Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 september 2004, nr. TRCJZ/2004/5522, houdende regels inzake diervoeders (Regeling diervoeders)

Regeling diervoeders

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met betrekking tot artikel 100;
Gelet op:
richtlijn nr. 70/524/EEG van de Raad van Europese Gemeenschappen van 23 november 1970 betreffende toevoegingsmiddelen in de veevoeding (Pb EG L 270);
richtlijn nr. 79/373/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 betreffende het verkeer van mengvoeders (PbEG L 86);
richtlijn nr. 80/511/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 2 mei 1980 houdende machtiging om, in bepaalde gevallen, mengvoeders in de handel te brengen in niet-gesloten verpakkingen of recipiënten (PbEG L 126);
richtlijn nr. 82/471/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 juni 1982 betreffende bepaalde in diervoeding gebruikte produkten (PbEG L 213);
richtlijn nr. 82/475/EEG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 23 juni 1982 tot vaststelling van de categorieën van voedermiddelen die mogen worden gebruikt voor het etiketteren van mengvoeders voor huisdieren (PbEG L 213);
richtlijn nr. 83/228/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 april 1983 tot vaststelling van richtsnoeren voor de beoordeling van bepaalde producten die worden gebruikt in diervoeding (PbEG L 126);
richtlijn nr. 93/74/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 september 1993 betreffende diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 237);
richtlijn nr. 94/39/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 25 juli 1994 tot vaststelling van de lijst van bestemmingen voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel (PbEG L 207);
richtlijn nr. 95/53/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 1995 tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding (PbEG L 265);
richtlijn nr. 95/69/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 december 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding en tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 79/373/EEG en 82/471/EEG (PbEG L 332);
richtlijn nr. 96/25/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 1996 betreffende het verkeer en het gebruik van voedermiddelen, tot wijziging van de Richtlijnen 70/524/EEG, 74/63/EEG, 82/471/EEG en 93/74/EEG, en tot intrekking van Richtlijn 77/101/EEG (PbEG L 125);
richtlijn nr. 98/51/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 9 juli 1998 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 95/69/EG van de Raad houdende vaststelling van de voorwaarden en bepalingen voor de erkenning en de registratie van bedrijven en tussenpersonen in de sector diervoeding (PbEG L 208);
richtlijn nr. 98/68/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 10 september 1998 tot vaststelling van het in artikel 9, lid 1, van Richtlijn 95/53/EG van de Raad bedoelde modeldocument en van controlevoorschriften bij de invoer van diervoeder uit derde landen in de Gemeenschap (PbEG L 261);
verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PbEG L 147);
verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEG L 31);
richtlijn nr. 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (PbEG L 140);
verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders (PbEU L 268);
verordening (EG) nr. 1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen geproduceerde levenmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn 2001/18/EG (PbEU L 268);
verordening (EG) nr. 1831/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 september 2003 betreffende toevoegingsmiddelen voor diervoeding (PbEU L 268);
– beschikking nr. 2004/217/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 1 maart 2004 tot goedkeuring van een lijst van materialen waarvan het verkeer en het gebruik in de diervoeding is verboden (PbEU L 67);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Ongewenste stoffen in diervoeders

Artikel

2

Artikel

3

Ingeval er in bijlage I bij richtlijn nr. 2002/32/EG voor aanvullende diervoeders geen apart maximumgehalte aan ongewenste stoffen is vastgesteld, geldt het maximumgehalte dat voor volledige diervoeders is vastgesteld eveneens voor aanvullende diervoeders, rekening houdend met het voor het gebruik daarvan voorgeschreven aandeel in een dagrantsoen.

Hoofdstuk

3

Voedermiddelen

§

1

Verboden voedermiddelen

Artikel

4

Als voedermiddelen als bedoeld in artikel 3 van de wet worden aangewezen:

  • a.

    faecaliën, urine, de inhoud van het spijsverteringskanaal die bij het leegmaken of het verwijderen daarvan is vrijgekomen, al dan niet behandeld, bewerkt of verwerkt;

  • b.

    huiden, behandeld met looistoffen, en afval daarvan;

  • c.

    zaden, planten, ander plantaardig teeltmateriaal en de daarvan afgeleide producten, voorzover deze na het oogsten daarvan met fytofarmaceutische producten zijn behandeld;

  • d.

    hout, zaagsel en daarvan afgeleide producten, behandeld met houtconserveringsmiddelen als bedoeld in bijlage V bij richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123);

  • e.

    water uit onafhankelijke circuits in levensmiddelen- of diervoederbedrijven, met uitzondering van water dat aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

    • 1°.

      het water bevat uitsluitend materiaal van diervoeders of van levensmiddelen;

    • 2°.

      het water is in technische zin vrij van reinigingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen of andere bestanddelen die bij of krachtens de wet, dan wel ingevolge een communautaire maatregel, zijn verboden;

    • 3°.

      de circuits worden uitsluitend gevuld met:

      • gezond en schoon water als bedoeld in artikel 4 van richtlijn nr. 98/83/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG L 330) of

      • schoon zeewater als bedoeld in artikel 2 van richtlijn nr. 91/493/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 22 juli 1991 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van visserijproducten (PbEG L 268), ingeval van gebruik in de zeevisserijsector;

  • f.

