Artikel
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt – voor zover niet anders is bepaald – verstaan onder:
-
a.
aanbieden: het rechtstreeks of middellijk doen van een voldoende bepaald voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst met een consument inzake een financieel product;
-
b.
adviseren: het aanbevelen van een of meer specifieke financiële producten aan een bepaalde consument;
-
c.
adviseur: degene die adviseert, voorzover hij ten aanzien van het aanbevolen financiële product niet tevens optreedt als aanbieder, gevolmachtigde agent, ondergevolmachtigde agent of bemiddelaar;
-
d.
beleggingsobject: een zaak of een recht op een zaak welke door een consument tegen betaling wordt verkregen, bij welke verkrijging aan de consument door de financiële dienstverlener een rendement in geld in het vooruitzicht wordt gesteld en waarbij het beheer van de zaak hoofdzakelijk door de financiële dienstverlener wordt uitgevoerd of door een derde in opdracht van de financiële dienstverlener of de consument. Onder beleggingsobject worden niet verstaan de financiële producten, bedoeld in onderdeel m, onder 1° tot en met 6°, 8° en 9°;
-
e.
bemiddelen: alle werkzaamheden gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van overeenkomsten inzake financiële producten tussen consumenten en aanbieders, of, voor zover het overeenkomsten ten aanzien van verzekeringen of krediet betreft, bestaande uit het assisteren bij het beheer en de uitvoering van dergelijke overeenkomsten;
-
f.
bijkantoor: een bijkantoor als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel k, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 of artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
-
g.
consument: de niet in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep handelende natuurlijke persoon aan wie een financiële dienstverlener een financiële dienst verleent of aan wie deze voornemens is een financiële dienst te verlenen;
-
h.
duurzame drager: ieder hulpmiddel dat een consument in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;
-
i.
effect: een effect als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 in samenhang met artikel 2 van die wet;
-
j.
effectief kredietvergoedingspercentage: de bij de uitvoering van een overeenkomst inzake krediet overeenkomstig de betalingsregeling aan de consument in rekening te brengen kredietvergoeding, uitgedrukt in een percentage op jaarbasis van het uitstaand saldo, berekend op bij ministeriële regeling vast te stellen wijze;
-
k.
elektronisch geld: een betaalmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel p, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, uitgegeven door een onderneming of instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van die wet;
-
l.
financiële dienst:
-
1°.
aanbieden;
-
2°.
adviseren, voorzover dit niet plaatsvindt door een financiële dienstverlener die tevens optreedt als aanbieder, bemiddelaar, gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent ten aanzien van het aanbevolen financiële product;
-
3°.
bemiddelen;
-
4°.
herverzekeringsbemiddelen;
-
5°.
het optreden als gevolmachtigde agent of als ondergevolmachtigde agent;
-
1°.
-
m.
financieel product:
-
1°.
een betaalrekening met inbegrip van de daaraan verbonden betaalfaciliteiten;
-
2°.
een effect;
-
3°.
elektronisch geld;
-
4°.
krediet;
-
5°.
een spaarrekening met inbegrip van de daaraan verbonden spaarfaciliteiten;
-
6°.
een verzekering;
-
7°.
een beleggingsobject;
-
8°.
een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ander financieel product;
-
9°.
een combinatie van twee of meer van de onder 1° tot en met 8° genoemde producten;
-
1°.
-
n.
gemeentelijke kredietbank: een aanbieder van krediet, opgericht door een of meer gemeenten;
-
o.
gevolmachtigde agent: degene die als gevolmachtigd vertegenwoordiger van een aanbieder voor diens rekening overeenkomsten aangaat met consumenten inzake verzekeringen.
-
p.
Groep: een groep als bedoeld in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met dien verstande dat indien een natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap:
-
1°.
via een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur invloed kan uitoefenen op een of meer andere natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen; of
-
2°.
in een of meer andere rechtspersonen of vennootschappen een deelneming heeft als bedoeld in artikel 24c van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel, voor zover het natuurlijke personen betreft, een met een deelneming overeenkomende positie, die natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap tezamen met die andere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap dan wel natuurlijke personen, rechtspersonen of vennootschappen wordt aangemerkt als groep;
-
1°.
-
q.
herverzekeringsbemiddelen: alle werkzaamheden gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van overeenkomsten waarbij risico’s uit overeenkomsten inzake verzekeringen worden overgenomen, of bestaande uit het assisteren bij het beheer en de uitvoering van dergelijke overeenkomsten;
-
r.
krediet: geldkrediet of goederenkrediet, waarbij wordt verstaan onder:
-
1°.
geldkrediet: het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom, waarbij de consument gehouden is ter zake een of meer betalingen te verrichten;
-
2°.
goederenkrediet: het aan een consument verschaffen van het genot van een roerende zaak of een effect of het verlenen van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen dienst, dan wel het aan een consument of een derde ter beschikking stellen van een geldsom terzake van het aan die consument verschaffen van het genot van een roerende zaak of een effect of het verlenen van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen dienst, waarbij de consument gehouden is ter zake een of meer betalingen te verrichten;
-
1°.
-
s.
levensverzekering: de verzekering, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993;
-
t.
lidstaat: een staat die lid is van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;
-
u.
moederonderneming: een moederonderneming als bedoeld in artikel 1 van de zevende richtlijn nr. 83/349/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g, van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening (PbEG L 193);
-
v.
onderbemiddelaar: de bemiddelaar die bemiddelt voor een andere bemiddelaar;
-
w.
ondergevolmachtigde agent: degene aan wie een gevolmachtigde agent of een ondergevolmachtigde agent een ondervolmacht heeft afgegeven;
-
x.
Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
-
y.
overeenkomst op afstand: elke overeenkomst inzake een financieel product tussen een financiële dienstverlener en een consument die wordt gesloten in het kader van een door de financiële dienstverlener georganiseerd systeem voor verkoop of dienstverrichting op afstand, waarbij tot en met de totstandkoming van deze overeenkomst uitsluitend gebruik gemaakt wordt van een of meer technieken voor communicatie op afstand;
-
z.
reclame-uitingen: iedere vorm van informatieverstrekking door, namens of mede namens een financiële dienstverlener, gericht op consumenten, die dient ter aanprijzing of een wervend karakter kent ter zake van een bepaalde financiële dienst;
-
aa.
Richtlijn verzekeringsbemiddeling: richtlijn nr. 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (PbEG L 9);
-
bb.
techniek voor communicatie op afstand: ieder middel dat, zonder gelijktijdige fysieke aanwezigheid van financiële dienstverlener en consument, kan worden gebruikt voor het verlenen van financiële diensten tussen die partijen;
-
cc.
toezichthouder: de Stichting Autoriteit Financiële Markten;
-
dd.
verbonden bemiddelaar: de bemiddelaar bedoeld in artikel 12, eerste lid;
-
ee.
verordening 2006/2004: verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PbEU L 364);
-
ff.
verzekering: de verbintenis tot het doen van een of meer uitkeringen tegen het genot van een door de consument te betalen premie, waarbij voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of hoe lang de premiebetaling zal duren en waarbij de uitkering zowel een geldelijke als een niet-geldelijke prestatie kan zijn.