Artikel
I
Wijzigt het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Wijzigt het Aanwijzingsbesluit Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken.
Wijzigt het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.
Wijzigt het Besluit beheer winningsafvalstoffen.
Wijzigt het Besluit bodemkwaliteit.
Wijzigt het Besluit EOS: demo en transitie-experimenten.
Wijzigt het Besluit gebruik meststoffen.
Wijzigt het Besluit glastuinbouw.
Wijzigt het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water.
Wijzigt het Besluit lozing afvalwater huishoudens.
Wijzigt het Besluit milieu-effectrapportage 1994.
Wijzigt het Besluit milieuverslaglegging.
Wijzigt het Besluit overige niet-meldingplichtige gevallen bodemsanering.
Wijzigt het Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
Wijzigt het Besluit stimulering duurzame energieproductie.
Wijzigt het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998.
Wijzigt het Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009.
Wijzigt het Infiltratiebesluit bodembescherming.
Wijzigt het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer.
Wijzigt het Lozingenbesluit bodembescherming.
Wijzigt het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij.
Wijzigt het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering.
Wijzigt het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater.
Wijzigt het Lozingenbesluit Wvo vaste objecten.
Wijzigt het Scheepsafvalstoffenbesluit Rijn- en binnenvaart.
Wijzigt het Transactiebesluit milieudelicten.
Wijzigt het Uitvoeringsbesluit rijkscoördinatieregeling energie-infrastructuurprojecten.
Wijzigt het Waterschapsbesluit.
De volgende besluiten worden ingetrokken:
In dit artikel wordt onder beperkingenbesluit verstaan:
een beschikking van gedeputeerde staten, dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, al dan niet met zodanige risico’s dat spoedige sanering noodzakelijk is, als bedoeld in artikel 29, eerste lid, juncto artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming;
een beschikking van gedeputeerde staten, houdende instemming met het nazorgplan als bedoeld in artikel 39d, derde lid, van de Wet bodembescherming;
een vordering van eigendom of gebruik van onroerende zaken, of van beperkte rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen, dan wel het gebruik daarvan, als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Wet bodembescherming, door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
de uitoefening van de bevoegdheden, genoemd onder a tot en met c, door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
die betrekking heeft op de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam, die dateert van vóór het tijdstip van inwerkingtreding van hoofdstuk 5 van de Waterwet en waarvan de uit dat beperkingenbesluit voortvloeiende publiekrechtelijke beperking onmiddellijk vóór dat tijdstip nog van kracht was.
Indien een bestuursorgaan met betrekking tot een beperkingenbesluit toepassing heeft gegeven aan de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, draagt dat bestuursorgaan ervoor zorg dat binnen vier dagen na het tijdstip waarop het beperkingenbesluit van rechtswege is vervallen een verklaring met betrekking tot het vervallen van de uit dat beperkingenbesluit voortvloeiende publiekrechtelijke beperking met overeenkomstige toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken ter inschrijving wordt aangeboden aan de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster.
De rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan, bedoeld in het tweede lid, behoort, is aansprakelijk voor schade die is veroorzaakt door vergissingen, verzuimen, vertragingen of andere onregelmatigheden, door hem of door personen voor wier gedragingen hij aansprakelijk is begaan bij de nakoming van de in het tweede lid voorgeschreven verplichting.
Nadere eisen, gesteld krachtens het Besluit glastuinbouw vóór 1 oktober 2009, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften krachtens dat besluit, zoals het luidt met ingang van die datum.
Maatwerkvoorschriften als bedoeld in bijlage 3, voorschrift 1, derde lid, van het Besluit glastuinbouw, die door het Wvo-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit, zijn gesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VII, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften, gesteld door het Wm-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit.
Maatwerkvoorschriften als bedoeld in bijlage 3, de voorschriften 5, derde lid, 6, vierde lid, 7, vijfde lid, 8, vierde lid, 11, vijfde lid, 12, derde lid, 13, derde lid, 14, tiende lid, of 15, vijfde lid, van het Besluit glastuinbouw, die door het Wvo-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit, zijn gesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel VII, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften, gesteld door het Wm-bevoegd gezag, bedoeld in dat besluit, tenzij bijlage 3, voorschrift 3, tweede lid, van dat besluit van toepassing is.
Het Wvo-bevoegd gezag, bedoeld in het tweede en derde lid, draagt de archiefbescheiden die betrekking hebben op maatwerkvoorschriften als bedoeld in die leden over aan het Wm-bevoegd gezag, bedoeld in die leden.
Het vierde lid geldt niet voor bescheiden die overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Nadere eisen als bedoeld in de artikelen 5, tweede en derde lid, 6, vierde lid, 7, tweede lid, 10, vierde lid, en 11, tweede lid, van het Lozingenbesluit Wvo bodemsanering en proefbronnering, die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6.2 van de Waterwet van kracht zijn en die zijn gesteld door de waterkwaliteitsbeheerder, worden gelijkgesteld met nadere eisen, gesteld door het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 1 van dat besluit.
Het dagelijks bestuur van het waterschap draagt de archiefbescheiden die betrekking hebben op nadere eisen als bedoeld in het eerste lid over aan het bevoegde gezag.
Het tweede lid geldt niet voor bescheiden die overeenkomstig de Archiefwet 1995 zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.
Nadere eisen, gesteld krachtens het Besluit landbouw milieubeheer vóór 1 oktober 2009, worden gelijkgesteld met maatwerkvoorschriften krachtens dat besluit, zoals het luidt met ingang van die datum.
Maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.2, derde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer met betrekking tot het lozen in het oppervlaktewater, gesteld vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, worden gelijkgesteld met een vergunning voor het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet.
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
De leggers, bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet, voor andere dan primaire waterkeringen in beheer bij het Rijk, kunnen uiterlijk drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel worden vastgesteld.
Dit besluit wordt aangehaald als: Invoeringsbesluit Waterwet.
Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. De artikelen XXVII, onderdeel C, XXX, eerste lid, en XXXII kunnen terugwerken tot een bij dat besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.