Besluit van 24 juni 2010, houdende regels inzake de organisatie en de taken van de veiligheidsregio’s en de gemeentelijke brandweer, alsmede de financiële bijdrage van het Rijk (Besluit veiligheidsregio’s)

Besluit veiligheidsregio’s

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 26 april 2010, nr. 2010-0000286048, CZW/WVOB;
Gelet op richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 (PbEG 1997 L 10) betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (Seveso-II), laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1137/2008 (PbEU L 311), richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEU L 102), de artikelen 17, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 31, vierde lid, 33, vierde lid, en 55, vijfde lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 45, eerste lid, van de Politiewet 1993;
De Raad van State gehoord (advies van 3 juni 2010, nr. W04.10.0063/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 21 juni 2010, nr. 2010-0000398200;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel

1.2

Een wijziging van de Seveso-richtlijn geldt voor de toepassing van dit besluit met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Hoofdstuk

2

Eisen rampenbestrijding en crisisbeheersing

§

1

Organisatie

Artikel

2.1.1

Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor de inrichting van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing, die bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a.

    de meldkamer;

  • b.

    een of meer commando’s plaats incident, afhankelijk van de aard van de ramp of crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkelt;

  • c.

    een of meer teams bevolkingszorg, afhankelijk van de aard van de ramp of crisis en de wijze waarop deze zich ontwikkelt;

  • d.

    een regionaal operationeel team, en

  • e.

    een gemeentelijk beleidsteam of, bij een bovenlokale ramp of crisis, een regionaal beleidsteam.

Artikel

2.1.2

Artikel

2.1.3

Artikel

2.1.4

Artikel

2.1.5

§

2

Alarmering

Artikel

2.2.1

Het bestuur van de veiligheidsregio stelt criteria vast voor de situaties waarin de meldkamer tot grootschalige alarmering overgaat.

Artikel

2.2.2

Artikel

2.2.3

Artikel

2.2.4

Binnen vijf minuten nadat is vastgesteld dat is voldaan aan de criteria voor grootschalige alarmering geeft de meldkamer, op grond van de beschikbare gegevens, een zo volledig mogelijke beschrijving van het incident aan de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing en aan andere functionarissen of eenheden als bedoeld in artikel 2.2.3, tweede lid.

Artikel

2.2.5

Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor een voorziening waardoor in het geval dat de meldkamer uitvalt, de functie en taken van de meldkamer worden gecontinueerd.

§

3

Opschaling

Artikel

2.3.1

Artikel

2.3.2

§

4

Informatiemanagement

Artikel

2.4.1

Artikel

2.4.2

Artikel

2.4.3

Een advies of opdracht van een onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing is gebaseerd op het actuele eigen beeld van dat onderdeel en op het actuele totaalbeeld.

Artikel

2.4.4

In het geval dat een advies of een opdracht niet of niet volledig is opgevolgd of uitgevoerd, wordt het onderdeel van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing dat dit advies of deze opdracht heeft gegeven, daarvan op de hoogte gesteld. De opdracht wordt vervolgens in overeenstemming met artikel 2.4.3 opnieuw geformuleerd.

§

5

Eisen voor oefening

Artikel

2.5.1

Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat de onderdelen van de hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing jaarlijks gezamenlijk een oefening houden met een fictieve ramp of crisis.

Hoofdstuk

3

Eisen brandweerzorg

§

1

Organisatie

Artikel

3.1.1

Ten behoeve van de uitvoering van de taken, genoemd in artikel 25, eerste lid, onderdelen a en b, van de wet, draagt het bestuur van de veiligheidsregio er zorg voor dat de brandweer basisbrandweereenheden, ondersteuningseenheden voor redden en blussen op hoogte en ondersteuningseenheden voor hulpverlening heeft.

Artikel

3.1.2

Artikel

3.1.3

Artikel

3.1.4

Artikel

3.1.5

§

2

Opkomsttijden

Artikel

3.2.1

Artikel

3.2.2

Het bestuur van de veiligheidsregio stelt vast voor welke objecten de inzet van een ondersteuningseenheid voor redden en blussen op hoogte altijd noodzakelijk is. Het bestuur stelt bij deze objecten voor de ondersteuningseenheden dezelfde opkomsttijden vast als voor de basisbrandweereenheden.

Artikel

3.2.3

Het bestuur van de veiligheidsregio draagt zorg voor een sluitende registratie van de gerealiseerde opkomsttijden.

§

3

Materieel en uitrusting

Artikel

3.3.1

Bij ministeriële regeling kunnen ten behoeve van de standaardisatie en uitwisselbaarheid eisen worden gesteld aan het materieel en de uitrusting van de basisbrandweereenheden, de ondersteuningseenheden voor hulpverlening en de ondersteuningseenheden voor redden en blussen op hoogte.

