Regeling van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 6 december 2006, nr. LMV 2006 333053, houdende regels met betrekking tot het subsidiëren van maatregelen ten behoeve van de sanering van verkeerslawaai (Subsidieregeling sanering verkeerslawaai)
Subsidieregeling sanering verkeerslawaai
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
autonome gevelsanering: in het kader van de sanering wegverkeerslawaai of spoorweglawaai treffen van geluidwerende maatregelen met het uitsluitende oogmerk de beperking van het geluidsniveau binnen de woning of het andere geluidsgevoelig gebouw, vanwege een weg of spoorweg;
gemeenschappelijke regeling krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen omtrent in ieder geval het treffen van geluidwerende maatregelen of geluidhinderbestrijding, of
2°.
samenwerkingsverband ten behoeve van structurele samenwerking tussen gemeentebesturen ter zake van een activiteit als bedoeld onder 1°;
k.
maatgevend jaar: tiende jaar na het akoestisch onderzoek in situaties als bedoeld in artikel 88 van de wet, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan 24 februari 2010, of in artikel 4.17 van het besluit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds, dan wel, bij reconstructies het tiende jaar na afronding van de reconstructie;
l.
Minister: Minister van Infrastructuur en Milieu;
m.
rijksinfrastructuur: wegen in beheer bij het Rijk en hoofdspoorwegen;
De Minister kan subsidie verstrekken ter zake de kosten van projecten met als doel de beperking van de geluidsbelasting vanwege wegen en spoorwegen aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen of de beperking van het geluidsniveau binnen woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen.
2
Er wordt geen subsidie verstrekt voor BTW verschuldigd over kosten voor projecten als bedoeld in het eerste lid, tenzij de subsidieontvanger aantoonbaar de BTW niet kan verrekenen of hiervoor geen compensatie kan krijgen op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds.
§
2
Subsidiabele maatregelen
Artikel
3
1
De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van:
a.
verkeersmaatregelen tegen wegverkeerslawaai;
b.
geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg of een spoorweg;
c.
afschermende maatregelen tegen wegverkeerslawaai;
d.
afschermende maatregelen tegen spoorweglawaai;
e.
geluidwerende maatregelen aan saneringsobjecten tegen wegverkeerslawaai of spoorweglawaai;
f.
maatregelen die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen.
2
Vervallen.
3
De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid, onder b en d, en – voor zover het spoorweglawaai betreft – e, op aanvraag aan de spoorwegexploitant verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.
4
De Minister kan de subsidie, bedoeld in het eerste lid op aanvraag aan het provinciebestuur verlenen, indien de maatregelen worden uitgevoerd onder diens verantwoordelijkheid.
Artikel
4
1
Maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, komen slechts in aanmerking voor subsidie indien:
het geluidwerende maatregelen aan saneringsobjecten betreft waarvoor na het moment waarop de subsidie, bedoeld in artikel 7, eerste lid, is aangevraagd, een verkeersbesluit is genomen, inhoudende dat de snelheid op een weg wordt verlaagd naar 30 km/u.
2
Maatregelen komen niet in aanmerking voor subsidie indien zij betrekking hebben op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen die niet tijdig overeenkomstig artikel 88 van de wet, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan 24 februari 2010, of artikel 4.17 van het besluit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds, zijn gemeld.
3
Het gemeentebestuur of bestuur doet, op verzoek van de Minister, binnen 3 maanden mededeling van de saneringsobjecten, waarvan na de melding, als bedoeld in artikel 88 van de wet, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan 24 februari 2010, of artikel 4.17 van het besluit, zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van het Invoeringsbesluit geluidproductieplafonds, is gebleken dat deze niet meer voor subsidie in aanmerking kunnen komen, omdat deze:
a.
zijn gesloopt;
b.
van bestemming zijn gewijzigd in een niet-geluidsgevoelige bestemming;
saneringsobjecten of de weg waaraan ze zijn gelegen, zijn geprojecteerd in een na 1 januari 1982 overeenkomstig artikel 76 en 77, van de wet vastgesteld bestemmingsplan, of;
g.
zijn gelegen in een situatie waarin tot aanleg of reconstructie van de weg na 1 januari 1982 is besloten met toepassing van de artikelen 79 tot en met 81, van de wet;
h.
zijn voorzien van maatregelen, die ten laste van het Rijk zijn getroffen of omdat de toestemming, bedoeld in artikel 114a van de wet, ontbreekt.
Artikel
5
De Minister weigert een aanvraag om subsidie in ieder geval, voor zover naar zijn oordeel:
onvoldoende gebruik gemaakt is van de mogelijkheid dat anderen in de kosten voorzien.
Artikel
6
Niet in aanmerking voor een subsidie komen maatregelen:
a.
die getroffen worden met geldelijke steun op grond van de ‘Nadere regels voor de uitvoering van geluidsanering ten laste van Rijkswaterstaat bij het uitvoeren van werkzaamheden aan rijkswegen ter vergroting van de capaciteit c.q. het uitvoeren van verbeteringswerken aan rijkswegen’ (bijlage bij de circulaires van 24 december 1991, MBG 20d91010 en MBG 23d91003, Stcrt. 1992, 58);
voor zover zij getroffen worden met geldelijke steun, verstrekt uit anderen hoofde ten laste van het Rijk;
d.
voor zover deze getroffen worden aan woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen waarvoor al eerder ten laste van het Rijk maatregelen zijn getroffen.
