Besluit van 5 september 2007, houdende nadere regels omtrent gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van 16 april 2007, no. Trcjz/2007/1198, Directie Juridische Zaken, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 3, derde lid, 4, eerste tot en met vierde lid, 10, 13, eerste en tweede lid, 16, eerste en derde tot en met vijfde lid van, richtlijn nr. 91/414/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PbEG L 230),
de artikelen 3, derde lid, onder ii, vijfde lid en zevende lid, 4, eerste en tweede lid, 5, eerste en tweede lid, 8, eerste tot en met vijfde lid, alsmede zevende tot en met negende lid, 20, van richtlijn nr. 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PbEG L 123),
bijlage V van richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196),
richtlijn 86/609/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 november 1986 inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lidstaten betreffende de bescherming van dieren die voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt (PbEG L 358),
richtlijn nr. 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie) (PbEU L 50),
richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG 327),
verordening 396/2005/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten en bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PbEG L 70),
artikel 44, eerste lid, van de Grondwet met betrekking tot artikel 74 van dit besluit,
De Raad van State gehoord (advies van 12 juli 2007, no. W11.07.0110/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 29 augustus 2007, no. Trcjz/2007/2853, Directie Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene begrippen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

  • b.

    verordening 396/2005/EG: Verordening nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 februari 2005 tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in of op levensmiddelen en diervoeders van plantaardige en dierlijke oorsprong en houdende wijziging van Richtlijn 91/414/EG van de Raad (PbEU L 70);

  • c.

    richtlijn 67/548/EEG: richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196);

  • d.

    richtlijn 2000/60/EG: richtlijn nr. 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327);

  • e.

    richtlijn 2004/10/EG: richtlijn nr. 2004/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de toepassing van de beginselen van goede laboratoriumpraktijken en het toezicht op de toepassing ervan voor tests op chemische stoffen (gecodificeerde versie) (PbEU L 50);

  • f.

    bodem: bodem als bedoeld in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • g.

    gasvormende toestand: toestand van een gewasbeschermingsmiddel of biocide waarin het middel of de biocide na gasvorming zijn werking verkrijgt;

  • h.

    maximumresidugehalte (MRL): het hoogste wettelijk toegestane concentratieniveau van een residu van gewasbeschermingsmiddelen of biociden in of op een levensmiddel of diervoeder op basis van goede landbouwpraktijken en de laagste blootstelling van consumenten die noodzakelijk is met het oog op de bescherming van kwetsbare consumenten;

  • i.

    richtlijn 1999/45/EG: richtlijn nr. 1999/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 mei 1999 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG 1999, L 200);

  • j.

    uitvoeringsverordening (EU) 545/2011: Verordening (EU) nr. 545/2011 van de Commissie van 10 juni 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de gegevensvereisten voor gewasbeschermingsmiddelen betreft (PbEU 2011, L 155);

  • k.

    uitvoeringsverordening (EU) 546/2011: Verordening (EU) nr. 546/2011 van de Commissie van 10 juni 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat uniforme beginselen voor de evaluatie en de toelating van gewasbeschermingsmiddelen betreft (PbEU 2011, L 155);

  • l.

    verhard oppervlak: oppervlak dat is verhard door bebouwing, bestrating en overige verhardingen aangebracht op de bodem voor verbetering van draagvlak en begaanbaarheid;

  • m.

    onverhard oppervlak: oppervlak niet zijnde verhard oppervlak.

Hoofdstuk

2

Taken van het college

Artikel

2

Andere taken van het college

Het college is belast met:

  • a.

    de aan Nederland opgedragen werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 6 tot en met 9 van hoofdstuk II van verordening 396/2005/EG alsmede het doen van voorstellen voor het vaststellen van het maximaal toelaatbare residugehalte (MRL) door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Economische Zaken, voor zover deze niet communautair zijn vastgesteld;

  • b.

    het vaststellen van het maximaal toelaatbaar risiconiveau van gewasbeschermingsmiddelen voor bodem of waterorganismen op verzoek van de houder van een toelating, bedoeld in artikel 3, onderdeel 24, van verordening (EG) 1107/2009 of op verzoek van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, indien dit risiconiveau niet reeds bij een toelating door het college is vastgesteld;

  • c.

    het vaststellen of ambtshalve wijzigen van de wijze waarop op een etiket de voorschriften worden vermeld die bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden;

  • d.

    het adviseren aan Onze Minister over de toepassing van artikel 38 van de wet;

  • e.

    het naar aanleiding van een ontwerp-beoordelingsverslag als bedoeld in artikel 11 van verordening (EG) nr. 1107/2009, in het kader van artikel 12, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1107/2009 maken van schriftelijke opmerkingen over werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen.

