Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 14 juni 2011, nr. BJZ2011046947 houdende nadere regels met betrekking tot enige onderwerpen inzake de voorziening van drinkwater, warm tapwater en huishoudwater (Drinkwaterregeling)

Drinkwaterregeling

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Besluit:

Artikel

1

Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • besluit: Drinkwaterbesluit;

  • Minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • wet: Drinkwaterwet;

  • wijkwarmtapwatervoorziening: collectieve watervoorziening voor de productie of distributie van warm tapwater, waarbij het distributienet in de bodem ligt.

Artikel

2

Versies van normerende documenten

Artikel

3

Huishoudwater

Artikel

4

Aanduiding distributiegebieden

Als distributiegebied van een drinkwaterbedrijf als bedoeld in artikel 5 van de wet geldt het voor dat bedrijf in bijlage 1 bij deze regeling omschreven distributiegebied.

Artikel

5

Berekening gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet

Ten behoeve van de berekening van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet, overeenkomstig bijlage C van het besluit, hanteert de Minister de volgende uitgangspunten:

  • a.

    De risicovrije rente wordt voor:

    • 1°.

      eigen vermogen gebaseerd op een nominale Nederlandse staatsobligatie met een looptijd van twintig jaar, aan de hand van het gemiddelde gerealiseerde rendement over de voorafgaande twee jaren en de voorafgaande vijf jaren;

    • 2°.

      vreemd vermogen gebaseerd op een nominale Nederlandse staatsobligatie met een looptijd van tien jaar, aan de hand van het gemiddelde gerealiseerde rendement over de voorafgaande drie jaren.

  • b.

    de renteopslag wordt gebaseerd op de historische renteopslag van een geschikte groep van ondernemingen met activiteiten die vergelijkbaar zijn met die van de drinkwaterbedrijven en met een vergelijkbare kredietwaardigheid;

  • c.

    bovenop de renteopslag worden transactiekosten berekend;

  • d.

    de marktrisicopremie wordt gebaseerd op zowel historisch gerealiseerde rendementen als op verwachtingen over toekomstige rendementen;

  • e.

    de equity bèta wordt bepaald op basis van beursgenoteerde ondernemingen met vergelijkbare activiteiten en een vergelijkbaar risicoprofiel;

  • f.

    het aandeel eigen vermogen ten behoeve van de bepaling van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet wordt gebaseerd op gegevens over het aandeel eigen vermogen van ondernemingen die vergelijkbaar zijn met drinkwaterbedrijven, met een gezonde financiële positie.

Artikel

6

Berekening vermogenskosten

Artikel

7

Omstandigheden waaronder advies gevraagd wordt aan Autoriteit Consument en Markt

Artikel

8

Fusieverzoek in relatie tot prestatievergelijking

(gereserveerd)

Artikel

9

Eisen aan degene die de monitoring verricht

Artikel

10

Risicobeoordeling met meetprogramma en meetfrequentie voor drinkwaterbedrijven en collectieve watervoorzieningen waarvoor risicobeoordeling en risicobeheer van het watervoorzieningssysteem wordt vereist

Artikel

10a

Meetprogramma en meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en voor collectieve leidingnetten

Artikel

10b

Risicobeoordeling met beperkt meetprogramma en meetfrequentie voor kleine of zeer kleine collectieve watervoorzieningen en collectieve leidingnetten die onverplicht een risicobeoordeling uitvoeren

Artikel

11

Plaats en tijdstip monstername en bewaring monsters

Artikel

12

Meting hoeveelheid en druk

Artikel

13

Analysemethoden en prestatiekenmerken

Artikel

14

Verstrekking kwaliteitsgegevens

Artikel

15

Wijkwarmtapwatervoorzieningen

Artikel

16

(eisen en ontheffing in te nemen oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater)

Artikel

16a

(signaleringsparameters voor oppervlaktewater gebruikt voor de bereiding van drinkwater)

Artikel

17

Prestatievergelijking; frequentie en prestatie-indicatoren drinkwaterkwaliteit

Artikel

18

Prestatievergelijking; aanwijzing instantie

Als instantie die belast is met de uitvoering van de prestatievergelijking wordt aangewezen: de inspecteur.

Artikel

19

Maximumnorm voor bezoldiging werknemers/bestuurders drinkwaterbedrijf

Vervallen

Artikel

20

Voorwaarden voor gebruik biociden bij drinkwaterproductie en -distributie

Artikel

23

Inwerkingtreding

Artikel

24

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Drinkwaterregeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Bijlage

1

behorend bij artikel 4 van de Drinkwaterregeling

Aanwijzing distributiegebieden

NV Waterbedrijf Groningen

Distributiegebied:

Appingedam, Bedum, Bellingwedde, De Marne, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Grootegast, Haren, Hoogezand-Sappemeer, Leek, Loppersum, Marum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Slochteren, Stadskanaal, Ten Boer, Tynaarloo (Eelde-Paterswolde), Veendam, Vlagtwedde, Winsum en Zuidhorn.

WMD Drinkwater B.V.

Distributiegebied:

Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Midden-Drenthe, Noordenveld, Westerveld (gedeeltelijk) en Tynaarlo (gedeeltelijk).

Vitens NV

Distributiegebied:

Alle gemeenten in de provincies Friesland, Gelderland, Overijssel, Utrecht en Flevoland, alsmede de gemeenten Hilversum en Wijdemeren (gedeeltelijk), en de gemeenten Meppel en Westerveld (gedeeltelijk).

Oasen NV

Distributiegebied:

Alblasserdam, Alphen aan den Rijn, Bergambacht, Bodegraven-Reeuwijk, Boskoop, Giessenlanden, Gorinchem, Gouda, Hardinxveld-Giessendam, Graafstroom, Hendrik Ido Ambacht, Kaag en Braassem, Krimpen aan den IJssel, Leerdam, Leiderdorp, Liesveld, Zuidplas (kern Moordrecht), Nederlek, Nieuw-Lekkerland, Nieuwkoop, Ouderkerk aan den IJssel, Papendrecht, Ridderkerk, Rijnwoude, Schoonhoven, Sliedrecht, Vianen, Vlist, Waddinxveen, Zederik, Zoeterwoude en Zwijndrecht.

Stichting Waternet

Distributiegebied:

Amstelveen (bebouwde kom), Amsterdam, Diemen, Heemstede, Muiden, Ouder-Amstel en Haarlemmermeer (Schiphol en voormalig Fokker complex).

Voorziet voorts enkele percelen in Abcoude, Landsmeer, Oostzaan, Halfweg en Haarlemmermeer.

NV PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland

Distributiegebied:

Aalsmeer, Alkmaar, Amstelveen (gedeeltelijk), Andijk, Anna Paulowna, Beemster, Bergen, Beverwijk, Blaricum, Bloemendaal, Bussum, Castricum, Edam-Volendam, Enkhuizen, Graft-de Rijp, Haarlem, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Haarlemmermeer, Harenkarspel, Heemskerk, Heerhugowaard, Heiloo, Den Helder, Hoorn, Huizen, Koggenland, Landsmeer, Langedijk, Laren, Medemblik, Naarden, Niedorp, Oostzaan, Opmeer, Purmerend, Schagen, Schermer, Stede Broec, Texel, Uitgeest, Uithoorn, Velsen, Waterland, Weesp, Wervershoof, Wieringen, Wieringermeer, Wijdemeren (gedeeltelijk), Wormerland, Zaanstad, Zandvoort, Zeevang en Zijpe.

Voorziet voorts enkele percelen in de gemeenten Alkemade, Amsterdam, Eemnes, Heemstede, Hillegom, Hilversum, Jacobswoude, Muiden, en Warmond.