    afval, verkregen uit stedelijk, huishoudelijk en industrieel afvalwater als bedoeld in artikel 2 van richtlijn nr. 91/271/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG L 135), niet zijnde water als bedoeld in onderdeel e, aanhef, al dan niet behandeld, bewerkt of verwerkt en ongeacht de oorsprong van het afvalwater;

  • g.

    vast stadsafval, met inbegrip van huishoudelijk afval, niet zijnde keukenafval en etensresten als bedoeld in bijlage I bij verordening (EG) nr. 1774/2002;

  • h.

    verpakkingen en delen van verpakkingen, afkomstig van producten die worden gebruikt in de voedingsmiddelenindustrie;

  • i.

    verwerkte dierlijke eiwitten, afkomstig van pelsdieren, huisdieren, dierentuindieren of circusdieren, voorzover deze worden vervoederd aan landbouwhuisdieren die zijn bestemd voor de productie van voedingsmiddelen;

  • j.

    gehydroliseerde eiwitten, afkomstig van veren, voorzover deze worden vervoederd aan landbouwhuisdieren.

§

2

Voedermiddelen met een exclusieve benaming

Artikel

5

§

3

Verplichte aanduidingen

Artikel

6

Met betrekking tot een voedermiddel wordt vermeld:

  • a.

    het woord ‘voedermiddel’;

  • b.

    de benaming van het voedermiddel, overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van het besluit;

  • c.

    de netto-hoeveelheid, uitgedrukt in:

    • 1°.

      gewichtseenheden, indien het voedermiddel een vast product is;

    • 2°.

      gewichtseenheden of volume-eenheden, indien het voedermiddel een vloeibaar product is;

  • d.

    de tekst ‘Dit voedermiddel bestaat uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit dat niet aan landbouwhuisdieren mag worden vervoederd.’, indien het voedermiddel bestaat uit van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit;

  • e.

    het referentienummer van de partij voedermiddelen of elke andere vermelding aan de hand waarvan het voedermiddel kan worden getraceerd, ingeval het voedermiddel is geproduceerd op een bedrijf waarvoor een verplichting tot erkenning geldt op grond van verordening (EG) nr. 1774/2002.

Artikel

7

Met betrekking tot de bestanddelen in een voedermiddel wordt vermeld:

  • a.

    het watergehalte van het voedermiddel indien:

    • 1°.

      dit hoger is dan 14% van het gewicht van het voedermiddel, of

    • 2°.

      de verkrijger van het voedermiddel daarom vraagt;

  • b.

    het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as, indien dit hoger is dan 2,2% van het droge-stofgehalte van het voedermiddel;

  • c.

    het gehalte aan bestanddelen die zijn opgenomen bij het voedermiddel in:

    • 1°.

      de vierde kolom van de lijst in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 96/25/EG, ingeval het voedermiddel is opgenomen in die lijst;

    • 2°.

      de tweede kolom van de tabel in deel C van de bijlage bij richtlijn nr. 96/25/EG, ingeval het voedermiddel niet is opgenomen in de lijst, bedoeld onder 1°.;

  • d.

    ingeval een product dat ook als een voedermiddel kan worden aangemerkt is gebruikt om het voedermiddel te denatureren, de aard en de hoeveelheid van dat product in het voedermiddel;

  • e.

    ingeval een product dat ook als een voedermiddel kan worden aangemerkt is gebruikt om het voedermiddel te binden, de aard van dat product.

Artikel

8

§

4

Uitzonderingen op verplichte aanduidingen

Artikel

9

De artikelen 6, 7 en 8 zijn niet van toepassing op een voedermiddel dat voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a.

    het voedermiddel is in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, en heeft niet meer dan een eenvoudige bewerking ondergaan;

  • b.

    aan het voedermiddel is geen ander toevoegingsmiddel dan een conserveermiddel toegevoegd;

  • c.

    het voedermiddel wordt door een in Nederland gevestigde producent die landbouwer is afgeleverd aan een in Nederland gevestigde veehouder die eindgebruiker is.

Artikel

10

Artikel 6, aanhef in samenhang met onderdeel d, is niet van toepassing op:

  • a.

    melk of een melkproduct;

  • b.

    gelatine;

  • c.

    gehydrolyseerd eiwit met een molecuulgewicht van minder dan 10.000 dalton, dat voldoet aan elk van de volgende voorwaarden:

    • 1°.

      het is verkregen uit huiden, afkomstig van dieren die in een slachthuis zijn geslacht, waarbij door een officiële dierenarts een antemortemkeuring is verricht overeenkomstig hoofdstuk VI van bijlage I bij richtlijn nr. 64/433/EEG van de Raad van de Europese Economische Gemeenschap inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in vers vlees (PbEEG P 121), en die op grond van die keuring geschikt zijn bevonden om overeenkomstig die richtlijn te worden geslacht;

    • 2°.

      het is vervaardigd met gebruikmaking van een productieprocédé waarbij de nodige maatregelen worden getroffen om verontreiniging van de huiden, bedoeld in onderdeel 1°, zoveel mogelijk te voorkomen, de huiden worden gepekeld, gekalkt en intensief gewassen en het materiaal vervolgens wordt blootgesteld aan een pH van meer dan 11 gedurende meer dan 3 uur bij een temperatuur van meer dan 80 °C, en de huiden daarna een hittebehandeling ondergaan bij meer dan 140 °C gedurende 30 minuten bij een druk van meer dan 3,6 bar;

    • 3°.

      het is afkomstig uit een inrichting dat een programma inzake interne controles uitvoert;

  • d.

    dicalciumfosfaat uit ontvette beenderen;

  • e.

    gedroogd plasma en andere bloedproducten.