§
3
Subsidies
§
3.1
Voorbereidingssubsidie
Artikel
7
1
De Minister kan aan het gemeentebestuur of het bestuur op aanvraag subsidie verstrekken ter zake de kosten van voorbereiding van, begeleiding van en toezicht op maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid;
Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt voor zover deze betrekking heeft op de kosten van maatregelen ter vermindering van de geluidsbelasting vanwege rijksinfrastructuur.
4
Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt voor zover de subsidieaanvraag minder dan 25 saneringsobjecten bevat.
5
Het vierde lid is niet van toepassing, indien:
a.
in de gehele betreffende gemeente minder dan 25 saneringsobjecten, als bedoeld in artikel 89, eerste lid van de wet, en geluidsgevoelige gebouwen, als bedoeld in artikel 3.6 van het besluit, (saneringsobjecten) zijn gelegen die nog niet in een saneringsprogramma zijn opgenomen, of;
b.
het gemeentebestuur of bestuur bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, heeft aangegeven dat alleen de maatregel, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel f, in aanmerking komt, of;
Bij de verlening van een subsidie, als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de Minister de wijze waarop het bedrag van de subsidie wordt berekend.
Artikel
8
Vervallen
Artikel
9
Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, worden jaarlijks gelijktijdig beoordeeld op basis van hun geschiktheid om bij te dragen aan de doelstellingen van deze regeling.
Artikel
10
1
Projecten waarvan de gemiddelde geluidsbelasting, na aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet, op de gevels van de 25 hoogst belaste saneringsobjecten binnen het project, afgerond op twee decimalen achter de komma, het hoogste is, komen het eerst in aanmerking voor een subsidie, als bedoeld in artikel 7, eerste lid.
2
De Minister kan van het eerste lid afwijken, indien:
a.
de toepassing van het eerste lid, gelet op het belang van het voorkomen of beperken van geluidhinder, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard;
b.
de maatregelen in het kader van de sanering samenvallen met een reconstructie van een weg of een wijziging van een spoorweg, of;
c.
het gevolg van die afwijking is dat projecten vanuit het oogpunt van doelmatigheid en kostenbeheersing gezamenlijk uitgevoerd worden met andere werken.
3
Bij de berekening van de gemiddelde geluidsbelasting, als bedoeld in het eerste lid, wordt per subsidietijdvak dat de aanvraag eerder is ingediend, met het oog op de rangorde bij de verlening van de subsidies, bedoeld in artikel 7, eerste lid, 1 dB opgeteld.
§
3.2
Uitvoeringssubsidie
Artikel
11
1
Niet in aanmerking voor een subsidie voor de uitvoering komen de volgende maatregelen:
a.
maatregelen die in uitvoering zijn genomen, voordat op de aanvraag door de Minister is beslist;
b.
maatregelen waarvoor geen subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, is verleend.
2
Het eerste lid, onder a, is niet van toepassing in de gevallen waarin de Minister vooraf heeft toegestemd met het op en eerder tijdstip in uitvoering nemen van die maatregelen.
3
De Minister kan alleen toestemmen in het vooraf in uitvoering nemen van maatregelen, indien dit naar zijn oordeel om redenen van doelmatigheid wenselijk is.
Artikel
12
1
Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie indien zij:
a.
niet elders een zodanige toename van de geluidsbelasting veroorzaken, dat de kosten van de bestrijding van deze toename hoger zijn dan de kostenbesparing die door het treffen van de verkeersmaatregelen wordt bereikt;
niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de weg.
2
Verkeersmaatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie, voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdeel 1, bij deze regeling.
Artikel
13
Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een spoorweg komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten niet voortvloeien uit het normale beheer en onderhoud van de spoorweg.
Artikel
13a
1
Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg, niet zijnde een rijksweg, komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover:
a.
voor zover de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdeel 2, bij deze regeling; en
b.
de maatregelen gemiddeld over de technische levensduur van de weg leiden tot een afname van de geluidbelasting vóór afronding van ten minste 1,0 dB op ten minste een geluidsgevoelig gebouw in het cluster waarvoor de geluidreducerende maatregelen worden afgewogen.
2
Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een rijksweg komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten van de maatregel hoger zijn dan de kosten bij de aanleg van een wegdek van Dicht Asfalt Beton op het betreffende traject.
3
Het aanbrengen van een wegdek van Zeer Open Asfalt Beton op een rijksweg, komt niet in aanmerking voor subsidie.
Artikel
14
1
Afschermende maatregelen komen voorts slechts in aanmerking voor subsidie voor zover de kosten, behoudens voorafgaande instemming van de Minister, niet meer dan 10% hoger zijn dan de gemiddelde kosten van de in de praktijk gangbare afschermende maatregelen als bedoeld in bijlage C, onderdeel C1, bij deze regeling.
2
De maximale subsidie voor een andere afschermende maatregel dan een geluidsscherm, is gelijk aan de maximale kosten voor een geluidscherm als bedoeld in het eerste lid, waarbij rekening is gehouden met dezelfde lengte en dezelfde geluidreductie en waarbij de keuzes zijn gemaakt voor de correctiefactoren, genoemd in bijlage C, onderdeel C2, bij deze regeling.
Artikel
15
Niet in aanmerking voor een subsidie komen:
a.
geluidwerende maatregelen aan woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, welke maatregelen door de Minister zijn vastgesteld, doch ten aanzien waarvan de eigenaar, overeenkomstig hoofdstuk 6 van het besluit heeft verklaard niet in te stemmen met de uitvoering van de maatregelen;
b.
geluidwerende maatregelen aan woningen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasting binnen de woning bij gesloten ramen de 43 dB niet overschrijdt;
c.
geluidwerende maatregelen aan andere geluidsgevoelige gebouwen, waarbij in het maatgevende jaar de geluidsbelasting bij gesloten ramen in categorie a-ruimten de 38 dB en in categorie b-ruimten de 43 dB niet overschrijdt.
