Wet van 20 oktober 2005 tot vereenvoudiging van het stelsel van overheidsbemoeienis met het aanbod van zorginstellingen (Wet toelating zorginstellingen)

Wet toelating zorginstellingen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging hebben genomen, dat het ter bevordering van de overgang van een centraal aanbod gestuurd naar een decentraal vraaggericht zorgstelsel wenselijk is de regels inzake de toelating van zorginstellingen en die inzake de bouwprocedure te vereenvoudigen en samen te voegen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Visie en beleidsregels

Artikel

3

Artikel

4

Onze Minister stelt, gezien zijn visie, bedoeld in artikel 3, beleidsregels vast omtrent de beoordeling van aanvragen om toelating als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid. Deze beleidsregels bevatten in ieder geval criteria omtrent de spreiding van de in artikel 3 bedoelde vormen van zorg ten aanzien waarvan aan de bereikbaarheid een bijzonder belang wordt gehecht. In de beleidsregels stelt Onze Minister voorts criteria vast voor het bepalen van de prioriteit van aanvragen om een toelating als bedoeld in artikel 5, tweede lid; deze criteria hebben in ieder geval betrekking op de bouwkundige en functionele staat van de instellingen.

Hoofdstuk

III

Toelating en bouwprocedure

Artikel

5

Artikel

6

Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld:

  • a.

    de wijze waarop een aanvraag om een toelating bij Onze Minister onderscheidenlijk het College zorgverzekeringen wordt ingediend;

  • b.

    welke gegevens bij de aanvraag worden overgelegd;

  • c.

    met betrekking tot aanvragen als bedoeld in artikel 5, tweede lid: de termijn na de aanvang van een periode van telkens twee jaar, waarbinnen aanvragen in behandeling worden genomen met het oog op het toepassen van de beleidsregels, bedoeld in artikel 4. De eerste periode van twee jaar vangt aan op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet dan wel, indien dat tijdstip niet 1 januari van enig jaar is, op 1 januari van het jaar, volgend op dat waarin deze wet in werking treedt.

Artikel

7

Artikel

8

Indien het verlenen van een toelating niet mogelijk is op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel b, houdt Onze Minister op verzoek van de aanvrager van de toelating de beslissing op diens aanvraag aan tot de eerstvolgende keer dat op grond van artikel 7 over aanvragen moet worden beslist.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

In de beslissing tot toelating op grond van artikel 7 of in de vergunning op grond van artikel 11 kan Onze Minister onderscheidenlijk het College bouw opnemen dat voor de eindverantwoording van bouw goedkeuring is vereist van het College bouw. Het College bouw toetst daarbij aan hetgeen waarvoor het vergunning heeft verleend dan wel, indien een vergunning niet was vereist, aan hetgeen waarvoor Onze Minister een toelating heeft verleend. Het College bouw zendt afschrift van zijn beschikkingen aan Onze Minister en van zijn beschikkingen die betrekking hebben op academische ziekenhuizen als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, een afschrift aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Hoofdstuk

IV

Exploitatie

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Het bestuur van een instelling stelt overeenkomstig door Onze Minister, voor zoveel nodig in overeenstemming met Onze Ministers die het mede aangaat, te stellen regelen de begroting, de balans en de resultatenrekening alsmede de daarbij behorende toelichting met betrekking tot de instelling vast en legt volledige afschriften daarvan ter inzage voor een ieder ter plaatse, door Onze Minister te bepalen.

Artikel

16

Het bestuur van een instelling, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie, verstrekt aan Onze Minister of aan een bij die maatregel aangewezen bestuursorgaan de bij of krachtens die maatregel omschreven gegevens betreffende de exploitatie van de instelling.

Hoofdstuk

V

Sanering

Artikel

17

Artikel

18

Hoofdstuk

VI

Zelfstandige bestuursorganen

Paragraaf

1

College bouw zorginstellingen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Het College bouw zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister een werkprogramma voor het volgende kalenderjaar. Het werkprogramma behoeft de instemming van Onze Minister. Onze Minister zendt het werkprogramma aan beide kamers der Staten-Generaal. Het College stelt het werkprogramma algemeen verkrijgbaar.

Artikel

24

Het College bouw zendt jaarlijks voor 1 oktober aan Onze Minister een begroting van zijn beheerskosten voor het volgende kalenderjaar, alsmede een meerjarenraming. De begroting en de meerjarenraming behoeven de instemming van Onze Minister.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de inrichting van de begroting, het financieel verslag en aandachtspunten voor de accountantscontrole.

Artikel

28

De beheerskosten van het College bouw worden tot ten hoogste het in de begroting aangegeven bedrag gedekt uit ’s Rijks kas. Op grond van de begroting worden maandelijks voorschotten verleend.

Artikel

29

Onze Minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de werkwijze en de uitoefening van de taken van het College bouw.