Dunea Duin & Water (handelsnaam van NV Duinwaterbedrijf Zuid-Holland)

Distributiegebied:

Den Haag (excl. wijk Wateringseveld), Hillegom, Katwijk, Lansingerland, Leiden, Leidschendam-Voorburg, Lisse, Rotterdam (wijk Nesselande), Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Pijnacker-Nootdorp, Rijnwoude (kern Benthuizen), Rijswijk, Teylingen, Voorschoten, Wassenaar, Zoetermeer en Zuidplas (excl. kern Moordrecht)

Evides NV

Distributiegebied:

Albrandswaard, Barendrecht, Bergen op Zoom (Halsteren, Lepelstraat en Putte), Bernisse, Binnenmaas, Borsele, Brielle, Capelle aan den IJssel, Cromstrijen, Den Haag (Wateringseveld), Delft, Dirksland, Dordrecht, Goedereede, Goes, Hellevoetsluis, Hulst, Kapelle, Korendijk, Maasluis, Middelburg, Middelharnis, Midden-Delfland, Noord-Beveland, Oostflakkee, Oud-Beijerland, Reimerswaal, Rotterdam, Rozenburg, Schiedam, Schouwen-Duiveland, Sluis, Spijkenisse, Strijen, Terneuzen, Tholen, Vlaardingen, Veere, Vlissingen, Westvoorne, Westland, Woensdrecht en Zwijndrecht (Heerjansdam)

Brabant Water NV

Distributiegebied:

Aalburg, Alphen-Chaam, Asten, Baarle-Hertog, Baarle-Nassau, Bergeijk, Bergen op Zoom (gedeelte) , Bernheze, Best, Bladel, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Breda, Cranendonck, Cuijk, Deurne, Dongen, Drimmelen, Eersel, Eindhoven, Etten-Leur, Geertruidenberg, Geldrop-Mierlo, Gemert-Bakel, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, Halderberge, Heeze-Leende, Helmond, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Laarbeek, Landerd, Loon op Zand, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Sint Michielsgestel, Sint-Anthonis, Moerdijk, Nuenen, Gerwen en Nederwetten, Sint Oedenrode, Oirschot, Oisterwijk, Oosterhout, Oss, Reusel-De Mierden, Roosendaal, Rucphen, Schijndel, Someren, Son en Breugel, Steenbergen, Tholen (gedeelte), Tilburg, Uden, Valkenswaard, Veghel, Veldhoven, Vught, Waalre, Waalwijk, Werkendam, Woensdrecht (gedeelte), Woudrichem en Zundert.

Voorziet voorts enkele percelen in Nederweert.

Nv WML (Waterleiding Maatschappij Limburg)

Distributiegebied:

Beek, Beesel, Bergen, Brunssum, Echt-Susteren, Eijsden-Margraten, Gennep, Gulpen-Wittem, Heerlen, Horst aan de Maas, Kerkrade, Landgraaf, Leudal, Maasgouw, Maastricht, Meerssen, Mook en Middelaar, Nederweert, Nuth, Onderbanken, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Schinnen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Venlo, Venray, Voerendaal en Weert.

Bijlage

2

behorend bij artikel 9, zesde lid, van de Drinkwaterregeling

Laboratoria die zijn aangemerkt als aangewezen laboratoria

De volgende laboratoria worden aangemerkt als laboratoria die zijn aangewezen op grond van artikel 9, vierde lid, van de regeling:

  • Aqualab Zuid BV te Werkendam;

  • Het Waterlaboratorium NV te Haarlem;

  • Laboratorium van KWR Watercycle Research Institute;

  • Vitens Laboratorium te Leeuwarden;

  • Waterlaboratorium Noord te Glimmen.

Bijlage

3

behorend bij de artikelen 10, 10a en 11 van de Drinkwaterregeling

Monitoring en meetfrequenties

Tabel Ia. Bewakingsparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep A, van de Drinkwaterrichtlijn

I. Microbiologische parameters

Escherichia coli (zie 3), Intestinale enterococcen

II. Chemische parameters

Nitriet (zie 4)

IIIa. Indicatoren, bedrijfstechnische parameters

Ammonium (zie 4), Bacteriën van de coligroep (zie 5), Geleidingsvermogen, Koloniegetal bij 22°C, Zuurgraad

Clostridium perfringens (zie 6)

IIIb. Indicatoren, organoleptische / esthetische parameters

Geur, Kleur, Smaak, Troebelheid

Aluminium (zie 7), IJzer (zie 7)

IIIc. Indicatoren, signaleringsparameters

Opmerkingen:

Algemeen: zie tabel II voor de minimumfrequentie voor bewakingsparameters (monitoring).

  • 1.

    De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat met het oog op integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p).

  • 2.

    De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven bewakingsfrequentie geldt als minimumfrequentie.

  • 3.

    Voor deze parameter geldt in afwijking van de in tabel II aangegeven frequentie, de volgende minimumfrequentie:

    A. af grondwaterpompstation (p)

    52 keer per jaar

    B. af oppervlaktewaterpompstation (p)

    365 keer per jaar

    C. bemonstering aan het tappunt (t)

    26 keer per jaar per 2.000 m3/dag

  • 4.

    Alleen indien chlooraminen als desinfectiemiddel worden gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II.

  • 5.

    Voor deze parameter geldt een minimumfrequentie van twee keer de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II.

  • 6.

    Alleen indien oppervlaktewater als grondstof voor de productie van drinkwater wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II.

  • 7.

    Alleen indien deze stof als vlokmiddel bij de zuivering wordt gebruikt. Indien dit niet het geval is geldt de auditfrequentie overeenkomstig tabel II.

Tabel Ib. Auditparameters (monitoring) voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf overeenkomstig Bijlage II, deel B (parameters en bemonsteringsfrequenties), onderdeel 1, groep B, van de Drinkwaterrichtlijn

I. Microbiologische parameters (zie 4)

Campylobacter (zie 5), Bacteriofagen (zie 5), Cryptosporidium (zie 6, 5) Enterovirussen (zie 6, 5) Giardia (zie 6, 5), E. coli,

Bacteriën van de coligroep; Clostridium perfringens, incl. sporen (zie 6)

II. Chemische parameters

Antimoon, Benzeen, Bromaat (zie 7), Cadmium, Chroom, Koper (zie 8), Lood (zie 8), Nikkel (zie 8), Nitriet, Trihalomethanen (zie 7)

Arseen, Benzo(a)pyreen, Bisfenol A (zie 14), Boor, Chloraat (zie 14), Chloriet (zie 14), Cyaniden (totaal), 1,2-Dichloorethaan, Fluoride, Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s) (zie 14), Kwik, Microcystine-LR (zie 14, 15), Nitraat, PCB’s, Pesticiden, PAK’s, Seleen, Tetra- en trichlooretheen, NDMA (zie 9), PFAS (som) (zie 14)

Bromaat (zie 6), PAK’s (zie 6), PCB’s (zie 6), Lood (zie 6), Kwik (zie 6), Barium (zie 6), Cadmium (zie 6), Seleen (zie 6), Arseen (zie 6), Koper (zie 6), Nikkel (zie 6), Chroom (zie 6), Boor (zie 6), Fluoride(zie 6), Cyanide (zie 6), Fosfaat (zie 6), Gesuspendeerde stoffen (zie 6); Pesticiden, Nitraat, Nitriet, NDMA (zie 9) Uraan (zie 14)

IIIa. Indicatoren – Bedrijfstechnische parameters

Aeromonas, Hardheid (totaal) (zie 10), Temperatuur, Saturatie Index, Waterstofcarbonaat, Zuurstof, vrij chloor (zie 11)

Chloride, DOC/TOC (of oxideerbaarheid met KMnO4)

Ammonium, Hardheid (zie 10), Chloride, Waterstofcarbonaat, Zuurgraad, Zuurstof, Geleidingsvermogen, DOC, Temperatuur

IIIb. Indicatoren – Organoleptische / esthetische parameters

Mangaan, IJzer

Aluminium, Natrium, Sulfaat

Zink (zie 12), IJzer, Mangaan, Natrium, Sulfaat, Kleur, Geur, Aluminium

IIIc. Indicatoren – Signaleringsparameters

AOX, Aromatische aminen, (Chloor)fenolen, Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen, Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen, Monocyclische koolwaterstoffen / aromaten; MTBE, ETBE, Diglymen, overige antropogene stoffen

IV. Parameters radioactiviteit

Indicatieve Dosis, Radon, Tritium (zie 13)

Opmerkingen:

Algemeen: zie tabel II voor de minimumfrequentie voor bewakingsparameters (monitoring).

  • 1.

    De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben op het punt waar het aan het tappunt (aangeduid met t) beschikbaar komt voor menselijke consumptie. De in tabel II aangegeven frequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat uit het oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r) of na de laatste zuiveringsstap (p).

  • 2.

    De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p) of aan het tappunt (t). De in tabel II aangegeven auditfrequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 3.

    De bemonstering dient voor in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 4.

    Monsters voor microbiologische parameters op het punt waar aan de parameterwaarden moet worden voldaan, worden genomen en behandeld overeenkomstig NEN-EN ISO 19458, steekproefdoel B. Monsterneming in het distributienet, met uitzondering van monsterneming aan de kraan van de consument, gebeurt overeenkomstig NEN-ISO 5667-5. Monsters voor microbiologische parameters in het distributienet worden genomen en behandeld overeenkomstig NEN-EN ISO 19458, steekproefdoel A.

