Besluit van 21 april 2008 tot uitvoering van de Wet ruimtelijke ordening (Besluit ruimtelijke ordening)

Besluit ruimtelijke ordening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 17 december 2007, nr. DJZ2007127171, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 29 februari 2008, nr. W08.07.0483/IV);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 14 april 2008, nr. DJZ2008033519, Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1.1

Algemeen

Artikel

1.1.1

§

1.2

Bepalingen over de vormgeving, inrichting, beschikbaarstelling, bekendmaking en terinzagelegging van ruimtelijke besluiten

Artikel

1.2.1

Artikel

1.2.2

Artikel

1.2.3

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

1.2.4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

1.2.5

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

1.2.6

§

1.3

Voorbereiding van besluiten met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen

Artikel

1.3.1

Hoofdstuk

2

Structuurvisies

Artikel

2.1.1

Bij een structuurvisie wordt aangegeven op welke wijze burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding daarvan zijn betrokken.

Artikel

2.1.2

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de voorbereiding van structuurvisies.

Hoofdstuk

3

Bestemmingsplannen

§

3.1

Algemeen

Artikel

3.1.1

Artikel

3.1.2

Artikel

3.1.3

Een bestemmingsplan bevat naast de bij of krachtens de wet voorgeschreven bestemmingen en regels, in elk geval een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven.

Artikel

3.1.4

Een bestemmingsplan geeft voor een op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de wet uit te werken deel van het plan op een zodanige wijze de doelstellingen aan, dat voldoende inzicht wordt verkregen in de toekomstige ontwikkeling van het desbetreffende gebied.

Artikel

3.1.5

Voorlopige bestemmingen en voorlopige regels als bedoeld in artikel 3.2 van de wet kunnen slechts in samenhang met bestemmingen en gebruiksregels als bedoeld in de artikelen 3.1 en 3.6 van de wet worden aangewezen onderscheidenlijk gegeven.

Artikel

3.1.6

Artikel

3.1.7

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de voorbereiding van bestemmingsplannen.

§

3.2

Standaardregels in bestemmingsplannen

Artikel

3.2.1

In een bestemmingsplan worden de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken opgenomen, met dien verstande dat het percentage genoemd in het tweede lid van die regeling lager kan worden vastgesteld:

Overgangsrecht bouwwerken

  • 1.

    Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    • a.

      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    • b.

      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel

3.2.2

Behoudens voor zover uit de Richtlijnen 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van een bestemmingsplan bestaand gebruik, worden in een bestemmingsplan de volgende regels van overgangsrecht ten aanzien van gebruik opgenomen:

Overgangsrecht gebruik

  • 1.

    Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  • 2.

    Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  • 3.

    Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel

3.2.3

Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 3.2.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel

3.2.4

In een bestemmingsplan wordt de volgende anti-dubbeltelbepaling opgenomen:

Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

§

3.3

Geluidszones

Artikel

3.3.1

§

3.4

Overdraagbaarheid binnenplanse ontheffingen, aanleg- en sloopvergunningen

Artikel

3.4.1

Artikel

3.4.2

§

3.5

Voorschriften in acht te nemen bij de artikelen 3.22, 3.23, 3.10 en 3.40 tot en met 3.42 van de wet

Artikel

3.5.1

Hoofdstuk

4

Buitenplanse ontheffingen

§

4.1

Ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de wet

Artikel

4.1.1

§

4.2

Overdraagbaarheid buitenplanse ontheffingen

Artikel

4.2.1

Hoofdstuk

5

Andere planologische besluiten

§

5.1

Projectbesluiten

Artikel

5.1.1

Artikel

5.1.2

Artikel 3.1.2 is van overeenkomstige toepassing op voorschriften en beperkingen verbonden aan een projectbesluit.

