Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK (MV-besluit diensthoofden BZK)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
In overeenstemming met de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;
Gezien het advies van de Groepsondernemingsraad;

Besluit:

Paragraaf

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • ministerie: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; onderscheidenlijk de minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties;

  • stuk: een stuk dat een besluit inhoudt of een ander stuk dat wordt toegerekend aan de minister;

  • diensthoofd: de plaatsvervangend secretaris-generaal, een directeur-generaal, het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, het hoofd van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid van het ministerie, of de algemeen directeur Gemeenschappelijke Diensten.

Paragraaf

2

Algemeen mandaat en volmacht diensthoofden

Artikel

2:1

Artikel

2:2

Het mandaat en de volmacht van het diensthoofd wordt uitgeoefend ten aanzien van aangelegenheden die behoren tot het werkterrein van het diensthoofd overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2004 en die, onverminderd het bepaalde in het MV-besluit secretaris-generaal BZK onderscheidenlijk dit besluit, redelijkerwijs niet behoren te worden voorgelegd aan de minister of de secretaris-generaal.

Artikel

2:3

Onverminderd het bepaalde in het MV-besluit secretaris-generaal BZK onderscheidenlijk dit besluit, heeft het mandaat en de volmacht van het diensthoofd in ieder geval betrekking op:

  • a.

    de taken van het diensthoofd en de onder het diensthoofd ressorterende functionarissen en dienstonderdelen, genoemd in het Organisatiebesluit BZK 2004, en het uitoefenen van integraal management dienaangaande met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • b.

    het vaststellen van de formatie van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen;

  • c.

    het leiding geven aan de rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;

  • d.

    het optreden als bestuurder in de zin van de Wet op de ondernemingsraden in het overleg met de ondernemingsraad van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen, voor zover niet een onder het diensthoofd ressorterende functionaris als zodanig optreedt;

  • e.

    het vertegenwoordigen van de minister namens de Staat in gerechtelijke procedures waarbij het dienstonderdeel is betrokken, onverminderd het bepaalde in artikel 3:1;

  • f.

    het vaststellen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2004;

  • g.

    het beheer van de archiefbescheiden van de onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen op grond van de desbetreffende departementale regelgeving;

  • h.

    het afnemen van de eed of de belofte van ambtenaren die worden aangesteld bij een onder het diensthoofd ressorterend dienstonderdeel;

  • i.

    het beslissen op bezwaarschriften gericht tegen besluiten inzake aangelegenheden die behoren tot zijn werkterrein overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2004, onverminderd artikel 3:1 van dit besluit en voor zover in wet- en regelgeving niet anders is bepaald.

Paragraaf

3

Bijzonder mandaat en volmacht diensthoofden

Artikel

3:4

Ten aanzien van het mandaat en de volmacht van de directeur-generaal Veiligheid met betrekking tot het beheer van het Korps Landelijke Politiediensten onderscheidenlijk de Informatie- en communicatietechnologie Organisatie, geldt het volgende:

  • a.

    artikel 5:3 van dit besluit is niet van toepassing;

  • b.

    artikel 8:2, eerste lid en artikel 8:3 zijn slechts van toepassing op voornoemde dienstonderdelen voor zover dit door de directeur-generaal Veiligheid, de korpschef van het Korps Landelijke Politiediensten of de directeur Informatie- en communicatietechnologie Organisatie is bepaald.

Artikel

3:5

Onverminderd artikel 5:1, onder e, omvat het mandaat van de directeur-generaal Koninkrijksrelaties en Bestuur tevens de bevoegdheid om te beslissen op bezwaarschriften tegen namens de minister genomen besluiten met betrekking tot de uitvoering van de begroting voor Koninkrijksrelaties.

Paragraaf

4

Ondertekening door diensthoofden

Artikel

4

Paragraaf

5

Beperkingen mandaat en volmacht diensthoofden

Artikel

5:1

Het mandaat en de volmacht van het diensthoofd is niet van toepassing:

  • a.

    indien bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

  • b.

    indien de aard van de bevoegdheid of het stuk zich daartegen verzet;

  • c.

    indien het een stuk betreft dat bij de ontvanger de indruk kan wekken dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt die door de minister behoort te worden genomen;

  • d.

    op besluiten en stukken met betrekking tot politieke of maatschappelijke aangelegenheden van principiële aard;

  • e.

    indien het een bezwaarschrift betreft dat gericht is tegen een besluit dat door de minister, de secretaris-generaal of het diensthoofd is genomen.

Artikel

5:3

Aan de secretaris-generaal is, voor zover in of krachtens dit besluit niet anders is bepaald, voorbehouden het nemen van besluiten en het afdoen en ondertekenen van stukken met betrekking tot:

  • a.

    de onderdeelsoverstijgende kaders van het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering van het ministerie met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen;

  • b.

    het nader vaststellen van de inrichting van de onder de diensthoofden ressorterende dienstonderdelen op basis van het Organisatiebesluit BZK 2004;

  • c.

    aangelegenheden die op grond van bovendepartementale regelgeving of afspraken op centraal departementaal niveau dienen te worden afgehandeld;

  • d.

    het vertegenwoordigen van de minister namens de Staat bij de toepassing van de Wet op de ondernemingsraden bij het ministerie respectievelijk het optreden als bestuurder in de zin van voornoemde wet in het overleg met de Groepsondernemingsraad van het ministerie;

  • e.

    het vertegenwoordigen van de minister in het departementaal overleg met de centrales van verenigingen van ambtenaren, bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • f.

    personele beheersbeslissingen op grond van het Beheersbesluit KABGNA/KABGA 1998 ten aanzien van de directeuren van de Kabinetten van de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en Aruba;

  • g.

    het optreden als gemachtigd ambtenaar in de zin van de departementale regelgeving met betrekking tot de uitvoering van de Wet openbaarheid van bestuur;

  • h.

    het optreden als bevoegd gezag als bedoeld in de Regeling procedure inzake het omgaan met een vermoeden van een misstand;

  • i.

    het verlenen van ontslag aan een ambtenaar op grond van artikel 125e van de Ambtenarenwet;

  • j.

    het vaststellen en ondertekenen van beleidsregels en circulaires met betrekking tot de aangelegenheden, bedoeld in dit artikel;

  • k.

    het toekennen van vergoeding van representatiekosten op grond van het Besluit representatiekosten rijkspersoneel.

Artikel

5:4

Artikel

5:5

Het buiten invordering stellen of kwijtschelden van een privaatrechtelijke vordering geschiedt met medeparaaf van of namens de directeur Financieel-Economische Zaken en Control bij een bedrag van ten minste € 5.000,– en met inachtneming van de door de Minister van Financiën gestelde voorschriften.

Artikel

5:6

Paragraaf

6

Afwezigheid en verhindering van diensthoofden

Artikel

6

Paragraaf

7

Ondermandaat en doorverlening volmacht diensthoofden

Artikel

7:1

Artikel

7:2

Artikel 7:1 is niet van toepassing op:

  • a.

    het nemen van besluiten met betrekking tot personele aangelegenheden ten aanzien van rechtstreeks onder het diensthoofd ressorterende functionarissen;

  • b.

    het aanstellen van een ambtenaar in tijdelijke dienst met toepassing van artikel 6a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

  • c.

    het aanwijzen van een rijksambtenaar als herplaatsingskandidaat;

  • d.

    het verlenen van ontslag op grond van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement onderscheidenlijk artikel 95 van het Besluit algemene rechtspositie politie;

  • e.

    het vaststellen van beleidsregels en circulaires ten aanzien van aangelegenheden op het werkterrein van het diensthoofd overeenkomstig het Organisatiebesluit BZK 2004, tenzij deze bevoegdheid in hogere regelgeving aan de desbetreffende functionaris is toegekend;

  • f.

    het besluiten tot een reorganisatie;

  • g.

    het toekennen van materiële schadevergoeding vanaf € 2.500,– of immateriële schadevergoeding;

  • h.

    het vaststellen van de formatie van onder het diensthoofd ressorterende dienstonderdelen;

  • i.

    het beslissen op bezwaarschriften.

Artikel

7:3

Paragraaf

8

Overige bepalingen inzake mandaat en volmacht

Artikel

8:1

De uitoefening door het diensthoofd onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde van diens mandaat en volmacht, geschiedt met inachtneming van:

Artikel

8:2

Artikel

8:3

De uitoefening door het diensthoofd onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde van diens mandaat en volmacht, geschiedt met inachtneming van de departementale procedures en richtlijnen.

Artikel

8:4

Het diensthoofd, onderscheidenlijk een op grond van of krachtens dit besluit gemandateerde en gevolmachtigde, legt op verzoek van de minister of de secretaris-generaal mondeling of schriftelijk verantwoording af over de uitoefening van zijn mandaat en volmacht.

Artikel

8:5

Artikel

8:6

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet, beslist de minister die het aangaat of de secretaris-generaal over de verlening van mandaat of een volmacht.

Paragraaf

9

Beheer

Artikel

9:1

Verlening en doorverlening van (onder)mandaat en volmacht op grond van of krachtens dit besluit wordt geregistreerd overeenkomstig het MV-besluit secretaris-generaal BZK.

Artikel

9:2

Artikel

9:3

Paragraaf

10

Slotbepalingen

Artikel

10:1

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na plaatsing van dit besluit in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 september 2004.

Artikel

10:2

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaat- en volmachtbesluit diensthoofden BZK (MV-besluit diensthoofden BZK).

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
voor deze:
de Secretaris-Generaal, J.W.Holtslag