Artikel
16
Geluidwerende maatregelen komen slechts in aanmerking voor subsidie voor zover:
a.
zij niet zijn toe te schrijven aan achterstallig onderhoud;
b.
zij worden getroffen ten behoeve van:
1°.
een woning waarvan ten minste één geluidsgevoelige ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;
2°.
een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie a- ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 38 dB, of
3°.
een ander geluidsgevoelig gebouw waarvan ten minste één categorie b-ruimte een geluidsbelasting ondervindt van meer dan 43 dB;
c.
zij strekken tot een verlaging van de geluidsbelasting tot de volgende waarden:
1°.
binnen de geluidsgevoelige ruimten van een woning: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB;
2°.
binnen categorie a-ruimten: 33 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 38 dB;
3°.
binnen categorie b-ruimten: 38 dB, dan wel een door het gemeentebestuur doelmatig geoordeelde hogere waarde van ten hoogste 43 dB, en
d.
de kosten ervan in redelijke verhouding staan tot kwaliteit, aard en gebruik van de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw en tot het geluidwerend effect van de maatregelen.
Artikel
17
Geluidwerende maatregelen komen, in geval van autonome gevelsanering, slechts voor een subsidie in aanmerking:
a.
indien zij geen wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering;
b.
indien zij een wijziging inhouden van de gebruiksmogelijkheden van de gevel vóór de sanering, die niet leidt tot meerkosten die ten laste van de subsidie worden gebracht;
c.
voor zover voor de eventueel aan te brengen ventilatievoorzieningen, waar mogelijk, gebruik is gemaakt van de bestaande ventilatiemogelijkheden, rekening houdend met de eisen die aan het voldoende beperken van de geluidsbelasting worden gesteld, en
d.
tot het bedrag van de werkelijke kosten, zulks met een maximum van het met behulp van bijlage D, onderdeel a, berekende bedrag; bij een eventuele overschrijding van dat bedrag kan ook dat meerdere voor subsidie in aanmerking komen indien die overschrijding naar het oordeel van de Minister voldoende onderbouwd is.
Artikel
18
Vervallen
Artikel
19
1
Maatregelen tegen wegverkeers- en spoorweglawaai die strekken tot onttrekking aan de bestemming van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen komen slechts in aanmerking voor subsidie, indien de geluidsbelasting op deze woningen en gebouwen, met aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet, vanwege wegverkeerslawaai hoger is dan 65 dB en vanwege spoorweglawaai hoger is dan 70 dB.
2
Het subsidiebedrag voor maatregelen als bedoeld in het eerste lid is niet hoger dan het bedrag dat volgt uit de toepassing van bijlage A, onderdelen 4 en 5.
§
3.3
subsidieplafond
Artikel
19a
1
Het subsidieplafond voor het tijdvak van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2022 wordt vastgesteld op € 21.757.000.
2
Het subsidieplafond voor het tijdvak van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023 wordt vastgesteld op € 24.911.000.
3
Het subsidieplafond voor het tijdvak van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2024 wordt vastgesteld op € 20.574.000.
§
4
Procedureverloop
§
4.1
Procedure voorbereidingssubsidie
Artikel
20
Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, wordt ingediend bij de Minister, met gebruikmaking van een volledig ingevuld formulier VBT.
Artikel
21
1
Een aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt vóór 1 april 2023 ingediend.
De Minister beslist binnen dertien weken na afloop van de in artikel 21, eerste lid, bedoelde termijn over de aanvraag voor een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.
2
In de gevallen, genoemd in artikel 21, tweede lid, beslist de minister binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag.
3
Indien de beslissing als bedoeld in het eerste lid negatief is, kan de Minister deze beslissing tot 31 december herzien.
Artikel
23
In het besluit tot verlening van een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt in ieder geval bepaald binnen welk tijdvak de voorbereiding plaats dient te vinden.
Artikel
24
1
In het besluit tot verlening van een subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht wordt in ieder geval bepaald wat de hoogte van het eerste voorschot is, welke binnen 4 weken na verlening of aan de hand van de individuele liquiditeitsbehoefte wordt verstrekt.
2
Het voorschot bedraagt € 600,– per saneringsobject met een geluidsbelasting van 56 dB of hoger, inclusief aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet.
3
Het voorschot bedraagt € 150,– per saneringsobject met een geluidsbelasting tot en met 55 dB, inclusief aftrek als bedoeld in artikel 110g van de wet.
4
Na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 23, kan de Minister een nieuw voorschot verstrekken, waarbij de verstrekte voorschotten tezamen ten hoogste 95% van de verleende subsidie bedragen.
Artikel
24a
Vervallen
Artikel
25
1
Na ontvangst van een volledig ingevuld formulier UK/S ten behoeve van maatregelen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, stelt de Minister de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op:
Indien het project uitsluitend of tevens maatregelen betreft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, vermeerdert de Minister het in onderdeel a bedoelde bedrag met een bedrag dat wordt bepaald met toepassing van Bijlage A, onderdeel 6.
2
In afwijking van het eerste lid stelt de Minister de in dat lid bedoelde subsidie vast, uiterlijk vier weken na ontvangst van een volledig ingevuld formulier MA-F, indien de subsidieontvanger, met toepassing van artikel 35b, tweede lid, heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure.