Artikel

5.1.3

Artikel

5.1.4

Voor zover de uitvoering van de Wet geluidhinder zulks vereist, geeft het projectbesluit aan:

  • a.

    de ligging en de afmetingen van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen, die gelegen zijn binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

  • b.

    de functie van de voornaamste wegen, alsmede het dwarsprofiel dan wel het aantal rijstroken daarvan dan wel de as van de weg waarmee gerekend is, bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.

Artikel

5.1.5

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de structuur van de bij het projectbesluit behorende ruimtelijke onderbouwing.

Artikel

5.1.6

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de voorbereiding van projectbesluiten.

§

5.2

Beheersverordeningen

Artikel

5.2.1

Indien bij een beheersverordening onder het beheer van het in de verordening begrepen gebied overeenkomstig het bestaande gebruik mede wordt begrepen het beheer van het in de verordening begrepen gebied overeenkomstig het onder het voorafgaande bestemmingsplan toegestane gebruik, wordt in de beheersverordening voorzien in overgangsrecht voor feitelijk bestaand gebruik dat in strijd is met de verordening.

Hoofdstuk

6

Financiële bepalingen

Afdeling

6.1

Tegemoetkoming in schade

§

6.1.1

Algemene bepalingen

Artikel

6.1.1.1

In deze afdeling en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: aanvraag om een tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 van de wet;

  • b.

    bestuursorgaan: burgemeester en wethouders, of, indien toepassing is gegeven aan artikel 6.6, eerste lid van de wet, gedeputeerde staten, of, indien toepassing is gegeven aan artikel 6.6, tweede lid van de wet, Onze Minister dan wel Onze aangewezen Minister;

  • c.

    adviseur: een persoon of commissie, die geen deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan waaraan wordt geadviseerd, en die belast is met de advisering over de op de aanvraag te nemen beschikking.

§

6.1.2

De aanvraag

Artikel

6.1.2.1

Artikel

6.1.2.2

§

6.1.3

De behandeling en beoordeling van de aanvraag

Artikel

6.1.3.1

Artikel

6.1.3.3

Artikel

6.1.3.4

Artikel

6.1.3.5

Artikel

6.1.3.6

Artikel

6.1.3.7

Artikel

6.1.3.8

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gegeven omtrent de behandeling en beoordeling van de aanvraag.

Afdeling

6.2

Grondexploitatie

Artikel

6.2.1

Als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de wet, wordt aangewezen een bouwplan voor:

  • a.

    de bouw van een of meer woningen;

  • b.

    de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;

  • c.

    de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² of met een of meer woningen;

  • d.

    de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;

  • e.

    de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m² bedraagt;

  • f.

    de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m².

Artikel 6.2.2

Vervallen

Artikel

6.2.3

Tot de kosten, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, ten eerste, van de wet, worden, voor zover deze redelijkerwijs zijn toe te rekenen aan de inbrengwaarde van de gronden, gerekend de ramingen van:

  • a.

    de waarde van de gronden in het exploitatiegebied;

  • b.

    de waarde van de opstallen die in verband met de exploitatie van de gronden moeten worden gesloopt;

  • c.

    de kosten van het vrijmaken van de gronden in het exploitatiegebied van persoonlijke rechten en lasten, eigendom, bezit of beperkt recht en zakelijke lasten;

  • d.

    de kosten van sloop, verwijdering en verplaatsing van opstallen, obstakels, funderingen, kabels en leidingen in het exploitatiegebied.

Artikel

6.2.4

Tot de kosten, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, ten tweede, van de wet, worden gerekend de ramingen van:

  • a.

    de kosten van het verrichten van onderzoek, waaronder in ieder geval begrepen grondmechanisch en milieukundig bodemonderzoek, akoestisch onderzoek, ander milieukundig onderzoek, archeologisch en cultuurhistorisch onderzoek;

  • b.

    de kosten van bodemsanering, het dempen van oppervlaktewateren, het verrichten van grondwerken, met inbegrip van het egaliseren, ophogen en afgraven;

  • c.

    de kosten van de aanleg van voorzieningen in een exploitatiegebied;

