Wet van 6 oktober 2005, houdende nieuwe regeling voor verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling (Wet verplichte beroepspensioenregeling)

Wet verplichte beroepspensioenregeling

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met modernisering van de pensioenwetgeving, de Wet betreffende verplichte deelneming in een beroepspensioenregeling in te trekken en te vervangen door een nieuwe wet ter zake;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1

Artikel

2

Geregistreerde partners

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

  • a.

    echtgenoot: geregistreerde partner;

  • b.

    echtgenoten: geregistreerde partners;

  • c.

    huwelijk: geregistreerd partnerschap;

  • d.

    huwelijkse voorwaarden: voorwaarden van een geregistreerd partnerschap;

  • e.

    scheiding of echtscheiding: beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing;

  • f.

    weduwe of weduwnaar: achtergebleven partij bij een geregistreerd partnerschap;

  • g.

    weduwen- en weduwnaarspensioen: pensioen ten behoeve van achtergebleven geregistreerde partners.

Hoofdstuk

2

De verplichtstelling

Artikel

3

Het opleggen van een verplichtstelling

Artikel

4

Aanvraag van een verplichtstelling

Artikel

5

Gevolgen van een verplichtstelling

Artikel

6

Uitvoering van de beroepspensioenregeling

Een beroepspensioenregeling wordt uitgevoerd door:

  • a.

    een daartoe door een beroepspensioenvereniging opgericht beroepspensioenfonds; of

  • b.

    een verzekeraar, op grond van één daartoe door een beroepspensioenvereniging met die verzekeraar gesloten verzekeringsovereenkomst.

Artikel

7

Wijziging van de verplichtstelling

Artikel

8

Wijziging van de beroepspensioenregeling

Artikel

9

Periodieke representativiteitstoets

Artikel

10

Intrekking naar aanleiding van de periodieke representativiteitstoets

Artikel

11

Intrekking op aanvraag

Artikel

12

Ambtshalve intrekking van de verplichtstelling

Artikel

13

Waarborgen bij intrekking van de verplichtstelling

Artikel

14

Publicatie in de Staatscourant

Artikel

15

Vrijstelling bij detachering

Artikel

16

Ontheffing

Artikel

17

Gemoedsbezwaren

Hoofdstuk

3

Eisen met betrekking tot de inhoud en uitvoering van de beroepspensioenregeling

§

1

Algemene eisen aan de beroepspensioenregeling

Artikel

18

Reikwijdte van een beroepspensioenregeling

Artikel

19

Het pensioenreglement

Artikel

20

Gelijke behandeling deeltijders

Uitsluiting van deelneming aan een beroepspensioenregeling op grond van het aantal uren dat het beroep wordt uitgeoefend, het gerealiseerde inkomen, het overeengekomen loon of de gerealiseerde omzet, is niet toegestaan.

Artikel

21

Doorsneepremie

Artikel

22

Voeren van boekhouding

§

2

Informatie en gegevensverstrekking

Artikel

23

Beperking van gegevensverstrekking

Artikel

24

Beperking van informatie aan deelnemers

Artikel

25

Informatie over de beroepspensioenregeling

Artikel

26

Informatie over de hoogte van het pensioen

Artikel

27

Bewijsstuk van bestaande aanspraken

De pensioenuitvoerder verstrekt een bewijsstuk ter zake van de bestaande aanspraken aan:

  • a.

    de deelnemer bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd en bij ingang van een uitkering krachtens een invaliditeitsvoorziening;

  • b.

    degenen, die rechthebbenden zijn op nabestaandenpensioen, na het overlijden van de deelnemer dan wel diens echtgenoot of partner;

  • c.

    de gewezen echtgenoot, bedoeld in artikel 34.

§

3

Opbouw, financiering en aanspraken

Artikel

28

Evenredige opbouw en financiering

De opbouw en de financiering van de pensioenaanspraken vinden gedurende het deelnemerschap ten minste evenredig in tijd plaats.

Artikel

29

Premievrije aanspraak op ouderdomspensioen

Artikel

30

Premievrije aanspraak op weduwen-, weduwnaars- en partnerpensioen

Indien in een weduwen- of weduwnaarspensioen respectievelijk een partnerpensioen is voorzien, verkrijgt de deelnemer, tenzij artikel 33 toepassing vindt, bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ten behoeve van zijn echtgenoot respectievelijk zijn partner een door de pensioenuitvoerder naar redelijkheid vast te stellen premievrije aanspraak op weduwen- of weduwnaarspensioen respectievelijk partnerpensioen.

Artikel

31

Opgave van de hoogte van de premievrije aanspraak

De pensioenuitvoerder verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave bevattende de hoogte van de premievrije aanspraken als bedoeld in de artikelen 29 en 30.

Artikel

32

Affinanciering

Artikel

33

Mogelijkheid van premierestitutie

Artikel

34

Bijzonder weduwen- of weduwnaarspensioen

Artikel

35

Toestemming van echtgenoot bij wijziging aanspraken

§

4

Uitruil, afkoop, waardeoverdracht

Artikel

37

Recht op uitruil

Artikel

38

Keuzemogelijkheden uitruil

Artikel

39

Verbod op overdracht, inpandgeving en afkoop

Artikel

40

Afkoop kleine bedragen

Artikel

41

Recht op waardeoverdracht

Artikel

42

Sekseneutrale waardeoverdracht

Artikel

43

Overige mogelijkheden waardeoverdracht

Onverminderd de artikelen 41 en 42 is een pensioenuitvoerder uitsluitend bevoegd pensioen of aanspraken op pensioen bij beëindiging van de deelneming af te kopen voor zover de beroepspensioenregeling dat mogelijk maakt en indien:

  • a.

    de rechthebbende daarmee instemt;

  • b.

    die afkoop waaraan geen besluit van de beroepspensioenvereniging ten grondslag ligt, ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom pensioen of aanspraken op pensioen te verwerven overeenkomstig een andere pensioenregeling als bedoeld in deze wet of een andere pensioenvoorziening in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet bij de instelling waar die andere pensioenregeling of pensioenvoorziening is ondergebracht;

  • c.

    de afkoopsom rechtstreeks wordt overgedragen aan die instelling;

  • d.

    het pensioen of de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een pensioenuitvoerder of jegens een pensioenfonds als bedoeld in de Pensioen- en spaarfondsenwet;

  • e.

    met de pensioenbelangen van de echtgenoot of gewezen echtgenoot op redelijke wijze rekening is gehouden;

  • f.

    het pensioen of de aanspraak op pensioen door de instelling jegens welke het pensioen of aanspraak op pensioen wordt verworven, aldus wordt vastgesteld, dat de actuariële waarde ervan ten minste gelijk is aan de op dezelfde grondslagen berekende actuariële waarde van het af te kopen pensioen of de af te kopen aanspraken op pensioen, en

  • g.

    het voornemen tot afkoop door het beroepspensioenfonds uiterlijk drie maanden voor de beoogde datum van afkoop schriftelijk wordt gemeld aan De Nederlandsche Bank N.V. in die gevallen waarin sprake is van groepsgewijze afkoop en De Nederlandsche Bank N.V. binnen die periode niet van eventuele bezwaren heeft doen blijken.

§

5

Toeslagen

Artikel

44

Gelijke behandeling tussen deelnemers en gewezen deelnemers bij toeslagen op ingegaan ouderdomspensioen

Artikel

45

Gelijke behandeling van gewezen deelnemers met pensioengerechtigden bij toeslagen

§

6

Deelneming bij verblijf in een andere lidstaat

Artikel

46

Deelneming van een gedetacheerd beroepsgenoot

Artikel

47

Behouden van aanspraak op pensioen bij detachering

Deelnemers en andere rechthebbenden die zich na beëindiging van de deelneming aan een beroepspensioenregeling naar een andere lidstaat begeven behouden hun aanspraak op pensioen in dezelfde mate als deelnemers en andere rechthebbenden die na beëindiging van de deelneming in Nederland blijven.

Artikel

48

Informatie aan deelnemers of gewezen deelnemers in een andere lidstaat

Artikel

49

Uitbetaling pensioen in een andere lidstaat

De pensioenuitvoerder betaalt het pensioen op verzoek van de rechthebbende in een andere lidstaat dan de lidstaat waar die pensioenuitvoerder is gevestigd, waarbij transactiekosten op het pensioen in mindering gebracht kunnen worden.

Hoofdstuk

4

Beroepspensioenfonds

§

1

Bestuur van het beroepspensioenfonds

Artikel

50

Beroepspensioenfonds

Een beroepspensioenfonds is een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel

51

Oprichting beroepspensioenfonds

Artikel

52

Bestuur beroepspensioenfonds

Artikel

53

Beleid beroepspensioenfonds

Artikel

54

Gedragscode

Artikel

55

Naleven wet, statuten en reglementen en verantwoordelijkheid bestuurders

Artikel

56

Inhoud statuten

Artikel

57

Herverzekering

De voor pensioenen bestemde gelden van een beroepspensioenfonds worden, tenzij artikel 58 toepassing vindt, aangewend tot het overdragen of het herverzekeren van het risico dat voortspruit uit de in de statuten en enig pensioenreglement van het beroepspensioenfonds neergelegde verplichtingen, door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar.

Artikel

58

Uitzondering herverzekering

Artikel

59

Dekking pensioenverplichtingen

De bezittingen van een beroepspensioenfonds zijn tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend ter dekking van de uit de statuten en het beroepspensioenreglement voortvloeiende pensioenverplichtingen.

Artikel

60

Solide belegging

Belegging van de daartoe beschikbare gelden van een beroepspensioenfonds geschiedt op solide wijze.

Artikel

61

Actuariële en bedrijfstechnische nota

Artikel

62

Nadere regels

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen 59, 60 en 61. Daarbij kan worden bepaald dat ingeval van overdracht of herverzekering als bedoeld in artikel 57, artikel 61 en die regels niet van toepassing zijn dan wel dat daarvan mag worden afgeweken.

Artikel

63

Boekjaar jaarrekening etc.

Hoofdstuk

5

Verzekeringsovereenkomst

Artikel

64

Verzekeringsovereenkomst volgens een ander dan Nederlands recht

In de verzekeringsovereenkomst waarin bij de totstandkoming of op een later tijdstip wordt gekozen voor ander dan Nederlands recht, wordt de volgende clausule opgenomen:

Ongeacht het gekozen rechtsstelsel is op deze verzekeringsovereenkomst in elk geval deze wet van toepassing.

Artikel

65

Begunstigden in de verzekeringsovereenkomst

Artikel

66

Actuariële methoden

De actuariële methoden, volgens welke de berekening van premievrije waarden en afkoopwaarden geschiedt alsmede elke wijziging daarvan, worden door de verzekeraar aan De Nederlandsche Bank N.V. medegedeeld. Die methoden mogen worden toegepast zolang De Nederlandsche Bank N.V. daartegen geen bezwaar heeft gemaakt.

Artikel

67

Opschrift bewijs van verzekering

Elk bewijs van verzekering als bedoeld in deze wet wordt voorzien van het opschrift: Verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 6, onderdeel b, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikel

67a

Verhouding tot titel 7.17 en titel 7.18 van het Burgerlijk Wetboek

Hoofdstuk

6

Toezicht

§

1

Aanwijzing van De Nederlandsche Bank N.V.

Artikel

68

Toezicht De Nederlandsche Bank N.V.

De Nederlandsche Bank N.V. is belast met het toezicht op de naleving van deze wet en de daarop berustende bepalingen.

§

2

Jaarverslag

Artikel

69

Jaarverslag

De Nederlandsche Bank N.V. brengt jaarlijks aan Onze Minister verslag uit over haar werkzaamheden en bevindingen over de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen.

§

3

Overige taken De Nederlandsche Bank N.V.

Artikel

70

Gegevens verzamelen

§

4

Toezicht op de naleving; bevoegdheden van De Nederlandsche Bank N.V.

Artikel

72

Inzage zakelijke gegevens en bescheiden

Artikel

73

Verstrekking informatie aan De Nederlandsche Bank N.V.

De pensioenuitvoerder en de beroepspensioenvereniging verstrekken De Nederlandsche Bank N.V. binnen de door haar te bepalen termijn kosteloos de inlichtingen die zij voor de vervulling van de haar bij deze wet of de daarop berustende bepalingen opgelegde taak nodig acht.

§

5

Accountant en actuaris

Artikel

74

Informatieverplichting accountant

Artikel

75

Informatieverplichting actuaris

Artikel

76

Onbevoegdheid actuaris en bedenkingen tegen actuaris

§

6

Getuigen en deskundigen

Artikel

77

Oproep getuigen en deskundigen

Artikel

78

Nadere voorschriften oproep getuigen en deskundigen

Artikel

79

Nadere voorschriften getuigenis

Artikel

80

Vergoedingen getuigen en deskundigen en kosten deurwaarder

§

7

Aanwijzing door De Nederlandsche Bank N.V.

Artikel

81

Aanwijzing door De Nederlandsche Bank N.V.

Artikel

82

Stille curatele

§

8

Bewindvoerder over een beroepspensioenfonds

Artikel

83

Bewindvoerder over een beroepspensioenfonds

§

9

Ontheffing

Artikel

84

Ontheffing door De Nederlandsche Bank N.V.

§

10

Dwangsom

Artikel

85

Dwangsom

Artikel

86

Scheiding werkzaamheden bij het opleggen van een dwangsom

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het niet naleven van de in artikel 85 genoemde voorschriften en het daaraan voorafgaande onderzoek.

§

11

Bestuurlijke boete

Artikel

87

Bestuurlijke boete

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    beboetbaar feit: een gedraging in strijd met deze wet terzake waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd;

  • b.

    boete: de bestuurlijke sanctie die bestaat uit de onvoorwaardelijke verplichting tot het betalen van een bepaalde geldsom aan De Nederlandsche Bank N.V.

Artikel

88

Beboetbaar feit

De Nederlandsche Bank N.V. kan een bestuurlijke boete opleggen terzake van het niet naleven van voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 6, 19, 20, 21, 23, 24, 28, 32, 37, 38, 39, 41, eerste lid, 42, 44, 45, 50, 51, 53, eerste tot en met zevende lid, 54, eerste lid, 55, 57, 58, 59, 60, 61, eerste en tweede lid, 63, eerste tot en met vijfde lid, 71, eerste lid, 72, derde en vierde lid, 73, 74, eerste en tweede lid, 75, eerste lid, 79, tweede en derde lid, 81, tweede lid en 82, eerste en derde lid.

Artikel

89

Aanduiding pleger beboetbaar feit

Artikel

90

De hoogte van de boete

Artikel

91

Zwijgrecht

De persoon jegens wie door De Nederlandsche Bank N.V. een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens het begaan van een beboetbaar feit een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

92

Kennisgeving boeteoplegging

Artikel

93

Scheiding werkzaamheden bij het opleggen van een boete

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het niet naleven van de in artikel 88 genoemde artikelen en de daarop berustende bepalingen en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

94

De boetebeschikking

Artikel

95

Schorsende werking

Artikel

96

Vervaltermijn boete

Artikel

97

Betaling boete

Artikel

98

Aanmaning

Artikel

99

Dwangbevel

§

12

Toezicht door Onze Minister

Artikel

100

Inlichtingenverplichting in verband met toezicht

Artikel

101

Aanwijzingen aan De Nederlandsche Bank N.V.

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de uitvoering door De Nederlandsche Bank N.V. van de artikelen 20, 21, 23, 24, 29, 30, 34, 35, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 70 en 71.

§

13

Kosten uitvoering deze wet

Artikel

102

Kosten uitvoering van deze wet

Hoofdstuk

7

Rechtsvordering

Artikel

103

Dwangbevel

Artikel

104

Bevoegde rechter

Hoofdstuk

8

Informatie uit de basisadministratie en burgerlijke stand

Artikel

105

Informatie uit de gemeentelijke basisadministratie en burgerlijke stand

Inlichtingen uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en inlichtingen en uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand, welke met het oog op deelneming in een beroepspensioenregeling of uitkering op grond van beroepspensioenregeling ten aanzien van deelnemers, gewezen deelnemers, of pensioengerechtigden aan de pensioenuitvoerder worden verstrekt, zijn vrij van leges.

Hoofdstuk

9

Wijziging van wetten

Artikel

115a

Wet op het notarisambt

Wijzigt de Wet op het notarisambt.

Hoofdstuk

10

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

116

Overgangsrecht

Artikel

118

Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

119

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid , A. J. de Geus
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner

Bijlage

als bedoeld in artikel 90 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling

Artikel

1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 90 van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

1.

€  453

2.

€  907

3.

€  5 445

4.

€ 21 781

Artikel

2

  • 1.

    Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1, is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

    • Categorie I:

      beroepspensioenfondsen met een balanstotaal minder dan € 9 075 604: factor 1;

    • Categorie II:

      beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 9 075 604 maar minder dan € 45 378 022: factor 2;

    • Categorie III:

      beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 45 378 022 maar minder dan € 226 890 108: factor 3;

    • Categorie IV:

      beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van ten minste € 226 890 108 maar minder dan € 453 780 216: factor 4;

    • Categorie V:

      beroepspensioenfondsen met een balanstotaal van meer dan € 453 780 216: factor 5.

  • 2.

    De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan De Nederlandsche Bank N.V. beschikbaar zijn gesteld, kan De Nederlandsche Bank N.V. aan degene aan wie de boete wordt opgelegd, verzoeken deze gegevens binnen een door haar te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel

3

Op grond van artikel 92, tweede lid, van deze wet behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete is opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 is vastgesteld

Tabel

6

5

19

2

20

3

21

5

23

5

24

5

28

3

32

3

37

3

38

5

39

3

41, eerste lid

5

42

3

44

4

45

4

50

3

51

3

53

2

54, eerste lid

2

55

1

57

4

58

4

59

5

60

4

61, eerste lid

3

61, tweede lid

3

63, eerste lid

1

63, tweede lid

1

63, derde lid

1

63, vierde lid

2

63, vijfde lid

2

71, eerste lid

3

72, derde lid

3

72, vierde lid

3

73

3

74, eerste lid

3

74, tweede lid

3

75, eerste lid

3

79, tweede lid

3

79, derde lid

3

81, tweede lid

4

82, eerste lid

4

82, derde lid

3