3
In afwijking van het eerste lid verzoekt de subsidieontvanger, indien deze geen subsidie als bedoeld in artikel 3 aanvraagt, uiterlijk vier weken na de afronding van de procedure, beschreven in hoofdstuk 6 van het besluit, om vaststelling van de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht.
4
De Minister kan de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht op nihil vaststellen:
a.
als twee jaren zijn verstreken na de verlening van de subsidie en geen aanvraag is ontvangen om een subsidie voor de uitvoering van de maatregelen, of
Indien toepassing van het derde lid zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard, kan de Minister besluiten om de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht, in afwijking van het derde lid, vast te stellen op het reeds betaalde voorschotbedrag.
6
In afwijking van het eerste lid stelt de Minister de subsidie voor voorbereiding, begeleiding en toezicht vast op 4% van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de betrokken maatregelen, daarbij wijzigingen als gevolg van toepassing van artikel 30 of 31 niet meegerekend, vermeerderd met het bedrag dat de spoorwegexploitant bij de subsidieontvanger in rekening heeft gebracht ten behoeve van de voorbereiding van, begeleiding van en het toezicht op de maatregelen, indien:
a.
het overeenkomstig de aanhef berekende subsidiebedrag 18% of meer van het bedrag van de verlening van de subsidie voor de maatregelen bedraagt, en
b.
het een geluidreducerende maatregel aan de constructie van een spoorweg of een afschermende maatregel tegen spoorweglawaai betreft binnen een project als bedoeld in bijlage G.
7
Een vaststelling als bedoeld in het vijfde lid geschiedt tegelijkertijd met de vaststelling van de subsidie voor de maatregelen.
Artikel
26
Vervallen
§
4.2
Procedure uitvoeringssubsidie
Artikel
27
1
Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid wordt ingediend bij de Minister, met gebruikmaking van een volledig ingevuld formulier UK/S.
2
Wanneer een subsidie voor geluidwerende maatregelen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, wordt aangevraagd, wordt bij de aanvraag een berekening van het effect van de verkeersmaatregel op de geluidsbelasting op de daar bedoelde saneringsobjecten gevoegd.
Artikel
28
Vervallen
Artikel
29
De Minister beslist binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid.
Artikel
30
1
Voor de start van de uitvoering van de maatregelen stelt de subsidieontvanger de Minister schriftelijk op de hoogte van de kosten van de uitvoering en overlegt aan de Minister de opdrachtverlening aan de partij die de maatregelen zal gaan uitvoeren.
2
Indien de subsidie is verleend voor geluidwerende maatregelen bevat de informatie, bedoeld in het eerste lid, een open calculatie voor de uitvoering van deze maatregelen.
3
Indien de kosten van uitvoering meer dan 10% hoger zijn dan het bedrag van de subsidieverlening, overlegt de subsidieontvanger voorafgaand aan de gunning een proces verbaal van aanbesteding en een voorstel tot gunning van de werkzaamheden en dient hij bij de Minister een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in om in te stemmen met de kosten van uitvoering van de maatregelen.
4
Binnen vier weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld in het derde lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.
5
De Minister kan het bedrag van de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van de ontvangen informatie, bedoeld in het eerste lid, en het verzoek, bedoeld in het derde lid.
Artikel
30a
De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van het rapport, bedoeld in artikel 39, onderdeel c.
Artikel
31
1
De subsidieontvanger kan tot het moment van het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling de Minister schriftelijk verzoeken het bedrag van de subsidieverlening te wijzigen naar aanleiding van omstandigheden die er toe leiden dat de kosten van de maatregelen de verleende subsidie overstijgen.
2
Het verzoek als bedoeld in eerste lid is voorzien van een motivering en een opgave van de kosten van de maatregelen.
3
De Minister kan de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in het eerste lid.
4
Binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid, neemt de Minister een besluit op het verzoek.
5
Indien een verzoek als bedoeld in het eerste lid is ingediend, wordt de subsidie niet eerder vastgesteld dan dat de Minister heeft besloten op het verzoek.
Artikel
32
1
Voorschotten worden maximaal vier maal, gelijkmatig verspreid over het tijdvak waarin de maatregelen moeten worden getroffen of aan de hand van de individuele liquiditeitsbehoefte, verstrekt.
2
Het totale bedrag van de voorschotten bedraagt maximaal 95% van het verleende subsidiebedrag.
Artikel
33
1
De subsidieontvanger zendt de Minister, onder gebruikmaking van formulier WG of formulier RG, binnen 10 maanden na het einde van het tijdvak waarin de maatregelen getroffen moesten worden de aanvraag tot subsidievaststelling.
In afwijking van artikel 33, wordt, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, een subsidievaststelling aangevraagd door verantwoordingsinformatie aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te verstrekken, op een wijze als bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
2
In afwijking van het eerste lid kan de subsidieontvanger een subsidievaststelling aanvragen door de verantwoordingsinformatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover deze specifiek op de verleende subsidie ziet, voor 1 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister te zenden.
Artikel
34
Indien de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig heeft toegezonden of indien de toegezonden stukken naar het oordeel van de Minister onvolledig zijn, stelt de Minister de subsidieontvanger binnen zes weken na de in artikel 33, eerste lid, genoemde termijn dan wel na ontvangst van deze stukken, in de gelegenheid om binnen een door de Minister te stellen termijn van ten hoogste acht weken alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.
Artikel
35
1
Indien de subsidieontvanger niet binnen de in artikel 34 bedoelde termijn aan zijn verplichtingen heeft voldaan, kan de Minister voor iedere week die de subsidieontvanger in gebreke blijft, bij de vaststelling van de subsidie een korting toepassen van 2,5% van de verleende subsidie.