Hoofdstuk

3

Aanvragen inzake gewasbeschermingsmiddelen en biociden

§

1

Te leveren gegevens

Artikel

3

Bij de aanvraag te leveren gegevens

Vervallen

Artikel

4

Onderzoeksmethode

Vervallen

Artikel

5

Achterwege laten van gegevens

Vervallen

§

2

Beslistermijnen

Artikel

6

Beslistermijnen voor aanvragen inzake gewasbeschermingsmiddelen

Vervallen

Artikel

7

Beslistermijnen voor aanvragen inzake biociden

Vervallen

Hoofdstuk

4

Beoordeling van aanvragen

§

1

Beoordeling van aanvragen inzake gewasbeschermingsmiddelen

Artikel

8

Toelating niet-professioneel gebruik

Het college verleent geen toelating voor niet-professioneel gebruik van een gewasbeschermingsmiddel dat overeenkomstig richtlijn 1999/45/EG is ingedeeld als giftig, zeer giftig, kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting.

Artikel

8a

Beoordelingsmethoden

Artikel

8b

Blootstelling als gevolg van professioneel gebruik

Vervallen

Artikel

8c

Blootstelling als gevolg van niet-professioneel gebruik

Het college schat de kwantitatieve blootstelling aan het gewasbeschermingsmiddel voor de toepasser van een middel bestemd voor niet-professioneel gebruik, bedoeld in uitvoeringsverordening (EU) 545/2011, bijlage, deel A, punt 7.2.1.1, zonder rekening te houden met het effect van persoonlijke beschermingsmaatregelen.

Artikel

8d

Omstander beroepshalve aanwezig

Vervallen

Artikel

8e

Uitspoeling

Het college komt bij de toepassing van het uniforme beginsel, bedoeld in uitvoeringsverordening (EU) 546/2011, bijlage, deel I, onderdeel C Besluitvorming, punt 2.5.1.2, tot het oordeel dat een gewasbeschermingsmiddel geen onaanvaardbaar effect op het milieu heeft als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel e, van verordening (EG) 1107/2009 indien bij de toepassing van dit beginsel wordt aangetoond dat:

  • a.

    de concentratie van een werkzame stof, een relevant reactieproduct of een relevant afbraakproduct in het grondwater gelijk is aan of lager is dan 0,1 μg/liter bij toepassing van één van de volgende methoden van beoordelen van het gewasbeschermingsmiddel:

    • 1°.

      een berekening met het model PEARL voor het FOCUS Kremsmünster scenario, bedoeld in bijlage 1 onder 12.

    • 2°.

      een berekening met het model GeoPEARL, bedoeld in bijlage 1 onder 12.

    • 3°.

      een toetsing aan metingen van concentraties in het bovenste grondwater,

    • 4°.

      een berekening voor de verzadigde zone, bepaald volgens een rekenvoorschrift waarbij wordt uitgegaan van een afbraaksnelheid volgens de eerste orde kinetiek na 4 jaren op 10 meter diepte,

    • 5°.

      een toetsing aan metingen van concentraties in het diepere grondwater op minimaal 10 meter beneden het maaiveld, of

  • b.

    bij het gebruik van een gewasbeschermingsmiddel in een grondwaterbeschermingsgebied de maximaal toelaatbare concentratie van een werkzame stof, een relevant reactieproduct of een relevant afbraakproduct van 0,01 μg/liter gebaseerd op een berekening of toetsing als bedoeld in onderdeel a, onder 1 tot en met 3 niet wordt overschreden, tenzij met nadere gegevens aan de hand van een berekening of toetsing als bedoeld in onderdeel a, onder 3, 4 of 5, wordt aangetoond dat in grondwaterbeschermingsgebieden de waarde van 0,1 μg/liter niet wordt overschreden.

Artikel

8f

Driftcijfers

Bij de risicobeoordeling voor waterorganismen, vogels, zoogdieren, niet-doelwitarthropoden, niet-doelwitplanten of oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater, hanteert het college specifieke driftcijfers. Het college stelt deze cijfers vast en maakt hen bekend op zijn website.

Artikel

8g

Beoordeling risico drinkwater

Het college beoordeelt bij de toepassing van het uniforme beginsel als bedoeld in uitvoeringsverordening (EU) 546/2011, deel I, onderdeel C Besluitvorming, punt 2.5.1.3, aan de hand van de beoordelingsmethoden, bedoeld in bijlage 1 onder 14 en 15.