Artikel

12

Artikel 7, aanhef in samenhang met de onderdelen a tot en met c, is niet van toepassing indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    de verkrijger heeft vóór de transactie schriftelijk afgezien van deze informatie;

  • b.

    het voedermiddel is vers of verduurzaamd, heeft niet meer dan een eenvoudige bewerking ondergaan, en wordt in een hoeveelheid met een gewicht van 10 kg of minder afgeleverd aan een in Nederland gevestigde eindgebruiker door een vervreemder die eveneens in Nederland is gevestigd.

Artikel

13

Ten aanzien van een voedermiddel dat vanuit een derde land voor het eerst in het verkeer wordt gebracht en ten aanzien waarvan de aanduidingen, bedoeld in artikel 7, onderdelen a tot en met c, niet kunnen worden aangebracht doordat in het desbetreffende derde land de middelen ontbreken voor de uitvoering van de benodigde analyses, kunnen in plaats van deze aanduidingen voorlopige aanduidingen zijn aangebracht onder de volgende voorwaarden:

  • a.

    de Voedsel en Waren Autoriteit wordt van tevoren in kennis gesteld van de aankomst van het voedermiddel;

  • b.

    de definitieve aanduidingen worden binnen een termijn van 10 werkdagen na de datum van aankomst van het voedermiddel aan de verkrijger en aan de Voedsel en Waren Autoriteit verstrekt;

  • c.

    bij de voorlopige aanduidingen wordt het volgende, in vet gedrukte letters, vermeld: ‘voorlopige gegevens over [1], te bevestigen door [2] vóór [3]’, waarbij wordt ingevuld voor:

    • [1] het referentienummer van het te analyseren monster;

    • [2] de naam en het adres van het met de analyses belaste laboratorium;

    • [3] de datum van afloop van de termijn, bedoeld in onderdeel b.

§

5

Facultatieve aanduidingen

Artikel

14

Andere aanduidingen met betrekking tot het voedermiddel kunnen worden vermeld indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanduidingen hebben betrekking op objectieve of meetbare elementen die kunnen worden bewezen en kunnen de verkrijger niet misleiden;

  • b.

    de aanduidingen worden apart van de aanduidingen, bedoeld in de paragrafen 3 en 4, aangebracht.

Hoofdstuk

4

Vervangende voederproteïnen

Artikel

15

Met betrekking tot een vervangende voederproteïne worden de aanduidingen, opgenomen bij de desbetreffende vervangende voederproteïne in de zevende kolom van de bijlage bij richtlijn nr. 82/471/EEG, vermeld.

Artikel

16

Artikel

17

Hoofdstuk

5

Mengvoeders

§

1

Verpakking

Artikel

18

§

2

Verplichte aanduidingen

Artikel

19

Met betrekking tot een mengvoeder wordt vermeld:

  • a.

    de benaming ‘volledig diervoeder’, ‘aanvullend diervoeder’, ‘mineralenmengsel’, ‘melassevoeder’, ‘volledig kunstmelkvoeder’ of ‘aanvullend kunstmelkvoeder’, al naar gelang de aard van het mengvoeder;

  • b.

    de diersoort of de categorie dieren waarvoor het mengvoeder is bestemd;

  • c.

    de gebruiksaanwijzing die een nauwkeurige bestemming van het mengvoeder aangeeft en een passend gebruik daarvan mogelijk maakt;

  • d.

    de netto-hoeveelheid, uitgedrukt in:

    • gewichtseenheden, ingeval het mengvoeder een vast product is;

    • gewichtseenheden of volume-eenheden, ingeval het mengvoeder een vloeibaar product is;

  • e.

    de garantiedatum, overeenkomstig artikel 34;

  • f.

    het referentienummer van de partij.

Artikel

20

Met betrekking tot de bestanddelen in het mengvoeder wordt of worden vermeld:

  • a.

    de in het mengvoeder verwerkte voedermiddelen, overeenkomstig de artikelen 30, 31 en 32;

  • b.

    het watergehalte, indien dit hoger is dan 14%;

  • c.

    het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as, overeenkomstig artikel 33, ingeval:

  • d.

    het gehalte aan analytische bestanddelen, opgenomen in de tweede kolom van de tabel in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 79/373/EEG, al naar gelang de aard van het mengvoeder en voorzover het mengvoeder is bestemd voor een diersoort of diercategorie die in de derde kolom van die tabel bij het desbetreffende bestanddeel is vermeld;

  • e.

    de tekst ‘Dit mengvoeder bevat van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit dat niet aan landbouwhuisdieren mag worden vervoederd.’, ingeval het mengvoeder van weefsel van zoogdieren afkomstig eiwit bevat en is bestemd voor andere dieren dan huisdieren.

Artikel

21

Met betrekking tot degene die verantwoordelijk is voor de vermelding van de aanduidingen wordt vermeld:

  • a.

    diens naam of handelsnaam;

  • b.

    diens adres of zetel;

  • c.

    In voorkomend geval, diens erkenningsnummer dan wel registratienummer.

§

3

Uitzonderingen op verplichte aanduidingen

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

25

In afwijking van artikel 20, onderdeel b, wordt het watergehalte, ingeval het mengvoeder:

  • a.

    een kunstmelkvoeder is of een ander mengvoeder dan een kunstmelkvoeder is met een gehalte aan melkproducten van meer dan 40%, vermeld indien dit hoger is dan 7%;

  • b.

    een mineralenmengsel zonder organische bestanddelen is, vermeld indien dit hoger is dan 5%;

  • c.

    een mineralenmengsel met organische bestanddelen is, vermeld indien dit hoger is dan 10%.

§

4

Facultatieve aanduidingen

Artikel

26

Met betrekking tot een mengvoeder kan worden vermeld:

  • a.

    de prijs;

  • b.

    de handelsbenaming of het handelsmerk;

  • c.

    het land van productie of fabricage;

  • d.

    de toestand waarin het mengvoeder zich bevindt of de bijzondere behandeling die het heeft ondergaan;

  • e.

    de fabricagedatum, overeenkomstig artikel 35.

Artikel

27

Met betrekking tot de bestanddelen in een mengvoeder kan worden vermeld:

  • a.

    het watergehalte, in andere gevallen dan bedoeld in artikel 20, onderdeel b, of 25;

  • b.

    het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as, overeenkomstig artikel 33, indien dit gehalte lager is dan het maximumgehalte, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het besluit;

  • c.

    het gehalte aan analytische bestanddelen, opgenomen in de tweede kolom van de tabel in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 79/373/EEG, al naar gelang de aard van het mengvoeder en voorzover het mengvoeder is bestemd voor een diersoort of diercategorie die in de vierde kolom van die tabel bij het desbetreffende bestanddeel is vermeld.

Artikel

28

Artikel

29

Andere aanduidingen dan bedoeld in de artikelen 19 tot en met 28 kunnen worden vermeld indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a.

    zij hebben betrekking op objectieve of meetbare gegevens die kunnen worden aangetoond;

  • b.

    zij hebben geen betrekking op:

§

5

Aanvullende regels over de wijze van aanduiding

Artikel

30

Artikel

31

De voedermiddelen in mengvoeders worden in afnemende volgorde van grootte van hun aandeel in het gewicht van het mengvoeder vermeld.

Artikel

32

Artikel

33

Het gehalte aan in zoutzuur onoplosbare as wordt vermeld als percentage ten opzichte van het gewicht van het mengvoeder als zodanig.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

§

6

Aanvullende regels over diervoeders met een bijzonder voedingsdoel

Artikel

38

Artikel

39

In aanvulling op artikel 19, onderdeel c, worden of wordt op de gebruiksaanwijzing bij een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel:

  • a.

    in voorkomend geval de teksten en gegevens vermeld die in deel B van de bijlage bij richtlijn nr. 94/39/EG bij het bijzondere voedingsdoel en de diercategorie of diersoort waarvoor het is bestemd zijn opgenomen;

  • b.

    een advies gegeven over de samenstelling van het dagrantsoen indien het voeder een aanvullend diervoeder is.

Artikel

40

Met betrekking tot een diervoeder met een bijzonder voedingsdoel kan het volgende worden vermeld:

  • a.

    de specifieke pathologische toestand, voorzover:

    • 1°.

      deze overeenkomt met het voedingsdoel, en

    • 2°.

      is voldaan aan de voorwaarden, gesteld in artikel 29;

  • b.

    gegevens waarmee de aandacht wordt gevestigd op de aanwezigheid van een of meer analytische bestanddelen die kenmerkend zijn voor het voeder, of op een laag gehalte daarvan, voorzover het minimum- of maximumgehalte aan de desbetreffende bestanddelen in het gewicht van het voeder:

    • 1°.

      wordt uitgedrukt in een percentage, en

    • 2°.

      duidelijk wordt aangegeven bij de bestanddelen.

§

7

Aanvullende regels over mengvoeders waarin een toevoegingsmiddel is verwerkt

Artikel

41

Met betrekking tot een toevoegingsmiddel in een mengvoeder wordt of worden vermeld:

  • a.

    de benaming, tenzij het middel uit een van de volgende stoffen bestaat:

    • 1°.

      een spoorelement, met uitzondering van koper;

    • 2°.

      een vitamine, met uitzondering van de vitaminen A, D en E;

    • 3°.

      een provitamine of een stof met een daaraan analoge werking;

    • 4°.

      een enzym;

    • 5°.

      een micro-organisme;

  • b.

    het gehalte aan:

    • 1°.

      toegevoegde werkzame stoffen, indien het middel een antibioticum, een coccidiostaticum, een andere geneeskrachtige stof of een groeibevorderende stof, of vitamine A of D is;

    • 2°.

      alfa-tocoferolen, indien het middel vitamine E is;

    • 3°.

      koper, uitgedrukt in Cu, indien het middel koper bevat;

  • c.

    de garantiedatum, dan wel de houdbaarheidstermijn, indien het middel een antibioticum, een coccidiostaticum, een andere geneeskrachtige stof of een groeibevorderende stof, of vitamine A, D of E is;

  • d.

    het erkenningsnummer van de fabrikant van het toevoegingsmiddel, indien het middel een antibioticum, een coccidiostaticum, een andere geneeskrachtige stof of een groeibevorderende stof is;

  • e.

    de, voor de benaming, bedoeld in onderdeel a, te plaatsen, tekst:

    • 1°.

      ‘oxydatietegengaande stof’, indien het middel een oxydatietegengaande stof is en het voeder is bestemd voor huisdieren;

    • 2°.

      ‘kleurstof’ of ‘gekleurd met’, indien het middel een kleurstof, met inbegrip van pigmenten, is en het voeder is bestemd voor huisdieren;

    • 3°.

      ‘conserveermiddel’ of ‘geconserveerd met’, indien het middel een conserveermiddel is en het voeder is bestemd voor huisdieren;

  • f.

    de aanduidingen, bedoeld in artikel 43, indien het middel een enzym is;

  • g.

    de aanduidingen, bedoeld in artikel 44, indien het middel een micro-organisme is;

  • h.

    de gegevens over het passend gebruik van het mengvoeder, voorzover dit ingevolge de voorschriften, gegeven bij de communautaire toelating, van het middel is verplicht.

Artikel

42

Artikel

43

De aanduidingen, bedoeld in artikel 41, onderdeel f, zijn:

  • a.

    de specifieke benaming van elk actief bestanddeel volgens zijn enzymatische werking, zoals vermeld in de communautaire toelating;

  • b.

    het identificatienummer, verleend door de ‘International Union of Biochemistry’;

  • c.

    het aantal activiteitseenheden per gram of per milliliter, uitgedrukt in µmol-product dat per minuut vrijkomt per gram enzympreparaat;

  • d.

    het EG-registratienummer van het verwerkte enzym;

  • e.

    de garantiedatum, dan wel de houdbaarheidstermijn;

  • f.

    de significante bijzondere kenmerken, veroorzaakt door het bereidingsprocédé, voorzover dit ingevolge de voorschriften, gegeven bij de communautaire toelating is verplicht.

Artikel

44

De aanduidingen, bedoeld in artikel 41, onderdeel g, zijn:

  • a.

    de identificatie van elke stam, zoals vermeld in de communautaire toelating van het toevoegingsmiddel;

  • b.

    het deponeringsnummer van elke stam, zoals vermeld in de communautaire toelating van het toevoegingsmiddel;

  • c.

    het aantal kolonievormende eenheden, uitgedrukt in CFU per kilogram;

  • d.

    het EG-registratienummer van het verwerkte micro-organisme;

  • e.

    de garantiedatum, dan wel de houdbaarheidstermijn;

  • f.

    de significante bijzondere kenmerken, veroorzaakt door het bereidingsprocédé, voorzover dit ingevolge de voorschriften, gegeven bij de communautaire toelating van het toevoegingsmiddel, is verplicht.

Artikel

45

Artikel

46

§

8

Aanvullende regels over mengvoeders waarin een vervangende voederproteïne is verwerkt

Artikel

47

Met betrekking tot een vervangende voederproteïne in een mengvoeder worden de aanduidingen, bedoeld in artikel 15, vermeld.

Hoofdstuk

6

Erkenningen en registraties ingevolge richtlijn nr. 95/69/EG

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

48

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    bedrijf: inrichting waar toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders worden bereid of bewerkt, en in voorkomend geval in verband daarmee in voorraad of voorhanden worden gehouden;

  • b.

    tussenpersoon: rechtspersoon of natuurlijke persoon die toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of mengvoeders anders dan in een stadium van bereiding, bewerking of gebruik in voorraad of voorhanden heeft.

Artikel

49

Als bevoegde autoriteiten als bedoeld in de hoofdstukken I.1.b, I.2.b, I.3.b, I.4 en II.c van de bijlage bij richtlijn nr. 95/69/EG worden aangewezen de ambtenaren, bedoeld in artikel 97.

§

2

Producten waarvoor een erkenning is vereist

Artikel

50

Als toevoegingsmiddelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor een erkenning is vereist voor een bedrijf of tussenpersoon om die te bereiden, in voorraad of voorhanden te hebben of in het verkeer te brengen, worden aangewezen:

  • a.

    antibiotica;

  • b.

    coccidiostatica en andere geneeskrachtige stoffen;

  • c.

    groeibevorderende stoffen;

  • d.

    vitaminen, provitaminen en stoffen met een daaraan analoge werking, die chemisch duidelijk omschreven zijn;

  • e.

    sporenelementen;

  • f.

    enzymen;

  • g.

    micro-organismen;

  • h.

    carotenoïden en xanthofyllen;

  • i.

    oxidatietegengaande stoffen, voorzover bij de communautaire toelating van het middel een maximumgehalte in volledige diervoeders is vastgesteld.

Artikel

51

Als vervangende voederproteïnen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor een erkenning is vereist voor een bedrijf of tussenpersoon om die te bereiden, in voorraad of voorhanden te hebben of in het verkeer te brengen, worden aangewezen:

  • a.

    vervangende voederproteïnen verkregen uit de volgende groepen micro-organismen:

    • 1°.

      bacteriën, algen en draadvormige schimmels;

    • 2°.

      gist, met uitzondering van gist gekweekt op substraten van dierlijke of plantaardige oorsprong;

  • b.

    bijproducten van de vervaardiging van aminozuren door gisting;

  • c.

    aminozuren en zouten daarvan;

  • d.

    hydroxy-analogen van aminozuren.