2
Indien de subsidieontvanger deze termijn met zestien weken heeft overschreden, stelt de Minister de subsidie vast, waarbij hij een korting toepast van ten minste 50% en ten hoogste 100% van de verleende subsidie.
3
De Minister verrekent de korting, bedoeld in het eerste en tweede lid, met de subsidie. De verrekening vindt plaats bij de subsidievaststelling. Voor zover de korting niet verrekend kan worden, vordert de Minister haar terug.
Artikel
35a
De artikelen 34 en 35 zijn niet van toepassing indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.
§
4.3
Facultatieve procedure bij geluidwerende maatregelen
Artikel
35b
1
Indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is kan, als het maatregelen betreft, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel e, deze gebruik maken van de facultatieve procedure.
2
De subsidieontvanger maakt gebruik van de facultatieve procedure kenbaar met gebruikmaking van het formulier UK/S
3
Op de facultatieve procedure, bedoeld in het eerste lid, zijn artikel 30 en 31 niet van toepassing.
Artikel
35c
1
Indien de aanvraag geluidwerende maatregelen betreft en de subsidieontvanger heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure, wordt de hoogte van het totale voorschot bepaald met behulp van bijlage A, onderdeel 7.
2
In afwijking van artikel 32 wordt het totale voorschot, bedoeld in het eerste lid, binnen vier weken na verlening van de subsidie in één keer verstrekt.
§
5
Verplichtingen subsidieontvanger
§
5.1
Verplichtingen subsidieontvanger bij de algemene procedure
Het eerste lid is niet van toepassing indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.
Artikel
37
Vervallen
Artikel
38
Bij de subsidieverlening geldt de verplichting dat de maatregelen worden getroffen binnen het aangegeven tijdvak.
Artikel
39
De subsidieontvanger is verplicht:
a.
mededeling te doen aan de Minister van wijzigingen in omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de uitvoering van de maatregelen;
b.
indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is, binnen vier weken na de afronding van de werkzaamheden daarvan mededeling te doen aan de Minister onder gebruikmaking van formulier MA;
c.
indien het een subsidie voor geluidwerende maatregelen betreft, voor het moment van aanvragen van de subsidievaststelling het rapport over te leggen van de akoestische controlemeting volgens hoofdstuk 6 van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012, uitgevoerd voor minimaal één op de twintig woningen, met dien verstande dat de te meten woningen representatief zijn voor het project.
Artikel
40
1
De subsidieontvanger draagt zorg voor:
a.
een zodanige administratieve organisatie, dat het beheer van de ontvangen subsidies en de rechtmatigheid en doelmatigheid van de hieruit gedane uitgaven kunnen worden gecontroleerd;
b.
het voeren van een zodanige administratie, dat daaraan te allen tijde op eenvoudige wijze de kosten en de financieringswijze van de maatregelen en activiteiten, waarvoor een subsidie is verstrekt, kunnen worden gecontroleerd;
c.
een functiescheiding van de instanties die worden betrokken bij de voorbereiding en controle van de projecten enerzijds en de uitvoering anderzijds;
d.
het bewaren van de administratie en de daartoe behorende bescheiden gedurende tien jaar na gereedmelding.
2
Het eerste lid, onderdelen a, b en d, is niet van toepassing, indien de subsidieontvanger een gemeentebestuur, bestuur of provinciebestuur is.
§
5.2
Verplichtingen subsidieontvanger bij facultatieve procedure geluidwerende maatregelen
Artikel
40a
Deze paragraaf is van toepassing indien de subsidieontvanger, ingevolge artikel 35b, tweede lid, heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure.
Artikel
40b
1
In afwijking van artikel 39, aanhef, onderdeel b, doet de subsidieontvanger binnen vier weken na de afronding van de werkzaamheden daarvan mededeling aan de Minister onder gebruikmaking van een volledig ingevuld formulier MA-F, inclusief de op dat formulier aangegeven bijlagen.
2
De Minister kan het bedrag van de subsidieverlening wijzigen naar aanleiding van de ontvangen informatie, bedoeld in het eerste lid.
§
6
Saneringsprogramma
Artikel
41
1
Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister een saneringsprogramma in het kader van wegverkeerslawaai voor, met gebruikmaking van het formulier UK/S.
2
Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 98 van de wet, wordt een saneringsprogramma voorgelegd door burgemeester en wethouders of de wegaanlegger, met gebruikmaking van het formulier UK/S.
3
Indien het saneringsprogramma verkeersmaatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier WBa.
4
Indien het saneringsprogramma geluidwerende maatregelen omvat, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier GBa of GBb.
5
Het vierde lid is niet van toepassing indien de subsidieontvanger, ingevolge artikel 35b, tweede lid, heeft aangegeven gebruik te maken van de facultatieve procedure.
Artikel
42
1
Burgemeester en wethouders leggen aan de Minister het saneringsprogramma in het kader van spoorweglawaai voor, met gebruikmaking van het formulier UK/S.
2
Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4.18, derde lid, van het besluit, legt de spoorwegexploitant aan de Minister het saneringsprogramma voor, met gebruikmaking van het formulier UK/S.
3
Indien de maatregelen tegen spoorweglawaai geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk omvatten, wordt tevens gebruik gemaakt van formulier RBa.
De Minister kan een onderzoek instellen naar de kwaliteit en de kosten van de maatregelen waarvoor subsidie is verleend.
2
Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de geluidwerende maatregelen de geluidsbelasting niet hebben teruggebracht tot de waarden, bedoeld in artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om de geluidwerende maatregelen binnen een door hem te bepalen termijn alsnog te voltooien of aan te vullen, dan wel opnieuw te treffen.
3
Indien de betrokken maatregelen niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn zijn getroffen, kan de Minister op kosten van de subsidieontvanger de nodige maatregelen treffen.
4
Indien uit het onderzoek mocht blijken dat de kosten van de geluidwerende maatregelen niet voldoen aan artikel 16, onder c, stelt de Minister de subsidieontvanger in de gelegenheid om daarover opheldering te verschaffen binnen een door hem te bepalen termijn.
5
De Minister kan een onafhankelijke instantie aanwijzen die belast is met de toepassing van het eerste, tweede en derde lid. Hij doet daarvan mededeling aan de subsidieontvanger.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling sanering verkeerslawaai.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijnstraat 8, 2515 XP Den Haag.
Den Haag
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P.L.B.A. vanGeel
Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg
3.
Geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk in een spoorweg
4.
Onttrekking aan de bestemming vanwege wegverkeerslawaai
5.
Onttrekking aan de bestemming vanwege spoorweglawaai
6.
Hoogte subsidiebedrag bij vaststelling van een voorbereidingssubsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor gevelmaatregelen
7.
Normbedragen voorschot subsidie voor gevelmaatregelen per woning bij facultatieve procedure
1
Verkeersmaatregelen tegen wegverkeerslawaai
Het in artikel 12, tweede lid, bedoelde bedrag is de uitkomst van de volgende berekening volgens de onderstaande van toepassing zijnde tabel: de som van de normbedragen voor de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen waarvan de geluidsbelasting als gevolg van de maatregelen met ten minste 3 dB afneemt, verminderd met de som van de normbedragen voor de woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen waarvan de geluidsbelasting als gevolg van de maatregelen met ten minste 3 dB toeneemt.
1a
Woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de wet.
≤ 53
0
0
0
54
1.245
1.245
1.865
55
1.245
1.245
1.865
56
1.245
1.245
1.865
57
1.245
1.245
1.865
58
1.245
1.245
1.865
59
1.245
1.865
2.485
60
1.245
1.865
2.485
61
1.865
2.485
3.730
62
1.865
2.485
3.730
63
1.865
2.485
3.730
64
2.485
3.110
4.350
65
2.485
3.110
4.350
66
2.485
3.110
4.350
67
2.485
3.110
4.350
68
2.485
3.110
4.350
693
8.700
10.565
14.915
703
8.700
10.565
14.915
713
8.700
10.565
14.915
723
0
10.565
14.915
733
0
0
14.915
≥ 743
0
0
04
1 Dit is bij afname de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie vóór, en bij toename de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie na de uitvoering van de maatregelen (in dB en na de aftrek, bedoeld in artikel 110g van de wet).
2Eenheid:
–
bij woningen: elke woning;
–
bij andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de wet: elk 5m strekkend gebouw in de lengterichting van de weg (als het gebouw hoger dan drie etages is, dan het aantal eenheden vermenigvuldigen met de naar beneden afgeronde uitkomst van de deling van het aantal etages door drie).
3 Indien de uitvoering van de maatregelen leidt tot geluidsbelastingen van meer dan 68 dB, dan is geen subsidie mogelijk.
4 Bij geluidsbelastingen van meer dan 73 dB vóór de uitvoering van de maatregelen is wel een subsidie mogelijk indien de geluidsbelasting na de uitvoering van de maatregelen 68 dB of minder is, namelijk € 14.915 per eenheid.
1 Dit is bij afname de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie vóór, en bij toename de geluidsbelasting van de uitwendige scheidingsconstructie na de uitvoering van de maatregelen (in dB en na de aftrek, bedoeld in artikel 110g van de wet).
2 Eenheid: 25 m strekkend terrein in de lengterichting van de weg.
3 Indien de uitvoering van de maatregelen leidt tot geluidsbelastingen van meer dan 68 dB, dan is geen subsidie mogelijk.
4 Bij geluidsbelastingen van meer dan 73 dB vóór de uitvoering van de maatregelen is wel een subsidie mogelijk indien de geluidsbelasting na de uitvoering van de maatregelen 68 dB of minder is, namelijk € 8.700 per eenheid.
2
Geluidreducerende maatregelen aan de constructie van een weg
1 of 2 dB
€ 50,00
3 dB
€ 75,00
≥ 4 dB
€ 150,00
Voor de berekening van het subsidiebedrag wordt de te vervangen wegdekoppervlakte afgerond op een tiental vierkante meters.
3
Geluidreducerende maatregelen aan een kunstwerk in een spoorweg
Vervallen.
4. en 5
Onttrekking aan de bestemming vanwege wegverkeerslawaai en spoorweglawaai
Het in artikel 19, tweede lid, bedoelde bedrag bestaat uit de som van de per woning of ander geluidsgevoelig gebouw bepaalde maximale bijdragen met behulp van de onderstaande tabel.
66 t/m 70
€ 145.000
71 t/m 75
€ 135.000
71 t/m 75
€ 175.000
76 en hoger
€ 175.000
76 en hoger
€ 185.000
1 Dit is het minimum van de waarde van de geluidsbelasting voor het treffen van de maatregelen en na het treffen van de overige maatregelen (in dB en met toepassing van de aftrek, bedoeld in artikel 110g van de wet).
2 Aangegeven bedrag in euro geldt per woning of per ander geluidsgevoelig gebouw met de aangegeven geluidsbelasting.
3 Dit is het minimum van de waarde van de geluidsbelasting voor het treffen van de maatregelen en na het treffen van de overige maatregelen.
6
Hoogte subsidiebedrag bij vaststelling voorbereidingssubsidie voor gevelmaatregelen
Het in artikel 25, eerste lid, bedoelde bedrag bestaat uit de som van het totaalbedrag uit de delen A, B en C van de onderstaande tabel.
De gemiddelde kosten van de in de praktijk gangbare afschermende maatregelen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, worden berekend met behulp van onderstaande tabellen. De gemiddelde kosten bestaan uit een basisbedrag waarop een aantal correcties worden toegepast. Onder de tabellen staat de precieze werkwijze voor de berekening. Op de website www.bureausaneringverkeerslawaai.nl wordt een rekenformulier geplaatst waarmee de gemiddelde kosten berekend kunnen worden. Dit formulier kan ook gebruikt worden om de kosten van een afschermende maatregel vooraf te ramen.
1
Basisbedrag
Absorberend
Reflecterend
1,0 – 2,5 m
530,00
480,00
2,5 – 4,0 m
440,00
390,00
4,0 – 6,0 m
400,00
350,00
2
Correctiefactoren voor kunstwerken en transparante schermen
Correctiefactor voor de lengte van het deel van het scherm dat wordt geplaatst op een kunstwerk
1,36
Correctiefactor voor de lengte van het deel van het scherm dat niet wordt geplaatst op een kunstwerk en dat transparant wordt uitgevoerd
1,64
3
Correctiefactor voor de omvang van het werk in m2
orde van grootte
<500 m2
500–5.000 m2
>5.000 m2
Correctiefactor
1,10
1
0,95
4
Correctiefactor voor de ondergrond
Standaard (of goed)
< 5 m
0
Slecht
10 m
54
Erg slecht
20 m
135
1 voor zover niet op een kunstwerk geplaatst
5
Correctiefactor voor trillingsarm funderingssyteem
Geen trillingsarm funderingssysteem
0
Wel trillingsarme fundering.
Type ondergrond: standaard
< 5 m
33
Wel trillingsarme fundering.
Type ondergrond: slecht
10 m
91
Wel trillingsarme fundering.
Type ondergrond: erg slecht
20 m
176
1 voor zover niet op een kunstwerk geplaatst
6
Correctiefactor voor plaatsing in een talud
Plaatsing niet in een talud
0
Plaatsing in een talud, het baan lichaam moet worden verbreed
187
Plaatsing in een talud, het talud moet worden opgevangen door een keerwand
Hoog risicoprofiel, beperkingen op de bouwplaats en veel omgevingsinteracties
10%
Werkwijze bij de berekening
1.
Het basisbedrag vermenigvuldigen met de correctiefactoren in de tabellen 2 en 3 voor zover van toepassing.
2.
De uitkomst van de berekening, bedoeld onder 1, verhogen met de correcties op basis van de tabellen 4 tot en met 8. Elke correctie is gelijk aan:
de meerprijs per meter lengte van het scherm / de gemiddelde hoogte van het scherm) x de lengte van het scherm dat niet op een kunstwerk staat / de totale lengte van het scherm.
3.
De uitkomst van de berekening, bedoeld onder 2, verhogen met de correcties op basis van de tabellen 9, 9a, 10 en 11. Elke correctie is gelijk aan:
de meerprijs per meter lengte van het scherm / de gemiddelde hoogte van het scherm.
4.
De uitkomst van de berekening, bedoeld onder 3, verhogen met het percentage in tabel 12 dat van toepassing is maal die uitkomst.
5.
De uitkomst van de berekening, bedoeld onder 4, verhogen met het geldende btw-percentage maal die uitkomst. De uitkomst staat voor de gemiddelde schermkosten.
C2 Alternatieve afschermende maatregelen
2
Geen kunstwerken en 25% transparant scherm
3
Omvang relatief beperkt, correctiefactor 1,05
4
Type ondergrond slecht
5
Trillingsarm funderen bij slechte ondergrond
6
Correctie voor talud € 50 per meter lengte van het scherm
Tabel a Toetsbedragen per m2 van maatregelen aan lichte geveldelen (beglazing en panelen)
Toetsbedrag/m2
€ 321
€ 357
€ 379
€ 467
€ 502
Tabel b Correctie (C) voor het gemiddeld elementoppervlak
S (m2)
< 0,5
≥ 0,5
< 0,6
≥ 0,6
< 0,7
≥ 0,7
< 0,8
≥ 0,8
< 1,0
≥ 1,0
< 1,4
≥ 1,4
< 2,0
≥ 2,0
< 2,8
≥ 2,8
C (€)
+ € 115
+ € 68
+ € 35
+ € 19
€ 0
- € 25
- € 48
- € 67
- € 85
Tabel c Toeslagen per (nieuw) raam en (nieuwe) deur
Nieuwe draairamen
€ 355
€ 430
€ 440
€ 445
€ 450
Nieuwe vaste ramen
€ 280
€ 310
€ 315
€ 325
€ 330
Dakramen excl. Suskasten
€ 625
€ 675
€ 735
€ 830
€ 930
Nieuwe deuren
€ 1.010
€ 1.150
€ 1.150
€ 1.150
€ 1.150
Tabel d Toeslag per stuk voor raam/deur (anders dan naar buiten draaiend)
Verwijderen schuifraam, per stuk
€ 148
Naar binnen draaiende delen, per stuk
€ 90
Draai-kiep-raam, per stuk
€ 148
Stijl/dorpel bij nieuwe draaidelen, per strekkende meter
€ 135
Kierdichting bestaande draaidelen, per strekkende meter
€ 25
Toeslag inhaakkozijnen, per vierkante meter
€ 337
Toeslag stellatten t.b.v. voorzetbeglazing, per strekkende meter
€ 11
Tabel e Toeslag voor kozijnnaaddichting per m1
Naaddichting aan de binnenzijde per m¹ (alleen kit)
€ 12
Naaddichting aan de binnenzijde per m¹ (hoeklat + kit)
€ 24
Naaddichting aan de buitenzijde per m¹ (alleen kit)
€ 12
2
Geluiddempende ventilatievoorzieningen
Tabel f Toetsbedragen voor een geluiddempende ventilatievoorziening (één geluiddempende ventilatievoorziening per geluidsbelast, geluidsgevoelig vertrek)
Suskast
€ 470
Muurdemper
€ 460
Dakdemper
€ 390
Mechanische ventilatievoorziening
€ 820
3
Maatregelen hellend dakvlak
Tabel g Toetsbedragen per m² voor maatregelen aan het dakvlak
Type 1
dakbeschot met waterbestendige plaat kierdicht maken
€ 95
Type 2
idem type 1 met aanvullend montage gipsplaten en spouw geheel of gedeeltelijk vullen met minerale wol, eventueel op verende regels
€ 235
Type 3
idem type 2 echter montage gipsplaten op verende regels
€ 275
4
Maatregelen plafonds
Tabel h Toetsbedragen per m² voor maatregelen aan het plafond
Alleen gipsplaten
€ 140
Gipsplaten met minerale wol
€ 155
Wijze van berekening met het toetsbedragensysteem voor geluidwerende maatregelen
De belangrijkste aspecten van het systeem van de toetsbedragen zijn:
•
Differentiatie in vijf klassen met een bereik van ieder 2 dB.
•
De klassen betreffen kostenklassen (I t/m V). Door middel van het nomogram (figuur 1) kan per situatie, afhankelijk van de vereiste geluidwering, de kostenklasse worden bepaald. Deze kostenklassen corresponderen met de RA-waarden van de lichte geveldelen.
figuur 1, nomogram bepaling kostenklasse
•
In een correctie (C) wordt de invloed van het gemiddeld element oppervlak verdisconteerd. (Kleine oppervlakken zijn per m² duurder dan grote oppervlakken.)
•
Per raam en deur geldt een toeslag per stuk. Omdat de detaillering van bewegende delen afhankelijk is van de geluidisolatie, varieert deze toeslag per kostenklasse. Deze toeslag is gebaseerd op naar buiten draaiende ramen en deuren.
•
Indien ten opzichte van de bestaande situatie afwijkende raamtypes moeten worden toegepast, kan daarvoor nog een toeslag per stuk gelden (tabel d). Wordt een schuifraam vervangen door een vast deel of draairaam, dan geldt een toeslag voor het demonteren van het raam en aanpassen van het kozijn.
•
Afhankelijk van de vereiste geluidisolatiewaarde wordt enkele, dan wel dubbele naaddichting toegepast. Bij enkele naaddichting is het over het algemeen om bouwfysische redenen noodzakelijk deze aan de binnenzijde aan te brengen.
•
Per geluidsbelast geluidsgevoelig vertrek zal over het algemeen een geluiddempende ventilatievoorziening nodig zijn. Afhankelijk van het type geldt een verschillend toetsbedrag.
•
Bij maatregelen aan hellende daken ligt slechts een beperkt aantal bouwkundige constructies voor de hand. Om die reden zijn de toetsbedragen gebaseerd op de kosten van de desbetreffende maatregelen. De toetsbedragen corresponderen met de constructies die in de publicatie1Brochure VROM ‘Verkeerslawaai en Woningen’, december 1989. “Verkeerslawaai en Woningen" zijn beschreven onder respectievelijk de codes DH1, DH5 tot en met DH7 en DH8. De keuze van het type constructie is sterk afhankelijk van de vereiste geluidwering. De normkosten van de verschillende kostenklassen voor dakisolatie zijn allereerst gerelateerd aan de uit te voeren werkzaamheden.
•
Globaal kan aangehouden worden dat type 1, 2 en 3 corresponderen met een eis van respectievelijk RA ≤ 27 dB, 28 dB ≤ RA ≤ 36 dB en RA ≥ 37 dB. (genoemde isolatiewaarden zijn gerelateerd aan de isolatiewaarden op basis van het wegspectrum). Bij de bepaling van de toetsbedragen is er onder meer van uitgegaan dat het dak akoestisch nog niet geïsoleerd is, er geen dakkapel aanwezig is, er geen bijzondere voorzieningen aan de dakvoet nodig zijn, er geen knieschotten en ingebouwde kasten aanwezig zijn en de nieuwe afwerking zal bestaan uit sauswerk op gipskartonplaat. Als de aanwezige situatie verschilt van deze uitgangspunten zal dat wat betreft uitvoeringskosten in het algemeen tot een afwijking van de toetsbedragen kunnen leiden: bijvoorbeeld als het dak al wel (gedeeltelijk) geïsoleerd is tot minder kosten en bij de aanwezigheid van een dakraam tot meer kosten.
•
Ook bij maatregelen aan plafonds ligt slechts een beperkt aantal bouwkundige constructies voor de hand. Om die reden zijn de toetsbedragen gebaseerd op de kosten van de desbetreffende maatregelen.
Bijlage
E
Gepubliceerd op www.bureausaneringverkeerslawaai.nl.
Bijlage
F
Maatregelpunten lokale bronmaatregelen
Vervallen
Bijlage
G
Lijst projecten, behorende bij artikel 25, vierde lid.