  • d.

    de kosten van maatregelen, plannen, besluiten en rechtshandelingen met betrekking tot gronden, opstallen, activiteiten en rechten in het exploitatiegebied, waaronder mede begrepen het beperken van milieuhygiënische contouren en externe veiligheidscontouren;

  • e.

    de in artikel 6.2.3 en de onder a tot en met d en g tot en met n bedoelde kosten met betrekking tot gronden buiten het exploitatiegebied, waaronder mede begrepen de kosten van de noodzakelijke compensatie van in het exploitatiegebied verloren gegane natuurwaarden, groenvoorzieningen en watervoorzieningen;

  • f.

    de in artikel 6.2.3 en de onder a tot en met d bedoelde kosten, voor zover deze noodzakelijk zijn in verband met het in exploitatie brengen van gronden die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen;

  • g.

    de kosten van voorbereiding en toezicht op de uitvoering, verband houdende met de aanleg van de voorzieningen en werken, bedoeld onder a tot en met f, en in artikel 6.2.3, onder c en d;

  • h.

    de kosten van het opstellen van gemeentelijke ruimtelijke plannen ten behoeve van het exploitatiegebied;

  • i.

    de kosten van het opzetten en begeleiden van gemeentelijke ontwerpcompetities en prijsvragen voor het stedenbouwkundig ontwerp van de locatie, en de kosten van vergoedingen voor deelname aan de prijsvraag;

  • j.

    de kosten van andere door het gemeentelijk apparaat of in opdracht van de gemeente te verrichten werkzaamheden, voor zover deze werkzaamheden rechtstreeks verband houden met de in dit besluit bedoelde voorzieningen, werken, maatregelen en werkzaamheden;

  • k.

    de kosten van tijdelijk beheer van de door of vanwege de gemeente verworven gronden, verminderd met de uit het tijdelijk beheer te verwachten opbrengsten;

  • l.

    de kosten van tegemoetkoming van schade, bedoeld in artikel 6.1 van de wet;

  • m.

    niet-terugvorderbare BTW, niet-gecompenseerde compensabele BTW, of andere niet-terugvorderbare belastingen, over de kostenelementen, genoemd onder a tot en met l;

  • n.

    rente van geïnvesteerde kapitalen en overige lasten, verminderd met renteopbrengsten.

Artikel

6.2.5

Tot de voorzieningen, bedoeld in artikel 6.2.4, onder c, worden gerekend:

  • a.

    nutsvoorzieningen met bijbehorende werken en bouwwerken, voor zover de aanlegkosten bij of door de gemeente in rekening worden gebracht en niet via de verbruikstarieven kunnen worden gedekt;

  • b.

    riolering met inbegrip van bijbehorende werken en bouwwerken;

  • c.

    wegen, ongebouwde openbare parkeergelegenheden, pleinen, trottoirs, voet- en rijwielpaden, waterpartijen, watergangen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen, tunnels, duikers, kades, steigers, en andere rechtstreeks met de aanleg van deze voorzieningen verband houdende werken en bouwwerken;

  • d.

    infrastructuur voor openbaar vervoervoorzieningen met bijbehorende werken en bouwwerken, voor zover de aanlegkosten bij of door de gemeente in rekening worden gebracht en niet via de gebruikstarieven kunnen worden gedekt;

  • e.

    groenvoorzieningen, waaronder begrepen openbare parken, plantsoenen, speelplaatsen, trapvelden en speelweiden, natuurvoorzieningen en openbare niet-commerciële sportvoorzieningen;

  • f.

    openbare verlichting en brandkranen met aansluitingen;

  • g.

    straatmeubilair, speeltoestellen, sierende elementen, kunstobjecten en afrasteringen in de openbare ruimte;

  • h.

    gebouwde parkeervoorzieningen, voor zover deze leiden tot optimalisering van het grondgebruik en verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte, openbaar toegankelijk zijn en voornamelijk worden gebruikt door bewoners en gebruikers van het exploitatiegebied, voor zover de aanlegkosten bij of door de gemeente in rekening worden gebracht en niet via de gebruikstarieven kunnen worden gedekt;

  • i.

    uit een oogpunt van milieuhygiëne, archeologie of volksgezondheid noodzakelijke voorzieningen.

Artikel

6.2.6

Met betrekking tot de kostensoorten, bedoeld in artikel 6.2.4, onder g tot en met j, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de begrenzing van de via het exploitatieplan verhaalbare kosten. Bij deze regels kan een onderscheid worden gemaakt naar type locatie en de aard en omvang van een project.

Artikel

6.2.7

Tot de opbrengsten van de exploitatie, bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, ten derde, van de wet, worden gerekend de ramingen van de opbrengsten:

  • a.

    van uitgifte van de gronden in het exploitatiegebied;

  • b.

    van bijdragen en subsidies van derden;

  • c.

    welke worden verkregen of toegekend in verband met het in exploitatie brengen van gronden die in de naaste toekomst voor bebouwing in aanmerking komen.

Artikel

6.2.9

De in artikel 6.13, tweede lid, onder c, van de wet bedoelde regels kunnen mede betrekking hebben op het in overeenstemming met de geldende aanbestedingsregels aanbesteden van de in het exploitatieplan voorziene werken en werkzaamheden.

Artikel

6.2.10

De in artikel 6.13, tweede lid, onder d, van de wet bedoelde regels kunnen mede betrekking hebben op:

  • a.

    het aantal en de situering van sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en percelen voor particulier opdrachtgeverschap;

  • b.

    de categorieën woningzoekenden, die voor een kavel voor particulier opdrachtgeverschap in aanmerking komen;

  • c.

    de methode van toewijzing van kavels voor particulier opdrachtgeverschap;

  • d.

    de prijsvorming van kavels voor particulier opdrachtgeverschap, waarbij voor kavels in de vrije sector wordt uitgegaan van een door een onafhankelijke taxateur vastgestelde prijs die is aanvaard door de gemeente en de verkoper, of van een veiling onder toezicht van een notaris;

  • e.

    het sluiten van een overeenkomst tot vervreemding van een kavel voor particulier opdrachtgeverschap en de overdracht van de voor de kavel verstrekte bouwvergunning, tot aan het moment van voltooiing van de bouw van de woning;

  • f.

    regels betreffende het tegengaan van speculatie met betrekking tot sociale huur- en koopwoningen.

Artikel

6.2.11

Een exploitatieplan gaat vergezeld van een toelichting, welke tenminste bevat:

  • a.

    een aanduiding van het ruimtelijk besluit, waarmee het exploitatieplan verbonden is;

  • b.

    een toelichting op de functie van het exploitatieplan, en

  • c.

    een toelichting bij de begrenzing van het exploitatiegebied;

    alsmede, voor zover van toepassing, een toelichting bij:

  • d.

    de locatie-eisen;

  • e.

    de regels voor woningbouwcategorieën;

  • f.

    de overige regels in het exploitatieplan;

  • g.

    de exploitatieopzet;

  • h.

    de kosten per soort;

  • i.

    de bovenwijkse kosten;

  • j.

    de kosten voor toekomstige ontwikkelingen;

  • k.

    de opbrengstcategorieën en prijzen;

  • l.

    de wijze van toerekening, en

  • m.

    indien de exploitatieopzet een tekort vertoont, een omschrijving van de wijze waarop het tekort wordt gedekt.

Artikel

6.2.12

Binnen twee weken na het sluiten van een overeenkomst als bedoeld in artikel 6.24 van de wet leggen burgemeester en wethouders een zakelijke beschrijving van de inhoud van de overeenkomst ter inzage.

