Wet van 19 februari 2005, houdende een nieuwe regeling voor het toelaten van rassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht (Zaaizaad- en plantgoedwet 2005)

Zaaizaad- en plantgoedwet 2005

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een nieuwe regeling voor het toelaten van plantenrassen, het in de handel brengen van teeltmateriaal en het verlenen van kwekersrecht vast te stellen, mede gelet op het op 2 december 1961 te Parijs tot stand gekomen Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1962, 117), zoals dit laatstelijk is herzien bij Akte van 19 maart 1991 (Trb. 1992, 52), alsmede gelet op diverse Europese richtlijnen met betrekking tot het in de handel brengen van teeltmateriaal van verschillende soorten gewassen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • b.

    de Raad: de Raad voor plantenrassen, genoemd in artikel 2;

  • c.

    ras: plantengroep binnen één botanisch taxon van de laagst bekende rang, welke groep, ongeacht of volledig wordt voldaan aan de voorwaarden die deze wet stelt voor de verlening van een kwekersrecht, kan worden

    • gedefinieerd aan de hand van de expressie van de eigenschappen die het resultaat is van een bepaald genotype of een combinatie van genotypen,

    • onderscheiden van elke andere plantengroep op grond van de expressie van ten minste één van die eigenschappen, en

    • beschouwd als een eenheid, gezien zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd;

  • d.

    het rassenregister: het Nederlands rassenregister, genoemd in artikel 25;

  • e.

    opstand: afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen;

  • f.

    teeltmateriaal: planten en plantendelen, die bestemd zijn om voor de teelt van gewassen of ter vermeerdering te dienen dan wel daartoe gebruikt worden;

  • g.

    in de handel brengen: bedrijfsmatig ter beschikking of in voorraad houden, uitstallen of te koop aanbieden, verkopen, bezitten met het oog op de verkoop, alsmede tegen of zonder vergoeding aan derden beschikbaar stellen, leveren of overdragen;

  • h.

    instandhouder: degene die ervoor zorgdraagt dat een toegelaten ras in stand wordt gehouden;

  • i.

    leverancier: elke natuurlijke of rechtspersoon die, anders dan voor gebruik in het eigen bedrijf, beroepshalve teeltmateriaal vermeerdert, produceert, bewaart, be- of verwerkt, importeert of in de handel brengt;

  • j.

    kweker: degene die een ras door eigen arbeid heeft gekweekt of die het ras heeft ontdekt en ontwikkeld, of diens rechtverkrijgende;

  • k.

    Unie: Unie tot bescherming van kweekprodukten, gevormd door de staten die partij zijn bij het op 2 december 1961 te Parijs tot stand gekomen Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekprodukten (Trb. 1962, 117), zoals dit laatstelijk is herzien bij Akte van 19 maart 1991 (Trb. 1992, 52);

  • l.

    Unie-staat: staat die deel uitmaakt van de Unie;

  • m.

    handelsrichtlijn of -verordening: richtlijn, onderscheidenlijk verordening, van de Raad van de Europese Unie of van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk die geheel of gedeeltelijk berust op de artikelen 37, 52, 95, 152 of 175 van het EG-Verdrag, betrekking heeft op de plantaardige sector en regels stelt over de economische activiteiten in die sector, de belangen van afnemers, de interne markt, de kwaliteit, de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen van teeltmateriaal, het milieu, de volksgezondheid, technische eisen of het verschaffen van informatie;

  • n.

    gedelegeerde richtlijn, verordening of beschikking: richtlijn, verordening, onderscheidenlijk beschikking, van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die berust op een handelsrichtlijn of -verordening.