Hoofdstuk

4

Eisen bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen

§

1

Organisatie

Artikel

4.1.1

Ten behoeve van de taak, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdelen b, c en d, van de wet draagt het bestuur van de veiligheidsregio er zorg voor dat de brandweer een eenheid voor het verkennen van gevaarlijke stoffen en een eenheid voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen heeft en beschikt over een adviseur gevaarlijke stoffen.

Artikel

4.1.2

Artikel

4.1.3

Artikel

4.1.4

Vervallen

Artikel

4.1.5

Artikel

4.1.6

§

2

Opkomsttijden

Artikel

4.2.1

Artikel

4.2.2

Artikel

4.2.3

§

3

Materieel en uitrusting

Artikel

4.3.1

Bij ministeriële regeling kunnen ten behoeve van de standaardisatie en uitwisselbaarheid eisen worden gesteld aan het materieel en de uitrusting van de eenheden voor het verkennen van gevaarlijke stoffen, de eenheden voor de bestrijding van ongevallen met gevaarlijke stoffen, de adviseur gevaarlijke stoffen en de ontsmettingseenheden voor grootschalige chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten.

Hoofdstuk

5

Eisen afspraken geneeskundige hulpverlening

Artikel

5.1

De schriftelijke afspraken over de geneeskundige hulpverlening tussen het bestuur van de veiligheidsregio en de in die veiligheidsregio werkzame instellingen, zorgaanbieders, ambulancevervoerders en gezondheidsdiensten, bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de wet, betreffen:

  • a.

    de procedures die gevolgd worden bij een ramp of crisis, waarbij het in ieder geval gaat over grootschalige alarmering, opschaling, coördinatie, informatiemanagement en evaluatie;

  • b.

    de wijze waarop en de mate waarin personeel en materieel worden ingezet;

  • c.

    de bereikbaarheid en beschikbaarheid van personeel, ruimte en materieel;

  • d.

    de wijze van trainen en oefenen met het oog op het gezamenlijk optreden bij de rampenbestrijding en crisisbeheersing en de frequentie waarin getraind en geoefend wordt;

  • e.

    de samenwerking met:

    • 1°.

      de functionarissen van de GHOR,

    • 2°.

      andere instellingen, en

    • 3°.

      andere hulpverleningsinstanties, en

  • f.

    het onderhoud en beheer van materieel voor de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen dat eigendom is van de veiligheidsregio of het Rijk.

Hoofdstuk

6

Rampbestrijdingsplannen

§

1

Rampbestrijdingsplannen voor hogedrempelinrichtingen

Artikel

6.1.1

Artikel

6.1.2

Onverminderd artikel 6.1.7, tweede lid, worden het rampbestrijdingsplan of wijzigingen daarvan vastgesteld uiterlijk een jaar na het tijdstip waarop het bestuur van de veiligheidsregio de delen van het veiligheidsrapport waarvan een aanvraag om een omgevingsvergunning vergezeld gaat, heeft ontvangen van het bestuursorgaan dat bevoegd is te beslissen op de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel

6.1.3

Het rampbestrijdingsplan bevat in ieder geval:

  • a.

    de naam of functie van de aan de hogedrempelinrichting verbonden personen die bevoegd zijn om procedures van alarmering binnen en buiten de hogedrempelinrichting en van inwerkingstelling van bestrijdingsacties binnen de hogedrempelinrichting in werking te doen treden;

  • b.

    de naam of functie van de personen die belast zijn met de operationele leiding van het geheel van de bestrijdingsacties;

  • c.

    de maatregelen en voorzieningen die zijn getroffen opdat degene die is belast met het opperbevel en de hulpverleningsdiensten snel worden geïnformeerd en de bij de bestrijding betrokken personen snel worden opgeroepen;

  • d.

    het schema met betrekking tot de leiding over en de gecoördineerde inzet van diensten en organisaties die bij de bestrijding kunnen worden betrokken;

  • e.

    de maatregelen en voorzieningen die zijn getroffen met het oog op de bestrijding op en buiten de locatie waarop een hogedrempelinrichting wordt geëxploiteerd;

  • f.

    de maatregelen en voorzieningen die zijn getroffen om de bevolking te informeren over de ramp of de dreiging van een ramp en over de door haar te volgen gedragslijn;

  • g.

    de maatregelen en voorzieningen die zijn getroffen om de hulpverleningsdiensten van een andere staat te informeren, indien de bevolking of het milieu van die staat door de ramp kunnen worden getroffen of dreigen te worden getroffen.