Afdeling

6.3

Subsidies

§

6.3.1

Algemene bepalingen

Artikel

6.3.1.1

In deze afdeling en in een ministeriële regeling krachtens artikel 6.10, tweede lid, of artikel 6.11, eerste lid, van de wet wordt verstaan onder

programma: geheel van aangewezen taken, activiteiten of maatregelen op het gebied van de ruimtelijke ordening, in de kosten waarvan door Onze Minister een subsidie kan worden verleend voor het bereiken van de bij die aanwijzing opgenomen doelstellingen.

Artikel

6.3.1.2

Artikel

6.3.1.3

Bij een ministeriële regeling als bedoeld in de aanhef van artikel 6.3.1.1 worden in elk geval regels gegeven omtrent:

  • a.

    de geldingsduur;

  • b.

    de hoogte van het jaarlijkse totale bedrag voor alle in die regeling opgenomen categorieën van subsidies tezamen, onderverdeeld naar de in de regeling onderscheiden categorieën van subsidies;

  • c.

    de eisen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een subsidie;

  • d.

    het maximumbedrag van de subsidie of de maatstaven voor het vaststellen van de hoogte van de subsidie;

  • e.

    de weigering en aanhouding van de aanvraag van een subsidie vanwege de overschrijding of dreigende overschrijding van een bedrag als bedoeld onder b of d.

Artikel

6.3.1.4

Artikel

6.3.1.5

Artikel

6.3.1.6

Onverminderd artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt geen subsidie verleend voor:

Artikel

6.3.1.7

Onze Minister kan ter uitvoering van een structuurvisie over de Waddenzee subsidie verstrekken ten behoeve van het bestuurlijk overleg over het Waddengebied.

§

6.3.2

De aanvraag van de subsidie

Artikel

6.3.2.1

§

6.3.3

Subsidieverlening

Artikel

6.3.3.1

Onze Minister neemt bij de verdeling van het beschikbare bedrag in aanmerking:

  • a.

    het belang van de activiteit waarvoor een aanvraag om subsidie is ingediend voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid, en

  • b.

    de bijdrage van die activiteit aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel

6.3.3.2

§

6.3.4

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel

6.3.4.1

§

6.3.5

Subsidievaststelling

Artikel

6.3.5.1

Artikel

6.3.5.2

§

6.3.6

Voorschotten en betaling

Artikel

6.3.6.1

Hoofdstuk

7

Planologische organen

§

7.1

Ruimtelijk planbureau

Artikel 7.1.1

Vervallen

Artikel 7.1.2

Vervallen

Artikel 7.1.3

Vervallen

Artikel 7.1.4

Vervallen

Artikel 7.1.5

Vervallen

Artikel 7.1.6

Vervallen

Artikel 7.1.7

Vervallen

Artikel 7.1.8

Vervallen

Artikel 7.1.9

Vervallen

Artikel 7.1.10

Vervallen

Artikel 7.1.11

Vervallen

Hoofdstuk

8

Overgangs- en slotbepalingen

§

8.1

Overgangsbepalingen

Artikel

8.1.1

Artikel

8.1.2

Een wijziging of uitwerking van een bestemmingsplan, dat in ontwerp ter inzage is gelegd voor de inwerkingtreding van dit besluit mag, in afwijking van de artikelen 1.2.3 en 1.2.4 worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld op de wijze waarop het bestemmingsplan waarop de wijziging of uitwerking betrekking heeft, is vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld.

Artikel

8.1.3

Voor zover na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet aan een bestemmingsplan gedeeltelijk goedkeuring is onthouden en ingevolge artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een nieuw plan moet worden vastgesteld, mag, in afwijking van de artikelen 1.2.3 en 1.2.4 van dit besluit, binnen de in genoemd artikel 30 bedoelde termijn het nieuwe plan worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld op de wijze waarop het bestemmingsplan, ter reparatie waarvan het nieuwe plan strekt, is vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld.

§

8.2

Slotbepalingen

Artikel

8.2.1

Artikel

8.2.2

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. M. Cramer
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin