het laboratoriumonderzoek.

Artikel

92

Artikel

93

Voor de be- en afhandeling van een aanvraag tot toestemming als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, is de aanvrager een retributie verschuldigd bestaande uit:

  • a.

    een bedrag van € 57,75 aan administratiekosten per aanvraag,

  • b.

    een starttarief van € 47,25 voor een onderzoek naar het voldoen aan de eisen aan de toestemming, en

    • (i)

      een bedrag van € 21,00 per kwartier dat aan het onderzoek door een academische geschoolde ambtenaar is besteed;

    • (ii)

      een bedrag van € 15,75 per kwartier dat aan het onderzoek door een niet-academisch geschoolde ambtenaar is besteed.

Artikel

94

Artikel

94a

Artikel

94b

Indien op grond van dit hoofdstuk een starttarief verschuldigd is, wordt deze in rekening gebracht ten aanzien van werkzaamheden die door iedere aanwezige medewerker van de VWA op één dag, in één aaneengesloten periode, reguliere pauzes daaronder begrepen, voor één aanbieder op één plaats worden verricht.

Artikel

94c

Artikel

95

Artikel

95a

Artikel

95b

Artikel

95c

Artikel

95d

Artikel

95e

Indien de werkzaamheden bedoeld in artikel 94, eerste lid, naar het oordeel van de aanwezige VWA-medewerker meer tijd in beslag nemen dan is aangemeld op grond van artikel 104, tweede lid, is de aanbieder een retributie verschuldigd, naast de ingevolge artikel 94, eerste lid verschuldigde retributies, bestaande uit een bedrag van € 34,14 per kwartier dat de werkzaamheden langer duren dan is aangemeld.

Hoofdstuk

10

Overige bepalingen

§

1

Aanwijzing toevoegingsmiddelen en andere producten als bedoeld in artikel 7 van de wet

Artikel

96

De in artikel 73c, aangewezen toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders worden aangewezen als toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels, onderscheidenlijk diervoeders als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet.

§

2

Aanwijzing toezichthouders en laboratoria

Artikel

97

Als ambtenaren als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b.

    de ambtenaren van Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

98

Artikel

99

Als instellingen als bedoeld in artikel 23 van de wet worden aangewezen:

  • a.

    RIKILT te Wageningen;

  • b.

    de laboratoria van de Voedsel en Waren Autoriteit;

  • c.

    het Belastingdienst/Douane West/Douane Laboratorium te Amsterdam;

  • d.

    LabCo B.V. te Europoort;

  • e.

    TNO-Voeding te Zeist.

Artikel

99a

§

3

Aanwijzing schadelijke stoffen

Artikel

100

Als schadelijke stoffen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    voedermiddelen als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • b.

    ongewenste stoffen, voorzover aanwezig in een diervoeder met een hoger gehalte dan vastgesteld in artikel 2;

  • c.

    van zoogdieren afkomstige eiwitten als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 999/2001, voorzover deze in strijd met de bepalingen uit die verordening of de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften zijn vervoederd;

  • d.

    de dierlijke producten, opgenomen in punt I van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, voorzover deze in strijd met de bepalingen uit die verordening of de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften zijn vervoederd;

  • e.

    dierlijke bijproducten en verwerkte producten als bedoeld in artikel 22 van verordening (EG) nr. 1774/2002, voorzover deze in strijd met dat artikel zijn vervoederd;

  • f.

    farmacologisch werkzame substanties die niet zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EEG) nr. 2377/90, of, indien en voor zover de in artikel 27, eerste lid, van verordening (EG) nr. 470/2009 bedoelde verordening in werking is getreden en de bijlagen bij verordening (EEG) nr. 2377/90 niet langer van toepassing zijn, substanties die in een lijst zijn ingedeeld overeenkomstig artikel 14, tweede lid, onderdeel a, b of c van verordening (EG) nr. 470/2009.

§

4

Nadere regelen over het gebruik van toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen in een proefstadium of voor onderzoeksdoeleinden

Artikel

101

Artikel

103

§

5

Verrichtingen op verzoek

Artikel

104

§

6

Nadere regelen omtrent het verstrekken van inlichtingen

Artikel

105

De inlichtingen die ingevolge artikel 32, eerste lid, van de wet worden verstrekt bevatten ten minste:

  • a.

    gegevens die een nauwkeurige identificatie van de producten waarop de inlichtingen betrekking hebben mogelijk maken;

  • b.

    een zo volledig mogelijke beschrijving van het risico dat de producten opleveren;

  • c.

    gegevens die kunnen worden gebruikt om de producten op te sporen.

Artikel

106

Inlichtingen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet die op een andere wijze worden verstrekt dan door toezending van een schriftelijke en ondergetekende verklaring, worden onverwijld bevestigd door middel van een schriftelijke en ondergetekende verklaring.

§

7

Heronderzoek

Hoofdstuk

11

Overgangsbepalingen

Artikel

112

Vervallen

Artikel

113

Artikel

113a

(Overgangstermijn)

Hoofdstuk

12

Slotbepalingen

Artikel

114

Artikel

115

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diervoeders.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman

Bijlage

1

, behorend bij artikel 99a

Analysemethoden in vaste scope

A508

diervoeders, voormengsels en concentraten – screening en identificering van bacteriegroeiremmende stoffen – agargelhoogspanningselectroforese in combinatie met bioautografie

A509

diervoeders, voormengsels en concentraten – screening en identificering van bacteriegroeiremmende stoffen – bacteriespectrummethode

A680

diervoeders – microcoscopische identificatie van diervoedergrondstoffen en andere bestanddelen

A0696

diervoeders – microscopisch onderzoek van mengvoeders op samenstellende grondstoffen

A0817

diervoeders – identificatie van dierlijke bestanddelen – microscopie

A0836

diervoeder – bepaling van ruwe celstof – gravimetrisch

A0877

screening op aanwezigheid van dioxinen en planaire PCB’s – CALUX bioassay

Bijlage

2

, behorend bij artikel 99a

Analysemethoden in flexibele scope

Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – het aantonen, bepalen en bevestigen van dierbehandelingsmiddelen; vloeistofchromatografie, massaspectrometrische detectie en fluorescentie detectie

A0579

dierlijke weefsels, dierlijke excreta, honing, veevoeders en veevoedergrondstoffen – het bepalen en bevestigen van chlooramfenicol – LC-MS/MS

A0846

voedermiddelen, premixen en mineralenmengsels – het bepalen van coccidiostatica en groeibevorderaars – LC-MS/MS

A0929

diervoeders – het bepalen en bevestigen van tetracyclines – LC-MS/MS

A0939

diervoeders – het bepalen en bevestigen van enkele sulfonamiden – LC-MS/MS

A0960

diervoeders – het bepalen en bevestigen van enkele macroliden en lincomycine – LC-MS/MS

A0963

diervoeders – het bepalen en bevestigen van penicillines – LC-MS/MS

A1005

diervoeders – het bepalen en bevestigen van ionoforen – LC-MS/MS

A1037

diervoeders – het bevestigen van avilamycine – LC-MS/MS

Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) – het aantonen, bepalen en bevestigen van natuurlijke toxinen; vloeistofchromatografie en massaspectrometrische detectie en UV detectie

A1070

diervoeders – het bepalen van ergotalkaloïden – LC-MS/MS

Dierlijke en plantaardige producten – bepalen van het gehalte aan dioxinen, dibenzofuranen, nonortho PCB’s en monoortho PCB’s (en indicator PCB’s); GCHRMS

A0565

dioxinen en PCB’s bevattende extracten – gehaltebepaling met behulp van hoog oplossend vermogen massaspectrometrie

A0561

melk(producten), dierlijk vetweefsel – isolatie van vet voor de bepaling van dioxinen en pcb’s

A1054

dioxine-en PCB bevattende extracten – zuivering met behulp van een geautomatiseerd Power-Prep clean-up systeem

Dierlijke en plantaardige producten – bepalen van het gehalte aan bestrijdingsmiddelen, gaschromatografie en ECD

A0204

oliën en vetten – bepaling van organochloorverbindingen – gelpermeatiechromatografie, capillaire gaschromatografie, electron capture detectie