  • 5.

    Deze parameters maken deel uit van de kwantitatieve risicoanalyse zoals beschreven in opmerking 1 bij tabel I van Bijlage A van het besluit. Het daar genoemde ILT-richtsnoer ‘Analyse Microbiologische Veiligheid Drinkwater (AMVD)’ kan daarvoor gebruikt worden.

    Tot de groep van bacteriofagen worden in elk geval gerekend de Somatische colifagen en de F-specifieke bacteriofagen.

  • 6.

    Alleen een meetverplichting indien oppervlaktewater wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater.

  • 7.

    Alleen een meetverplichting indien deze stof als desinfectiemiddel wordt toegepast of indien deze stof als verbinding bij de toegepaste desinfectie- of oxydatietechniek gevormd kan worden.

  • 8.

    Deze parameters worden bemonsterd volgens de methode ‘Random Day Time (RDT)’ volgens een frequentie van tweemaal de auditfrequentie zoals opgenomen in tabel II. De RDT-methode houdt in dat monsters worden genomen aan de kraan van de consument zonder er voorafgaand water uit te laten stromen. Er wordt een monster van één liter genomen op een willekeurig tijdstip gedurende de dag. Als alternatief kunnen methoden worden gebruikt met een vaste periode van stilstand die de nationale situatie beter weerspiegelen, op voorwaarde dat dit voor het leveringsgebied niet leidt tot minder gevallen van niet-naleving dan het gebruik van de RDT-methode.

  • 9.

    De meetverplichting geldt als er aanleiding toe is. Dit is het geval indien er bepaalde precursors (onder andere metabolieten van tolylfluanide) aanwezig zijn in de grondstof in combinatie met gebruik van ozon in de zuivering. In oppervlaktewater geldt een meetverplichting omdat de stof in de grondstof aanwezig kan zijn.

  • 10.

    Hardheid omvat calcium en magnesium.

  • 11.

    Geldt alleen voor zover bij drinkwatervoorzieningen op mijnbouwinstallaties als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet, natriumhypochloriet aan het drinkwater wordt toegevoegd ter desinfectie van het water.

  • 12.

    Indien zink wordt toegepast bij de distributie van drinkwater, dan dient de bemonstering plaats te hebben aan het tappunt (t).

  • 13.

    In het Drinkwaterbesluit zijn kwaliteitseisen vastgesteld voor radioactieve stoffen in voor menselijke consumptie bestemd water ter implementatie van richtlijn 2013/51/EURATOM van de Raad van 22 oktober 2013 (PbEU 2013, L 296). In bijlage 3, tabellen Ib tot en met tabel IIIc zijn voorschriften voor meetfrequenties, meetmethoden en meetlocaties vastgelegd. In bijlage 7 van deze regeling zijn voorschriften opgenomen voor de controle van de indicatieve dosis en analytische prestatiekenmerken.

    Radonconcentraties worden gecontroleerd wanneer op grond van de resultaten van de representatieve onderzoeken of andere betrouwbare informatie kan worden aangenomen dat de in het Drinkwaterbesluit, Bijlage A, tabel IV, vastgestelde parameterwaarde wellicht is overschreden. Voor tritium en de indicatieve dosis geldt dat controle voor deze parameters in voor menselijke consumptie bestemd water wordt uitgevoerd wanneer er binnen het stroomgebied een antropogene bron van tritium of andere kunstmatige radionucliden aanwezig is en niet op basis van andere bewakingsprogramma’s of ander onderzoek kan worden aangetoond dat het niveau van deze parameters beneden de in het Drinkwaterbesluit opgenomen parameterwaarde ligt.

    Voor het kwalitatief vaststellen van de parameter Indicatieve Dosis worden de parameters Totaal alfa en Totaal bèta gemeten in de grondstof (oppervlaktewater en grondwater) voor drinkwater. Indien er na deze metingen aanleiding toe is (als de ID berekend op basis van Totaal alfa en Totaal beta boven de norm is), worden de individuele nucliden gemeten (zie bijlage 7 van deze regeling). Tevens wordt de parameter tritium in de grondstof gemeten. Voor de parameter radon is er een meetverplichting als er aanwijzingen zijn dat radon aanwezig is op het niveau van de norm zoals gesteld in het Drinkwaterbesluit. Indien één of meerdere parameters in de grondstof voor drinkwater worden aangetroffen dienen er analyses in het drinkwater te worden uitgevoerd in overleg met de toezichthouder. Zo nodig dient nader onderzoek naar de herkomst van de radioactiviteit plaats te vinden. Wanneer er een behandeling is om het niveau van radionucliden in voor menselijke consumptie bestemd water terug te dringen, wordt er volgens de in de tabel in punt 6 van de bijlage II van de richtlijn 2013/51 EURATOM aangegeven frequenties gecontroleerd of die behandeling doeltreffend blijft.

  • 14.

    Deze kwaliteitseis met de meetverplichting wordt van kracht op 12 januari 2026.

  • 15.

    Deze parameter moet alleen worden gemeten in geval van potentiële bloei in het oppervlaktewater (stijgende dichtheid van cyanobacteriële cellen of bloeipotentieel).

Tabel Ic. Operationele monitoringsparameters voor drinkwater geleverd door een drinkwaterbedrijf

I. Microbiologische parameters

Somatische colifagen (zie 3)

IIIb. Indicatoren, organoleptische / esthetische parameters

Troebelingsgraad

(zie 4)

Opmerkingen:

Algemeen: zie tabel II voor de minimumfrequentie voor operationele monitoringsparameters (monitoring).

  • 1.

    De bemonstering van het drinkwater dient voor de in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben na de laatste zuiveringsstap (p). De in tabel II aangegeven meetfrequentie geldt als minimumfrequentie. De inspecteur kan bepalen dat uit oogpunt van integrale kwaliteitscontrole ook bemonstering dient plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 2.

    De bemonstering dient voor in deze kolom genoemde parameters plaats te hebben in het ruwe water (r).

  • 3.

    Somatische colifagen worden gemeten indien de risicobeoordeling (zoals omschreven in ILT-richtsnoer ‘Analyse Microbiologische Veiligheid Drinkwater (AMVD)) aangeeft dat dit passend is. Indien deze parameter in onbehandeld water wordt aangetroffen in een concentratie > 50 PFU/100 ml, zou deze parameter na de behandelingsstappen moeten worden geanalyseerd om de met de gerealiseerde log verwijdering van de bestaande zuiveringsstappen vast te stellen en om te beoordelen of het risico op doorbraak van pathogene virussen voldoende wordt beheerst

  • 4.

    Het programma voor operationele monitoring omvat de monitoring van de parameter ‘Troebelingsgraad’ na de laatste zuiveringsstap, teneinde regelmatig de doeltreffendheid van de fysieke verwijdering door middel van filtratieprocessen te controleren. Voor deze parameter geldt de in tabel II opgenomen minimumfrequentie overeenkomstig de in de die tabel vermelde referentiewaarden en meetfrequenties (niet van toepassing op grondwaterbronnen).

Tabel II. Meetfrequenties behorend bij bewaking, audit en operationele monitoring, in verband met de uitvoering van metingen door een drinkwaterbedrijf

≤ 100 (4)

2

1

wekelijks

Op basis van een risicoanalyse

> 100 ≤ 1.000

4

1 (5)

dagelijks

Op basis van een risicoanalyse

> 1.000 ≤ 10.000

4 voor de eerste 1.000 m3/d + 3 voor elke bijkomende 1.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid (zie 3)

1 voor de eerste 1.000 m3/d + 1 voor elke bijkomende 4.500 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Ononderbroken

Op basis van een risicoanalyse

> 10.000 ≤ 100.000

4 voor de eerste 1.000 m3/d + 3 voor elke bijkomende 1.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid (zie 3)

3 voor de eerste 10.000 m3/d + 1 voor elke bijkomende 10.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Ononderbroken

Op basis van een risicoanalyse

> 100.000

4 voor de eerste 1.000 m3/d + 3 voor elke bijkomende 1.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid (zie 3)

12 voor de eerste 100.000 m3/d + 1 voor elke bijkomende 25.000 m3/d en fractie daarvan van de totale hoeveelheid

Ononderbroken

Op basis van een risicoanalyse

Opmerkingen:

  • 1.

    Onder leveringsgebied wordt verstaan een geografisch afgebakend gebied waarbinnen het drinkwater afkomstig is uit een of enkele bronnen waarbinnen het water kan worden geacht van vrijwel uniforme kwaliteit te zijn.

  • 2.

