Besluit van 21 november 2008, houdende regels voor het verstrekken van subsidies door de Minister van Economische Zaken op het gebied van het technologiebeleid, het beleid met betrekking tot het midden- en kleinbedrijf en het ruimtelijk economisch beleid (Kaderbesluit EZ-subsidies)

Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 14 juli 2008, nr. WJZ / 8086267;
De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 2008, nr. W10.08.0292 III);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 17 november 2008, nr. WJZ / 8177535;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • bank: binnen het grondgebied van de Europese Unie gevestigde bank die is toegelaten het bedrijf van bank uit te oefenen;

  • de-minimisverordening: verordening van de Europese Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, die bij ministeriële regeling als toepasselijke de-minimisverordening is aangewezen;

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld, en die bij ministeriële regeling als toepasselijk Europees steunkader is aangewezen;

  • financier: bank, participatiemaatschappij, instelling die valt onder een bij ministeriële regeling aangewezen categorie instellingen of andere, krachtens ministeriële regeling door Onze Minister aangewezen instelling;

  • groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • a.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • 1°.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • 2°.

        volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • 3°.

        overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • b.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • kapitaalvennootschap:

    • a.

      een vennootschap als bedoeld in artikel 1 van de Eerste Richtlijn 68/151/EEG van de Raad van 9 maart 1968 strekkende tot het coördineren van de waarborgen, welke in de Lid-Staten worden verlangd van de vennootschappen in de zin van de tweede alinea van artikel 58 van het Verdrag, om de belangen te beschermen zowel van de deelnemers in deze vennootschappen als van derden, zulks ten einde die waarborgen gelijkwaardig te maken (PB EG L 65), of

    • b.

      een kapitaalvennootschap die is ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die rechtspersoonlijkheid bezit, een apart vermogen heeft dat bij uitsluiting voor de schulden van de vennootschap kan worden aangesproken en op grond van haar nationale wetgeving onderworpen is aan garantievoorwaarden zoals bedoeld in Richtlijn 68/151/EEG van de Raad om de belangen van zowel deelgerechtigden als derden te beschermen;

  • kostendrager: een product of een in economisch opzicht homogene groep van producten, die als voorwerp van calculatie wordt gekozen;

  • ondernemer: een natuurlijke persoon, een rechtspersoon of een vennootschap, die een onderneming in stand houdt, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • onderzoeksorganisatie: organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding als bedoeld in het toepasselijke Europese steunkader;

  • penvoerder: de door het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie die deelneemt aan het samenwerkingsverband;

  • participatiemaatschappij: kapitaalvennootschap, vennootschap met een afgescheiden vermogen, of rechtspersoon met een afgescheiden vermogen niet zijnde een vennootschap, ingericht naar het recht van één van de lidstaten van de Europese Unie, die blijkens zijn statuten of blijkens de overeenkomst waarbij hij is ingesteld tot doel heeft of mede tot doel heeft het verstrekken van risicokapitaal aan ondernemers teneinde winst te behalen;

  • samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

  • subsidie aan een financier: een subsidie, verstrekt aan een financier, met als doel om kapitaal te doen verstrekken aan ondernemingen;

  • voucher: een op grond van dit besluit door Onze Minister afgegeven waardedocument voor een deel van de kosten die met het doel waarvoor de voucher wordt gegeven, gepaard gaan.

Artikel

1a

Hoofdstuk

2

Verstrekken van subsidie

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de aanvragers;

  • c.

    een samenwerkingsverband en de penvoerder van het samenwerkingsverband;

  • d.

    de vorm van de subsidie;

  • e.

    het verstrekken van vouchers en de aanwending van vouchers;

  • f.

    degenen met wie een financier een overeenkomst sluit;

  • g.

    verplichtingen van Onze Minister in verband met de subsidie;

  • h.

    onderwerpen die, in afwijking van of in aanvulling op de regels van dit besluit, nadere regeling behoeven op basis van een Europees steunkader;

  • i.

    de wijze van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend met het oog op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid.

Hoofdstuk

3

Hoogte subsidie

§

1

Hoogte subsidie

Artikel

5

§

2

Cumulatie verschillende subsidies

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Indien bij ministeriële regeling is bepaald dat toepassing is gegeven aan een Europees steunkader, wordt het bedrag van de subsidie verlaagd voor zover dit nodig is op basis van het van toepassing zijnde Europees steunkader.

