Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2007, nr. WJZ/2007/50507, houdende nadere voorschriften voor de inrichting van de jaarverslaggeving van door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap dan wel de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bekostigde onderwijsinstellingen (Regeling jaarverslaggeving onderwijs)
Regeling jaarverslaggeving onderwijs
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
jaarverslaggeving : het geheel van verslaggevingsdocumenten bestaande uit de jaarrekening, het bestuursverslag en de overige gegevens, bedoeld in artikel 392 van Titel 9 Boek 2 BW;
bestuursverslag: het verslag waarmee het bevoegd gezag van een onderwijsinstelling interne en externe belanghebbenden informeert over het gevoerde en voorgenomen beleid en de gang van zaken bij de instelling, de uitkomsten van het gevoerde beleid in het jaar waarover verslag wordt gedaan alsmede de aanwending van middelen in dat jaar en verantwoording aflegt overeenkomstig de gestelde wettelijke eisen;
f.
richtlijnen: de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving;
g.
BAPO: de regeling ‘Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen’ zoals opgenomen in de geldende CAO’s voor het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie;
h.
SOP: de ‘Seniorenregeling onderwijspersoneel’ zoals opgenomen in de geldende CAO voor het hoger beroepsonderwijs;
i.
periodelasten: lasten die in aanmerking worden genomen in de periode waarover deze lasten zijn verschuldigd;
j.
volledige doordecentralisatie: overdracht van gelden en het overlaten van alle taken ten aanzien van het verzorgen van onderwijshuisvesting door de gemeente aan een bevoegd gezag in het primair of voortgezet onderwijs;
wordt de jaarverslaggeving ingericht overeenkomstig de richtlijnen, in het bijzonder de hoofdstukken 400, 640 en 660 behoudens het bepaalde in artikel 3a en artikel 4, onder 1a ten aanzien van het bevoegd gezag van een school of scholengemeenschappen in het primair en het voortgezet onderwijs;
b.
wordt de jaarverslaggeving vastgesteld in de Nederlandse taal en in de in Nederland wettige valuta, en wordt zij jaarlijks vóór 1 juli door de onderwijsinstelling openbaar gemaakt gedurende ten minste zeven jaar;
c.
is het verslagjaar gelijk aan een kalenderjaar;
d.
wordt de jaarverslaggeving opgesteld door het bevoegd gezag dat de onderwijsinstelling in stand houdt;
geschiedt de elektronische aanlevering van de gegevens in het kader van de Wet normering topinkomens door gebruikmaking van het WNT-onderdeel uit de elektronische versie van de jaarrekening, zoals voor het betreffende verslagjaar voor het onderwijs is vastgesteld;
e4.
geschiedt de inrichting en vormgeving van de rapportage in de jaarrekening van de gegevens in het kader van de Wet normering topinkomens conform de wijze als bedoeld in onderdeel e3;
f.
wordt aan het bestuursverslag een verslag toegevoegd van de raad van toezicht of een vergelijkbare interne toezichthouder, waarin deze verantwoording aflegt over zijn handelen en van de resultaten die dat handelen heeft opgeleverd;
f1.
wordt in het bestuursverslag over de jaren 2019 tot en met 2024 een hoofdstuk toegevoegd over de voortgang ten aanzien van inhoud en proces van de kwaliteitsafspraken, bedoeld in artikel 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, waarbij afspraken met de medezeggenschap over de besteding van de studievoorschotmiddelen terugkomen;
f2.
neemt het bevoegd gezag, indien het publieke eigen vermogen in een boekjaar boven de signaleringswaarden bovenmatig publiek eigen vermogen van de Inspectie van het Onderwijs uitstijgt, dienaangaande een toelichting in het bestuursverslag op;
g.
worden de balans en de staat van baten en lasten, het kasstroomoverzicht en de toelichting opgesteld overeenkomstig de modellen in de bijlagen bij hoofdstuk 660 van de richtlijnen. Het Besluit modellen jaarrekening, samengesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving en opgenomen in hoofdstuk 910 van de richtlijnen is van overeenkomstige toepassing;
h.
wordt een geconsolideerde jaarrekening als bedoeld in artikel 406, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede het bestuursverslag, zo gespecificeerd dat in ieder geval inzicht ontstaat in de onderscheiden posten op het niveau van elk afzonderlijk bevoegd gezag, waarbij voor de bepaling van de operationele segmenten aansluiting wordt gezocht bij het bedrijfsproces, zoals de te onderscheiden onderwijssectoren en overige activiteiten op het niveau van elk afzonderlijk bevoegd gezag;
blijven ten aanzien van onderwijsinstellingen voor openbaar onderwijs zonder afgescheiden vermogen die niet door een privaatrechtelijke rechtspersoon in stand worden gehouden of voor onderwijsinstellingen waarvoor anderszins geen toerekening mogelijk is van een of meer balansposten aan het belang van de instelling, de onder g bedoelde modellen wat betreft de inrichting van de balans beperkt tot die posten waar die toerekening wel mogelijk is;
l.
wordt separaat aan het bestuursverslag en de jaarrekening door het bevoegd gezag specifieke informatie toegevoegd in de vorm van een aanvullende set met nader te bepalen gegevens;
l1.
onverminderd onderdeel l, zorgt het bevoegd gezag van een instelling voor hoger onderwijs die kwaliteitsbekostiging ontvangt op grond van hoofdstuk 4, afdeling 5, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, ervoor dat aan het bestuursverslag en de jaarrekening over de jaren 2021 tot en met 2024 een reflectie wordt toegevoegd van de medezeggenschap op de realisatie van het plan en de betrokkenheid van belanghebbenden en de facilitering van de medezeggenschap;
m.
is het niet toegestaan de jaarrekening op te stellen volgens de door de International Accounting Standards Board vastgestelde en door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden.
Artikel
3a
Compact bestuursverslag
1
Indien de totale baten van een bevoegd gezag ten hoogste € 15.000.000 bedragen kan het bevoegd gezag ervoor kiezen een compact bestuursverslag op te stellen.
In het geval dat een bevoegd gezag kiest voor het opstellen van een compact bestuursverslag is het toepassen van artikel 391 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek niet verplicht met uitzondering van de in bijlage 5 opgenomen voorwaarden en minimale vereisten.
4
Indien een bevoegd gezag in enig jaar het maximum van totale baten zoals bedoeld in het eerste lid overschrijdt, kan het bevoegd gezag met ingang van het daaropvolgende verslagjaar nog voor ten hoogste drie achtereenvolgende verslagjaren een compact bestuursverslag opstellen.
5
Indien de totale baten van een bevoegd gezag dalen tot onder het maximum van totale baten zoals bedoeld in het eerste lid, kan het bevoegd gezag ervoor kiezen een compact bestuursverslag op te stellen met ingang van het daaropvolgende verslagjaar.
6
Met betrekking tot het uitvoeren van dit artikel neemt het bevoegd gezag bij wijzigingen ten aanzien van de inrichting van het bestuursverslag ten opzichte van het vorige verslagjaar daarover een toelichting op in het bestuursverslag.
Artikel
4
Afwijking en aanvulling richtlijn
1a
In aanvulling op hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen van de richtlijnen worden de lasten op basis van de Bapo en de SOP, overeenkomstig paragraaf 2, alinea 204, van dat hoofdstuk, in de staat van baten en lasten verantwoord als periodelasten.
1b
Overeenkomstig hoofdstuk 271 Personeelsbeloningen van de richtlijnen worden de gespaarde verlofuren als gevolg van de afspraken duurzame inzetbaarheid of de werktijdenvermindering voor senioren conform paragraaf 2, alinea 203, van dat hoofdstuk, op de balans opgenomen als een verplichting uit hoofde van een opbouw van rechten voor zover de gespaarde rechten op doorbetaalde afwezigheid kunnen worden opgenomen of verzilverd.
2
Onderwijsinstellingen nemen met gebruikmaking van de in bijlage 1 opgenomen tabel in het bestuursverslag op aan hoeveel ho-studenten zij uit het studentenondersteuningsfonds, bedoeld in artikel 7.51 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, financiële ondersteuning hebben verleend, uitgesplitst naar de volgende onderdelen:
a.
ho-studenten in overmachtssituaties, zoals ziekte, functiebeperking, familieomstandigheden mantelzorg of niet studeerbare opleidingen;
b.
ho-studenten die optreden als bestuurslid van door de instelling erkende studie- of studentenverenigingen of in de studentenmedezeggenschap, en
c.
overige, zoals het leveren van uitzonderlijke prestaties op het gebied van sport of cultuur, financiële steun aan ho-studenten uit niet-EER-landen en uitgaande beurzen.
Tevens geven de onderwijsinstellingen per categorie aan hoeveel ho-studenten een vergoeding hebben aangevraagd, hebben ontvangen, hoeveel in totaal per categorie is uitgekeerd en wat de gemiddelde hoogte en duur was van de vergoeding.
2a
Mbo-instellingen nemen met gebruikmaking van de in bijlage 2 opgenomen tabel in het bestuursverslag op aan hoeveel mbo-studenten zij uit het mbo-studentenfonds, bedoeld in artikel 8.1.5 WEB, ondersteuning hebben verleend. Daarbij geven de mbo-instellingen tevens aan hoeveel mbo-studenten ondersteuning hebben aangevraagd, hoeveel mbo-studenten ondersteuning toegekend hebben gekregen, hoeveel in totaal is toegekend en wat de gemiddelde hoogte was van de toekenningen. Deze informatie wordt uitgesplitst in vier categorieën:
a.
mbo-studenten die lid zijn van een studentenraad als bedoeld in artikel 8a.1.2 WEB, van een andere door het bevoegd gezag ingestelde medezeggenschapsstructuur of van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid;
b.
mbo-studenten die activiteiten verrichten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het bevoegd gezag mede in het belang zijn van de instelling of van het onderwijs dat de student volgt;
c.
mbo-studenten, of diens wettelijk vertegenwoordigers, die aantoonbaar onvoldoende financiële middelen hebben voor de aanschaf van onderwijsbenodigdheden waarover de student geacht wordt te beschikken; en
d.
mbo-studenten die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid studievertraging hebben opgelopen.
3
Instellingen voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek nemen in het bestuursverslag een overzicht op van de vergoedingen aan en de declaraties van de individuele bestuurders. Hogescholen verantwoorden de declaraties van bestuurders in overeenstemming met de Handreiking, opgenomen in de brief van de Vereniging Hogescholen van 3 november 2016 met kenmerk 16.4347.avw (te raadplegen via www.onderwijsinspectie.nl). Universiteiten verantwoorden de declaraties van bestuurders in overeenstemming met de Handreiking verantwoording declaraties bestuurders, opgenomen in de brief van de Vereniging van Universiteiten van 7 september 2016 met kenmerk VSNU 16/214 U (te raadplegen via www.onderwijsinspectie.nl).
4
In het bestuursverslag rapporteert het bevoegd gezag met gebruikmaking van de in bijlage 3 opgenomen set gegevens en de daarbij behorende toelichting over de resultaten van het financiële beleid over het verslagjaar. Daarnaast rapporteert het bevoegd gezag – in meerjarenperspectief over de drie verslagjaren volgend op het verslagjaar en ingeval sprake is van majeure investeringen, in meerjarenperspectief over de vijf verslagjaren volgend op het verslagjaar. Er is sprake van een majeure investering als het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten in de staat van baten en lasten gelijk is of groter dan 15%. In de sectoren primair onderwijs en voortgezet onderwijs wordt ingeval sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting, steeds een meerjarenperspectief opgenomen voor de periode van vijf jaren volgend op het verslagjaar. De toelichting op deze investeringen bevat in ieder geval een beschrijving van de relatie met de strategische doelstellingen, de omvang, het tijdpad, de wijze van financiering, inclusief een duidelijke onderbouwing met analyse van de prognose van de ontwikkeling van leerlingen-, mbo-studenten-, vavo-studenten- of ho-studentenaantallen en het gebruik van sturingsinstrumenten. De rapportage betreft onder meer het risicomanagement en het interne toezicht.
5
Een bekostigde instelling voor hoger onderwijs dan wel een bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, verantwoordt zich in het bestuursverslag over het gevoerde beleid zoals aangegeven in de volgende notities:
a.
Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs (bijlage bij Kamerstukken II 2003/04, 28 817, nr. 5)
b.
Aanvulling op de notitie Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs (bijlage bij II 2004/05, 28 248, nr. 72); en
c.
Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (Bijlage bij Kamerstukken 2004/05, 28 248, nr. 72;
d.
van bovengenoemde notities is thema 2, Investeren van publieke middelen in private activiteiten, niet meer van toepassing. Dit thema is vervangen door de Beleidsregel investeren met publieke middelen in private activiteiten.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap publiceert jaarlijks een overzicht van de voor het betreffende verslagjaar relevante politieke of maatschappelijke thema’s, waarover het bevoegd gezag in het bestuursverslag rapporteert met betrekking tot de wijze waarop middelen zijn ingezet en de resultaten die daarmee zijn behaald.
Een bevoegd gezag neemt, ter verantwoording van de aan haar door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media verstrekte subsidies, in haar jaarverslag het verantwoordingsmodel G op als bedoeld in bijlage 4, indien zij daartoe verplicht is op grond van een besluit van één of beide ministers.
Artikel
5
Het bevoegd gezag levert jaarlijks vóór 1 juli de volgende gegevens over het voorafgaande kalenderjaar aan bij de Dienst Uitvoering Onderwijs:
met gebruikmaking van de methode SBR/XBRL overeenkomstig de op de website van de Dienst Uitvoering Onderwijs bekend gemaakte onderwijstaxonomie, de gegevens uit de jaarrekening, alsmede de gegevens, bedoeld in artikel 3, onder e3, en artikel 4, vierde lid.
Artikel
5a
1
In afwijking van deze regeling is de Regeling openbare jaarverantwoording WMG van overeenkomstige toepassing op de jaarverslaglegging van een onderwijsinstelling, indien:
de netto-omzet van de onderwijsinstelling gedurende twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien gedurende twee opeenvolgende balansdata, voor een groter aandeel bestaat uit zorg of jeugdhulp dan uit onderwijs.
2
In afwijking van deze regeling is de Regeling openbare jaarverantwoording WMG is van overeenkomstige toepassing op het eerste en tweede boekjaar voor een onderwijsinstelling waarvan op de balansdatum van het eerste boekjaar een groter aandeel van de netto-omzet bestaat uit zorg of jeugdhulp dan uit onderwijs.
3
In afwijking van deze regeling is het eerste en tweede lid is de Regeling openbare jaarverantwoording WMG van overeenkomstige toepassing op een academisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 1.13 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met dien verstande dat in de toelichting op de financiële verantwoording financiële gegevens worden opgenomen aangaande de besteding van de rijksbijdrage voor de werkplaatsfunctie ten behoeve van het wetenschappelijk medisch onderwijs en onderzoek en kwantitatieve gegevens voor het verdeelmodel van die rijksbijdrage.
de netto-omzet van de onderwijsinstelling gedurende twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien gedurende twee opeenvolgende balansdata, voor een groter aandeel bestaat uit jeugdhulp dan uit onderwijs.
2
In afwijking van deze regeling is zijn de artikelen 4.2 tot en met 4.4 van de Regeling Jeugdwet zijn van overeenkomstige toepassing op het eerste en tweede boekjaar voor een onderwijsinstelling waarvan op de balansdatum van het eerste boekjaar een groter aandeel van de netto-omzet bestaat uit jeugdhulp dan uit onderwijs.
Deze regeling treedt in werking per 1 januari 2008.
Artikel
7
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst en bekendgemaakt op de internetsite van de Centrale Financiën Instellingen, agentschap van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H.A.Plasterk
Overzicht van gegevens voor de rapportage ingevolge de Wet normering topinkomens (WNT).
Deze bijlage bevat een samenvatting van de te vertrekken gegevens ingevolge de WNT. De regelgeving zelf is leidend. De elektronische aanlevering van de WNT-gegevens geschiedt door gebruikmaking van het WNT-onderdeel uit de elektronische versie van de jaarrekening, zoals dit voor het betreffende verslagjaar voor het onderwijs wordt vastgesteld. Daarbij worden in de daartoe aangegeven rubrieken ook de vergelijkende gegevens van het voorgaande jaar vermeld.
Rubriek 1 Leidinggevend topfunctionaris met dienstbetrekking, of zonder dienstbetrekking vanaf de 13emaand van functievervulling, of gewezen topfunctionaris.
Te verstrekken gegevens:
Naam, aard dienstbetrekking, functie, aanvang en einde functie, taakomvang, beloning, belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, onverschuldigde betaling bezoldiging, afwijkend bedrag WNT-maximum, individueel WNT-maximum (wordt automatisch berekend), motivering en toelichting ingeval van overschrijding bezoldigingsnorm, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging dienstverband, onverschuldigd betaalde ontslaguitkering, individueel WNT-maximum ontslaguitkering (bedrag betaald in 2016), voorgaande functie en motivering en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm
Rubriek 2 Leidinggevend topfunctionaris zonder dienstbetrekking voor de eerste 12 maanden van functievervulling.
Te verstrekken gegevens:
Naam, functie, aanvang en einde opdracht, periode en omvang dienstbetrekking (maanden gewerkt voor en in verslagjaar en uren gewerkt in verslagjaar), individueel WNT-maximum, bezoldiging in het verslagjaar, onverschuldigd bedrag, bezoldigingsbedragen per uur, onverschuldigde bedragen uurtarief, motivering ingeval van overschrijding individueel WNT maximum.
Rubriek 3 Niet-topfunctionaris
Te verstrekken gegevens:
Volgnummer, functie, aanvang en einde functie, taakomvang, beloning, belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, WNT-drempelbedrag bezoldiging, toelichting overschrijding drempelbedrag bezoldiging, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging dienstverband, WNT-drempelbedrag ontslaguitkering, voorgaande functie, jaar einde dienstverband, motivering en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm.
Rubriek 4 Toezichthoudend topfunctionaris
Te verstrekken gegevens:
Naam, aard dienstbetrekking, functiecategorie, aanvang en einde functie, beloning, belastbare onkostenvergoeding, beloning betaalbaar op termijn, onverschuldigde betaling, afwijkend bedrag WNT-maximum, motivering en toelichting ingeval van overschrijding bezoldigingsnorm, vergelijkende gegevens voorgaand boekjaar, uitkering wegens beëindiging dienstverband, onverschuldigd betaalde ontslaguitkering, individueel WNT-maximum ontslaguitkering (bedrag betaald in 2016), voorgaande functie, jaar einde dienstverband en motivering en toelichting ingeval van overschrijding ontslaguitkeringsnorm
Bijlage
1
Tabel uitkeringen studentenondersteuningsfonds
Deze bijlage behoort bij artikel 4, tweede lid, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Mbo-studenten die lid zijn van een studentenraad als bedoeld in artikel 8a.1.2 WEB, van een andere door het bevoegd gezag ingestelde medezeggenschapsstructuur of van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid
Aanvragen
....................
Toekenningen
....................
€
€
Mbo-studenten die activiteiten verrichten op bestuurlijk of maatschappelijk gebied die naar het oordeel van het bevoegd gezag mede in het belang zijn van de instelling of van het onderwijs dat de student volgt
Aanvragen
....................
Toekenningen
....................
€
€
Mbo-studenten, die of waarvan diens wettelijk vertegenwoordigers, aantoonbaar onvoldoende financiële middelen hebben voor de aanschaf van onderwijsbenodigdheden waarover de student geacht wordt zelf te beschikken
Aanvragen
....................
Toekenningen
....................
€
€
Mbo-studenten die in verband met de aanwezigheid van een bijzondere omstandigheid studievertraging hebben opgelopen
Gegevens voor de Continuïteitsparagraaf, zoals bedoeld in artikel 4.
Deze gelden voor alle instellingen die de jaarverslaggeving opstellen op grond van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en voor zover van toepassing.
A
Gegevensset
A1. In het onderdeel Continuïteitsparagraaf van het bestuursverslag worden de navolgende kengetallen opgenomen over het verslagjaar en de vijf jaren volgend op het verslagjaar, aangeduid met T+1, T+2, T+3, T+4 en T+5. Het opnemen van de kengetallen in de jaren T+4 en T+5 is verplicht als sprake is van majeure investeringen. Dit geldt ook als sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting in de sectoren primair en voortgezet onderwijs. Onder majeure investering wordt verstaan elke investering die een aanzienlijke invloed heeft op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie van de betrokken instelling. Er is sprake van een majeure investering als het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten van de instelling gelijk is of groter dan 15%. De kengetallen worden voorzien van een toelichting waarin het bestuur aangeeft welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht.
De opgave betreft de stand van het ongewogen aantal leerlingen/mbo-studenten/vavo-studenten/ho-studenten op de laatste teldatum. De prognoses voor de jaren volgend op het verslagjaar zijn in lijn met de opgave ultimo verslagjaar.
Deze kengetallen worden voorzien van een toelichting waarin het bestuur aangeeft welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht.
Personele bezetting in FTE
–
Bestuur / Management
–
Personeel primair proces / docerend personeel
–
ondersteunend personeel / overige medewerkers
Voor deze opgave geldt dat wordt aangesloten bij de voor de betreffende sector gebruikelijke weergave van formatiegegevens. Een nadere uitsplitsing of onderverdeling in categorieën wordt niet verlangd. Het betreft personeel met een vast of tijdelijk dienstverband.
A2. In het onderdeel Continuïteitsparagraaf van het bestuursverslag wordt een meerjarenbegroting opgenomen op het niveau dat overeenkomt met het niveau waarop de jaarrekening wordt opgesteld, met de navolgende posten. Deze meerjarenbegroting is gebaseerd op de standaardindeling van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en omvat de cijfers van het verslagjaar en voorts de vijf jaren volgend op het verslagjaar, aangeduid met T+1, T+2, T+3, T+4 en T+5. Het opnemen van de meerjarenbegroting in de jaren T+4 en T+5 is verplicht als sprake is van majeure investeringen. Dit geldt ook als sprake is van volledige doordecentralisatie van de huisvesting in de sectoren primair en voortgezet onderwijs. Onder majeure investering wordt verstaan elke investering die een aanzienlijke invloed heeft op de bedrijfsvoering dan wel de vermogenspositie van de betrokken instelling.’ Er is sprake van een majeure investering als het totaal van de investering gedeeld door de totale jaarlijkse baten van de instelling gelijk is of groter dan 15%. Indien intern meerdere scenario’s zijn uitgewerkt, is in elk geval het meest waarschijnlijke scenario in de continuïteitsparagraaf opgenomen.
Balans
Met onderverdeling naar VASTE ACTIVA (uitgesplitst naar Immateriële VA, Materiële VA en Financiële VA), VLOTTENDE ACTIVA, (uitgesplitst naar Voorraden, Vorderingen, Kortlopende effecten en Liquide middelen), EIGEN VERMOGEN (uitgesplitst naar Algemene reserve, Bestemmingsreserves en Overige reserves en fondsen), VOORZIENINGEN, LANGLOPENDE SCHULDEN en KORTLOPENDE SCHULDEN
Staat / Raming van Baten en Lasten
De BATEN, uitgesplitst naar Rijksbijdrage, Overige overheidsbijdragen en subsidies, college-, cursus- en/of examengelden, Baten in opdracht van derden en Overige baten.
De LASTEN, uitgesplitst naar Personeelslasten, Afschrijvingen, Huisvestingslasten en Overige lasten.
Het Saldo Baten en lasten uit de gewone bedrijfsvoering, Saldo baten en lasten uit de financiële bedrijfsvoering, Saldo buitengewone baten en lasten.
Totaal resultaat
Toelichting
In een nadere toelichting bij de posten geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht. Het gaat daarbij met name om
–
belangrijke ontwikkelingen in de baten en lasten, mede op basis van de verwachte ontwikkeling van kengetallen en bekostigingsvariabelen
–
het huisvestingsbeleid (eigendom en huur, doordecentralisatie, voorgenomen bouwprojecten en andere bouwkundige investeringen) en de financiering daarvan
–
de overige voorgenomen investeringen en projecten
–
de ontwikkelingen rond contractactiviteiten en zogeheten derde geldstroomactiviteiten
–
verwachte mutaties in reserves (onderscheiden naar de algemene reserves, de bestemmingsreserves, en overige reserves en fondsen) en voorzieningen
B
Overige rapportages
B1
Rapportage aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem.
In dit onderdeel geeft het bestuur aan op welke wijze het interne risicobeheersingssysteem is ingericht en hoe dit in de praktijk functioneert. Daarbij wordt aangegeven welke resultaten hiermee zijn bereikt en welke aanpassingen eventueel worden doorgevoerd in de komende jaren.
B2
Beschrijving van de belangrijkste risico’s en onzekerheden
Het bestuur geeft aan voor welke risico’s en onzekerheden zij zich in de komende jaren ziet geplaatst en op welke wijze zij passende maatregelen treft om aan deze risico’s en onzekerheden het hoofd te bieden. Waar nodig en relevant wordt dit aangevuld met een cijfermatige toelichting.
B3. Rapportage toezichthoudend orgaan.
In deze rapportage geeft het toezichthoudend orgaan aan op welke wijze zij het bestuur ondersteunt en/of adviseert over de beleidsvraagstukken en de financiële problematiek.
Bijlage
4
Model G
Deze bijlage behoort bij artikel 4a van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Model G. Verantwoording subsidies
Omschrijving
Toewijzing
De activiteiten zijn ultimo verslagjaar conform de subsidiebeschikking geheel uitgevoerd en afgerond
Kenmerk
Datum
Status
Nieuwe post
...
...
Onderhanden/Ja/Nee*
Nieuwe post
...
...
Onderhanden/Ja/Nee
*
ONDERHANDEN = DE SUBSIDIE LOOPT NOG CONFORM DE SUBSIDIEVERPLICHTINGEN
JA =
DE SUBSIDIE IS AFGEROND CONFORM SUBSIDIEVERPLICHTINGEN
NEE =
DE SUBSIDIE IS AFGEROND IN STRIJD MET DE SUBSIDIEVERPLICHTINGEN
G2A. Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, aflopend per ultimo verslagjaar
Omschrijving
Toewijzing
Bedrag van de toewijzing
Ontvangen t/m vorig verslagjaar
Totale subsidiabele kosten t/m vorig verslagjaar
Saldo per 1 januari verslagjaar
Ontvangen in verslagjaar
Subsidiabele kosten in verslagjaar
Te verrekenen per 31 december verslagjaar
Kenmerk
Datum
Nieuwe post
...
...
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
Nieuwe post
...
...
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
Totaal:
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
G2B. Subsidies die uitsluitend mogen worden aangewend voor het doel waarvoor de subsidie is verstrekt, doorlopend tot in een volgend verslagjaar
Omschrijving
Toewijzing
Bedrag van de toewijzing
Ontvangen t/m vorig verslagjaar
Totale subsidiabele kosten t/m vorig verslagjaar
Saldo per 1 januari verslagjaar
Ontvangen in verslagjaar
Subsidiabele kosten in verslagjaar
Saldo per 31 december verslagjaar
Kenmerk
Datum
Nieuwe post
...
...
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
Nieuwe post
...
...
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
€ …
Totaal:
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
€ … ____
Bijlage
5
Compact bestuursverslag
Deze bijlage behoort bij artikel 3a, derde lid, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Toelichting
Deze bijlage betreft de voorwaarden en minimale vereisten voor het bestuursverslag, onderdeel van de jaarstukken, van een bevoegd gezag zoals bedoeld in artikel 3a.
De vereisten voor de jaarrekening blijven ongewijzigd.
Het toepassen van artikel ‘3a. Compact bestuursverslag’ en daarmee deze bijlage is niet verplicht. Het is een keuze van het bevoegd gezag.
Verslaggevingseisen voor het bestuursverslag voortkomend uit andere wet- en regelgeving dan het Burgerlijk Wetboek 2, titel 9, afdeling 7 blijven onverkort van toepassing voor zover in deze regeling niet anders is bepaald. Deze verslaggevingseisen zijn niet in onderstaande lijst opgenomen.
Minimale vereisten
1.
Toelichtingen als deel van de jaarrekening hoeven niet afzonderlijk in het bestuursverslag benoemd te worden.
2.
Toelichtingen in het bestuursverslag gelden niet in plaats van die bij de jaarrekening horen. De toelichtingen in het bestuursverslag mogen niet in strijd zijn met de toelichtingen bij de jaarrekening.
3.
Het bestuursverslag mag niet in strijd zijn met de jaarrekening.
4.
Specificaties en toelichting in het bestuursverslag gebeurt op het niveau van elk afzonderlijk bevoegd gezag.
5.
Het bestuursverslag geeft een getrouw beeld van:
a.
het gevoerde beleid;
b.
van de toestand op de balansdatum,
c.
de ontwikkelingen gedurende het boekjaar en
d.
de resultaten van de financiële gegevens die in de jaarrekening zijn opgenomen.
6.
In het bestuursverslag worden mededelingen gedaan omtrent de verwachte gang van zaken van relevante beleidsontwikkelingen en afwijkingen ten opzichte van in het vorig bestuursverslag genoemde trendmatige ontwikkelingen.
7.
Het bestuursverslag geeft een beschrijving van de voornaamste risico's en onzekerheden waarmee de rechtspersoon wordt geconfronteerd.
8.
In het bestuursverslag worden de doelstellingen en het beleid inzake risicobeheer vermeld.
9.
Het bevoegd gezag neemt in het bestuursverslag informatie op over de volgende zaken om zo inzicht te bieden in:
a.
de juridische structuur van de onderwijsinstelling;
b.
de interne organisatiestructuur;
c.
de ontwikkelingen van de governancestructuur;
d.
huisvesting;
e.
personele bezetting;
f.
klachtbehandeling.
Bijlage
6
Tijdige aanwezigheid verklaring omtrent het gedrag
Deze bijlage behoort bij artikel 4, zevende lid, van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.
Toelichting
Het bevoegd gezag zorgt ervoor dat personen met een VOG-plicht een geldige VOG bezitten op het moment van indiensttreding (eerste dag arbeidscontract). Dit is vastgelegd in de sectorwetten1Voor het primair onderwijs en het (V)SO zie artikel 3, lid 1, onder a, artikel 3a, lid 1, onder a, artikel 32, lid 2, onder a, sub 1, lid 6, lid 7 en lid 9, artikel 34a en artikel 45 van de WPO, artikel 3, lid 1, onder a, artikel 3a, lid 1, onder a en artikel 32, lid 2, onder a, sub 1, en lid 9, van de WEC: leerkrachten, personen die onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten, (adjunct-)directeuren en personen belast met de tussenschoolse opvang. Voor het voortgezet onderwijs zie artikel 7.3, lid 1, van de WVO 2020: alle personen. Voor het mbo zie artikel 4.2.1, lid 2, onder a, artikel 4.2.2, lid 1, onder a, artikel 4.2a.1 van de WEB: docenten, personen die onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten, en overig personeel.. De VOG is op moment van indiensttreding niet ouder dan 26 weken.
Het doel van de tabel is om verantwoording af te leggen over de tijdige aanwezigheid van de VOG’s voor personen met een VOG-verplichting. Het bevoegd gezag rapporteert middels deze tabel over alle nieuwe personen met een VOG-plicht in het verslagjaar2Dit betreft ook VOG-plichtigen die tijdelijk werkzaamheden hebben verricht..
Voor het primair onderwijs (WPO en WEC) betreffen dit:
•
leerkrachten;
•
personen die onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten;
•
(adjunct-)directeuren;
•
personen belast met de tussen schoolse opvang3Hiervoor geldt dat de VOG niet ouder mag zijn dan twee maanden..
Voor het voortgezet onderwijs (WVO) betreffen dit:
personen die onderwijsondersteunende werkzaamheden verrichten;
•
overig personeel.
Op te nemen in bestuursverslag
Tabel tijdige aanwezigheid verklaring omtrent het gedrag
Nieuwe VOG’s in [jaarverslag t]
VOG aanwezig op ingangsmoment
VOG te laat aanwezig (tussen 1 en 5 rapporteert u met ‘<5’)1
VOG niet aanwezig (tussen 1 en 5 rapporteert u met ‘<5’)
Nieuwe medewerkers in loondienst
Nieuwe personen niet in loondienst met een VOG-verplichting2
1 Dit vanwege de herleidbaarheid van persoonsgegevens.
2 Dit zijn bijvoorbeeld docenten die op ZZP-basis werken, of voor het primair onderwijs personen die de TSO verzorgen.
Wij hebben onze accountant [wel/niet] opdracht gegeven om de werkzaamheden zoals opgenomen in de bijlage IV bij het Onderwijsaccountantsprotocol [jaarverslag t] inzake de tijdige aanwezigheid van de VOG in [verslagjaar t] uit te voeren.
Optionele toelichting
Het bestuur licht desgewenst toe waarom een VOG niet of niet tijdig aanwezig is geweest en wat het beleid gericht op tijdige aanwezigheid van de VOG behelst.