Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 14 juni 2011, nr. BJZ2011046947 houdende nadere regels met betrekking tot enige onderwerpen inzake de voorziening van drinkwater, warm tapwater en huishoudwater (Drinkwaterregeling)
Drinkwaterregeling
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
eigen winning: collectieve watervoorziening waarbij de eigenaar van de voorziening voor de winning of behandeling van water, dat als drinkwater ter beschikking wordt gesteld, gebruik maakt van grondwater, oppervlaktewater, zeewater of een overeenkomstige grondstof of halffabrikaat, niet zijnde een voorziening voor de productie of distributie van water op een binnen het Nederlandse territoir of het Nederlandse deel van het continentale plat gelegen mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet;
wijkwarmtapwatervoorziening: collectieve watervoorziening voor de productie of distributie van warm tapwater, waarbij het distributienet in de bodem ligt.
De voorziening voor productie en distributie van huishoudwater voldoet aan de daaraan gestelde bepalingen in de onderdelen 4.7.2. en 4.7.3 van NEN 1006:2002/A3:2011.
2
De eigenaar van de voorziening voor productie en distributie van huishoudwater:
a.
beschikt over actuele tekeningen en beschrijvingen van de installatie,
b.
voert de beheersmaatregelen uit die zijn opgenomen in de gebruikershandleiding die door de leverancier van de installatie is verstrekt, en
c.
houdt van de uitvoering van de beheersmaatregelen aantekening in een logboek, dat ter plaatste van de voorziening aanwezig is.
3
Het is de eigenaar van een drinkwaterbedrijf niet toegestaan om zonder daartoe door de Minister verleende ontheffing huishoudwater te produceren voor consumenten of andere afnemers of aan hen huishoudwater te leveren.
Artikel
4
Aanduiding distributiegebieden
Als distributiegebied van een drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 5 van de wet geldt het voor dat bedrijf in bijlage 1 bij deze regeling omschreven distributiegebied.
Artikel
5
Berekening gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
6
Berekening vermogenskosten
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
7
Omstandigheden waaronder advies gevraagd wordt aan NMa
1
De Minister vraagt advies aan de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit voorafgaande aan:
Het nemen en analyseren van monsters ter uitvoering van het besluit geschiedt door laboratoria die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat gebaseerd is op NEN-EN-ISO/IEC 17025: 2005 of een gelijkwaardige norm en die daarvoor overeenkomstig deze norm geaccrediteerd zijn.
2
Het nemen van monsters ter uitvoering van het besluit kan tevens plaatsvinden door bedrijven en personen die een kwaliteitsborgingssysteem hanteren dat gebaseerd is op NEN-EN-ISO/IEC 17025: 2005 of een gelijkwaardige norm en die daarvoor overeenkomstig deze norm geaccrediteerd zijn.
3
Een gelijkwaardige norm als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt uitsluitend toegepast na daartoe verkregen toestemming van de inspecteur. Bij de aanvraag tot toestemming als bedoeld in de eerste volzin, worden alle voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van bedoelde norm relevante gegevens in de door de inspecteur aangegeven vorm aan hem overgelegd.
4
Het nemen en analyseren van monsters ter uitvoering van het besluit ten behoeve van drinkwaterbedrijven geschiedt door laboratoria als bedoeld in het eerste lid die daartoe zijn aangewezen door de Minister.
5
Bij de aanwijzing, bedoeld in het vierde lid, hanteert de Minister de volgende criteria:
a.
de positie van het laboratorium ten opzichte van de procesverantwoordelijke voor winning, zuivering, transport en distributie bij het drinkwaterbedrijf;
b.
de deskundigheid van de medewerkers van het laboratorium op het terrein van de relevante wetgeving en de waterkwaliteit, van grondstof tot tappunt;
c.
de capaciteit die het laboratorium heeft om ook bij calamiteiten voldoende personeel en apparatuur in te kunnen zetten;
d.
de breedte van het analysepakket;
e.
waarborgen omtrent de tijdigheid, volledigheid, juistheid en toegankelijkheid van de rapportage van het laboratorium aan de procesverantwoordelijke voor winning, zuivering, transport en distributie bij het drinkwaterbedrijf.
6
De laboratoria, genoemd in bijlage 2 bij deze regeling, worden aangemerkt als laboratoria die zijn aangewezen overeenkomstig het vierde lid.
Artikel
10
Meetprogramma en meetfrequentie
1
Indien een drinkwaterbedrijf, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet in gebruik is, beschikt de eigenaar daarvan over een daarop betrekking hebbend meetprogramma dat voldoet aan de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen tabellen. Bij majeure wijzigingen in de feitelijke situatie past de eigenaar daaraan voorafgaand het meetprogramma daarop aan.
2
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar van een collectief leidingnet of van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, uitsluitend voor zover daarmee, berekend over een kalenderjaar, per dag gemiddeld minder dan 100 m3 drinkwater, onderscheidenlijk minder dan 10 m3 warm tapwater, wordt gedistribueerd. Het eerste lid is evenmin van toepassing op de eigenaar van een collectieve watervoorziening voor warm tapwater, niet zijnde een wijkwarmtapwatervoorziening.
3
Een meetprogramma als bedoeld in het eerste lid dat betrekking heeft op een drinkwaterbedrijf of een eigen winning behoeft goedkeuring van de inspecteur. Het programma wordt daartoe door de eigenaar van dat bedrijf of die winning na vaststelling of wijziging voorgelegd aan de inspecteur, in de door deze aangegeven vorm.
4
De eigenaar, bedoeld in het eerste lid, onderzoekt het water in de frequentie en op de plaatsen, aangegeven in het meetprogramma, bedoeld in dat lid.
