Besluit van 22 mei 2012 houdende nadere regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de financiële ondernemingen die op die markten werkzaam zijn (Besluit financiële markten BES)

Besluit financiële markten BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1:1

(begripsbepalingen)

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • bewaarder: een aan een beleggingsinstelling verbonden bewaarder als bedoeld in artikel 4:4, eerste lid, van de wet;

  • kredietvereniging: een kredietinstelling met de rechtsvorm van een coöperatie die ten doel heeft zijn leden behulpzaam te zijn bij het sparen en verlenen van kredieten;

  • wet: Wet financiële markten BES.

Artikel

1:2

(professionele marktpartijen)

Bij regeling van Onze Minister kunnen personen die voldoen aan in die regeling vast te stellen criteria met betrekking tot aard en omvang van hun activiteiten, worden aangewezen als professionele marktpartij.

Artikel

1:3

(uitgezonderde adviseurs)

De wet is met betrekking tot het optreden als adviseur niet van toepassing op adviseurs die een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan het verlenen van financiële diensten of het aanbieden van financiële producten en uit hoofde van die hoofdberoepswerkzaamheid inzicht hebben in de financiële situatie van een consument of cliënt, voor zover zij, zonder daarvoor van de aanbieder provisie te ontvangen, het aanbevolen product aan te bieden of andere financiële diensten te verlenen met betrekking tot het aanbevolen product, die consument of cliënt adviseren en de door hen verstrekte adviezen in het verlengde liggen van hun hoofdberoepswerkzaamheid.

Artikel

1:4

(uitgezonderde beleggingsinstellingen)

Artikel

1:5

(uitgezonderde bemiddelaars in goederenkrediet)

De hoofdstukken 2 tot en met 5 van de wet, met uitzondering van de artikelen 2:21, 2:22, 4:40, derde lid, 5:2, 5:3 en 5:4 en de paragrafen 4 en 5 van hoofdstuk 5, zijn niet van toepassing op bemiddelaars in goederenkrediet dat dient ter verschaffing van het genot van een roerende zaak dan wel het verlenen van een dienst, indien de looptijd van het goederenkrediet niet langer is dan de verwachte economische levensduur van de verschafte roerende zaak of dan de periode van dienstverlening, en de bemiddelaar in goederenkrediet:

  • a.

    de consument niet adviseert over het goederenkrediet; en

  • b.

    een andere hoofdberoepswerkzaamheid heeft dan bemiddeling in goederenkrediet.

Artikel

1:6

(uitgezonderde elektronischgeldinstellingen)

De wet is niet van toepassing op de uitgifte van elektronisch geld dat uitsluitend kan worden gebruikt:

  • a.

    hetzij in door de onderneming of instelling door of namens wie het elektronisch geld is uitgegeven gebruikte bedrijfsgebouwen;

  • b.

    hetzij op grond van een handelsovereenkomst met de in onderdeel a genoemde onderneming of instelling binnen een beperkt netwerk van dienstverleners;

  • c.

    hetzij voor een beperkte reeks goederen dan wel diensten.

Artikel

1:7

(uitgezonderde financiële diensten ten behoeve van eigen werknemers)

Artikel

1:8

(uitgezonderde financiële diensten door of ten behoeve van pensioenfondsen)

De wet, met uitzondering van hoofdstuk 1, hoofdstuk 5, paragrafen 4 en 5, en de hoofdstukken 6 en 7, is niet van toepassing op:

  • a.

    het verlenen van financiële diensten of het aanbieden van financiële producten, niet zijnde rechten van deelneming in beleggingsinstellingen, door pensioenfondsen voor zover zij die financiële diensten verlenen of die financiële producten aanbieden aan de bedrijfstak of onderneming waarmee zij zijn verbonden;

  • b.

    het optreden als vermogensbeheerder ten behoeve van pensioenfondsen of daaraan gelieerde fondsen door personen die zijn verbonden aan het fonds waaraan deze financiële dienst wordt verleend.

Artikel

1:9

(uitgezonderde kredietaanbieders)

Artikel

1:10a

(uitgezonderde aanbieders van betaal- of spaarrekeningen)

De wet is met betrekking tot het aanbieden van eurobetaal- of eurospaarrekeningen en daaraan verbonden betaal- of spaarfaciliteiten niet van toepassing op kredietinstellingen, elektronischgeldinstellingen of geldtransactiekantoren met zetel in het Europese deel van Nederland die op grond van artikel 2:3a, eerste of tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht in het Europese deel van Nederland zijn toegelaten tot de uitoefening van het bedrijf van betaaldienstverlener.