    De hoeveelheden zijn gemiddelden berekend over een kalenderjaar. Het vaststellen van de minimumfrequenties mag worden gebaseerd op het aantal inwoners in een leveringsgebied in plaats van op de hoeveelheid water uitgaand van een waterverbruik van 200/l/(dag*hoofd van de bevolking).

  • 3.

    De vermelde frequentie wordt als volgt berekend: bijv. 4.300 m3/d = 16 monsternemingen voor parameters van groep A (vier voor de eerste 1.000 m3/d + 12 voor de bijkomende 3.300 m3/d)

  • 4.

    Voor collectieve watervoorzieningen zijn de meetfrequenties opgenomen in de tabellen IIIa en IIIb.

  • 5.

    De inspecteur kan toestaan dat de bemonsteringsfrequentie wordt verlaagd, mits alle auditparameters ten minste eenmaal om de zes jaar worden gecontroleerd, en worden gecontroleerd in gevallen waarin een nieuwe waterbron wordt geïntegreerd in het watervoorzieningssysteem of wanneer dat systeem veranderingen ondergaat die naar verwachting potentieel ongunstige effecten op de waterkwaliteit zullen hebben.

Tabel IIIa. Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening waarbij grondwater wordt gebruikt als grondstof

Bacteriofagen (zie 2)

I

1 (zie 7)

grondstof

Intestinale enterococcen

I

2

Aan tappunt

Escherichia coli (zie 3)

I

13

grondstof

4 (8)

na behandeling

4 (8)

aan tappunt

Antimoon

II

1

aan tappunt

Arseen

II

1 (zie 7)

na behandeling

Benzeen

II

1 (zie 7)

aan tappunt

Boor

II

1 (zie 7)

na behandeling

Bromaat, indien desinfectie met ozon

II

1

aan tappunt

Cadmium

II

1

aan tappunt

Chroom

II

1

aan tappunt

Cyaniden

II

1 (zie 7)

na behandeling

1,2-Dichloorethaan

II

1 (zie 7)

na behandeling

Fluoride

II

1 (zie 7)

na behandeling

Koper, indien koperen leidingen:

II

1

aan tappunt

Kwik

II

1 (zie 7)

na behandeling

Lood, indien loden leidingen:

II

1

aan tappunt

NDMA

II

1

aan tappunt (alleen bij ozonisatie)

Nikkel

II

1

aan tappunt

Nitraat

II

1

grondstof

1

na behandeling

Nitriet

II

1

grondstof

1

aan tappunt

Indien desinfectie met chlooramine:

2 (4)

aan tappunt

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

II

1 (zie 7)

na behandeling

Polychloorbifenylen (PCB’s)

II

1 (zie 7)

na behandeling

Pesticiden

II

1 per 2 jaar

na behandeling

Seleen

II

1 (zie 7)

na behandeling

Tetra- en trichlooretheen

II

1 (zie 7)

na behandeling

Trihalomethanen, indien desinfectie met chloor (zie 4)

II

1 (zie 7)

aan tappunt

Aeromonas

IIIa

1

aan tappunt

Ammonium

IIIa

4

grondstof

2 (4)

aan tappunt

Bacteriën van de coligroep (zie 3)

IIIa

4 (8)

aan tappunt

13

grondstof

Chloride

IIIa

1

na behandeling

Clostridium perfringens

IIIa

1 (zie 7)

na behandeling

DOC/TOC

IIIa

1

grondstof

1

na behandeling

Geleidingsvermogen

IIIa

4

grondstof

2 (4)

aan tappunt

Hardheid (Ca + Mg)

IIIa

1

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 oC

IIIa

2 (4)

aan tappunt

Radioactiviteit (zie 5)

IIIa

1 (zie 7)

grondstof

Saturatie Index

IIIa

1 (zie 7)

aan tappunt

Temperatuur

IIIa

4

grondstof

1

aan tappunt

Waterstofcarbonaat

IIIa

1 (zie 7)

grondstof

1 (zie 7)

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

4

grondstof

2 (4)

aan tappunt

Zuurstof

IIIa

1

grondstof

1

aan tappunt

Aluminium

IIIb

1

na behandeling

indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Geur

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Kleur

IIIb

2 (4)

aan tappunt

IJzer

IIIb

1

grondstof

1

aan tappunt

Indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Mangaan

IIIb

1

grondstof

1

aan tappunt

Natrium

IIIb

1

na behandeling

Smaak

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Sulfaat

IIIb

1

na behandeling

Troebelingsgraad

IIIb

(zie 6)

(zie 6)

aan tappunt

na behandeling

Zink

IIIb

1 (zie 7)

grondstof

AOX

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Aromatische aminen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

(Chloor)fenolen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Monocyclische aromatische koolwaterstoffen

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

ETBE

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

MTBE

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Diglyme

IIIc

1 (zie 7)

grondstof

Bisfenol A

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

PFAS (som)

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

Uraan

II

1 (zie 7, 8)

grondstof

Benzo(a)pyreen

II

1 (zie 7)

Na behandeling

Overige antropogene stoffen (zie 4)

IIIc

1

grondstof

Opmerkingen:

  • 1.

    In de meeste situaties wordt – gemiddeld over een jaar, dan wel de feitelijke gebruiksperiode, indien die korter is – niet meer dan 100 m3 drinkwater per dag geleverd. Voor situaties waarin de gemiddelde levering meer bedraagt dan 100 m3 per dag, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames per jaar staat dan tussen haken. Bij een levering van meer dan 1.000 m3 per dag geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

  • 2.

    Bacteriofagen hoeven in principe slechts eenmalig gemeten te worden (zie 7). Voor operationele monitoring moet de parameter Somatische colifagen worden gemeten indien de risicobeoordeling aangeeft dat dit passend is. Indien deze parameter in onbehandeld water wordt aangetroffen in een concentratie > 50 PFU/100 ml, zou deze parameter na de behandelingsstappen worden geanalyseerd om de met de aanwezige barrières gerealiseerde log verwijdering vast te stellen en om te beoordelen of het risico op doorbraak van pathogene virussen voldoende wordt beheerst.

  • 3.

    Voor deze parameters geldt tweemaal de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

  • 4.

    Voor deze parameter geldt een meetverplichting indien er aanleiding toe is of op verzoek van de inspecteur.

  • 5.

    Zie opmerking 13 bij Tabel Ib. Wanneer er een behandeling is om het niveau van radionucliden in voor menselijke consumptie bestemd water terug te dringen, wordt er, volgens de in de tabel in punt 6 van de bijlage II van de richtlijn EURATOM 2013/51 aangegeven frequenties, gecontroleerd of die behandeling doeltreffend blijft.

  • 6.

    Zie voor de meetfrequentie tabel II, onder ‘operationele monitoring troebelingsgraad’. Zie voor monsterplaats tabel Ic. Toelichting: voor monitoring van de parameter ‘troebelingsgraad’ in de watervoorzieningsinstallatie geldt, teneinde regelmatig de doeltreffendheid van de fysieke verwijdering door middel van filtratieprocessen te controleren, overeenkomstig de in tabel II vermelde referentiewaarden en meetfrequenties (niet van toepassing op grondwaterbronnen waarin de troebeling door ijzer en mangaan wordt veroorzaakt). Dit betreft operationele monitoring.

  • 7.

    Deze parameters hoeven in principe slechts eenmalig gemeten te worden, teneinde een goede eerste indruk te krijgen van de kwaliteit van het drinkwater. Wordt op grond van de meetresultaten en de lokale situatie verwacht dat deze parameters in de toekomst geen norm gaan overschrijden, dan kan de inspecteur toestaan dat meting van deze parameters na deze eenmalige meting niet vereist is.

  • 8.

    Meetverplichtingen gaan in per 12 januari 2026.