5
Indien en voor zolang de eigenaar niet beschikt over een meetprogramma dat in overeenstemming is met het eerste lid dan wel, in de gevallen, bedoeld in het derde lid, niet beschikt over een goedgekeurd meetprogramma, verricht hij metingen overeenkomstig de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen tabellen.
6
Voor micro-organismen, parasieten en stoffen die niet zijn genoemd in de tabellen I, II en III van bijlage A bij het besluit, verricht de eigenaar van een drinkwaterbedrijf, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet metingen indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze aanwezig zijn in aantallen per volume-eenheid of concentraties die nadelige gevolgen voor de volksgezondheid kunnen hebben.
7
De toezichthouder kan bepalen dat door hem aangegeven parameters, genoemd in bijlage 3 bij deze regeling, frequenter worden onderzocht dan in die bijlage is aangegeven. Tevens kan hij bepalen dat andere dan de in bijlage 3 bij deze regeling genoemde, door hem aangegeven parameters, onderzocht worden in een door hem aangegeven frequentie, indien dat naar zijn oordeel van belang is voor het verkrijgen van voldoende inzicht in de kwaliteit van het water.
8
De toezichthouder kan toestaan dat de meetfrequentie van parameters die in tabel Ia van bijlage 3 bij deze regeling zijn aangemerkt als ‘bewaking’ wordt verlaagd, indien:
a.
de waarden van de resultaten van de in een periode van ten minste twee opeenvolgende jaren genomen monsters constant zijn of significant beter dan de in bijlage A van het besluit genoemde waarden, en
b.
het aannemelijk is dat er geen factoren aanwezig zijn waardoor de kwaliteit van het water kan verslechteren. Bij verlaging van de frequentie bedraagt het aantal te nemen monsters ten minste de helft van de in bijlage 3 bij deze regeling genoemde aantallen.
9
De toezichthouder kan toestaan dat de meetfrequentie van parameters die in tabel Ib van bijlage 3 bij deze regeling zijn aangemerkt als ‘audit’ wordt verlaagd, indien wordt vastgesteld dat de desbetreffende parameter niet in het drinkwater voorkomt in aantallen per volume-eenheid of concentraties die kunnen leiden tot het risico dat de in bijlage A bij het besluit genoemde waarden worden overschreden.
Artikel
11
Plaats en tijdstip monstername en bewaring monsters
1
De eigenaar van een drinkwaterbedrijf die drinkwater betrekt dat geleverd is door een ander teneinde dit zonder behandeling aan derden ter beschikking te stellen, onderzoekt dat ter plaatse waar hij dit water betrekt overeenkomstig de tabellen Ia, Ib en II, opgenomen in bijlage 3 bij deze regeling. Indien het drinkwater wordt betrokken van een ander drinkwaterbedrijf kan de inspecteur toestaan dat de levering van onderzoeksgegevens van het andere bedrijf wordt beschouwd als uitvoering van het onderzoek, bedoeld in de eerste volzin.
2
In alle overige gevallen dan bedoeld in het eerste lid worden de monsters aan de tappunten genomen, met uitzondering van de monsters waarvan in de kolom ‘monsterplaats’ in de tabellen van bijlage 3 bij deze regeling is aangegeven voor welke parameters de monsters of een deel daarvan ter plaatse van de inname van het gebruikte grondwater of oppervlaktewater dan wel na behandeling daarvan mogen worden genomen.
3
De monstername geschiedt op een zodanig tijdstip en op zodanige wijze, dat de uitkomsten van het onderzoek representatief zijn voor de hoedanigheid van het desbetreffende water.
4
Een monster dat niet ter plaatse wordt geanalyseerd wordt zodanig bewaard dat daardoor de uitkomsten van het onderzoek niet in betekenende mate worden beïnvloed.
5
De eigenaar die gebruik maakt van oppervlaktewater ten behoeve van de bereiding van drinkwater
verricht het onderzoek of neemt de monsters daarvoor op een plaats die representatief is voor de waterkwaliteit op het punt waar het oppervlaktewater vóór de zuiveringsbehandeling wordt onttrokken.
Artikel
12
Meting hoeveelheid en druk
1
De eigenaar van een drinkwaterbedrijf draagt er zorg voor dat:
a.
de door het pompstation afgeleverde hoeveelheden water voortdurend, of ten minste elk uur, worden geregistreerd;
b.
de druk van het water voortdurend wordt geregistreerd op de plaatsen die op voordracht van de eigenaar door de inspecteur worden vastgesteld.
2
De eigenaar houdt de in het eerste lid bedoelde gegevens gedurende ten minste vijf jaar beschikbaar.
Artikel
13
Analysemethoden en prestatiekenmerken
1
Bij het uitvoeren van onderzoek als bedoeld in de artikelen 9, 10 en 11 worden de specificaties, genoemd in bijlage 4 bij deze regeling, in acht genomen. Voor de in tabel I van bijlage 4 bij deze regeling genoemde parameters worden de daar genoemde analysemethoden toegepast.
2
In afwijking van het eerste lid, tweede volzin, kan de inspecteur op verzoek van degene die de analyses uitvoert toestaan dat van alternatieve analysemethoden gebruik wordt gemaakt, indien deze naar zijn oordeel ten minste even betrouwbaar zijn als de analysemethoden, bedoeld in het eerste lid. Bij zijn verzoek verstrekt de aanvrager alle voor de beoordeling van de alternatieve analysemethode relevante gegevens in de door de inspecteur aangegeven vorm. De inspecteur meldt de toepassing van de alternatieve analysemethode aan de Minister.
3
Voor de in tabel II van bijlage 4 bij deze regeling genoemde parameters worden bij de analyse de daar vermelde prestatiekenmerken in acht genomen.