§

3

Hoogte subsidie voor andere activiteiten dan opgenomen in de bijlage

Artikel

9

Vervallen

Hoofdstuk

4

Subsidiabele kosten

§

1

Subsidiabele kosten

Artikel

10

§

2

Standaardmethoden van berekenen subsidiabele kosten

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Indien de aanvrager kiest voor de vaste-uurtarief-systematiek, worden de subsidiabele kosten berekend door het aantal uren dat de direct bij de subsidiabele activiteiten betrokken personen ten behoeve van deze activiteiten hebben gemaakt te vermenigvuldigen met een bij ministeriële regeling vast te stellen vast uurtarief waarin zowel de directe loonkosten als daaraan toegerekende indirecte kosten zijn begrepen, vermeerderd met:

  • a.

    de kosten van het gebruik van apparatuur en de kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen indien deze in de administratie te onderscheiden zijn;

  • b.

    de aan derden betaalde kosten.

Artikel

14a

Vervallen

§

3

Delegatiebepaling

Artikel

15

Bij ministeriële regeling kan worden afgeweken van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 10 of de wijze van berekenen van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de uitleg van in dit hoofdstuk gebruikte, voor de berekening van de subsidiabele kosten relevante begrippen.

Hoofdstuk

5

Wijze van verdelen en subsidieplafond

Artikel

16

Bij ministeriële regeling wordt een subsidieplafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies op in een bepaalde periode ontvangen aanvragen op grond van dit besluit, tenzij Onze Minister van Financiën heeft ingestemd met het achterwege laten daarvan. Daarbij kunnen afzonderlijke subsidieplafonds worden vastgesteld voor bepaalde categorieën van aanvragers, ondernemingen of activiteiten of voor bepaalde thema’s of voor bepaalde vormen van subsidie.

Artikel

17

Hoofdstuk

6

Adviescommissies

Artikel

18

Hoofdstuk

7

Indienen van de aanvraag

Artikel

19

Artikel

20

Indien aanvragers van subsidie samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder namens hen de subsidieaanvraag in.

Artikel

21

Hoofdstuk

8

Afwijzingsgronden

Artikel

22

Artikel

23

Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie, niet zijnde een subsidie aan een financier, voor zover:

  • a.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de activiteiten kunnen financieren;

  • b.

    het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen een bij ministeriële regeling gestelde termijn kunnen worden voltooid;

  • c.

    aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd;

  • d.

    onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische haalbaarheid van de activiteiten;

  • e.

    onvoldoende vertrouwen bestaat in de economische haalbaarheid van de activiteiten;

  • f.

    de activiteiten onvoldoende bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie leveren;

  • g.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om de activiteiten naar behoren uit te voeren;

  • h.

    er een naar het oordeel van Onze Minister onaanvaardbaar risico bestaat dat de uitvoering van een voorgenomen activiteit een onevenredige inbreuk zal maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid.

Artikel

24

Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie aan een financier indien:

  • a.

    de deskundigheid van degenen die zijn belast met het verstrekken, beheren en vervreemden van kapitaal en zekerheden onvoldoende gewaarborgd is;

  • b.

    de betrouwbaarheid van degenen die zijn belast met het verstrekken, beheren en vervreemden van kapitaal en zekerheden, en met de bepaling van en het toezicht op het beleid ter zake onvoldoende gewaarborgd is;

  • c.

    de integriteit van de financier onvoldoende gewaarborgd is;

  • d.

    de financiële draagkracht en stabiliteit van de financier onvoldoende gewaarborgd is.

Artikel

25

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de afwijzingsgronden, bedoeld in de artikelen 22 tot en met 24, en andere afwijzingsgronden worden opgenomen.

Hoofdstuk

9

Beslissing op de aanvraag

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

28a

Indien bij ministeriële regeling is gekozen voor verdeling van het subsidieplafond door loting, verdeelt Onze Minister het beschikbare bedrag in de volgorde zoals door loting is bepaald.