Artikel

30

Artikel

31

Paragraaf

2

College sanering zorginstellingen

Artikel

32

Paragraaf

3

Inlichtingen

Artikel

33

Het College bouw en het College sanering verstrekken desgevraagd aan elkaar, aan het College zorgverzekeringen, aan het College van toezicht op de zorgverzekeringen, genoemd in artikel 77, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet en aan het College tarieven gezondheidszorg, bedoeld in de Wet tarieven gezondheidszorg, de voor de uitoefening van hun taak benodigde inlichtingen. De genoemde colleges kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de invulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

34

Het College bouw en het College sanering verstrekken desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen en gegevens. Zij verlenen aan door Onze Minister aangewezen personen toegang tot en inzage in alle gegevens die Onze Minister nodig acht voor de uitoefening van zijn taak.

Hoofdstuk

VII

Toezicht

Artikel

35

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid alsmede de bij besluit van Onze Minister aangewezen personen.

Hoofdstuk

VIII

Sancties

Artikel

37

Het College zorgverzekeringen onderscheidenlijk Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van artikel 5, eerste en tweede onderscheidenlijk derde lid, alsmede van de bij of krachtens artikel 13 aan een toelating verbonden voorschriften. Onze Minister heeft die bevoegdheid bovendien ter handhaving van de artikelen 15 en 16. Het College bouw is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 11 en 12. Het College sanering is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, eerste en achtste lid, en 18, eerste en tweede lid.

Hoofdstuk

IX

Rechtsbescherming

Artikel

38

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk

X

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

39

Wijzigt de Ziekenfondswet.

Artikel

40

Wijzigt de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

Artikel

43

Een vergunning, verleend op grond van artikel 6 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, zoals die wet luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt gelijkgesteld met een toelating als bedoeld in artikel 5. De aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen gelden als voorschriften en beperkingen op grond van de artikelen 13 onderscheidenlijk 14.

Artikel

45

Artikel

47

Afwikkeling van de maatregelen, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, zoals dat lid luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, met inbegrip van daartegen ingesteld beroep, vindt plaats met inachtneming van de daarop betrekking hebbende bepalingen van die wet zoals die luidden tot bedoeld tijdstip.

Artikel

48

Het College bouw ziekenhuisvoorzieningen, bedoeld in artikel 2 van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, zoals die wet luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt als rechtspersoon gehandhaafd en is het College bouw zorginstellingen.

Artikel

49

Het College sanering ziekenhuisvoorzieningen, bedoeld in artikel 2m van de Wet ziekenhuisvoorzieningen, zoals die wet luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt als rechtspersoon gehandhaafd en is het College sanering zorginstellingen.

Artikel

50

De Overgangswet verzorgingshuizen wordt ingetrokken, met dien verstande dat:

  • a.

    in wettelijke procedures en rechtsgedingen tegen besluiten die op grond van die wet zijn genomen, dan wel op tegen die besluiten in te stellen of ingestelde beroepen, zowel in eerste aanleg als in verdere instantie, de regels van toepassing blijven die golden voor 1 januari 2001;

  • b.

    die wet van toepassing blijft op de financiële verantwoording, vaststelling en uitbetaling van op grond van die wet verleende subsidies en uitkeringen.

Artikel

51

Wijzigt de Wet ambulancevervoer.

Artikel

52

Wijzigt de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen.

Artikel

54

Wijzigt de Woningwet.

Artikel

55

Wijzigt de Ambtenarenwet.

Artikel

56

Wijzigt de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen.

Artikel

57

Wijzigt de Wet tarieven gezondheidszorg.

Artikel

58

Wijzigt de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Artikel

59

Wijzigt de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

Artikel

60

Wijzigt de Wijzigingswet Ziekenfondswet en de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen (invoeren van de aanspraak op medisch-specialistische zorg, verleend door of vanwege een ziekenhuis).

Artikel

61

Wijzigt de Provinciewet.

Artikel

62

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

63

De vaststelling van de algemene maatregelen van bestuur, bedoeld in artikel 1, tweede en derde lid, de visie en het daarin opgenomen financieel kader, bedoeld in artikel 3, eerste lid, het geven van beschikkingen door Onze Minister als bedoeld in de artikelen 7, 13 en 14, alsmede de goedkeuring van de prestatie-eisen, bedoeld in artikel 10, een en ander voor zover zij betrekking hebben op academische ziekenhuizen als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, vinden plaats in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

Artikel

64

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen, zo nodig in afwijking van deze wet, tijdelijke voorzieningen worden getroffen voor het geval het College bouw of het College sanering zijn uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt.

Artikel

65

Een krachtens deze wet vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Zij treedt in werking op een tijdstip dat nadat dertig dagen na de overlegging zijn verstreken, bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het in de algemene maatregel geregelde onderwerp bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend en wordt de algemene maatregel ingetrokken.

Artikel

66

Artikel

67

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

68

Deze wet wordt aangehaald als: Wet toelating zorginstellingen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , J. F. Hoogervorst
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport , C. I. J. M. Ross-van Dorp
De Minister van Justitie , J. P. H. Donner