Artikel
14
Verstrekking kwaliteitsgegevens
1
De eigenaar van een drinkwaterbedrijf verstrekt aan de inspecteur per meetpunt voor iedere in het meetprogramma opgenomen parameter in ieder geval de volgende gegevens:
a.
het aantal uitgevoerde metingen,
b.
de minimum meetwaarde,
c.
de gemiddelde meetwaarde,
d.
de maximum meetwaarde,
e.
het aantal over- of onderschrijdingen van de in bijlage A bij het besluit opgenomen kwaliteitseisen,
f.
de eventuele percentielwaarden.
Tevens geeft de eigenaar van een drinkwaterbedrijf aan de inspecteur een schriftelijke toelichting op afwijkingen van de voorgeschreven meetfrequenties en op over- of onderschrijdingen van de in bijlage A bij het besluit opgenomen kwaliteitseisen.
2
De eigenaar van een drinkwaterbedrijf verstrekt de in het eerste lid bedoelde gegevens in het format van het computerprogramma REWAB (Registratie opgaven van drinkwaterbedrijven) of een soortgelijke opvolger van dit programma.
3
De eigenaar van een eigen winning verstrekt de kwaliteitsgegevens op diens verzoek aan de inspecteur volgens een door de inspecteur voorgeschreven en beschikbaar gesteld elektronisch format.
4
Voor zover de eigenaar van een collectieve voorziening voor warm tapwater op grond van artikel 10, eerste lid, gehouden is om over een meetprogramma te beschikken, verstrekt hij de in het eerste lid bedoelde gegevens op diens verzoek aan de inspecteur volgens een door de inspecteur voorgeschreven en beschikbaar gesteld elektronisch format.
5
De representatieve samenvatting, bedoeld in artikel 26, vierde lid, van het besluit, wordt aan de inspecteur verstrekt in de vorm van een begeleidende brief bij de aanbieding van de gegevens als bedoeld in het eerste lid.
Artikel
15
Wijkwarmtapwatervoorzieningen
Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden
Artikel
16
Kwaliteitseisen oppervlaktewater
1
De eigenaar van een drinkwaterbedrijf neemt bij inname van oppervlaktewater voor de productie van drinkwater de kwaliteitseisen van bijlage 5 bij deze regeling in acht.
2
Bij een afwijking van deze eisen die naar verwachting maximaal 30 dagen zal duren meldt het bedrijf dit onverwijld aan de inspecteur.
3
Bij een afwijking die naar verwachting langer dan 30 dagen zal duren vraagt het bedrijf bij de Minister een ontheffing van het eerste lid aan. In afwachting van het besluit van de Minister kan het drinkwaterbedrijf het oppervlaktewater blijven innemen.
4
De Minister kan ontheffing als bedoeld in het derde lid verlenen indien de eigenaar een zodanige behandeling, met inbegrip van menging, van het water kan toepassen dat het bereide drinkwater voldoet aan de eisen gesteld in artikel 21, eerste lid, van de wet en artikel 13 van het besluit, de eigenaar is aangewezen op dit oppervlaktewater en het gebruik van dit oppervlaktewater geen onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid meebrengt.
5
De Minister doet van een ontheffing als bedoeld in het derde lid mededeling aan het openbare lichaam, belast met de zorg voor de goede hoedanigheid van het betrokken oppervlaktewater.
6
De wijze van behandeling van het oppervlaktewater is zodanig dat ook in de situatie, bedoeld in het tweede of derde lid, het daarmee bereide drinkwater voldoet aan de eisen gesteld in artikel 21, eerste lid, van de wet en artikel 13 van het besluit.
Artikel
17
Prestatievergelijking; frequentie en prestatie-indicatoren drinkwaterkwaliteit
1
De prestatievergelijking wordt eens in de drie jaar uitgevoerd, waarbij de eerste prestatievergelijking wordt uitgevoerd voor 1 november 2013 en betrekking heeft op het jaar 2012.
Als instantie die belast is met de uitvoering van de prestatievergelijking wordt aangewezen: de inspecteur.
Artikel
19
Maximumnorm voor bezoldiging werknemers/bestuurders drinkwaterbedrijf
1
De bezoldiging van werknemers en bestuurders in een drinkwaterbedrijf bedraagt per kalenderjaar ten hoogste € 187.340,– aan beloning, vermeerderd met:
a.
de sociale verzekeringspremies,
b.
€ 7559,– wegens belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen, en
c.
€ 28.767,– wegens de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn.
2
Dit artikel vervalt op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 14 januari 2011 ingediende voorstel van wet (Regels inzake de normering van bezoldigingen van topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector (Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector) (32 600)), na tot wet te zijn verheven, in werking treedt.
Artikel
20
Voorwaarden voor gebruik biociden bij drinkwaterproductie en -distributie
Onverminderd het eerste lid is het de eigenaar van een drinkwaterbedrijf, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet toegestaan om overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden, biociden toe te passen bij de productie en distributie van drinkwater, voor zover gewaarborgd wordt dat het ten behoeve van de desinfectie behandelde water niet wordt geconsumeerd.
3
Onverminderd het eerste en tweede lid is het de eigenaar van een drinkwaterbedrijf, collectieve watervoorziening of collectief leidingnet toegestaan om overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden, biociden toe te passen bij de productie en distributie van drinkwater, voor zover:
a.
hij ten minste twee weken voor de aanvang van de toepassing daarvan melding heeft gedaan aan de Minister dan wel, in geval van een noodsituatie, hij daarvan onverwijld melding doet aan de inspecteur die zo nodig nadere aanwijzingen kan geven;
b.
er gevaar dreigt of bestaat voor de volksgezondheid vanwege microbiologische verontreiniging van het drinkwater;
c.
er redelijkerwijs geen andere mogelijkheden zijn de microbiologische verontreiniging te bestrijden of te voorkomen, en
Deze regeling treedt, met uitzondering van de artikelen 5, 6 en 15, in werking op het tijdstip waarop de Drinkwaterwet in werking treedt. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na het tijdstip, bedoeld in de eerste volzin, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag, volgende op die van de uitgifte van die Staatscourant.
2
De artikelen 5 en 6 treden met ingang van 1 oktober 2011 in werking.
3
Artikel 15 treedt met ingang van 1 januari 2013 in werking.
Artikel
24
Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Drinkwaterregeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Bijlage
1
, behorend bij artikel 4 van de Drinkwaterregeling
Aanwijzing distributiegebieden
NV Waterbedrijf Groningen
Distributiegebied:
Appingedam, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Tynaarloo (Eelde-Paterswolde), Veendam, Vlagtwedde, Winsum en Zuidhorn.
NV Waterleidingmaatschappij Drenthe
Distributiegebied:
Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Midden-Drenthe, Noordenveld, Westerveld (gedeeltelijk) en Tynaarlo (gedeeltelijk).
Vitens NV
Distributiegebied:
Alle gemeenten in de provincies Friesland, Gelderland, Overijssel, Utrecht en Flevoland, alsmede de gemeenten Hilversum en Wijdemeren (gedeeltelijk), en de gemeenten Meppel en Westerveld (gedeeltelijk).
Oasen NV
Distributiegebied:
Alblasserdam, Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Bodegraven-Reeuwijk, Boskoop, Giessenlanden, Gorinchem, Gouda, Hardinxveld-Giessendam, Graafstroom, Hendrik Ido Ambacht, Kaag en Braassem, Krimpen aan den IJssel, Leerdam, Leiderdorp, Liesveld, Zuidplas (kern Moordrecht), Nederlek, Nieuw-Lekkerland, Nieuwkoop, Ouderkerk aan den IJssel, Papendrecht, Ridderkerk, Rijnwoude, Schoonhoven, Sliedrecht, Vianen, Vlist, Waddinxveen, Zederik, Zoeterwoude en Zwijndrecht.
Stichting Waternet
Distributiegebied:
Amstelveen (bebouwde kom), Amsterdam, Diemen, Heemstede, Muiden, Ouder-Amstel en Haarlemmermeer (Schiphol en voormalig Fokker complex).
Voorziet voorts enkele percelen in Abcoude, Landsmeer, Oostzaan, Halfweg en Haarlemmermeer.
De minimumfrequentie voor bewakingsparameters staat aangegeven in tabel II van deze bijlage.
2.
De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 14 van het besluit. De inspecteur kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p). Zie hiervoor de VROM-Inspectierichtlijn ‘Harmonisatie Meetprogramma Drinkwaterkwaliteit’. In deze Inspectierichtlijn wordt verder verwezen naar de afspraken die er met de drinkwatersector zijn gemaakt voor de invulling van het meetprogramma.
3.
De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven bewakingsfrequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 10, achtste en negende lid, en artikel 11, eerste lid.
4.
Voor deze parameter geldt in afwijking van de in tabel II aangegeven frequentie, de volgende minimumfrequentie:
A. af grondwaterpompstation (p)
52 keer per jaar
B. af oppervlaktewaterpompstation (p)
365 keer per jaar
C. bemonstering aan het tappunt (t)
26 keer per jaar per 2000 m3/dag
5.
Alleen indien chlooraminen als desinfectiemiddel worden gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.
6.
Voor deze parameter geldt een minimumfrequentie van 2 keer de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.
7.
Alleen indien oppervlaktewater als grondstof voor de productie van drinkwater wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.
8.
Alleen indien deze stof als vlokmiddel bij de zuivering wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.
Tabel Ib. Auditparameters voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf (noot 1)
De minimumfrequentie voor auditparameters staat aangegeven in tabel II van deze bijlage.
2.
De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 10, achtste en negende lid, en artikel 11, eerste lid. De inspecteur kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r) of na de laatste zuiveringsstap (p).
3.
De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven auditfrequentie geldt als minimumfrequentie, onverlet het bepaalde in artikel 6, achtste tot en met tiende lid. De inspecteur kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r). Zie hiervoor de VROM-Inspectierichtlijn ‘Harmonisatie Meetprogramma Drinkwaterkwaliteit’. In deze Inspectierichtlijn wordt verder verwezen naar de afspraken die er met de drinkwatersector zijn gemaakt voor de invulling van het meetprogramma.
4.
De bemonstering dient voor in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben in het ruwe water (r).
5.
Alleen een meetverplichting indien oppervlaktewater wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater.
6.
Deze parameters worden bemonsterd volgens de methode ‘Random Day Time (RDT)’ volgens een frequentie van tweemaal de audit frequentie vastgesteld in tabel II. Deze methode is beschreven in de ‘VROM-Inspectierichtlijn Harmonisatie Meetprogramma Drinkwaterkwaliteit’.
7.
Alleen een meetverplichting indien deze stof als desinfectiemiddel wordt toegepast of indien deze stof als verbinding bij de toegepaste desinfectie- of oxydatietechniek gevormd kan worden.
8.
De meetfrequenties, meetmethodes en meetlocaties worden te zijner tijd vastgesteld in overeenstemming met een krachtens artikel 12 van Richtlijn 98/83/EG aan te nemen voorstel van de Europese Commissie. In de VROM-Inspectierichtlijn Harmonisatie Meetprogramma Drinkwaterkwaliteit’ is het voorstel vastgelegd.
9.
Indien zink wordt toegepast bij de distributie van drinkwater, dan dient de bemonstering plaats te hebben aan het tappunt (t).
10.
Deze parameters maken deel uit van de kwantitatieve risicoanalyse zoals beschreven in noot 1 van tabel I van Bijlage A van het besluit. In de VROM-Inspectierichtlijn ‘Analyse microbiologische veiligheid drinkwater’ is een passage opgenomen over de meetfrequentie voor deze parameters.
11.
Geldt alleen voor zover bij drinkwatervoorzieningen op mijnbouwinstallaties, als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet, natriumhypochloriet aan het drinkwater wordt toegevoegd ter desinfectie van het water.
12.
Meetverplichting geldt als er aanleiding toe is. Dit is het geval indien er bepaalde precursors (onder andere metabolieten van tolylfluanide) aanwezig zijn in de grondstof in combinatie met gebruik van ozon in de zuivering. In oppervlaktewater geldt een meetverplichting omdat de stof in de grondstof aanwezig kan zijn.
13.
Hardheid omvat calcium en magnesium.
Tabel II. Meetfrequenties behorend bij bewaking en audit, in verband met de uitvoering van metingen door een drinkwaterbedrijf
≤ 100
2
1
> 100 ≤ 1 000
4
1
> 1000 ≤ 10 000
4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid
1 +1 voor elke 3300 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid
> 10 000 ≤ 100 000
4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid
3 +1 voor elke 10 000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid
> 100 000
4 +3 voor elke 1000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid
10 +1 voor elke 25 000 m3/dag en fractie daarvan van de totale hoeveelheid
Noten:
1.
Een leveringsgebied is een geografisch afgebakend gebied waarbinnen het drinkwater afkomstig is uit een of enkele bronnen waarbinnen het water kan worden geacht van vrijwel uniforme kwaliteit te zijn.
2.
De hoeveelheden zijn gemiddelden berekend over een kalenderjaar.
Tabel IIIa. Meetprogramma voor een eigen winning waarbij grondwater wordt gebruikt als grondstof
Trihalomethanen, indien desinfectie met chloor (noot 3)
II
1*
aan tappunt
Aeromonas
IIIa
1
aan tappunt
Ammonium
IIIa
4
grondstof
2 (4)
aan tappunt
Bacteriën van de coligroep (noot 2)
IIIa
4 (8)
aan tappunt
13
grondstof
Chloride
IIIa
1
na behandeling
Clostridium perfringens
IIIa
1*
na behandeling
DOC/TOC
IIIa
1
grondstof
1
na behandeling
Geleidingsvermogen
IIIa
4
grondstof
2 (4)
aan tappunt
Hardheid (Ca + Mg)
IIIa
1
aan tappunt
Koloniegetal bij 22 oC
IIIa
2 (4)
aan tappunt
Radioactiviteit
IIIa
1*
grondstof
Saturatie Index
IIIa
1*
aan tappunt
Temperatuur
IIIa
4
grondstof
1
aan tappunt
Waterstofcarbonaat
IIIa
1*
grondstof
1*
aan tappunt
Zuurgraad
IIIa
4
grondstof
2 (4)
aan tappunt
Zuurstof
IIIa
1
grondstof
Zuurstof
1
aan tappunt
Aluminium
IIIb
1
na behandeling
indien als vlokmiddel gebruikt:
IIIb
2 (4)
na behandeling
Geur
IIIb
2 (4)
aan tappunt
Kleur
IIIb
2 (4)
aan tappunt
IJzer
IIIb
1
grondstof
IIIb
1
aan tappunt
indien als vlokmiddel gebruikt:
IIIb
2 (4)
na behandeling
Mangaan
IIIb
1
grondstof
1
aan tappunt
Natrium
IIIb
1
na behandeling
Smaak
IIIb
2 (4)
aan tappunt
Sulfaat
IIIb
1
na behandeling
Troebelingsgraad
IIIb
2 (4)
aan tappunt
Zink
IIIb
1*
grondstof
AOX
IIIc
1*
grondstof
Aromatische aminen
IIIc
1*
grondstof
(Chloor)fenolen
IIIc
1*
grondstof
Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen
IIIc
1*
grondstof
Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen
IIIc
1*
grondstof
Monocyclische aromatische koolwaterstoffen
IIIc
1*
grondstof
ETBE
IIIc
1*
grondstof
MTBE
IIIc
1*
grondstof
Diglyme
IIIc
1*
grondstof
Overige antropogene stoffen (noot 3)
IIIc
1
grondstof
Noten:
1.
In de meeste situaties wordt – gemiddeld over een jaar – niet meer dan 100 m3 drinkwater per dag geleverd. Voor situaties waarin de gemiddelde levering meer bedraagt dan 100 m3 per dag, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames per jaar staat dan tussen haken. Bij een levering van meer dan 1000 m3 per dag geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.
2.
Voor deze parameters geldt tweemaal de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.
3.
Voor deze parameter geldt een meetverplichting indien er aanleiding toe is of op verzoek van de inspecteur.
*
Deze parameters hoeven in principe slechts eenmalig gemeten te worden, teneinde een goede eerste indruk te krijgen van de kwaliteit van het drinkwater. Wordt op grond van de meetresultaten en de lokale situatie verwacht dat deze parameters in de toekomst geen norm gaan overschrijden, dan kan de inspecteur toestaan dat meting van deze parameters na deze eenmalige meting niet vereist is.
Tabel IIIb. Meetprogramma voor een eigen winning met een levering van maximaal 1000 m3 per dag, waarbij oppervlaktewater wordt gebruikt als grondstof
In de meeste situaties zal – gemiddeld over een jaar – niet meer dan 100 m3 drinkwater per dag worden geleverd. Voor situaties waarin de gemiddelde levering meer bedraagt dan 100 m3 per dag, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames per jaar staat dan tussen haken. Bij een levering van meer dan 1000 m3 per dag geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.