Artikel

52

Als voormengsels als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor een erkenning is vereist voor een bedrijf of tussenpersoon om die te bereiden, in voorraad of voorhanden te hebben of in het verkeer te brengen, worden aangewezen:

  • a.

    mengsels, vervaardigd op basis van een toevoegingsmiddel als bedoeld in artikel 50, onderdelen a, b en c;

  • b.

    mengsels, vervaardigd op basis van de vitaminen A of D;

  • c.

    mengsels, vervaardigd op basis van koper of selenium.

Artikel

53

Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor een erkenning is vereist voor een bedrijf om die te bereiden, in voorraad of voorhanden te hebben of in het verkeer te brengen, worden aangewezen mengvoeders die voormengsels bevatten, vervaardigd op basis van een toevoegingsmiddel als bedoeld in artikel 50, onderdelen a, b en c.

§

3

Producten waarvoor een registratie is vereist

Artikel

54

Als toevoegingsmiddelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor een registratie is vereist voor een bedrijf of tussenpersoon om die te bereiden, in voorraad of voorhanden te hebben of in het verkeer te brengen, worden aangewezen andere toevoegingsmiddelen dan die als bedoeld in artikel 50, voorzover bij de communautaire toelating een maximumgehalte in volledige diervoeders is vastgesteld.

Artikel

55

Als voormengsels als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor een registratie is vereist voor een bedrijf of tussenpersoon om die te bereiden, in voorraad of voorhanden te hebben of in het verkeer te brengen, worden aangewezen:

  • a.

    mengsels, vervaardigd op basis van een toevoegingsmiddel als bedoeld in artikel 50, onderdeel f, g, h of i;

  • b.

    mengsels, vervaardigd op basis van een toevoegingsmiddel als bedoeld in artikel 50, onderdeel d, met uitzondering van de vitaminen A en D;

  • c.

    mengsels, vervaardigd op basis van sporenelementen, met uitzondering van koper en selenium.

Artikel

56

Als diervoeders als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, waarvoor een erkenning is vereist voor een bedrijf om die te bereiden, in voorraad of voorhanden te hebben of in het verkeer te brengen, worden aangewezen:

§

4

Eisen aan erkenning

Artikel

57

Artikel

58

§

5

Eisen aan registratie

Artikel

59

§

6

De aanvraag tot erkenning of registratie

Artikel

60

Artikel

61

Artikel

62

De houder van een erkenning of registratie stelt de Voedsel en Waren Autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand schriftelijk in kennis van wijziging van de volgende gegevens:

  • a.

    naam, adres of zetel van de houder;

  • b.

    naam, adres of zetel van een bedrijf waarop de erkenning of registratie betrekking heeft;

  • c.

    stopzetting van de activiteit waarop de erkenning of registratie betrekking heeft;

  • d.

    opheffing van zijn onderneming.

Artikel

63

In een openbaar register, dat ter inzage ligt bij de Voedsel en Waren Autoriteit, worden de volgende gegevens vastgelegd:

  • a.

    naam, adres en zetel van de houder van een erkenning of registratie;

  • b.

    naam, adres en zetel van een bedrijf of tussenpersoon waarop een erkenning of registratie betrekking heeft;

  • c.

    de bij de erkenning of registratie behorende erkennings-, onderscheidenlijk registratienummers.

Artikel

64

Artikel

65

In afwijking van artikel 64 kan in voorkomend geval onderzoek naar de eisen, opgenomen in de bijlage bij richtlijn nr. 95/69/EG, hoofdstuk I.1.b, onderdelen 1, 2, 3, 6.1 en 8, achterwege blijven indien een erkenning betrekking heeft op een toevoegingsmiddel waarvoor reeds een vergunning om het als diergeneesmiddel te vervaardigen is verleend als bedoeld in artikel 21, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet.

Artikel

66

In afwijking van artikel 64, eerste lid, kan in voorkomend geval onderzoek naar de eisen, naar gelang het geval opgenomen in de bijlage bij richtlijn nr. 95/69/EG, hoofdstuk I.1.b, onderdeel 7, dan wel hoofdstuk I.2.b, onderdeel 7, achterwege blijven indien een aanvraag tot erkenning betrekking heeft op een tussenpersoon die producten in het verkeer brengt zonder die in voorraad of voorhanden te hebben en die schriftelijk aan de Voedsel en Waren Autoriteit verklaart te voldoen aan de eisen, gesteld in de bijlage bij richtlijn nr. 95/69/EG, hoofdstuk I.1.b, onderdeel 6.2, onderscheidenlijk hoofdstuk I.2.b, onderdeel 6.2.

§

7

Erkenningen en registraties verleend door andere lidstaten van de Europese Unie

Artikel

67

Hoofdstuk

7

Regels ter uitvoering van communautaire verordeningen

§

1

Regels ter uitvoering van verordening (EG) nr. 999/2001

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

De ambtenaren, bedoeld in artikel 97, zijn de bevoegde autoriteit, bedoeld in de volgende punten van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001:

  • a.

    punt 2.I, onderdelen:

    • 1°.

      B, onder c, onder ii, derde gedachtestreepje;

    • 2°.

      C, onder b, onder ii, derde gedachtestreepje;

    • 3°.

      D, onder b, onder ii, derde gedachtestreepje;

    • 4°.

      E, onder a, eerste alinea, en onder e;

  • b.

    punt 3.II, onderdeel B, onder a en c, onder ii en iii, laatste alinea, en onderdeel E.

§

2

Regels ter uitvoering van overige Europese verordeningen

Artikel

74

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

75

Artikel

76

Het is verboden in strijd te handelen met de artikelen 4, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en 5, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1830/2003.

§

3

De aanvraag tot erkenning, registratie of goedkeuring, vereist op grond van Europese verordeningen

Artikel

78

Artikel

79

De houder van een erkenning, registratie of goedkeuring stelt de Voedsel en Waren Autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand schriftelijk in kennis van wijziging van de volgende gegevens:

  • a.

    naam, adres of zetel van de houder;

  • b.

    naam, adres of zetel van een bedrijf waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;

  • c.

    stopzetting van de activiteit waarop de erkenning, registratie of goedkeuring betrekking heeft;

  • d.

    opheffing van zijn onderneming.

Artikel

80

In een openbaar register, dat ter inzage ligt bij de Voedsel en Waren Autoriteit, worden de volgende gegevens vastgelegd:

  • a.

    naam, adres en zetel van de houder van een erkenning of registratie;

  • b.

    naam, adres en zetel van een bedrijf waarop een erkenning of registratie betrekking heeft;

  • c.

    de bij de erkenning of registratie behorende erkennings-, onderscheidenlijk registratienummers.

Hoofdstuk

8

Regels over de in- en uitvoer

Artikel

81

De eisen, bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de wet zijn:

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders blijven ter beschikking van de ambtenaar van de Voedsel en Waren Autoriteit indien hij dat nodig acht, onder door hem te bepalen voorwaarden en voor rekening van de verzender of diens gemachtigde dan wel de importeur, tot de controles, bedoeld in artikel 84, zijn afgerond en de uitslagen daarvan bekend zijn.

Artikel

86

Artikel

87

De in hoofdstuk 6, paragrafen 2 en 3, aangewezen toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders die afkomstig zijn uit een derde land, zijn afkomstig van bedrijven die:

  • a.

    een in een lidstaat gevestigde vertegenwoordiger hebben, welke vertegenwoordiger aan de bevoegde autoriteiten van die lidstaat een verklaring heeft afgegeven, waarin hij zich aan elk van de volgende eisen verbindt:

    • 1°.

      ervoor te zorgen dat de bedrijven ten minste voldoen aan de eisen die naar gelang het geval voor erkenning of registratie gelden ingevolge richtlijn nr. 95/69/EG, dan wel artikel 27 van het besluit, ingeval hij in Nederland is erkend of geregistreerd;

    • 2°.

      een gegevensbestand bij te houden over de toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels of diervoeders die door de bedrijven die hij vertegenwoordigt in het verkeer zijn gebracht. Het gegevensbestand voldoet aan de eisen met betrekking tot documentatie, neergelegd in richtlijn nr. 95/69/EG;

  • b.

    met inbegrip van de vertegenwoordiger, bedoeld in onderdeel a, voldoen aan de voorwaarden die krachtens de regelgeving van de Europese Gemeenschappen gelden voor het op het grondgebied van de Europese Gemeenschap brengen van producten, dan wel, indien gebleken is dat niet aan die voorwaarden wordt voldaan, binnen een redelijke termijn alsnog aan die voorwaarden voldoen.

Artikel

88

Hoofdstuk

9

Regels over retributies

Artikel

89

Ter vergoeding van de kosten ter behandeling van een aanvraag tot erkenning of registratie als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, tot erkenning als bedoeld in artikel 72, derde lid, onderdeel a, dan wel tot wijziging van voorbedoelde erkenningen of registratie, wordt bij de aanvrager in rekening gebracht:

  • a.

    € 55,77 aan administratiekosten per aanvraag;

  • b.

    € 45,63 als starttarief voor een onderzoek ter plaatse naar het voldoen aan de eisen aan de erkenning of registratie, vermeerderd met:

    • 1°.

      € 20,28 per kwartier dat aan het onderzoek door een academisch geschoolde ambtenaar is besteed;

    • 2°.

      € 15,21 per kwartier dat aan het onderzoek door een niet-academisch geschoolde ambtenaar is besteed.

Artikel

90

Ter vergoeding van de kosten voor het onderzoek, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt bij de houder van een erkenning of registratie € 30,42 als starttarief in rekening gebracht, vermeerderd met:

  • a.

    € 20,28 per kwartier dat aan het onderzoek door een academisch geschoolde ambtenaar is besteed;

  • b.

    € 15,21 per kwartier dat aan het onderzoek door een niet-academisch geschoolde ambtenaar is besteed.

Artikel

91

Ter vergoeding van de kosten voor het behandelen van een aanvraag als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet wordt of worden bij de aanvrager in rekening gebracht:

  • a.

    € 55,77 aan administratiekosten per aanvraag;

  • b.

    de werkelijke ter behandeling van de aanvraag gemaakte kosten van het laboratorium- of dossieronderzoek, met inbegrip van en voorzover van toepassing, de administratiekosten, de loonkosten en de sociale premies van de met de onderzoeken belaste personen.