Artikel

29

Indien de subsidie wordt verstrekt aan deelnemers in een samenwerkingsverband, verzendt Onze Minister de beschikkingen tot subsidieverlening aan de penvoerder.

Hoofdstuk

10

Voorwaarden voor de subsidieontvanger

§

1

Voorwaarden voor de subsidieontvanger indien deze een financier is

Artikel

30

Artikel

31

De overeenkomst, bedoeld in artikel 30, bevat in ieder geval:

  • a.

    de bepaling dat kapitaal of zekerheid niet wordt verstrekt ten behoeve van een onderneming waarvan blijkens de geringe rentabiliteit de continuïteit voor de korte of middellange termijn in het geding is;

  • b.

    de bepaling dat uitsluitend kapitaal of zekerheid wordt verstrekt aan ondernemingen die een substantieel deel van hun activiteiten in Nederland uitvoeren;

  • c.

    de verplichting van de financier er zorg voor te dragen dat de relaties tussen hem en de bij zijn onderneming betrokkenen enerzijds, en de ondernemers aan wie kapitaal wordt verschaft anderzijds, transparant zijn;

  • d.

    de verplichting van de financier tot verstrekking van informatie aan Onze Minister;

  • e.

    de verplichting van de financier onverwijld mededeling te doen aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan hem, een verzoek tot faillietverklaring van hem of een verzoek om ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing te verklaren;

  • f.

    de wijze van vaststelling van de subsidie;

  • g.

    de wijze waarop betaling wordt aangevraagd;

  • h.

    de wijze waarop Onze Minister gerechtigd is tot verhaal na uitbetaling van de financier.

Artikel

32

Artikel

33

§

2

Voorwaarden voor de subsidieontvanger algemeen

Artikel

34

Hoofdstuk

11

Verplichtingen van de subsidieontvanger niet zijnde een financier

§

1

Verplichtingen van de subsidieontvanger algemeen

Artikel

35

De in dit hoofdstuk opgenomen verplichtingen gelden voor een ontvanger van een subsidie, niet zijnde een financier.

Artikel

36

De subsidieontvanger en de penvoerder doen onverwijld schriftelijk mededeling aan Onze Minister van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op hem toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, tot verlening van surseance van betaling aan hem of tot faillietverklaring van hem.

Artikel

36a

De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk mededeling aan Onze Minister zodra aannemelijk is dat:

  • a.

    de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of

  • b.

    niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

39a

Een onderneming die op het tijdstip van de verlening van de subsidie geen vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft, draagt er zorg voor dat deze onderneming voor de eerste voorschotbetaling een vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft.

Artikel

40

Artikel

41

De subsidieontvanger verleent gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling medewerking aan een evaluatie van de doeltreffendheid en de effecten van de aan hem verleende subsidie, voor zover medewerking redelijkerwijs van hem kan worden verlangd.

§

2

Verplichtingen van de subsidieontvanger bij subsidie met terugbetalingsverplichting

Artikel

42

§

3

Nadere uitwerking verplichtingen

Artikel

43

Onze Minister kan bij de beschikking tot subsidieverlening bij of krachtens dit besluit gestelde voorschriften nader invullen.

Artikel

44

Hoofdstuk

12

Voorschotten

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Hoofdstuk

13

Subsidievaststelling

Artikel

49

De in dit hoofdstuk opgenomen bepalingen gelden voor een ontvanger van een subsidie, niet zijnde een subsidie aan een financier.

Artikel

50

Artikel

51

Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder namens hen de aanvraag tot subsidievaststelling in.

Artikel

52

Onze Minister geeft de beschikking tot subsidievaststelling binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag daartoe dan wel nadat de voor het indienen ervan geldende termijn is verstreken.

Artikel

53

Hoofdstuk

14

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

54

Artikel

54a

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend tijdens een openstellingsperiode van een subsidie-instrument waarvan de begindatum ligt voor 1 juli 2016 en de einddatum daarna, en op subsidies die voor 1 juli 2016 zijn verstrekt, blijven de artikelen 45 en 51 van toepassing zoals deze golden voor die datum.

Artikel

55

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel

56

Dit besluit wordt aangehaald als: Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Economische Zaken, M. J. A. van der Hoeven
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

(artikel 5, eerste lid)

Vervallen