Hoofdstuk

2

Raad voor plantenrassen

Artikel

2

Er is een Raad voor plantenrassen, die tot taak heeft:

  • a.

    het inschrijven van rassen en opstanden in het rassenregister overeenkomstig hoofdstuk 4 van deze wet;

  • b.

    het toelaten van rassen en opstanden overeenkomstig hoofdstuk 5 van deze wet;

  • c.

    het verlenen van kwekersrecht overeenkomstig hoofdstuk 7 van deze wet;

  • d.

    het op grond van artikel 26 opstellen en bekend maken van nationale lijsten van toegelaten rassen en opstanden, en

  • e.

    het toelaten en in het rassenregister inschrijven van plantengroepen als bedoeld in artikel 85.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

De Raad zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister een ontwerp-begroting voor het daaropvolgende jaar.

Artikel

16

Indien gedurende het jaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke en de begrote baten en lasten dan wel inkomsten en uitgaven, doet de Raad daarvan onverwijld mededeling aan Onze Minister onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel

17

De Raad draagt op de voet van de ter zake voor de Rijksdienst geldende voorschriften zorg voor de nodige technische en organisatorische voorzieningen ter beveiliging van zijn gegevens tegen verlies of aantasting en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging en verstrekking van die gegevens.

Artikel

18

Onze Minister zendt binnen vier jaar na inwerkingtreding van deze wet en vervolgens telkens na vier jaar aan beide kamers der Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van de Raad.

Hoofdstuk

3

Keuringsinstellingen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

De keuringsinstelling houdt een afzonderlijke boekhouding bij ter zake van de bij of krachtens deze wet opgedragen taken en daaruit onmiddellijk voortvloeiende werkzaamheden en verantwoordt die taken en werkzaamheden afzonderlijk in haar jaarrekening.

Hoofdstuk

4

Het rassenregister

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

33

Van de in dit hoofdstuk en de hoofdstukken 5 en 7 bedoelde aanvragen en verzoeken en van de intrekking en afwijzing van de aanvragen en verzoeken wordt aantekening gedaan in het rassenregister en mededeling gedaan in de Staatscourant.

Artikel

34

De in dit hoofdstuk en de hoofdstukken 5 en 7 bedoelde inschrijvingen en aantekeningen krachtens beslissingen, waartegen beroep openstaat, geschieden, zodra op het beroep is beslist of de beroepstermijn verstreken is, zonder dat beroep is ingesteld, dan wel zodra van het beroep afstand is gedaan door een schriftelijke daartoe strekkende kennisgeving aan de Raad.

Hoofdstuk

5

Toelating van rassen en opstanden

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Hoofdstuk

6

In de handel brengen van teeltmateriaal

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het indienen van een aanvraag tot erkenning of registratie dan wel tot verlenging of wijziging daarvan alsmede omtrent de wijze van behandeling. Daarbij kan onder meer worden bepaald:

  • a.

    welke gegevens en bescheiden worden overgelegd alvorens een aanvraag in behandeling wordt genomen;

  • b.

    binnen welke termijn na wijziging van de in onderdeel a bedoelde gegevens een wijziging van de erkenning of registratie wordt aangevraagd.

Artikel

45

Een erkenning of registratie als bedoeld in artikel 42 kan door de keuringsinstelling worden geschorst, ingetrokken dan wel doorgehaald, indien:

  • a.

    de handelingen waarvoor de erkenning is verleend of registratie heeft plaatsgevonden, niet meer worden verricht, of

  • b.

    niet meer aan de in artikel 43 bedoelde eisen wordt voldaan, nadat de houder van de erkenning of de registratie een redelijke termijn tot aanpassing is gegeven.

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Hoofdstuk

7

Kwekersrecht

Paragraaf

1

De aanspraak op verlening van kwekersrecht

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Indien twee of meer personen, anders dan in het geval bedoeld in artikel 53, in samenwerking een nieuw ras hebben gekweekt dan wel ontdekt en ontwikkeld, hebben zij gezamenlijk aanspraak op verlening van kwekersrecht.

Artikel

53

Indien ingevolge artikel 52 twee of meer personen onafhankelijk van elkaar aanspraak op verlening van kwekersrecht voor hetzelfde nieuw ras zouden kunnen maken, komt de aanspraak op verlening van kwekersrecht toe aan degene, die het eerst een aanvraag daartoe heeft ingediend.

Artikel

54

Paragraaf

2

De verlening van kwekersrecht

Artikel

55

Artikel

56

Paragraaf

3

De rechten en verplichtingen van de houder van een kwekersrecht

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Het in artikel 57, eerste lid, bedoelde uitsluitend recht is niet van toepassing op handelingen met materiaal van het beschermde ras of van een ras als bedoeld in artikel 58, eerste lid, dat door of met toestemming van de houder van het kwekersrecht, in Nederland of in één der lidstaten van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht of dat van zodanig materiaal is afgeleid, met uitzondering van handelingen:

  • a.

    die een verdere vermeerdering van het ras, waartoe het materiaal behoort, inhouden;

  • b.

    die uitvoer, anders dan voor verbruiksdoeleinden, van het materiaal inhouden naar een land, waar voor rassen van het gewas, waartoe het ras behoort, geen bescherming openstaat die vergelijkbaar is met de bescherming die op basis van het bepaalde in deze wet kan worden verkregen.

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Een krachtens artikel 19 aangewezen keuringsinstelling alsmede een krachtens artikel 8 van de Landbouwkwaliteitswet aangewezen controle-instelling, voor zover deze bij of krachtens die wet is belast met de keuring van teeltmateriaal, verstrekt op verzoek aan de houder van een in Nederland geldend kwekersrecht met betrekking tot het door de keuringsinstelling, onderscheidenlijk controle-instelling, gekeurde teeltmateriaal, een overzicht van de personen of ondernemingen die teeltmateriaal van het ras, waarvoor het kwekersrecht is verleend, hebben voortgebracht en, voor zover mogelijk, van de hoeveelheden die zij daarvan hebben voortgebracht.

Paragraaf

4

Het kwekersrecht als onderdeel van het vermogen

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

69

Paragraaf

5

De handhaving van het kwekersrecht

Artikel

70

Artikel

71

Paragraaf

6

De duur van het kwekersrecht en de opeising

Artikel

72

De duur van het kwekersrecht bedraagt vanaf de datum van dagtekening van het kwekersrecht 25 jaar, met uitzondering van rassen van door Onze Minister aan te wijzen gewassen, waarvoor de duur van het kwekersrecht 30 jaar bedraagt.

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

Paragraaf

7

Kwekersrechtelijke geschillen

Artikel

78

Artikel

79

Artikel

81

Onze Minister stelt regels vast over de toekenning van een vergoeding voor reis- en verblijfkosten en verdere vergoeding aan de leden en plaatsvervangende leden, onderscheidenlijk de raden en de plaatsvervangende raden.

Artikel

82

Bij de behandeling ter terechtzitting van geschillen als bedoeld in artikel 78 mogen gemachtigden van de houder van een kwekersrecht het woord voeren, onverminderd de verantwoordelijkheid van de procureur.

Artikel

83

Van alle rechterlijke uitspraken betreffende een kwekersrecht wordt door de griffier binnen één maand kosteloos een afschrift aan de Raad gezonden.

Hoofdstuk

8

Overige bepalingen

Artikel

84

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot:

  • a.

    aanvragen en verzoeken die op grond van de hoofdstukken 4 tot en met 7 bij de Raad worden ingediend;

  • b.

    de bepaling van het tijdstip, waarop de overeenkomstig de hoofdstukken 4 tot en met 7 gedane aanvragen en verzoeken geacht worden bij de Raad te zijn ingediend en

  • c.

    het horen van belanghebbenden door de Raad.

Artikel

85

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen, ter uitvoering van een besluit van de Raad van de Europese Unie, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie gezamenlijk of van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, regels worden gesteld over de toelating van plantengroepen, die niet aan de vereisten van artikel 35 voldoen, alsmede over het in de handel brengen van teeltmateriaal, afkomstig van die plantengroepen.

Artikel

86

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

90

Artikel

91

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

92

Wijzigt de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel

93

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel

94

Artikel

96

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit , C. P. Veerman
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner