Besluit van 20 oktober 2006 tot ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende regels ter uitvoering van de Wet geluidhinder (Besluit geluidhinder)

Besluit geluidhinder

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 november 2005, nr. DJZ2005205709, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 16 februari 2006, no. W08.05.0544/V);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 oktober 2006, nr. DJZ2006310259, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) met betrekking tot een spoorweg: hoogste van de volgende drie waarden:

    • 1.

      waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 07.00–19.00 uur (dag),

    • 2.

      met 5 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 19.00–23.00 uur (avond),

    • 3.

      met 10 dB(A) verhoogde waarde van het equivalente geluidsniveau over de periode 23.00–07.00 uur (nacht);

  • b.

    geluidsbelasting in dB(A) vanwege een spoorweg: etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorverkeer op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten;

  • c.

    saneringsprogramma: programma van maatregelen als bedoeld in artikel 4.18, eerste lid;

  • d.

    spoorwegexploitant: beheerder als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Spoorwegwet, rechthebbende als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Spoorwegwet ten aanzien van lokale of bijzondere spoorwegen, dan wel opdrachtgever tot aanleg, wijziging of vervanging van een hoofd-, een lokale of bijzondere spoorweg als bedoeld in artikel 2 van de Spoorwegwet;

  • e.

    verblijfsruimten:

    • 1°.

      leslokalen en theorielokalen van onderwijsgebouwen;

    • 2°.

      onderzoeks- en behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

    • 3°.

      onderzoeks-, behandelings-, recreatie-, en conversatieruimten, alsmede woon- en slaapruimten van andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

    • 4°.

      theorievaklokalen van onderwijsgebouwen;

    • 5°.

      ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen;

  • f.

    wet: Wet geluidhinder.

Artikel

1.2

Als andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1, in de definitie van andere geluidsgevoelige gebouwen, onder 3°, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    verzorgingstehuizen;

  • b.

    psychiatrische inrichtingen;

  • c.

    medisch centra;

  • d.

    poliklinieken, en

  • e.

    medische kleuterdagverblijven.

Artikel

1.3

Onze Minister stelt in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat bij ministeriële regeling vast de in artikel 1 van de wet bedoelde kaart.

Artikel

1.4

Hoofdstuk

2

Industrieterreinen

§

2.1

Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen

Artikel

2.1

Behoudens de artikelen 65 en 66 van de wet en artikel 2.2 is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de zone van dat industrieterrein en aan de grens van binnen de zone van dat industrieterrein gelegen geluidsgevoelige terreinen 50 dB(A).

Artikel

2.2

Een krachtens de artikelen 47, tweede lid, 54 of 59 van de wet vast te stellen hogere waarde dan de in artikel 2.1 genoemde waarde voor de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, mag niet hoger worden vastgesteld dan:

  • a.

    60 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen;

  • b.

    55 dB(A) voor andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2;

  • c.

    55 dB(A) voor geluidsgevoelige terreinen.

§

2.2

Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bij sanering

Artikel

2.3

De artikelen 62 en 63 van de wet zijn met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen en andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de met overeenkomstige toepassing van artikel 63, tweede lid, van de wet door Onze Minister vast te stellen ten hoogste toelaatbare waarde voor de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, niet hoger mag worden vastgesteld dan:

  • a.

    65 dB(A) voor onderwijsgebouwen, ziekenhuizen of verpleeghuizen, en

  • b.

    60 dB(A) voor andere gezondheidszorggebouwen als bedoeld in artikel 1.2, en

  • c.

    60 dB(A) voor andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen.

§

2.3

Binnenwaarde

Artikel

2.4

Indien door de toepassing van de artikelen 47, tweede lid, 54, 59, 65 of 66 van de wet voor de gevel van één of meer in aanbouw zijnde of aanwezige gebouwen binnen een zone rond een industrieterrein een hogere geluidsbelasting dan 50 dB(A) als toelaatbaar is aangemerkt, treffen burgemeester en wethouders met betrekking tot de geluidwering van die gevel maatregelen om te bevorderen dat de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein,

Artikel

2.5

Artikel 111, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet is met betrekking tot andere geluidsgevoelige gebouwen en andere geluidsgevoelige terreinen dan woonwagenstandplaatsen van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de met overeenkomstige toepassing van artikel 111, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet door burgemeester en wethouders te treffen maatregelen bevorderen, dat de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein,

Hoofdstuk

3

Wegen

Afdeling

3.1

Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting

§

3.1.1

Aanleg van een weg, nieuw te bouwen nog niet geprojecteerde andere geluidsgevoelige gebouwen en nieuwe nog niet geprojecteerde geluidsgevoelige terreinen

Artikel

3.1

Artikel

3.2

§

3.1.2

Reconstructie van een weg

Artikel

3.3

Artikel

3.4

§

3.1.3

Sanering

Artikel

3.5

Artikel

3.6

Afdeling

3.2

Procedure sanering

Artikel

3.7

Artikel

3.8

Artikel

3.9

Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels vast met betrekking tot de vormgeving en inrichting van een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 89, eerste lid, van de wet.

Afdeling

3.3

Binnenwaarden

Artikel

3.10

Hoofdstuk

4

Spoorwegen

Afdeling

4.1

Aanleg of wijziging van een spoorweg en maatregelen met betrekking tot zones langs spoorwegen

§

4.1.1

Bestemmingsplan of procedure als bedoeld in artikel 19 WRO

Artikel

4.1

Artikel

4.3

§

4.1.2

Aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de procedures, bedoeld in § 4.1.1

Artikel

4.4

Tot aanleg of wijziging van een spoorweg, anders dan op grondslag van een overeenkomstig artikel 4.1 of 4.3 vastgesteld of herzien bestemmingsplan of een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 4.2, wordt, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet overgegaan dan in overeenstemming met een besluit van burgemeester en wethouders krachtens artikel 4.6, eerste lid, genomen naar aanleiding van een door de spoorwegexploitant aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een overeenkomstig artikel 4.5 ingesteld onderzoek.

Artikel

4.5

Artikel

4.6

§

4.1.3

Gekoppelde sanering

Artikel

4.7

§

4.1.4

Wijze van aanleg van spoorwegen

Artikel

4.8

Afdeling

4.2

Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting

§

4.2.1

Aanleg van een spoorweg of nieuw te bouwen woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en nieuwe geluidsgevoelige terreinen

Artikel

4.9

Artikel

4.10

Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een spoorweg, van de gevel van woningen kan een hogere dan de in artikel 4.9, eerste lid, genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 68 dB niet te boven mag gaan.

Artikel

4.11

Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een spoorweg, van de gevel van andere geluidsgevoelige gebouwen kan een hogere dan de in artikel 4.9, tweede lid, genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 68 dB niet te boven mag gaan.

Artikel

4.12

Voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een spoorweg aan de grens van geluidsgevoelige terreinen kan een hogere dan de in artikel 4.8, derde lid, genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.

§

4.2.2

Wijziging van een spoorweg

Artikel

4.13

Artikel

4.14

Artikel

4.15

§

4.2.3

Sanering

Artikel

4.16

Afdeling

4.3

Saneringsprogramma

Artikel

4.17

Artikel

4.18

Artikel

4.19

Artikel

4.21

Artikel

4.22

Onze Minister stelt bij ministeriële regeling nadere regels vast met betrekking tot de vormgeving en inrichting van een saneringsprogramma als bedoeld in artikel 4.18.

Artikel

4.23

Afdeling

4.4

Binnenwaarde

Artikel

4.24

Artikel

4.25

Hoofdstuk

5

Verzoek om een hogere waarde als bedoeld in artikel 110a, derde lid van de wet

Artikel

5.1

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Hoofdstuk

6

Bepalingen inzake de medewerking van eigenaren en bewoners aan het treffen van maatregelen aan de gevel

Artikel

6.1

Dit hoofdstuk is van toepassing op woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen die voor het van overheidswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in aanmerking worden genomen.

Artikel

6.2

Artikel

6.3

De eigenaren en bewoners van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen worden schriftelijk op de hoogste gesteld dat van overheidswege wordt overwogen geluidwerende voorzieningen aan te brengen.

Artikel

6.4

Artikel

6.5

Indien de in artikel 6.4, eerste of tweede lid, bedoelde toestemming is verleend, stelt het bevoegd gezag een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek in. Het onderzoek resulteert in ieder geval in:

  • a.

    een opgave van de geluidsgevoelige ruimten;

  • b.

    een inventarisatie van de benodigde bouwtechnische gegevens;

  • c.

    een opgave van de benodigde geluidwerende voorzieningen;

  • d.

    een raming van de kosten voor de overheid, en

  • e.

    een raming van de eventuele kosten voor de eigenaar.

Artikel

6.6

Artikel

6.7

Artikel

6.8

Artikel

6.9

Artikel

6.10

Na ontvangst van het ondertekende aanbod en, indien van toepassing, de ondertekende overeenkomst, besluit het bevoegd gezag tot het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen.

Hoofdstuk

7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

7.3

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

7.4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit geluidhinder.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer, P. L. B. A. vanGeel
De Minister van Justitie, E. M. H.Hirsch Ballin