Tabel IIIb. Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening met een levering van maximaal 1.000 m3 per dag, waarbij oppervlaktewater wordt gebruikt als grondstof

Bacteriofagen (zie 2)

I

1

grondstof

Cryptosporidium

I

1

grondstof

Escherichia coli (zie 3)

I

13

grondstof

4 (8)

na behandeling

4 (8)

aan tappunt

Intestinale enterococcen

I

2 (4)

grondstof

2 (4)

aan tappunt

Enterovirussen

I

1

grondstof

Giardia

I

1

grondstof

Antimoon

II

1

aan tappunt

Arseen

II

1

grondstof

1

na behandeling

Benzeen

II

1

aan tappunt

Boor

II

1

grondstof

1

na behandeling

Bromaat, indien desinfectie met ozon:

II

1

aan tappunt

Cadmium

II

1

grondstof

1

aan tappunt

Chroom

II

1

grondstof

1

aan tappunt

Cyaniden

II

1

grondstof

1

na behandeling

1,2-Dichloorethaan

II

1

na behandeling

Fluoride

II

1

grondstof

1

na behandeling

Koper

II

1

grondstof

Indien koperen leidingen:

1

aan tappunt

Kwik

II

1

grondstof

1

na behandeling

Lood

II

1

grondstof

Indien loden leidingen:

1

aan tappunt

NDMA

II

1

aan tappunt

Nikkel

II

1

grondstof

1

aan tappunt

Nitraat

II

13

grondstof

1

na behandeling

Nitriet

II

13

grondstof

1

aan tappunt

Indien desinfectie met chlooramine:

2 (4)

aan tappunt

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s)

II

1

grondstof

1

na behandeling

Polychloorbifenylen (PCB’s)

II

1

na behandeling

Pesticiden

II

1

na behandeling

Seleen

II

1

grondstof

1

na behandeling

Tetra- en trichlooretheen

II

1

na behandeling

Trihalomethanen, indien desinfectie met chloor

II

1

aan tappunt

Aeromonas

IIIa

1

aan tappunt

Ammonium

IIIa

13

grondstof

2 (4)

aan tappunt

Bacteriën van de coligroep (zie 3)

IIIa

4 (8)

aan tappunt

Chloride

IIIa

1

grondstof

1

na behandeling

Clostridium perfringens

IIIa

1

grondstof

2 (4)

na behandeling

DOC/TOC

IIIa

1

grondstof

1

na behandeling

Geleidingsvermogen

IIIa

4

grondstof

2 (4)

aan tappunt

Hardheid (Ca + Mg)

IIIa

1

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 °C

IIIa

2 (4)

aan tappunt

Radioactiviteit (zie 5)

IIIa

1

grondstof

Saturatie Index

IIIa

1

aan tappunt

Temperatuur

IIIa

13

grondstof

1

aan tappunt

Waterstofcarbonaat

IIIa

1

grondstof

1

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

13

grondstof

2 (4)

aan tappunt

Zuurstof

IIIa

1

grondstof

Zuurstof

1

aan tappunt

Aluminium

IIIb

1

na behandeling

Indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Geur

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Kleur

IIIb

1

grondstof

2 (4)

aan tappunt

IJzer

IIIb

1

grondstof

IIIb

1

aan tappunt

Indien als vlokmiddel gebruikt:

IIIb

2 (4)

na behandeling

Mangaan

IIIb

1

grondstof

1

aan tappunt

Natrium

IIIb

1

grondstof

1

na behandeling

Smaak

IIIb

2 (4)

aan tappunt

Sulfaat

IIIb

1

grondstof

IIIb

1

na behandeling

Troebelingsgraad

IIIb

(zie 6)

grondstof

(zie 6)

aan tappunt

(zie 6)

Na behandeling

Zink

IIIb

1

grondstof

AOX

IIIc

1

grondstof

Aromatische aminen

IIIc

1

grondstof

(Chloor)fenolen

IIIc

1

grondstof

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen

IIIc

1

grondstof

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen

IIIc

1

grondstof

Monocyclische aromatische koolwaterstoffen

IIIc

1

grondstof

EBTE

IIIc

1

grondstof

MBTE

IIIc

1

grondstof

Diglyme

IIIc

1

grondstof

Bisfenol A

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

PFAS (som)

II

1 (zie 7, 8)

Na behandeling

Uraan

II

1 (zie 7, 8)

grondstof

Benzo(a)pyreen

II

1 (zie 7)

Na behandeling

Chloraat

II

1 (zie 8, 9)

Na behandeling

Chloriet

II

1 (zie 8, 9)

Na behandeling

Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s)

II

1 (zie 8, 9)

Na behandeling

Microcystine-LR

II

(zie 8, 10)

Na behandeling

Overige antropogene stoffen (zie 4)

IIIc

1

grondstof

Opmerkingen:

  • 1.

    In de meeste situaties zal – gemiddeld over een jaar dan wel de feitelijke gebruiksperiode, indien die korter is – niet meer dan 100 m3 drinkwater per dag worden geleverd. Voor situaties waarin de gemiddelde levering meer bedraagt dan 100 m3 per dag, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames per jaar staat dan tussen haken. Bij een levering van meer dan 1.000 m3 per dag geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

  • 2.

    Bacteriofagen moeten worden gemeten in de grondstof. Voor operationele monitoring moet de parameter Somatische bacteriofagen worden gemeten indien de risicobeoordeling aangeeft dat dit passend is. Indien deze parameter in onbehandeld water wordt aangetroffen in een concentratie > 50 PFU/100 ml, zou deze parameter na de behandelingsstappen worden geanalyseerd om de gerealiseerde log verwijdering van de bestaande zuiveringsstappen vast te stellen en om te beoordelen of het risico op doorbraak van pathogene virussen voldoende wordt beheerst.

  • 3.

    Voor deze parameters geldt tweemaal de bewakingsfrequentie overeenkomstig tabel II van deze bijlage.

  • 4.

    Voor deze parameter geldt een meetverplichting indien er aanleiding toe is of op verzoek van de inspecteur.

  • 5.

    Zie opmerking 13 bij Tabel Ib. Wanneer er een behandeling is om het niveau van radionucliden in voor menselijke consumptie bestemd water terug te dringen, wordt er, volgens de in de tabel in punt 6 van de bijlage II van de richtlijn EURATOM 2013/51 aangegeven frequenties, gecontroleerd of die behandeling doeltreffend blijft.

  • 6.

    Zie voor de monsternemingsplaats en meetfrequentie de tabellen Ic en II, onder ‘operationele monitoring troebelingsgraad’. Toelichting: voor monitoring van de parameter ‘troebelingsgraad’ in de watervoorzieningsinstallatie geldt, teneinde regelmatig de doeltreffendheid van de fysieke verwijdering door middel van filtratieprocessen te controleren, overeenkomstig de in de volgende tabel vermelde referentiewaarden en meetfrequenties (niet van toepassing op grondwaterbronnen waarin de troebeling door ijzer en mangaan wordt veroorzaakt)

  • 7.

    Deze parameters hoeven in principe slechts eenmalig gemeten te worden, teneinde een goede eerste indruk te krijgen van de kwaliteit van het drinkwater. Wordt op grond van de meetresultaten en de lokale situatie verwacht dat deze parameters in de toekomst geen norm gaan overschrijden, dan kan de inspecteur toestaan dat meting van deze parameters na deze eenmalige meting niet vereist is.

  • 8.

    Meetverplichtingen gaan in per 12 januari 2026.

  • 9.

    Deze parameter wordt alleen gemeten indien een desinfectiemethode wordt gebruikt die chloraat, met name chloordioxide, voortbrengt.

  • 10.

    Deze parameter moet alleen worden gemeten in geval van potentiële bloei in het oppervlaktewater (stijgende dichtheid van cyanobacteriële cellen of bloeipotentieel).

Tabel IIIc: Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld een drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een ontharding ondergaat (noot 1)

Escherichia coli

I

1

aan tappunt

Intestinale enterococcen

I

1

aan tappunt

Geleidingsvermogen

IIIa

1

aan tappunt

Hardheid

IIIa

1

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 °C

IIIa

1

aan tappunt

Waterstofcarbonaat

IIIa

1

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

1

aan tappunt

Noot:

  • 1.

    In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 onthard drinkwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

Tabel IIId: Meetprogramma voor situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld een drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een behandeling ondergaat met een alternatieve techniek ten behoeve van legionellapreventie (noot 1)

Legionella

(noot 2)

12 (noot 5)

12 (noot 5)

2

4

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 °C

IIIa

12 (noot 5)

aan tappunt

Koper

II

12 (noot 5)

aan tappunt

Zilver

(noot 3)

12 (noot 5)

aan tappunt

Trihalo-methanen

II

12 (noot 5)

aan tappunt

Vrij chloor

IIIa

12 (noot 5)

aan tappunt

Noten:

  • 1.

    In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 behandeld drinkwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

  • 2.

    Zie voor de kwaliteitseis voor legionella artikel 36 van het besluit. Het aantal voorgeschreven monsternames per jaar moet worden opgeteld bij het aantal dat is voorgeschreven op grond van artikel 43. eerste lid, van het besluit.

  • 3.

    Zilver is niet opgenomen in de tabellen van bijlage A van het besluit, omdat het in Nederland niet van nature in relevante hoeveelheden in het drinkwater voorkomt. Bij toepassing van koper-zilverionisatie wordt voor zilver een maximumwaarde gehanteerd van 50 µg/l als 90-percentiel, met een maximum van 100 µg/l.

  • 4.

    AOT staat voor Advanced Oxidation Technology. Hierbij worden met behulp van UV-licht en TiO2 hydroxyl-radicalen gevormd.

  • 5.

    De maandelijkse bemonstering van een parameter kan worden vervangen door een drie-maandelijkse, indien gedurende drie achtereenvolgende maandelijkse metingen geen waarden gevonden zijn boven de maximumwaarde die gesteld is in bijlage A van het besluit danwel – voor zilver – in noot 3. De 3-maandelijkse metingen kunnen worden vervangen door halfjaarlijkse metingen, indien gedurende drie achtereenvolgende 3-maandelijkse metingen geen waarden gevonden zijn boven de maximumwaarde die gesteld is in bijlage A van het besluit danwel – voor zilver – in noot 3.

Tabel IIIe: Meetprogramma voor situatie dat drinkwater wordt afgenomen (van bijvoorbeeld drinkwaterbedrijf), waarna dat water in eigen beheer een andere behandeling ondergaat (noot 1)

Escherichia coli

I

1

aan tappunt

Intestinale enterococcen

I

1

aan tappunt

Geleidingsvermogen

IIIa

1

aan tappunt

Hardheid

IIIa

1

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 °C

IIIa

1

aan tappunt

Waterstofcarbonaat

IIIa

1

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

1

aan tappunt

Geur

IIIb

1

aan tappunt

Kleur

IIIb

1

aan tappunt

Troebelingsgraad

IIIb

1

aan tappunt

Noot:

  • 1.

    In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 behandeld drinkwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

Tabel IIIf: Meetprogramma voor de situatie dat drinkwater wordt afgenomen (bijvoorbeeld van drinkwaterbedrijf) en met het collectieve leidingnet gemiddeld meer dan 100 m3 drinkwater per dag wordt gedistribueerd (zonder behandeling) (noot 1)

Escherichia coli

I

1

aan tappunt

Intestinale enterococcen

I

1

aan tappunt

Antimoon

II

1

aan tappunt

Cadmium

II

1

aan tappunt

Chroom

II

1

aan tappunt

Koper, indien koperen leidingen

II

1

aan tappunt

Lood, indien loden leidingen

II

1

aan tappunt

Nikkel

II

1

aan tappunt

Koloniegetal bij 22 °C

IIIa

1

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

1

aan tappunt

Geur

IIIb

1

aan tappunt

Kleur

IIIb

1

aan tappunt

Troebelingsgraad

IIIb

1

aan tappunt

IJzer

IIIb

1

aan tappunt

Zink

IIIb

1

aan tappunt

Noot:

  • 1.

    In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 warm tapwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

Tabel IIIg: Meetprogramma voor een wijkwarmtapwatervoorziening waarmee gemiddeld meer dan 10 m3 warm tapwater per dag wordt geproduceerd respectievelijk gedistribueerd (noot 1)

Koper (noot 2)

II

1

aan tappunt

DOC/TOC

IIIa

1

aan tappunt

bij enkelwandige warmtewisselaars:

2 (4)

aan tappunt

Geleidingsvermogen

IIIa

1

aan tappunt

bij enkelwandige warmtewisselaars:

2 (4)

aan tappunt

Temperatuur

1

aan tappunt

Zuurgraad

IIIa

1

aan tappunt

Geur

IIIb

1

aan tappunt

Kleur

IIIb

1

aan tappunt

Troebelingsgraad

IIIb

1

aan tappunt

Noten:

  • 1.

    In gevallen waar gemiddeld meer dan 100 m3 warm tapwater per dag wordt geproduceerd of gedistribueerd, geldt voor sommige parameters een afwijkende meetfrequentie. Het aantal monsternames staat dan tussen haken. In situaties waarbij meer dan 1.000 m3 warm tapwater per dag ter beschikking wordt gesteld, geldt de meetfrequentie, genoemd in tabel II.

  • 2.

    Afhankelijk van de samenstelling van het gebruikte leidingmateriaal en hulpstukken dienen ook metalen als nikkel, cadmium en lood gemeten te worden.

Tabel IIIh : Meetprogramma voor een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet op een mijnbouwinstallatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Mijnbouwwet (noot 1)

Escherichia coli

I

4

2 tappunten en iedere tank

Intestinale enterococcen

I

4

2 tappunten en iedere tank

Legionella

(noot 5)

4

2 tappunten

Koper

II

2

1 tappunt (noot 3)

Trihalomethanen

II

2

1 tappunt

Bacteriën van de coligroep

IIIa

4

2 tappunten en iedere tank

Geleidingsvermogen

IIIa

2

1 tappunt

Hardheid

IIIa

2

1 tappunt

Koloniegetal 22 °C

IIIa

4

2 tappunten en iedere tank

Koloniegetal 37 °C

(noot 6)

4

2 tappunten en iedere tank

Vrij chloor

IIIa

365

1 tappunt (noot 4)

Waterstofcarbonaat

IIIa

2

1 tappunt

Zuurgraad

IIIa

2

1 tappunt

Zuurstof

IIIa

1

1 tappunt

Geur

IIIb

2

1 tappunt

Kleur

IIIb

2

1 tappunt

Troebelingsgraad

IIIb

2

1 tappunt

IJzer

IIIb

2

1 tappunt (noot 2)

Noten:

  • 1.

    De monsters worden genomen na minimaal 2 minuten doorstroming.

  • 2.

    Alleen indien sprake is van ijzeren leidingen

  • 3.

    Alleen indien sprake is van koperen leidingen

  • 4.

    De contacttijd tussen het chloor en het water moet ten minste 30 minuten bedragen.

  • 5.

    Zie voor de kwaliteitseis voor legionella artikel 36 van het besluit.

  • 6.

    Deze parameter is niet opgenomen in de tabellen van bijlage A van het besluit. Bij controle moet getoetst worden of geen abnormale verandering optreedt.

  • 7.

    In geval van een nieuw opgeleverde mijnbouwinstallatie of een mijnbouwinstallatie die vanuit het buitenland afkomstig is, vindt de eerste monstername binnen twee weken plaats.

Bijlage

4

behorend bij artikel 13 van de Drinkwaterregeling

Analysemethoden

I. Microbiologische parameters waarvoor analysemethoden gespecificeerd zijn

Tabel I. Microbiologische parameters waarvoor analysemethoden zijn gespecificeerd

Aeromonas

NEN 6263

Escherichia coli (E.coli) en colibacteriën

NEN-EN-ISO 9308 – 1 (noot 1) of NEN-EN-ISO 9308 – 2 (noot 1)

F-specifieke RNA-fagen

NEN-EN-ISO 10705-1

Somatische colifagen

NEN-EN-ISO 10705-2 en NEN-EN-ISO 10705-3

Fagen voor Bacterioides fragilis

NEN-ISO 10705-3

Clostridium perfringens (inclusief sporen)

NEN-EN-ISO 14189

Cryptosporidium

NEN-ISO 15553

Intestinale enterococcen (zie 4)

NEN-EN-ISO 7899 – 2

(Entero)virussen

noot 2

Giardia

NEN-ISO 15553

Koloniegetal bij 22°C en 36°C

NEN-EN-ISO 6222

Pseudomonas aeruginosa

NEN-EN ISO 16266

Noten:

1. De in Nederland gebruikte Laurylsulphate Agar Methode (LSA methode) is door de Europese Commissie gelijkwaardig verklaard en goedgekeurd.

2. Methode in overleg met de inspecteur te bepalen. Zie hiervoor het richtsnoer ‘Analyse microbiologische veiligheid drinkwater’.

3. Voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van alternatieve methoden aan de methode van bijlage III bij Richtlijn 98/83/EG van de Raad van 3 november 1998 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PbEG 1998, L 330), is het lidstaten toegestaan om gebruik te maken van norm NEN-EN ISO 17994. Deze norm is bij Beschikking 2009/64/EG van de Commissie van 21 januari 2009 houdende specificatie, overeenkomstig Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad, van ISO 17994:2004(E) als de norm inzake de gelijkwaardigheid van microbiologische methoden (PbEU 2009, L 23) vastgesteld, als de norm inzake de gelijkwaardigheid van microbiologische methoden in het kader van Richtlijn 2006/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG. Lidstaten kunnen echter ook gebruikmaken van norm NEN-EN ISO 16140 of andere, soortgelijke internationaal aanvaarde protocollen, zoals bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (PbEU 2005, L 338), om de gelijkwaardigheid vast te stellen van methoden die niet gebaseerd zijn op het kweken en die buiten het toepassingsgebied van NEN-EN ISO 17994 vallen.