2.
Voor deze parameters geldt tweemaal de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.
3.
Voor deze parameter geldt een meetverplichting indien er aanleiding toe is of op verzoek van de inspecteur.
Tabel IIIc: Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld een drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een ontharding ondergaat (noot 1)
Escherichia coli
I
1
aan tappunt
Enterococcen
I
1
aan tappunt
Geleidingsvermogen
IIIa
1
aan tappunt
Hardheid
IIIa
1
aan tappunt
Koloniegetal bij 22 °C
IIIa
1
aan tappunt
Waterstofcarbonaat
IIIa
1
aan tappunt
Zuurgraad
IIIa
1
aan tappunt
Noot:
1.
In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 onthard drinkwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.
Tabel IIId: Meetprogramma voor situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld een drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een behandeling ondergaat met een alternatieve techniek ten behoeve van legionellapreventie (noot 1)
Legionella
(noot 2)
12 (noot 5)
12 (noot 5)
2
4
aan tappunt
Koloniegetal bij 22 °C
IIIa
12 (noot 5)
aan tappunt
Koper
II
12 (noot 5)
aan tappunt
Zilver
(noot 3)
12 (noot 5)
aan tappunt
Trihalo-methanen
II
12 (noot 5)
aan tappunt
Vrij chloor
IIIa
12 (noot 5)
aan tappunt
Noten:
1.
In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 behandeld drinkwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.
Zilver is niet opgenomen in de tabellen van bijlage A van het besluit, omdat het in Nederland niet van nature in relevante hoeveelheden in het drinkwater voorkomt. Bij toepassing van koper-zilverionisatie wordt voor zilver een maximumwaarde gehanteerd van 50 µg/l als 90-percentiel, met een maximum van 100 µg/l.
4.
AOT staat voor Advanced Oxidation Technology. Hierbij worden met behulp van UV-licht en TiO2 hydroxyl-radicalen gevormd.
5.
De maandelijkse bemonstering van een parameter kan worden vervangen door een drie-maandelijkse, indien gedurende drie achtereenvolgende maandelijkse metingen geen waarden gevonden zijn boven de maximumwaarde die gesteld is in bijlage A van het besluit danwel – voor zilver – in noot 3. De 3-maandelijkse metingen kunnen worden vervangen door halfjaarlijkse metingen, indien gedurende drie achtereenvolgende 3-maandelijkse metingen geen waarden gevonden zijn boven de maximumwaarde die gesteld is in bijlage A van het besluit danwel – voor zilver – in noot 3.
Tabel IIIe: Meetprogramma voor situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een andere behandeling ondergaat (noot 1)
Escherichia coli
I
1
aan tappunt
Enterococcen
I
1
aan tappunt
Geleidingsvermogen
IIIa
1
aan tappunt
Hardheid
IIIa
1
aan tappunt
Koloniegetal bij 22 °C
IIIa
1
aan tappunt
Waterstofcarbonaat
IIIa
1
aan tappunt
Zuurgraad
IIIa
1
aan tappunt
Geur
IIIb
1
aan tappunt
Kleur
IIIb
1
aan tappunt
Troebelingsgraad
IIIb
1
aan tappunt
Noot:
1.
In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 behandeld drinkwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.
Tabel IIIf: Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (bijvoorbeeld van drinkwaterbedrijf) en met het collectieve leidingnet gemiddeld meer dan 100 m3 drinkwater per dag wordt gedistribueerd (zonder behandeling) (noot 1)
Escherichia coli
I
1
aan tappunt
Enterococcen
I
1
aan tappunt
Antimoon
II
1
aan tappunt
Cadmium
II
1
aan tappunt
Chroom
II
1
aan tappunt
Koper, indien koperen leidingen
II
1
aan tappunt
Lood, indien loden leidingen
II
1
aan tappunt
Nikkel
II
1
aan tappunt
Koloniegetal bij 22 °C
IIIa
1
aan tappunt
Zuurgraad
IIIa
1
aan tappunt
Geur
IIIb
1
aan tappunt
Kleur
IIIb
1
aan tappunt
Troebelingsgraad
IIIb
1
aan tappunt
IJzer
IIIb
1
aan tappunt
Zink
IIIb
1
aan tappunt
Noot:
1.
In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 warm tapwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.
Tabel IIIg: Meetprogramma voor een wijkwarmtapwatervoorziening waarmee gemiddeld meer dan 10 m3 warm tapwater per dag wordt geproduceerd respectievelijk gedistribueerd (noot 1)
Koper (noot 2)
II
1
aan tappunt
DOC/TOC
IIIa
1
aan tappunt
bij enkelwandige warmtewisselaars:
2 (4)
aan tappunt
Geleidingsvermogen
IIIa
1
aan tappunt
bij enkelwandige warmtewisselaars:
2 (4)
aan tappunt
Temperatuur
1
aan tappunt
Zuurgraad
IIIa
1
aan tappunt
Geur
IIIb
1
aan tappunt
Kleur
IIIb
1
aan tappunt
Troebelingsgraad
IIIb
1
aan tappunt
Noten:
1.
In gevallen waar gemiddeld meer dan 100 m3 warm tapwater per dag wordt geproduceerd of gedistribueerd, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames staat dan tussen haken. In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 warm tapwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.
2.
Afhankelijk van de samenstelling van het gebruikte leidingmateriaal en hulpstukken dienen ook metalen als nikkel, cadmium en lood gemeten te worden.