Artikel

6.1.4

Artikel

6.1.5

Indien de bevolking van een andere staat kan worden getroffen door de gevolgen van een ramp op een locatie waarop een hogedrempelinrichting wordt geëxploiteerd waarop het rampbestrijdingsplan betrekking heeft, verzoekt het bestuur van de veiligheidsregio waarin die locatie geheel of gedeeltelijk is gelegen de bevoegde autoriteit van de andere staat de bevolking te informeren over de mogelijkheid haar zienswijze over het ontwerp naar voren te brengen.

Artikel

6.1.6

Het bestuur van de veiligheidsregio verleent op verzoek van de bevoegde autoriteit van een andere staat medewerking aan de terinzagelegging van documenten die in de andere staat zijn opgesteld in het kader van de voorbereiding van een met een rampbestrijdingsplan gelijk te stellen plan voor een in die staat gelegen hogedrempelinrichting.

Artikel

6.1.7

Het bestuur van de veiligheidsregio draagt er zorg voor dat met passende tussenpozen doch ten minste éénmaal per drie jaar het rampbestrijdingsplan opnieuw wordt bezien, beproefd en zo nodig bijgewerkt. Bij de herziening wordt rekening gehouden met veranderingen die zich op de betrokken locaties waarop hogedrempelinrichtingen worden geëxploiteerd en bij de betrokken veiligheidsregio hebben voorgedaan, met nieuwe technische kennis en met inzichten omtrent de bij rampen te nemen maatregelen.

Artikel

6.1.8

§

2

Rampbestrijdingsplannen voor luchthavens

Artikel

6.2.1

Artikel

6.2.2

Het rampbestrijdingsplan bevat in ieder geval:

  • a.

    de functies van de aan de luchthaven verbonden personen die bevoegd zijn om procedures van alarmering binnen en buiten de luchthaven en van bestrijdingsacties op de luchthaven in werking te doen treden;

  • b.

    de functies van de personen die belast zijn met de operationele leiding van het geheel van de bestrijdingsacties;

  • c.

    de maatregelen en de voorzieningen die zijn getroffen opdat degene die is belast met de operationele leiding, en de hulpverleningsdiensten snel worden geïnformeerd en de bij de bestrijding betrokken personen snel worden opgeroepen;

  • d.

    het schema met betrekking tot de leiding over en de gecoördineerde inzet van diensten en organisaties die bij de bestrijding kunnen worden betrokken;

  • e.

    de maatregelen en voorzieningen die zijn getroffen met het oog op de bestrijding van op en in de onmiddellijke omgeving van de luchthaven;

  • f.

    een plan in hoofdlijnen met betrekking tot de geneeskundige organisatie, waaronder een plan op hoofdlijnen met betrekking tot de opvang en verzorging van de slachtoffers;

  • g.

    de wijze waarop de bevolking wordt geïnformeerd en over de door haar te volgen gedragslijn;

  • h.

    de maatregelen en voorzieningen die worden getroffen om de hulpverleningsdiensten van een andere staat te informeren, indien de bevolking of het milieu van die staat door het vliegtuigongeval worden getroffen of dreigen te worden getroffen;

  • i.

    de wijze waarop slachtoffers, verwanten van slachtoffers, reizigers, medewerkers van de luchthaven en van vliegtuigmaatschappijen, binnen- en buitenlandse overheden en de media worden geïnformeerd, en

  • j.

    een overzichtskaart van de indeling van de luchthaven en de onmiddellijke omgeving daarvan.

Artikel

6.2.3

§

3

Rampbestrijdingsplannen voor winningsafvalvoorzieningen categorie A

Artikel

6.3.1

Artikel

6.3.2

Degene die de winningsafvalvoorziening categorie A exploiteert, verstrekt bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het exploiteren van die afvalvoorziening of op enig ander tijdstip aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 6.3.1, derde lid, en het bestuur van de veiligheidsregio de gegevens die nodig zijn opdat zij hun taken in het kader van de voorbereiding van bestrijding van een ramp naar behoren kunnen uitvoeren. Dit geldt niet voor zover deze gegevens reeds op grond van andere voorschriften zijn verschaft of kunnen worden verkregen.

Artikel

6.3.3

Op de vaststelling van een rampbestrijdingsplan als bedoeld in artikel 6.3.1 of van belangrijke wijzigingen daarvan is artikel 6.1.4 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk

7

Bedrijfsbrandweer

Artikel

7.1

Artikel

7.2

Artikel

7.3

Artikel

7.4

Artikel

7.5

Artikel

7.6

Hoofdstuk

8

Financiën

Artikel

8.1

Artikel

8.2

Artikel

8.3

Artikel

8.4

De betaling van de ingevolge de artikelen 8.1 en 8.2 toegekende bijdragen vindt plaats in vier gelijke termijnen, op de eerste werkdag na de 14e van de eerste maand van ieder kwartaal.

Artikel

8.5

Het bestuur van de veiligheidsregio besteedt de bijdrage voor de doeluitkering aan de uitvoering van taken die aan het bestuur op grond van artikel 10 van de wet zijn toegekend.

Artikel

8.6

Indien de accountant een afkeurende verklaring of een verklaring met beperking of oordeelsonthouding heeft gegeven, kan Onze Minister de jaarlijkse bijdrage voor de doeluitkering voor een volgend jaar verminderen.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

9.1

Artikel

9.4

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit veiligheidsregio’s.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, A. Th. B. Bijleveld-Schouten
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

1

behorende bij artikel 4.1.6, eerste lid

Groningen

Fryslân

Drenthe

Noord- en Oost-Gelderland

IJsselland

Twente

Gelderland-Midden

Gelderland-Zuid

Brabant- Zuidoost

Brabant-Noord

Limburg-Noord

Limburg-Zuid

Amsterdam-Amstelland

Flevoland

Gooi en Vechtstreek

Kennemerland

Noord-Holland-Noord

Zaanstreek-Waterland

Utrecht

Rotterdam-Rijnmond

Zuid-Holland-Zuid

Midden- en West-Brabant

Zeeland

Haaglanden

Hollands Midden

Bijlage

2

behorende bij artikel 8.1, eerste lid, van het Besluit veiligheidsregio’s

Het voor het vaste en variabele deel van het voor de doeluitkering beschikbare bedrag wordt verdeeld op grond van de volgende formule:

[vast deel + (8,15 * woonruimten) + (67,71 * bebouwde oppervlakte) + (0,48 * oadwr) + (659,22 * kernen500) + (2,41 * totale oppervlakte) + (7.736,14 * hoofdvaarwegen) + (28.430,04 * hogedrempelinrichtingen) + (0,32 * inwoners) + (11,37 * OZB niet-woningen)] * uitkeringsfactor.

De vaststelling van het aantal eenheden per structuurkenmerk of maatstaf geschiedt naar de toestand op 1 januari voorafgaand aan het uitkeringsjaar.

Toelichting op de in de formule gebruikte structuurkenmerken en maatstaven

Bebouwde oppervlakte

Oppervlakte van de bebouwing in hectaren.

Vindplaats: tabelnummer 21 van bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001.

Hogedrempelinrichtingen

Het aantal hogedrempelinrichtingen.

Vindplaats: lijst van risicovolle bedrijven via www.brzoplus.nl; in die lijst zijn de hogedrempelbedrijven voorzien van het kenmerk VR.

Hoofdvaarwegen

Lengte van de hoofdvaarwegen per kilometer in het hoofdvaarwegennet.

Vindplaats: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, database Vaarwegen in Nederland (VIN).

Inwoners

Aantal inwoners.

Vindplaats: tabelnummer 2 van bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001.

Kernen500

Aantal woonkernen die ieder 500 adressen of meer omvatten.

Vindplaats: tabelnummer 36a van bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001.

Oadwr

De oadwr (de omgevingsadressendichtheid woonruimten van een regio) wordt berekend door de gemiddelde omgevingsadressendichtheid van de adressen in elke in die regio gelegen gemeente, uitgedrukt in het aantal adressen per vierkante kilometer (bron: Centraal bureau voor de statistiek), te vermenigvuldigen met het aantal woonruimten in die gemeente (bron: Centraal bureau voor de statistiek) en die uitkomsten op te tellen. Die uitkomst wordt gedeeld door 1000, om te komen tot een voor de verdeelformule bruikbare waarde.

OZB niet-woningen

Betreft de maatstaf «belastingcapaciteit niet-woningen»: Het totaal van de vastgestelde waarden van onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, als bedoeld in artikel 220, onderdeel b, van de Gemeentewet en waarover naar de toestand op 1 januari van het uitkeringsjaar door de gemeente onroerende zaakbelastingen (Ozb) kan worden geheven. De maatstaf bedraagt 70% van de Ozb-waarde en wordt uitgedrukt in miljoenen euro’s.

Vindplaats: tabelnummer 38a van bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001.

Totale oppervlakte

Totale oppervlakte van land, binnenwater en buitenwater in hectaren.

Vindplaats: tabelnummers 16, 19 en 20 van bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001.

Uitkeringsfactor

Het quotiënt van het beschikbare totaalbedrag, verminderd met de bedragen die zijn genoemd in artikel 8.2, en de som van a) de producten die worden verkregen door voor iedere verdeelmaatstaf het aantal eenheden te vermenigvuldigen met het bedrag per eenheid, en b) de vaste bedragen.

Vast deel

Een gelijk bedrag per regio.

Woonruimten

Aantal woonruimten.

Vindplaats: tabelnummer 24 van bijlage 2 van het Besluit financiële verhouding 2001.