4. Indien ISO 7899-2 voor de detectie van intestinale enterococcen niet wordt toegepast, kan een gelijkwaardige norm of methode worden gebruikt, te bepalen in overleg met de inspecteur.

II. Chemische en indicatorparameters waarvoor prestatiekenmerken gespecificeerd zijn

Voor de onderstaande parameters houden de gespecificeerde prestatiekenmerken in dat met de gebruikte analysemethoden ten minste concentraties moeten kunnen worden gemeten die gelijk zijn aan de parameterwaarde, met een bepalingsgrens, zoals gedefinieerd in artikel 2, tweede lid, van Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEG 2009, L 201/36), van 30% of minder van de desbetreffende parameterwaarde en een meetonzekerheid als aangegeven in de tabel. Het resultaat wordt met ten minste evenveel significante cijfers uitgedrukt als de gelijknamige parameterwaarde genoemd in Bijlage A, tabellen II en III, bij het besluit.

Tabel II: Minimumprestatiekenmerk ‘meetonzekerheid’

Aluminium

25

Ammonium

40

Antimoon

40

Arseen

30

Benzo(a)pyreen

50

Zie noot 5

Benzeen

40

Bisfenol A

50

Boor

25

Bromaat

40

Cadmium

25

Chloraat

40

Chloride

15

Chloriet

40

Chroom

30

Geleidbaarheid

20

Koper

25

Cyanide

30

Zie noot 6

1,2-Dichloorethaan

40

Fluoride

20

Gehalogeneerde azijnzuren (HAA’s)

50

Waterstofionenconcentratie (uitgedrukt in pH-eenheden)

0,2

Zie noot 7

IJzer

30

Lood

25

Mangaan

30

Kwik

30

Microcystine-LR

30

Nikkel

25

Nitraat

15

Nitriet

20

Oxideerbaarheid

50

Zie noot 8

Pesticiden

30

Zie noot 9

PFAS som

50

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

50

Zie noot 10

Seleen

40

Natrium

15

Sulfaat

15

Tetrachlooretheen

30

Zie noot 11

Trichlooretheen

40

Zie noot 11

Trihalomethanen – totaal

40

Zie noot 10

Totale organische koolstof (TOC)

30

Zie noot 12

Troebelingsgraad

30

Zie noot 13

Uraan

30

Acrylamide, epichloorhydrine en vinylchloride worden gecontroleerd door middel van productspecificatie (parameters opgenomen in de Regeling materialen en chemicaliën drink- en warm tapwatervoorziening)

  • 2.

    Noten bij tabel II

    Noot 1

    Onder ‘meetonzekerheid’ wordt verstaan een niet-negatieve parameter die de spreiding karakteriseert van de kwantitatieve waarden die aan een te meten grootheid worden toegekend, gebaseerd op de gebruikte informatie. Het prestatiekenmerk voor meetonzekerheid (k=2) is het in de tabel vermelde percentage van de parameterwaarde of beter. De meetonzekerheid wordt geschat op het niveau van de parameterwaarde, tenzij anders vermeld.

    Noot 5

    Als niet aan de waarde van de meetonzekerheid kan worden voldaan, moet de beste beschikbare techniek worden toegepast (tot 60%).

    Noot 6

    Met deze methode wordt het totaal aan cyanide in elke vorm bepaald.

    Noot 7

    Waarden voor juistheid, precisie en meetonzekerheid worden uitgedrukt in pH-eenheden.

    Noot 8

    Referentiemethode: EN ISO 8467.

    Noot 9

    De prestatiekenmerken voor afzonderlijke pesticiden zijn indicatief. Lage waarden voor meetonzekerheid van 30% zijn haalbaar voor meerdere pesticiden, hogere waarden tot 80% kunnen worden toegelaten voor een aantal pesticiden.

    Noot 10

    De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 25% van de parameterwaarde in Bijlage A, tabel II, van het besluit.

    Noot 11

    De prestatiekenmerken gelden voor de afzonderlijke stoffen, gespecificeerd op 50% van de parameterwaarde in Bijlage A, tabel II, van het besluit.

    Noot 12

    De meetonzekerheid moet worden geschat op het niveau van 3 mg/l van de TOC. Voor het bepalen van de onzekerheid van TOC en de opgeloste organische koolstof (DOC) worden de CEN 1484-richtsnoeren gebruikt.

    Voor de vaststelling van de onzekerheid van de testmethode worden de EN 1484-richtsnoeren voor het bepalen van de TOC en de opgeloste organische koolstof (DOC) gebruikt.

    Noot 13

    De meetonzekerheid moet worden geschat op het niveau van 1,0 NTU (nephelometrische troebelingseenheid) overeenkomstig EN ISO 7027.

Bijlage

5a

behorend bij artikel 16 van de Drinkwaterregeling

Kwaliteitseisen voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater

Zuurgraad

pH

7,0 ≤ pH ≤ 9,0

Kleurintensiteit

mg/l

50

Gesuspendeerde stoffen

mg/l

50

Temperatuur

°C

25

Geleidingsvermogen voor elektriciteit

mS/m bij 20°C

80

Geur

geen abnormale verandering

Chloride

mg/l Cl

150 (noot 3)

Sulfaat

mg/l SO4

100

Fluoride

mg/l F

1

Ammonium

mg/l NH4

1,5

Nitraat

mg/l NO3

50

Fosfaat

mg/l PO4

0,9

Zuurstof opgelost

mg/l O2

≥ 5

Natrium

mg/l Na

120

IJzer opgelost

µg/l Fe

300

Mangaan

µg/l Mn

500

Koper

µg/l Cu

50

Zink

µg/l Zn

200

Boor

µg/l B

1.000

Arseen

µg/l As

20

Cadmium

µg/l Cd

1,5

Chroom (totaal)

µg/l Cr

20

Lood

µg/l Pb

30

Seleen

µg/l Se

10

Kwik

µg/l Hg

0,3

Barium

µg/l Ba

200

Cyanide

µg/l CN

50

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen

µg/l

1

Gewasbeschermingsmiddelen, biociden, en hun relevante afbraakprodukten (som)

µg/l

0,5

Gewasbeschermingsmiddelen, biociden en hun relevante afbraakproducten per afzonderlijke stof (noot 1)

µg/l

0,1

Bacteriën van de coligroep (noot 2)

aantal per 100 ml

2.000

Escherichia coli (noot 2)

aantal per 100 ml

2.000

Enterococcen (noot 2)

aantal per 100 ml

1.000

Pyrazool

µg/l

3

*) De waarden zijn maximumwaarden, tenzij anders is aangegeven.

Noten:

  • 1.

    Indien het een metaboliet van gewasbeschermingsmiddelen betreft welke in humaan toxicologisch opzicht relevant is dan is de kwaliteitseis 0,1 µg/l. Voor de overige metabolieten geldt een norm van 1,0 µg/l (zie tabel II, noot 7, van het Drinkwaterbesluit)

  • 2.

    Voor nadere regels omtrent de analyse van de microbiologische veiligheid wordt verwezen naar noot 1 van tabel I van bijlage A van het Drinkwaterbesluit.

  • 3.

    Deze waarde moet worden beschouwd als jaargemiddelde.

Bijlage

5b

behorend bij artikel 16a van de Drinkwaterregeling

Indicatoren- Signaleringsparameters voor oppervlaktewater bestemd voor de bereiding van drinkwater

AOX

µmol X/l

Aromatische aminen (noot 1 en 2)

µg/l

1

(Chloor)fenolen (noot 1 en 2)

µg/l

1

Diglyme(n) (noot 1)

µg/l

1

Ethyl tert-butyl ether (ETBE) (noot 1)

µg/l

1

Gehalogeneerde monocyclische koolwaterstoffen (noot 1)

µg/l

1

Gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen (noot 1)

µg/l

1

Methyl tert-butyl ether (MTBE) (noot 1)

µg/l

1

Monocyclische koolwaterstoffen/aromaten (noot 1)

µg/l

1

Overige antropogene stoffen (noot 1 en 3)

µg/l

1

*) De waarden zijn maximumwaarden

Noten:

  • 1.

    Wanneer de aangegeven waarde (1 µg/l) wordt gemeten zal er nader onderzoek plaatsvinden overeenkomstig artikel 16a, derde lid, van de Drinkwaterregeling. Deze parameters (als groep) zijn bedoeld om de kwaliteit van de bron te bewaken.

  • 2.