Artikel

92

Artikel

93

Ter vergoeding van de kosten ter behandeling van een aanvraag tot toestemming als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel b, van het besluit, wordt bij de aanvrager in rekening gebracht:

  • a.

    € 55,77 aan administratiekosten per aanvraag;

  • b.

    € 45,63 als starttarief voor een onderzoek naar het voldoen aan de eisen aan de toestemming, vermeerderd met:

    • 1°.

      € 20,28 per kwartier dat aan het onderzoek door een academisch geschoolde ambtenaar is besteed;

    • 2°.

      € 15,21 per kwartier dat aan het onderzoek door een niet-academisch geschoolde ambtenaar is besteed.

Artikel

94

Ter vergoeding van de kosten ter uitvoering van verrichtingen op verzoek wordt bij de aanvrager in rekening gebracht:

  • a.

    € 20,28 aan administratiekosten per verzoek;

  • b.

    € 34,63 als starttarief per verrichting die op één dag, in een aaneengesloten periode, reguliere pauzes daaronder inbegrepen, op één plaats worden verricht, vermeerderd met:

    • 1°.

      € 26,48 per kwartier dat aan de verrichtingen door een academisch geschoolde ambtenaar is besteed;

    • 2°.

      € 21,33 per kwartier dat aan de verrichtingen door een niet-academisch geschoolde ambtenaar is besteed;

  • c.

    de werkelijke gemaakte kosten van laboratorium- of dossieronderzoek, met inbegrip van en voorzover van toepassing, de administratiekosten, de loonkosten en de sociale premies van de met de onderzoeken belaste personen;

  • d.

    € 18,71 voor de afgifte van een document.

Artikel

95

Hoofdstuk

10

Overige bepalingen

§

1

Aanwijzing toevoegingsmiddelen en andere producten als bedoeld in artikel 7 van de wet

Artikel

96

De in hoofdstuk 6, paragrafen 2 en 3, aangewezen toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels en diervoeders worden aangewezen als toevoegingsmiddelen, vervangende voederproteïnen, voormengsels, onderscheidenlijk diervoeders als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet.

§

2

Aanwijzing toezichthouders en laboratoria

Artikel

97

Als ambtenaren als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b.

    de ambtenaren van Algemene Inspectiedienst van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel

98

Artikel

99

Als instellingen als bedoeld in artikel 23 van de wet worden aangewezen:

  • a.

    RIKILT te Wageningen;

  • b.

    de laboratoria van de Voedsel en Waren Autoriteit;

  • c.

    het Belastingdienst/Douane West/Douane Laboratorium te Amsterdam;

  • d.

    LabCo B.V. te Europoort;

  • e.

    TNO-Voeding te Zeist.

§

3

Aanwijzing schadelijke stoffen

Artikel

100

Als schadelijke stoffen als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    voedermiddelen als bedoeld in artikel 3 van de wet;

  • b.

    ongewenste stoffen, voorzover aanwezig in een diervoeder met een hoger gehalte dan vastgesteld in artikel 2;

  • c.

    van zoogdieren afkomstige eiwitten als bedoeld in artikel 7 van verordening (EG) nr. 999/2001, voorzover deze in strijd met de bepalingen uit die verordening of de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften zijn vervoederd;

  • d.

    de dierlijke producten, opgenomen in punt 1 van bijlage IV bij verordening (EG) nr. 999/2001, voorzover deze in strijd met de bepalingen uit die verordening of de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften zijn vervoederd;

  • e.

    dierlijke bijproducten en verwerkte producten als bedoeld in artikel 22 van verordening (EG) nr. 1774/2002, voorzover deze in strijd met dat artikel zijn vervoederd;

  • f.

    farmacologisch werkzame substanties die niet zijn opgenomen in bijlage I, II of III bij verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 26 juni 1990 houdende een communautaire procedure tot vaststelling van maximumwaarden voor residuen van geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik in levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG L 224).

§

4

Nadere regelen over het gebruik van toevoegingsmiddelen of vervangende voederproteïnen in een proefstadium of voor onderzoeksdoeleinden

Artikel

101

Artikel

103

§

5

Verrichtingen op verzoek

Artikel

104

§

6

Nadere regelen omtrent het verstrekken van inlichtingen

Artikel

105

De inlichtingen die ingevolge artikel 32, eerste lid, van de wet worden verstrekt bevatten ten minste:

  • a.

    gegevens die een nauwkeurige identificatie van de producten waarop de inlichtingen betrekking hebben mogelijk maken;

  • b.

    een zo volledig mogelijke beschrijving van het risico dat de producten opleveren;

  • c.

    gegevens die kunnen worden gebruikt om de producten op te sporen.

Artikel

106

Inlichtingen als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de wet die op een andere wijze worden verstrekt dan door toezending van een schriftelijke en ondergetekende verklaring, worden onverwijld bevestigd door middel van een schriftelijke en ondergetekende verklaring.

§

7

Heronderzoek

Hoofdstuk

11

Overgangsbepalingen

Artikel

112

Artikel

113

Hoofdstuk

12

Slotbepalingen

Artikel

114

Artikel

115

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling diervoeders.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.P.Veerman