Dierlijke en plantaardige producten – bepalen van het gehalte aan mycotoxinen; HPLC en massaspectrometrische detectie

A0255

diervoeder en meel – multimethode Mycotoxinen – LC-MS/MS

Dierlijke en plantaardige producten – bepalen van het gehalte aan mycotoxinen; HPLC en fluorescentie detectie

A0932

diervoeder en diervoedergrondstoffen – bepaling van het gehalte aan aflatoxine B1 – immunoaffiniteit – HPLC – fluorescentiedetectie

Plantaardige en dierlijke producten – bepalen van metalen; ETAAS, FAAS en koude damp-AFS techniek

A1057

dierlijk weefsel, voedsel en grondstoffen, voeder en grondstoffen, meststoffen en milieumatrices – bepaling van het gehalte aan (sporen)elementen

A1058

water en destruaten – bepaling van het elementgehalte – absorptie spectrometrie met grafietoventechniek (ETAAS).

A1059

water en destruaten – bepaling van het elementgehalte – atomaire absorptie spectrometrie met vlam-AAS techniek (FAAS)

A1060

water en destruaten – bepaling van het kwikgehalte – Koude damp / atomaire fluorescentie spectrometrie (Mercur)

Plantaardige en dierlijke producten, diervoeders – bepaling van het gehalte vocht; gewichtsverlies na verwarmen, gravimetrisch

A0582

diervoeders – bepaling van vocht – gravimetrisch

Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – het aantonen, bepalen en bevestigen van stoffen met hormonale werking en van beta-agonisten; vloeistofchromatografie en massaspectrometrische detectie

A0853

varkensdroogvoeders – het bepalen en bevestigen van medroxyprogesteronacetaat (MPA) – LC-MS/MS

A0993

diervoeders – het aantonen van ß-agonisten – LC-MS/MS

Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – het aantonen, bepalen en bevestigen van stoffen met hormonale werking; gaschromatografie en massaspectrometrische detectie

A1017

runderurine en diervoeder – fractionering van anabole steroïden – GC-MS/MS

A1018

diervoeder – het bepalen en bevestigen van anabole steroïden – GC-MS/MS

A1022

diervoeder – extractie en opzuivering van anabole steroïden

A1035

runderurine en water – het bepalen en bevestigen van anabole steroïden – GC-MS/MS

Dierlijke en plantaardige producten, diervoeder (grondstoffen) en water – het aantonen van stoffen met hormonale werking en dierbehandelingsmiddelen; immunochemische detectie

A0995

diervoeders – het aantonen van clenbuterol en salbutamol – competitieve EIA (clen-EIA en mix-EIA)

A1065

veevoeders, veevoedergrondstoffen, rauwe melk, melkpoeder en kalver- en runderurines – aantonen van chlooramfenicol – EIA

Urine en diervoeder(grondstoffen) – screening op hormonale activiteit; gist bioassay met fluorescentiemeting

A1008

diervoeders – screening op estrogene activiteit – gist bioassay met fluorescentiemeting

A1028

diervoeder – screening op androgene activiteit – gist bioassay met fluorescentiemeting

Plantaardige en dierlijke producten, diervoeders, water – bepalen van het gehalte stikstof/ruw eiwit; Kjeldahl

A0584

grasmeel en luzernemeel – bepaling van ruw eiwit – Kjeldahlmethode

Plantaardige en dierlijke producten, diervoeders, water – bepaling van het gehalte lactose na chromatografische scheiding; LCRI

A0849

magere melkpoeder – bepaling van het gehalte lactose – HPLC

Grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – het aantonen en bepalen van genetisch gemodificeerde organismen en afgeleide producten; (realtime) PCR

A1007

grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – DNA-isolatie met het Promega Wizard Magnetic DNA purification system for food.

A1012

grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – DNA-isolatie met de CTAB methode.

A1033

grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – uitvoering en beoordeling van (real-time) PCR GGO analyses

N0112

grondstoffen, voedingsmiddelen en diervoeders – DNA-isolatie met de DNeasy Plant Mini Kit.