    Indien het een metaboliet van gewasbeschermingsmiddelen betreft welke in humaan toxicologisch opzicht relevant is dan is de kwaliteitseis 0,1 µg/l. Voor de overige metabolieten geldt een norm van 1,0 µg/l (zie bijlage A, tabel II, noot 7 van het Drinkwaterbesluit)

  • 3.

    Met deze parameter worden stoffen bedoeld die niet behoren tot de andere parameters in deze tabel of tabel 5a maar welke een bedreiging voor de drinkwatervoorziening kunnen zijn.

Bijlage

6

behorende bij artikel 17 van de Drinkwaterregeling

Aanwijzing parameters in verband met de uitvoering van de prestatievergelijking op drinkwaterkwaliteit

De onderscheiden parametergroepen en de daaronder begrepen parameters

Gezondheidskundige parameters (acuut)

Escherichia coli

Enterococcen

Legionella

Gezondheidskundige parameters (niet-acuut)

Arseen

Boor

Bromaat (90-percentiel)

1,2-Dichloorethaan

Fluoride

Nikkel

Nitraat

Nitriet

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) (som)

Pesticiden (individueel)

Tetra- en trichlooretheen (som)

Trihalomethanen (som) (90-percentiel)

Bedrijfstechnische parameters

Aeromonas bij 30oC

Ammonium

Bacteriën van de coligroep

Chloride

Clostridium perfringens

Saturatie Index

Temperatuur

Waterstofcarbonaat

Zuurgraad

Zuurstof

Klantgerichte parameters

Aluminium

Hardheid (totaal)

Kleur

IJzer

Mangaan

Natrium

Sulfaat

Troebelingsgraad

Bijlage

7

behorende bij artikel 10 van de Drinkwaterregeling

Controle van de indicatieve dosis en analytische prestatiekenmerken

1

Controle op naleving van de indicatieve dosis

De controle in Nederland vindt plaats op basis van de meetresultaten voor totaal alfa en totaal bèta-radioactiviteit(1).

a)

Controle op bepaalde radionucliden of op een afzonderlijke radionuclide

Als één van de activiteitsconcentraties meer bedraagt dan 20% van de overeenkomstige afgeleide waarde of als de tritiumconcentratie hoger ligt dan de in het Drinkwaterbesluit vastgestelde parameterwaarde, is een analyse van andere radionucliden vereist.

b)

Controlestrategieën voor totaal alfa- en totaal bèta-activiteit

Voor dit doel zijn in de EURATOM-richtlijn controleniveaus voor totaal alfa-activiteit of totaal bèta-activiteit vastgelegd. Het aanbevolen controleniveau voor totaal alfa-activiteit is 0,1 Bq/l. Het aanbevolen controleniveau voor totaal bèta-activiteit is 1,0 Bq/l.

Als de totaal alfa- en de totaal bèta-activiteit kleiner zijn dan respectievelijk 0,1 Bq/l en 1,0 Bq/l, mogen de lidstaten aannemen dat de ID geringer is dan de parameterwaarde van 0,1 mSv/j en dat stralingsonderzoek niet nodig is, behalve wanneer uit andere informatiebronnen is gebleken dat in het water specifieke radionucliden aanwezig zijn die een ID hoger dan 0,1 mSv/j zouden kunnen veroorzaken.

Als de totaal alfa-activiteit meer bedraagt dan 0,1 Bq/l of als de totaal bèta-activiteit meer bedraagt dan 1,0 Bq/l moet op specifieke radionucliden worden geanalyseerd. Indien dit voorkomt zal in samenwerking met het RIVM en na beoordeling door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in monitoringsprogramma’s worden vastgelegd welke radionucliden moeten worden gemeten waarbij alle relevante gegevens inzake mogelijke bronnen van radioactiviteit in aanmerking worden genomen.

Aangezien verhoogde tritiumniveaus kunnen duiden op de aanwezigheid van andere kunstmatige radionucliden, moeten tritium en totaal alfa- en totaal bèta-activiteit in hetzelfde monster worden gemeten.

2

Berekening van de ID

De ID wordt berekend aan de hand van de gemeten radionuclideconcentraties en de dosiscoëfficiënten die zijn vastgelegd in bijlage III, tabel A, van Richtlijn 96/29/EURATOM, of aan de hand van recentere informatie die wordt erkend door de bevoegde instanties van de lidstaat, op basis van de jaarlijkse inname van water (730 liter voor volwassenen). Wanneer aan de volgende formule is voldaan, mogen de lidstaten aannemen dat de ID lager is dan de parameterwaarde van 0,1 mSv/j en dat verder onderzoek niet nodig is:

waarin:

Ci(obs)

=

geobserveerde radionuclideconcentratie i

Ci(der)

=

afgeleide radionuclideconcentratie i

N

=

aantal waargenomen radionucliden.

Afgeleide concentraties voor radioactiviteit in voor menselijke consumptie bestemd water (2)

Natuurlijk

U-238 (3)

3,0 Bq/l

U-234 (3)

2,8 Bq/l

Ra-226

0,5 Bq/l

Ra-228

0,2 Bq/l

Pb-210

0,2 Bq/l

Po-210

0,1 Bq/l

Kunstmatig

C-14

240 Bq/l

Sr-90

4,9 Bq/l

Pu-239/Pu-240

0,6 Bq/l

Am-241

0,7 Bq/l

Co-60

40 Bq/l

Cs-134

7,2 Bq/l

Cs-137

11 Bq/l

I-131

6,2 Bq/l

3

Prestatiekenmerken en analysemethoden

Tritium

10 Bq/l

Noot 3

Radon

10 Bq/l

Noot 3

totaal alfa-activiteit

0,04 Bq/l

Noot 4

totaal bèta-activiteit

0,4 Bq/l

Noot 4

U-238

0,02 Bq/l

U-234

0,02 Bq/l

Ra-226

0,04 Bq/l

Ra-228

0,02 Bq/l

Noot 5

Pb-210

0,02 Bq/l

Po-210

0,01 Bq/l

C-14

20 Bq/l

Sr-90

0,4 Bq/l

Pu-239/Pu-240

0,04 Bq/l

Am-241

0,06 Bq/l

Co-60

0,5 Bq/l

Cs-134

0,5 Bq/l

Cs-137

0,5 Bq/l

I-131

0,5 Bq/l

Noot 1:

De aantoonbaarheidsgrens wordt berekend aan de hand van ISO norm 11929: Bepaling van de karakteristieke limieten (beslissingsgrens, detectielimiet en betrouwbaarheidsinterval) voor meting van ioniserende straling – Grondbeginselen en toepassing, met een foutkans van de eerste en tweede soort van telkens 0,05.

Noot 2:

Meetonzekerheden worden berekend en aangegeven als volledige standaardmeetonzekerheden of als uitgebreide standaardmeetonzekerheden met een uitbreidingsfactor van 1,96, volgens de ISO-leidraad voor de bepaling en aanduiding van de meetonzekerheid.

Noot 3:

De aantoonbaarheidsgrens voor tritium en radon is 10% van de parameterwaarde ervan van 100 Bq/l.

Noot 4:

De aantoonbaarheidsgrens voor totaal alfa- en totaal bèta-activiteiten is 40% van de controlewaarden van respectievelijk 0,1 en 1,0 Bq/l.

Noot 5:

Deze aantoonbaarheidsgrens geldt alleen voor de eerste controle op indicatieve dosis voor een nieuwe waterbron. Indien de eerste controle aantoont dat het niet aannemelijk is dat Ra-228 meer bedraagt dan 20% van de afgeleide concentratie, mag de aantoonbaarheidsgrens worden verhoogd tot 0,08 Bq/l voor routinematige nuclidespecifieke metingen van Ra-228, totdat er een volgende controle nodig is.

(1) Waar nodig kan totaal bèta-activiteit worden vervangen door residuele bèta-activiteit na aftrek van de activiteitsconcentratie van kalium-40.

(2) Deze tabel omvat waarden voor de meest voorkomende natuurlijke en kunstmatige radionucliden. Het zijn nauwkeurige waarden, berekend voor een dosis van 0,1 mSv, een jaarlijkse inname van 730 liter en met gebruikmaking van de dosiscoëfficiënten van bijlage III, tabel A, van Richtlijn 96/29/EURATOM. Afgeleide concentraties voor andere radionucliden kunnen op dezelfde basis worden berekend, en waarden kunnen worden geactualiseerd op basis van recentere informatie die wordt erkend door de bevoegde instanties van de lidstaat.

(3) Deze tabel toont enkel de stralingseigenschappen van uranium, niet de chemische toxiciteit.