Besluit van 13 december 2010, houdende regels over de aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag als buitengewoon agent van politie alsmede over de verlening van opsporingsbevoegdheid en over de eisen van bekwaamheid, geschiktheid en betrouwbaarheid waaraan zij moeten voldoen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Besluit buitengewone agenten van politie BES)

Besluit buitengewone agenten van politie BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op voordracht van Onze Minister van Justitie, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 augustus 2010, directie Wetgeving nr. 5665435/10/6;
De Raad van State gehoord (advies van 11 oktober 2010, nr. W03.10.0418/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 3 december 2010, nr. 5676538/10/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

2

Aanstelling en titel van opsporingsbevoegdheid

§

1

Algemeen

Artikel

2

Artikel

4

De buitengewoon agent van politie die beschikt over:

  • a.

    een titel van opsporingsbevoegdheid;

  • b.

    de bekwaamheid en betrouwbaarheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden, en

  • c.

    een akte van beëdiging,

is bevoegd op het grondgebied, vermeld in die akte, de opsporingsbevoegdheden uit te oefenen ter zake van de feiten die in die akte zijn vermeld en daarvan ambtsedig proces-verbaal op te maken als bedoeld in artikel 186 van het Wetboek van Strafvordering BES.

§

2

De titel van opsporingsbevoegdheid

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Onze Minister verleent de akte van opsporingsbevoegdheid, waarin het grondgebied en de strafbare feiten staan vermeld waarvoor de opsporingsbevoegdheid geldt.

Artikel

10

Artikel

11

§

3

De bekwaamheid en de betrouwbaarheid

Artikel

12

Artikel

13

§

4

Politiebevoegdheden

Artikel

15

Hoofdstuk

3

Bezoldiging en beëdiging

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

4

Instructie

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

In het proces-verbaal van opsporingshandelingen of in enige andere schriftelijke verslaglegging van de uitoefening van bevoegdheden vermeldt de buitengewoon agent van politie het nummer van zijn akte van beëdiging.

Artikel

29

Hoofdstuk

5

Opleidings- en trainingsvereisten

§

1

Opsporingsbevoegdheden

Artikel

30

§

2

Politiebevoegdheden

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Hoofdstuk

6

Straffen

Artikel

34

Artikel

35

Hoofdstuk

7

Schorsing en ontslag

Artikel

36

De buitengewoon agent van politie is van rechtswege in zijn ambt geschorst wanneer hem rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, tenzij de vrijheidsbeneming het gevolg is van een maatregel, anders dan op grond van de Wet tot regeling van het toezicht op krankzinnigen BES, genomen in het belang van de volksgezondheid.

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Aan de buitengewoon agent van politie wordt, tenzij het tegendeel blijkt, geacht eervol ontslag te zijn verleend, zodra de op de akte van aanstelling vermelde tijd is verstreken.

Artikel

40

Artikel

41

Hoofdstuk

8

Het toezicht

§

1

Algemeen

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

§

2

De toezichthouder en direct toezichthouder

Artikel

46

Artikel

47

De toezichthouder ziet erop toe dat de buitengewoon agent van politie zijn taak bij de opsporing naar behoren vervult en de opsporingsbevoegdheden alsmede de politiebevoegdheden op juiste wijze uitoefent.

Artikel

48

Artikel

49

§

3

De werkgever

Artikel

50

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Tot het moment waarop uitvoering is gegeven aan de onderlinge regeling van 1 juli 2010, houdende kwaliteitseisen, opleidings- en trainingsvereisten politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, bepaalt Onze Minister de eisen die gesteld worden aan de vaardigheden met betrekking tot het gebruik van geweld, waaronder schietvaardigheid, alsmede die met betrekking tot de uitoefening van aanhouding en zelfverdediging van buitengewoon agenten van politie, met uitzondering van degene die werkzaam zijn bij de Koninklijke marechaussee en bij de Kustwacht voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten alsmede de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel

55

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel

56

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit buitengewone agenten van politie BES

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Bijlage

als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van het Besluit buitengewone agenten van politie BES

Bij aanvaarding van de aanwijzing tot buitengewoon agent van politie legt de desbetreffende persoon de navolgende eden (verklaringen en beloften) af:

  • 1.

    De eed (verklaring en belofte) van zuivering:

    «Ik zweer (verklaar), dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm dan ook, tot het verkrijgen van mijn aanstelling of beëdiging als buitengewoon agent van politie aan niemand iets heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in mijn betrekking als buitengewoon agent van politie te doen of te laten, van niemand, middellijk of onmiddellijk, enige beloften of geschenken zal aannemen.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig! (Dat verklaar en beloof ik!)»

  • 2.

    De ambtseed of ambtsbelofte:

    «Ik zweer (beloof) trouw aan de Koning, aan de Grondwet en aan de wetten van ons land.

    Ik zweer (beloof) dat ik de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften en verordeningen zal nakomen en handhaven, dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.

    Ik zweer (beloof) dat ik mij zal gedragen zoals een goed buitengewoon agent van politie betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.

    Zo waarlijk helpe mij God almachtig!»

    «(Dat beloof ik!)»