Artikel

9

Ontbrekende beoordelingsmethoden

Het college beoordeelt een aanvraag bij het ontbreken van vastgestelde beoordelingsmethoden aan de hand van de uniforme beginselen voor het evalueren en toelaten van gewasbeschermingsmiddelen, bedoeld in artikel 29, zesde lid, van verordening (EG) 1107/2009, voor zover dit naar zijn oordeel naar wetenschappelijk inzicht redelijkerwijs mogelijk is.

Artikel

10

Behandeling van zaaizaad

Vervallen

Artikel

11

Voorschriften

§

2

Beoordeling van aanvragen inzake biociden

Artikel

12

Toepassing gemeenschappelijke beginselen en beoordelingsmethoden

Vervallen

Artikel

13

Ontbrekende beoordelingsmethoden

Vervallen

Artikel

14

Niet toe te laten gebruik van biociden

Artikel

15

Kaderformulering

Vervallen

Artikel

16

Voorschriften

Vervallen

Hoofdstuk

5

Handel en gebruik

§

1

Bewijs van vakbekwaamheid

Artikel

17

Bewijs van vakbekwaamheid inzake gewasbeschermingsmiddelen

Artikel

17a

Bewijs van vakbekwaamheid inzake biociden

Artikel

18

Geldigheid van een bewijs van vakbekwaamheid

Artikel

19

Buitenlandse getuigschriften

§

2

Invoer en doorvoer

Artikel

20

Niet toegelaten gewasbeschermingsmiddelen of biociden

Vervallen

Artikel

21

Administratie van niet toegelaten gewasbeschermingsmiddelen of biociden

Vervallen

Artikel

22

Opslag

Vervallen

§

3

Administratie van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Artikel

23

Aanprijzing

Vervallen

Artikel

24

Administratie toegelaten biociden

Artikel

25

Administratie van de toepassing van toegelaten biociden door derden

Artikel

25a

Bijhouden van registers van gewasbeschermingsmiddelen

Bij regeling van Onze Minister kunnen ter uitvoering van de verplichtingen, bedoeld in artikel 67 van verordening (EG) 1107/2009, regels of nadere regels worden gesteld met betrekking tot de registratie van de productie, de invoer, de uitvoer, het op de markt brengen, de opslag of het gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen.

Artikel

25b

Informatieverstrekking niet-professioneel gebruik

Bij regeling van Onze Minister worden regels gesteld ter uitvoering van artikel 73, vierde lid, van de wet.

§

3a

Afleveren biociden

Artikel

25c

Afleveren biociden door een distributeur

Een distributeur die biociden op de markt brengt draagt er in de wijze van zijn aflevering zorg voor dat biociden uitsluitend worden geleverd aan de in de toelating aangegeven gebruikers of hun personeel.

§

4

Goede praktijken, geïntegreerde gewasbescherming en juist gebruik

Artikel

26

Geïntegreerde gewasbescherming

Bij ministeriële regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat het eerste lid niet van toepassing is op een categorie van gebruikers, indien een systeem van kwaliteitszorg of andere regelgeving reeds op vergelijkbare wijze in de toepassing van geïntegreerde gewasbescherming voorziet.

Artikel

27

Toegankelijkheid gewasbeschermingsmonitor

Artikel

27a

Gebruik van prioritaire gevaarlijke stoffen

Een gewasbeschermingsmiddel dat een prioritaire gevaarlijke stof bevat als bedoeld in artikel 16, derde lid, van richtlijn 2000/60/EG wordt niet gebruikt in de nabijheid van een oppervlaktewaterlichaam of in gebieden waarvoor in de omgevingsverordening regels zijn gesteld om de kwaliteit van het grondwater in grondwaterbeschermingsgebieden te beschermen in verband met de winning daarvan voor de bereiding van voor menselijke consumptie bestemd water, bedoeld in artikel 2.18, aanhef en onder c, van de Omgevingswet.

Artikel

27b

Gewasbescherming buiten de landbouw

Artikel

27c

Middelen met laag risico bij het brede publiek of kwetsbare groepen

Vervallen

Artikel

27d

Waarschuwingen in recent behandelde gebieden

Indien een gewasbeschermingsmiddel wordt gebruikt, waarvoor in het gebruiksvoorschrift bij de toelating een wachttermijn voor herbetreding is bepaald, zorgt een professionele gebruiker er voor dat andere personen op het bedrijf weten van die wachtttermijn en voor welke arealen van het bedrijf die wachttermijn geldt.

Artikel

28

Juist gebruik van biociden

Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen voor een juist gebruik van biociden.

§

5

Toepassingsmethoden, -technieken en -materialen

Artikel

29

Toepassing met luchtvaartuigen

Artikel

30

Gasvormige of gasvormende gewasbeschermingsmiddelen en biociden in besloten ruimten

Artikel

31

Gasvormige of gasvormende gewasbeschermingsmiddel of biocide buiten besloten ruimten

Artikel

32

Periodieke toepassing

§

6

Verpakkingen

Artikel

32a

Reinigingsplicht verpakkingen

Onze Minister kan bij ministeriële regeling regels stellen omtrent de terugwinning of verwijdering van restanten van gewasbeschermingsmiddelen uit de verpakkingen ervan.

Artikel

32aa

Formaat verpakkingen

Het formaat van de verpakking van een gewasbeschermingsmiddel bedoeld voor niet-professioneel gebruik is beperkt voor toepassing op een oppervlakte van ten hoogste 500m2.

§

7

Keuring van apparatuur voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen

Artikel

32b

Keuring van apparatuur

Hoofdstuk

6

Handhaving

Artikel

33a

Bestuurlijke boetes

Artikel

34

Behandeling van de aanvraag

Vervallen

Artikel

35

Vaststelling van een lijst

Vervallen

Artikel

36

Dringend vereiste biocide

Vervallen

Artikel

37

Vierde fase werkprogramma en middelen voor de biologische landbouw

Vervallen

Hoofdstuk

7

Overgangsbepalingen en wijzigingsbepalingen

Artikel

76

Overgangsrecht Algemene wet erkenning EG-beroepskwalificaties

Wijzigt dit besluit.

Artikel

77

Inwerkingtreding

Artikel

78

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G. Verburg
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. M. Cramer
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

1

behorende bij artikel 8a, eerste lid

1.

Vervallen.

2.

Vervallen.

3.

Vervallen.

4.

Vervallen.

5.

Vervallen.

6.

Vervallen.

7.

Vervallen.

8.

Vervallen.

9.

Vervallen.

10.

Vervallen.

11.

Vervallen.

Residuen

Milieu

12.

Van der Linden, A.M.A et al (2004). The new decision tree for the evaluation of pesticide leaching from soils., RIVM report 601450019/2004.

13.

Adriaanse, P.I. et al, (1996). Fate of pesticides in field ditches: the TOXSWA simulation model. Alterra-rapport nr. 023.

14.

Adriaanse, P.I. et al (2008). Development of an assessment methodology to evaluate agricultural use of plant protection products for drinking water production from surface waters – a proposal for the registration procedure in the Netherlands. Alterra-rapport nr. 1635, ISSN 1566-7197.

15.

Ctb (2005) Tijdelijke beoordelingsmethodiek drinkwatercriterium

16.

Linders, J.B.H.J.; Van der Linden, A.M.A. and Stienstra, Y.J. [2010]. Surface water intended for the abstraction of drinking water after use of plant protection products on hard surfaces. Evaluation of plant production products. RIVM report 601450021/2010 en corrigendum Van der Linden [RIVM].

Bijlage

2

, behorend bij artikel 8b, tweede lid

Vervallen

Bijlage

3

behorend bij artikel 26, eerste lid

Aspecten gewasbeschermingsmonitor

  • teeltfrequentie en voorvrucht, door middel van een vruchtwisselingsplan

  • rassenkeuze en uitgangsmateriaal, aandacht voor: resistente/tolerante cultivars en standaard- of gecertificeerd zaai- en plantgoed

  • monitoring van schadelijke organismen in het gewas

  • gebruik van waarschuwings-, advies- en beslissingsondersteunende systemen gericht op tijdig signaleren van toenemende ziektedruk

  • toegepaste biologische, fysische en mechanische gewasbeschermingsmaatregelen, waaronder de inzet van biologische bestrijders en mechanische onkruidbestrijding

  • keuze van gebruikte gewasbeschermingsmiddelen op basis van risico’s voor mens en milieu (gebruikte gewasbeschermingsmiddelen moeten bijgehouden worden conform artikel 67 van verordening (EG) nr. 1107/2009

  • emissiebeperkende maatregelen, inclusief toedieningstechnieken

  • resistentiemanagement bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

  • overige maatregelen die hebben bijgedragen aan het verminderen van het gebruik van chemische middelen

  • oordeel over het succes van de toegepaste beheersmaatregelen.