Tabel IIIh : Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet op een mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet (noot 1)
Escherichia coli
I
4
2 tappunten en iedere tank
Enterococcen
I
4
2 tappunten en iedere tank
Legionella
(noot 5)
4
2 tappunten
Koper
II
2
1 tappunt (noot 3)
Trihalomethanen
II
2
1 tappunt
Bacteriën van de coligroep
IIIa
4
2 tappunten en iedere tank
Geleidingsvermogen
IIIa
2
1 tappunt
Hardheid
IIIa
2
1 tappunt
Koloniegetal 22 °C
IIIa
4
2 tappunten en iedere tank
Koloniegetal 37 °C
(noot 6)
4
2 tappunten en iedere tank
Vrij chloor
IIIa
365
1 tappunt (noot 4)
Waterstofcarbonaat
IIIa
2
1 tappunt
Zuurgraad
IIIa
2
1 tappunt
Zuurstof
IIIa
1
1 tappunt
Geur
IIIb
2
1 tappunt
Kleur
IIIb
2
1 tappunt
Troebelingsgraad
IIIb
2
1 tappunt
IJzer
IIIb
2
1 tappunt (noot 2)
Noten:
1.
De monsters worden genomen na minimaal 2 minuten doorstroming.
2.
Alleen indien sprake is van ijzeren leidingen
3.
Alleen indien sprake is van koperen leidingen
4.
De contacttijd tussen het chloor en het water moet ten minste 30 minuten bedragen.
Deze parameter is niet opgenomen in de tabellen van bijlage A van het besluit. Bij controle moet getoetst worden of geen abnormale verandering optreedt.
7.
In geval van een nieuw opgeleverde mijnbouwinstallatie of een mijnbouwinstallatie die vanuit het buitenland afkomstig is, vindt de eerste monstername binnen twee weken plaats.
Bijlage
4
, behorend bij artikel 13 van de Drinkwaterregeling
Analysemethoden
Tabel I. Parameters waarvoor analysemethoden zijn gespecificeerd
Aeromonas
NEN 6263: 2009
Bacteriën van de coligroep
NEN-EN-ISO 9308-1: 2000 (noot 1)
F-specifieke RNA-fagen
NEN-ISO 10705-1
Somatische colifagen
NEN-ISO 10705-2: 2001
Fagen voor Bacterioides fragilis
NEN-ISO 10705-3: 2003
Clostridium perfringens (inclusief sporen)
Membraanfiltratie gevolgd door anaerobe incubatie van het membraan op m-CP agar bij (44 +/- 1) °C gedurende (21 +/- 3) uur. Tel de opaque gele kolonies die roze of rood worden na de blootstelling aan ammoniumhydroxidedampen gedurende 20 tot 30 seconden. Een gevalideerde gelijkwaardige bevestigingsmethode is toegestaan.
Noot 2
Cryptosporidium
NEN-ISO 15553: 2006
Enterococcen
Ontwerp NEN-EN-ISO 7899 – 2:1998
(Entero)virussen
Noot 3
Escherichia coli (E. coli)
NEN-EN-ISO 9308 – 1: 2000 (noot 1)
Giardia
NEN-ISO 15553: 2006
Koloniegetal bij 22 °C en 37 °C
Opsomming van micro-organismen die gekweekt kunnen worden. NEN-EN-ISO 6222: 1999
Radioactiviteit
Noot 4
Noten:
1.
De in Nederland gebruikte gelijkwaardige methode is door de EU goedgekeurd.
2.
De samenstelling van m-CP agar is als volgt:
Tryptose
30 g
Gistextract
20 g
Sucrose
5 g
L-cysteïne hydrochloride
1 g
MgSO4.7H20
0,1 g
Bromocresol purper
40 mg
Agar
15 g
Water
1000 ml
De ingrediënten van het basismedium oplossen, de pH instellen op 7,6 en gedurende 15 minuten steriliseren bij 121 °C. Het medium laten afkoelen en het volgende toevoegen:
Methode in overleg met de Inspecteur te bepalen. Zie hiervoor de VROM-Inspectierichtlijn ‘Analyse microbiologische veiligheid drinkwater’.
4.
Methoden worden vastgesteld in overeenstemming met een krachtens artikel 12 van Richtlijn 98/83/EG aan te nemen voorstel van de Europese Commissie. Na aanvaarding van dit voorstel zal de inspecteur, vooruitlopend op de desbetreffende wijziging van deze regeling, het voorstel als uitgangspunt nemen bij de vaststelling van de meetprogramma's. In de VROM-Inspectierichtlijn ‘Harmonisatie Meetprogramma Drinkwaterkwaliteit’ is het voorstel vastgelegd.
Tabel II. Parameters waarvoor prestatiekenmerken zijn gespecificeerd
Voor onderstaande parameters geldt dat door middel van de toegepaste analysemethode met de aangegeven juistheid, herhaalbaarheid en aantoonbaarheidsgrens ten minste concentraties moeten kunnen worden gemeten die gelijk zijn aan de in bijlage A van het besluit genoemde waarde. Ongeacht de gevoeligheid van de gebruikte analysemethode wordt het resultaat in ten minste evenveel decimalen uitgedrukt als de parameterwaarde genoemd in bijlage A van het besluit.
Acrylamide
Noot 4
Aluminium
10
10
10
Ammonium
10
10
10
Antimoon
25
25
25
AOX
25
25
25
Aromatische aminen
25
25
25
Arseen
10
10
10
Benzo(a)pyreen
25
25
25
Benzeen
25
25
25
Boor
10
10
10
Bromaat
25
25
25
Cadmium
10
10
10
Calcium
10
10
10
(Chloor)fenolen
25
25
25
Chloride
10
10
10
Chroom
10
10
10
Cyanide (totaal)
10
10
10
Noot 5
1,2-Dichloorethaan
25
25
10
Diglyme(n)
25
25
25
Epichloorhydrine
Noot 4
Ethyl tert-butyl ether (ETBE)
25
25
25
Fluoride
10
10
10
Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen
25
25
25
Geleidingsvermogen
10
10
10
Koper
10
10
10
Kwik
20
10
20
Lood
10
10
10
Magnesium
10
10
10
Mangaan
10
10
10
Methyl tert-butyl ether (MTBE)
25.
25
25
Monocyclische koolwaterstoffen/
Aromaten
25
25
25
Natrium
10
10
10
Nikkel
10
10
10
Nitraat
10
10
10
Nitriet
10
10
10
N-nitrosodimethylamine (NDMA)
25
25
25
Oxideerbaarheid
25
25
10
Noot 6
PCB's
25
25
25
Pesticiden
25
25
25
Noot 7
Polycyclische aromatische koolwaterstoffen
25
25
25
Noot 8
Saturatie Index (SI)
10
10
10
Berekenen
Seleen
10
10
10
Sulfaat
10
10
10
Troebelingsgraad
Noot 9
Temperatuur
10
10
10
Tetrachlooretheen
25
25
10
Noot 10
Trichlooretheen
25
25
10
Noot 10
Trihalomethanen
25
25
10
Noot 8
Vinylchloride
Noot 4
Waterstofcarbonaat
10
10
10
IJzer
10
10
10
Zilver
10
10
10
Zink
10
10
10
Zuurgraad
10
10
10
Zuurstof
10
10
10
Noten:
1.
Juistheid of systematische afwijking is de mate van overeenstemming tussen het gemiddelde van een oneindig aantal opeenvolgende meetresultaten en een referentiewaarde. Deze term is nader gespecificeerd in NEN 7777:2011 en NPR-ISO/IEC Guide 99:2008.
2.
Herhaalbaarheid is de mate van overeenstemming tussen meetresultaten verkregen door opeenvolgende metingen van hetzelfde object of gelijkende objecten in herhaalbaarheidsomstandigheden. Deze term is nader gespecificeerd in NEN 7777:2011 en NPR-ISO/IEC Guide 99:2008
3.
De aantoonbaarheidsgrens ofwel detectielimiet is het meetresultaat, verkregen volgens een gegeven meetprocedure, waarbij de kans op afwezigheid van de component in een materiaal β (bèta) is, gegeven de kans op α (alfa) op een onterechte aanspraak op aanwezigheid. Deze term is nader gespecificeerd in NEN 7777:2011 en NPR-ISO/IEC Guide 99:2008.
Bij een α (alfa) en β (bèta) van 0,05 en vanaf 8 metingen is de aantoonbaarheidsgrens 3,8 maal de standaardafwijking op dit niveau. NEN 7777:2011 laat toe dat de aantoonbaarheidsgrens eenvoudig te definiëren is als 3 maal de standaardafwijking.
4.
Controleren via productspecificatie (parameters opgenomen in Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening).
5.
Met behulp van de methode moet het totaal aan cyanide in elke vorm worden bepaald.
6.
De oxydatie dient gedurende 10 minuten te worden uitgevoerd met behulp van kaliumpermanganaat bij 100 °C in een zuur milieu.
7.
De prestatiekenmerken gelden voor elke afzonderlijke pesticide.
8.
De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 25% van de parameterwaarde in bijlage A van het besluit.
9.
Voor de bewaking van de troebelingsgraad in behandeld oppervlaktewater geldt dat met de toegepaste analysemethode ten minste met een juistheid van 25% waarden moeten kunnen worden gemeten die gelijk zijn aan de parameterwaarde.
10.
De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 50% van de parameterwaarde in bijlage A van het besluit.
Bijlage
5
, behorend bij artikel 16 van de Drinkwaterregeling
Kwaliteitseisen voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater
Gewasbeschermingsmiddelen, biociden, en hun relevante afbraakprodukten (som)
µg/l
0,5
Gewasbeschermingsmiddelen, biociden en hun relevante afbraakproducten per afzonderlijke stof (noot 2)
µg/l
0,1
Bacteriën van de coligroep (noot 4)
aantal per 100 ml
2000
Escherichia coli (noot 4)
aantal per 100 ml
2000
Enterococcen (noot 4)
aantal per 100 ml
1000
*
De waarden zijn maximumwaarden, tenzij anders is aangegeven
Noten:
1.
Deze kwaliteitseisen zijn bedoeld voor het signaleren van mogelijke verontreinigingen. Wanneer de aangegeven waarde (1 µg/l) wordt gemeten is er geen risico voor de volksgezondheid maar zal er nader onderzoek plaatsvinden. Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken.
2.
Indien het een metaboliet van gewasbeschermingsmiddelen betreft welke in humaan toxicologisch opzicht relevant is dan is de kwaliteitseis 0,1 µg/l. Voor de overige metabolieten geldt een norm van 1,0 µg/l (zie tabel II noot 7 van het Drinkwaterbesluit)
3.
Met deze parameter worden stoffen bedoeld die niet behoren tot de andere parameters in deze tabel maar welke een bedreiging voor de drinkwatervoorziening kunnen zijn.
4.
Voor nadere regels omtrent de analyse van de microbiologische veiligheid wordt verwezen naar noot 1 van tabel I van bijlage A van het Drinkwaterbesluit.
5.
Deze waarde moet worden beschouwd als jaargemiddelde.
Bijlage
6
behorende bij artikel 17 van de Drinkwaterregeling
Aanwijzing parameters in verband met de uitvoering van de prestatievergelijking op drinkwaterkwaliteit
De onderscheiden parametergroepen en de daaronder begrepen parameters