Artikel

1:11

(doorberekening toezichtkosten)

Artikel

1:12

(ontheffingen)

Hoofdstuk

2

Markttoegang

§

1

Aanvraag van een vergunning

Artikel

2:1

(aanvraagformulier)

Artikel

2:2

(algemene gegevens vergunningaanvraag)

Een financiële onderneming verstrekt, voor zover van toepassing, aan de toezichtautoriteit bij de aanvraag van een vergunning de navolgende gegevens en bescheiden met betrekking tot de financiële onderneming:

  • a.

    naam, adres en telefoon- en faxnummer;

  • b.

    rechtsvorm;

  • c.

    statutaire zetel, statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen;

  • d.

    uittreksel uit het handelsregister;

  • e.

    gewaarmerkt afschrift van de statuten;

  • f.

    programma van werkzaamheden die de financiële onderneming voornemens is te verrichten in of vanuit de openbare lichamen;

  • g.

    indien de financiële onderneming haar zetel in de openbare lichamen heeft:

    • 1°.

      naam, adres en telefoon- en faxnummer van eventuele bijkantoren in het buitenland;

    • 2°.

      programma van werkzaamheden die de financiële onderneming voornemens is te verrichten vanuit eventuele bijkantoren in het buitenland;

  • h.

    indien de financiële onderneming haar zetel in het buitenland heeft:

    • 1°.

      een verklaring van de toezichthoudende instantie van de staat van zetel waaruit blijkt dat de financiële onderneming in haar staat van zetel bevoegd is tot de uitoefening van de vergunningplichtige activiteiten, bedoeld in artikel 3:2 van de wet;

    • 2°.

      naam, adres en telefoon- en faxnummer van eventuele bijkantoren in de openbare lichamen.

Artikel

2:3

(financiële onderneming met zetel in de openbare lichamen)

Artikel

2:4

(financiële onderneming met zetel in het buitenland)

Artikel

2:5

(programma van werkzaamheden levensverzekeraar)

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:2, onderdelen f en g, onder 2°, van een levensverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam bevat:

  • a.

    een opgave van de aard van de overeenkomsten die de verzekeraar voornemens is aan te gaan;

  • b.

    de polisvoorwaarden die de verzekeraar voornemens is te gebruiken;

  • c.

    de tarieven die de verzekeraar voornemens is toe te passen;

  • d.

    de technische grondslagen die de verzekeraar voornemens is toe te passen, met name de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de tarieven en de technische voorzieningen;

  • e.

    een uiteenzetting omtrent de leidende beginselen op het gebied van de herverzekering;

  • f.

    een raming van de kosten voor de inrichting van de administratie en van het productienet, alsmede bewijsstukken waaruit blijkt dat de verzekeraar beschikt over de financiële middelen tot dekking daarvan;

  • g.

    een raming voor de eerste drie boekjaren van de liquiditeitspositie;

  • h.

    een raming voor de eerste drie boekjaren van de vermoedelijke inkomsten en uitgaven met betrekking tot de directe verzekeringen, de geaccepteerde herverzekeringen en de uitgaande herverzekeringen;

  • i.

    een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de verzekeringsverplichtingen;

  • j.

    een raming voor de eerste drie boekjaren van de financiële middelen tot dekking van de solvabiliteitsmarge.

Artikel

2:6

(programma van werkzaamheden schadeverzekeraar)

Het programma van werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:2, onderdelen f en onderdeel g, onder 2°, van een schadeverzekeraar met zetel in een openbaar lichaam bevat:

  • a.

    de gegevens en bescheiden, bedoeld in artikel 2:5, onderdelen b, c, e tot en met h, j en k;

  • b.

    een opgave van de aard van de risico’s die de verzekeraar voornemens is te dekken;

  • c.

    een raming voor de eerste drie boekjaren van de andere dan de in artikel 2:5, onderdeel g, bedoelde kosten van beheer, met name van de algemene kosten en provisies;

  • d.

    een raming voor de eerste drie boekjaren van de premies en van de schaden met betrekking tot de directe verzekeringen, de geaccepteerde herverzekeringen en de uitgaande herverzekeringen.

Artikel

2:7

(programma van werkzaamheden verzekeraar met zetel in het buitenland)

§

2

Melden van wijzigingen

Artikel

2:8

(wijzigingen in antecedenten)

Artikel

2:9

(wijziging van beleidsbepalers)

Artikel

2:10

(wijziging in gegevens betreffende de financiële onderneming)

Een financiële onderneming waaraan op grond van deze wet een vergunning is verleend, meldt binnen twee weken schriftelijk aan de toezichtautoriteit een wijziging in de gegevens en bescheiden met betrekking tot de financiële onderneming die zij ingevolge artikel 2:2 aan de toezichtautoriteit heeft verstrekt.

Artikel

2:11

(oprichten bijkantoor en staken werkzaamheden bijkantoor)

§

3

Register financiële markten

Artikel

2:12

(inschrijving register)

Artikel

2:13

(doorhaling inschrijving)

De inschrijving in het register van een financiële onderneming waarvan de vergunning is ingetrokken, wordt doorgehaald zodra de beslissing tot intrekking in werking is getreden. Zolang deze beslissing nog niet onherroepelijk is wordt dit bij de doorhaling vermeld.

Artikel

2:14

(inzage register)

§

4

Buitenlandse verzekeraars en kredietinstellingen

Artikel

2:15

(voorwaarden inkomende dienstverrichting verzekeraars)

Het is een verzekeraar als bedoeld in artikel 2:23, eerste lid, van de wet, niet zijnde een verzekeraar met zetel in Curaçao of Sint Maarten, slechts toegestaan vanuit het buitenland verzekeringen aan te bieden in de openbare lichamen indien het naar de aard en de waarde van het te verzekeren belang risico’s betreft die niet binnen de openbare lichamen verzekerbaar zijn.

Artikel

2:16

(nadere regels inzake notificatie)

Artikel

2:17

(toelating van bijkantoren)

Hoofdstuk

3

Bestuur, inrichting en bedrijfsuitoefening

§

1

Beleidsbepalers

Artikel

3:1

(betrouwbaarheidstoets)

Artikel

3:2

(antecedenten die ertoe leiden dat de betrouwbaarheid niet buiten twijfel staat)

De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 3:1, eerste lid, staat niet buiten twijfel als deze veroordeeld is ter zake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage 1, tenzij er sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht jaren of meer zijn verstreken.

Artikel

3:3

(bronnen voor betrouwbaarheidstoets)

Artikel

3:4

(geschiktheidstoets)

Vervallen

Artikel

3:5

(vierogenprincipe en plaats van werkzaamheden)

§

2

Integere bedrijfsuitoefening

Artikel

3:6

(toepassingsbereik)

Artikel

3:7

(integriteitsbewuste bedrijfscultuur)

Artikel

3:8

(compliance officer)

Artikel

3:9

(cliëntacceptatie)

Artikel

3:10

(afgeschermde rekeningen)

Artikel

3:11

(back-to-back leningen)

De Nederlandsche Bank kan regels stellen met betrekking tot kredietinstrumenten waarbij de kredietnemer geld of financiële instrumenten ter beschikking krijgt, waartegenover de kredietverstrekker een zekerheid ontvangt, direct of indirect, uit eigen liquide middelen van de kredietnemer.

Artikel

3:12

(onderzoek terrorisme)

Artikel

3:13

(naleving andere wetten)

Artikel

3:14

(incidenten)

Artikel

3:15

(belangenverstrengeling)

Artikel

3:16

(beoordeling betrouwbaarheid werknemers)

Artikel

3:17

(uitwisseling gegevens betrouwbaarheid werknemers)

Artikel

3:18

(trustkantoren)

§

3

Beheerste bedrijfsuitoefening

Artikel

3:19

(algemene aspecten van de beheerste bedrijfsuitoefening)

Artikel

3:20

(belangenconflicten)

Artikel

3:21

(risicomanagement)

Artikel

3:22

(risicomanagement beheerder en bewaarder)

Een beheerder of bewaarder met zetel in een openbaar lichaam, beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat de omvang en samenstelling van en mutaties in de aan te houden financiële waarborgen getrouw en volledig kunnen worden vastgesteld. Artikel 3:21, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

3:23

(bewaarplicht advisering)

Artikel

3:24

(bewaarplicht kredietovereenkomst)

Een kredietaanbieder bewaart de informatie die hij ingevolge artikel 5:14, tweede lid, van de wet heeft ingewonnen, alsmede de op schrift gestelde door hem aangeboden overeenkomst inzake krediet, indien die overeenkomst tot stand is gekomen, gedurende ten minste vijf jaren, gerekend vanaf de dag waarop die overeenkomst is afgewikkeld.

Artikel

3:25

(bewaarplicht effectenbemiddeling en vermogensbeheer)

Artikel

3:26

(nadere regels beheerste bedrijfsuitoefening)

De toezichtautoriteit kan nadere regels stellen met betrekking tot de artikelen 3:19 tot en met 3:25.

§

4

Vakbekwaamheid

Artikel

3:27

(vakbekwaamheid werknemers)

Artikel

3:28

(erkenning exameninstituten)

Onze Minister kan exameninstituten erkennen die bevoegd zijn tot het afgeven van diploma’s waarmee de vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 3:27, eerste lid, wordt aangetoond. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen categorieën financiële ondernemingen. Een aanwijzing wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Artikel

3:29

(vakbekwaamheid leidinggevenden assurantiebemiddelaars)

Een bemiddelaar in schadeverzekeringen of levensverzekeringen draagt er zorg voor dat degenen die de feitelijke leiding hebben over een vestiging van zijn bedrijf, allen beschikken over een door een bij regeling van Onze Minister, zo nodig onder voorwaarden, erkend diploma voor de bemiddeling in schadeverzekeringen onderscheidenlijk levensverzekeringen.

§

5

Klachtbehandeling

Artikel

3:30

(klachtenadministratie)

§

6

Uitbesteding aan derden

Artikel

3:31

(definitie uitbesteden)

In deze paragraaf wordt onder uitbesteden verstaan: het door een financiële onderneming verlenen van een opdracht aan een derde tot het ten behoeve van die financiële onderneming verrichten van werkzaamheden:

  • a.

    die deel uitmaken van of voortvloeien uit het uitoefenen van haar bedrijf of het aanbieden van financiële producten dan wel verlenen van financiële diensten;

  • b.

    die deel uitmaken van de wezenlijke bedrijfsprocessen ter ondersteuning daarvan.

Artikel

3:32

(verbod op uitbesteden)

Artikel

3:33

(waarborgen ten aanzien van uitbesteden)

Artikel

3:34

(uitbesteden door beheerders en bewaarders)

Hoofdstuk

4

Financiële waarborgen

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

4:1

(buitenlandse financiële ondernemingen)

§

2

Minimumvermogen en solvabiliteit kredietinstellingen

Artikel

4:2

(minimumvermogen)

Artikel

4:3

(solvabiliteit)

Artikel

4:4

(samenstelling toetsingsvermogen)

Artikel

4:5

(kernkapitaal)

Artikel

4:6

(aanvullend kapitaal)

Artikel

4:7

(kwaliteit van het toetsingsvermogen)

Voor de toepassing van de artikelen 4:5 en 4:6:

  • a.

    wordt het kernkapitaal volledig in aanmerking genomen voor de berekening van het toetsingsvermogen;

  • b.

    wordt het aanvullend kapitaal voor de berekening van het toetsingsvermogen slechts in aanmerking genomen, voor zover het niet meer bedraagt dan het kernkapitaal;

  • c.

    worden de achtergestelde schuldinstrumenten en preferente aandelen met vaste looptijd tot een maximum van vijftig procent van het kernkapitaal in aanmerking genomen;

  • d.

    wordt per post rekening gehouden met het voorzienbare bedrag van de daarover verschuldigde belastingen.

Artikel

4:8

(minimumomvang toetsingsvermogen)

De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een kredietinstelling is gelijk aan de som van:

  • a.

    acht procent van de som van de ingevolge artikel 4:9 of 4:11 te berekenen bedragen van de naar risico gewogen activa en posten buiten de balanstelling voor de kredietrisico’s;

  • b.

    het ingevolge artikel 4:14 te berekenen bedrag voor het marktrisico;

  • c.

    het ingevolge de artikelen 4:15 tot en met 4:18 te berekenen bedrag voor het operationeel risico.

Artikel

4:9

(standaardbenadering voor het kredietrisico)

Artikel

4:10

(gebruik kredietbeoordelingen)

Artikel

4:11

(interne modellen methode voor het kredietrisico)

Artikel

4:12

(kredietrisicovermindering)

Artikel

4:13

(erkenning kredietbeoordelingbureaus)

Artikel

4:14

(vereiste solvabiliteit voor het marktrisico)

Artikel

4:15

(basisindicator voor het operationeel risico)

Artikel

4:16

(standaardbenadering voor het operationeel risico)

Artikel

4:17

(alternatieve standaardbenadering voor het operationeel risico)

Artikel

4:18

(bestendige gedragslijn voor het operationeel risico)

Artikel

4:19

(grote posities)

§

3

Minimum eigen vermogen en solvabiliteit overige financiële ondernemingen

Artikel

4:20

(minimumvermogen beleggingsmaatschappij)

Artikel

4:21

(minimumvermogen bemiddelaar in effecten of vermogensbeheerder)

Artikel

4:22

(minimumomvang solvabiliteit bemiddelaar in effecten en vermogensbeheerder)

Artikel

4:23

(minimumvermogen elektronischgeldinstelling)

Artikel

4:24

(minimumomvang solvabiliteit elektronischgeldinstelling)

Artikel

4:25

(minimumbedrag van het garantiefonds van een verzekeraar)

Het minimumbedrag van het garantiefonds, bedoeld in artikel 3:16, vierde lid, van de wet bedraagt:

  • a.

    voor een levensverzekeraar: USD 223.000;

  • b.

    voor een natura-uitvaartverzekeraar: USD 25.000;

  • c.

    voor een schadeverzekeraar: USD 167.000.

Artikel

4:26

(solvabiliteitsmarge van een verzekeraar)

Artikel

4:27

(samenstelling solvabiliteitsmarge)

§

4

Liquiditeit beleggingsinstellingen en kredietinstellingen

Artikel

4:28

(liquiditeit beleggingsinstellingen)

Artikel

4:29

(liquiditeit kredietinstellingen)

§

5

Technische voorzieningen

Artikel

4:30

(samenstelling technische voorzieningen)

Artikel

4:31

(waardering technische voorzieningen)

Artikel

4:32

(afzonderlijke berekening technische voorzieningen)

De voorzieningen, bedoeld in artikel 4:30, onderdelen a tot en met c, worden zoveel mogelijk voor elke overeenkomst onderscheidenlijk elke schade afzonderlijk en op voorzichtige wijze bepaald. Het gebruik van statistische of wiskundige methoden is toegestaan, indien de aard van de overeenkomst dat toelaat, en deze methoden naar verwachting dezelfde resultaten opleveren als de afzonderlijke berekeningen.

Artikel

4:33

(voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico’s)

De voorziening voor niet-verdiende premies en lopende risico’s, bedoeld in artikel 4:30, onderdeel a, omvat onder meer:

  • a.

    de in het boekjaar ontvangen premies ter zake van risico’s die op het daarop volgende boekjaar of boekjaren betrekking hebben;

  • b.

    de schaden en kosten uit lopende overeenkomsten van verzekering die na afloop van het boekjaar kunnen ontstaan en die niet gedekt kunnen worden door de voorziening die betrekking heeft op de niet-verdiende premies tezamen met de in het daarop volgende boekjaar of boekjaren nog te ontvangen premies.

Artikel

4:34

(voorziening voor levensverzekering)

Artikel

4:35

(voorziening voor te betalen schaden of uitkeringen)

Artikel

4:36

(voorziening voor winstdeling en kortingen)

De voorziening voor winstdeling en kortingen, bedoeld in artikel 4:30, onderdeel d, omvat de bedragen die in de vorm van winstdeling bestemd zijn voor de verzekeringnemers, verzekerden of gerechtigden op uitkeringen, voor zover deze niet hebben geleid tot verhoging van de voorziening voor levensverzekering, alsmede de bedragen die een gedeeltelijke terugbetaling van premies op grond van het resultaat van de overeenkomsten vertegenwoordigen, voor zover deze niet tot verhoging van de ledenrekening hebben geleid.

Artikel

4:37

(egalisatievoorziening kredietverzekeraars)

Artikel

4:38

(earmarking)

De waarden die dienen ter dekking van de technische voorzieningen, worden door de verzekeraar als zodanig geadministreerd. De Nederlandsche Bank kan tegen de aard en waardering van deze waarden bezwaar maken, aan welk bezwaar de verzekeraar dient tegemoet te komen.

Artikel

4:39

(congruentie en lokalisatie)

Artikel

4:40

(prudent beleggingsbeleid)

De verzekeraar draagt er zorg voor dat de aard en waardering van de waarden die dienen ter dekking van de technische voorzieningen, in overeenstemming zijn met de aard onderscheidenlijk de waardering van de aangegane verplichtingen. Deze waarden worden adequaat gediversificeerd en gespreid. Waarden met een hoog risico worden tot een voorzichtig niveau beperkt en voorzichtig gewaardeerd.

Artikel

4:41

(beleggingsrisico voor verzekeringnemer)

De technische voorzieningen met betrekking tot uitkeringen die volgens de overeenkomst rechtstreeks gekoppeld zijn aan de waarde van een deelneming in een beleggingsinstelling, onderscheidenlijk aan een andere referentiewaarde, worden gedekt door deze rechten van deelneming, onderscheidenlijk door de eenheden die de referentiewaarde vertegenwoordigen, dan wel door activa die zo nauw mogelijk aansluiten bij die waarop de referentiewaarde is gebaseerd. Artikel 4:40 is niet van toepassing op de in de vorige volzin bedoelde technische voorzieningen.

Artikel

4:42

(vorderingen op herverzekeraars)

§

6

Vermogensscheiding

Artikel

4:44

(bemiddelaar in effecten en vermogensbeheerder)

De Autoriteit Financiële Markten kan nadere regels stellen met betrekking tot:

  • a.

    de maatregelen ter bescherming van de rechten van de cliënt en ter voorkoming van het gebruik van effecten of gelden van de cliënt, bedoeld in artikel 3:23, eerste lid van de wet;

  • b.

    de wijze waarop de instemming, bedoeld in artikel 3:23, vierde lid, van de wet, van de cliënt kan worden verkregen voor gebruik van diens effecten voor eigen rekening door de bemiddelaar in effecten of vermogensbeheerder.

Artikel

4:45

(elektronischgeldinstelling)

De Nederlandsche Bank kan nadere regels stellen met betrekking tot de door elektronischgeldinstellingen te treffen maatregelen, bedoeld in artikel 3:23, derde lid, van de wet, teneinde de voor de uitgifte van elektronisch geld ontvangen middelen veilig te stellen.

Artikel

4:46

(trustkantoor)

Een trustkantoor draagt zorg voor een deugdelijke administratie, en heeft maatregelen getroffen om de rechten, met betrekking tot gelden of geldswaarden, van ondernemingen waaraan door het trustkantoor beheersdiensten zullen worden verleend, en van derden te beschermen. De maatregelen strekken in ieder geval tot een volledige scheiding tussen de vermogensbestanddelen van elk van die ondernemingen, iedere derde en van het trustkantoor.

§

7

Beroepsaansprakelijkheidsverzekering tussenpersonen

Artikel

4:47

(beroepsaansprakelijkheidsverzekering)

§

8

Geconsolideerd toezicht op kredietinstellingen

Artikel

4:48

(rapportage inzake intragroepsovereenkomsten en -posities)

Artikel

4:49

(solvabiliteit op geconsolideerde basis)

§

9

Aanvullend toezicht op verzekeraars in een groep

Artikel

4:50

(rapportageplicht inzake intragroepsovereenkomsten en -posities)

Artikel

4:51

(aangepaste solvabiliteit)

Hoofdstuk

5

Boekhouding en rapportage

§

1

Boekhouding en jaarrekening

Artikel

5:1

(afzonderlijke boekhouding buitenlandse financiële ondernemingen)

Artikel

5:2

(jaarrekening en jaarverslag ten behoeve van de toezichtautoriteit)

Artikel

5:3

(jaarrekening en jaarverslag beheerder en bewaarder)

Artikel

5:4

(jaarrekening buitenlandse kredietinstelling of verzekeraar)

§

2

Staten

Artikel

5:5

(staten kredietinstelling)

Artikel

5:6

(staten verzekeraar)

Hoofdstuk

6

Bepalingen betreffende specifieke categorieën financiële ondernemingen

§

1

Beleggingsinstellingen

Artikel

6:1

(overeenkomst inzake beheer en bewaring)

De ingevolge artikel 4:4, eerste lid van de wet tussen een beleggingsinstelling en een bewaarder te sluiten overeenkomst bepaalt in ieder geval dat:

  • a.

    de bewaarder bij het bewaren uitsluitend in het belang van de deelnemers in de beleggingsinstelling optreedt;

  • b.

    de bewaring ten name van de beleggingsinstelling op een zodanige wijze geschiedt, dat over de in bewaring gegeven activa slechts kan worden beschikt door de beleggingsinstelling en de bewaarder tezamen;

  • c.

    de bewaarder de in bewaring gegeven activa slechts afgeeft tegen ontvangst van een verklaring van de beleggingsinstelling, waaruit blijkt dat afgifte wordt verlangd in verband met de regelmatige uitoefening van de beheerfunctie;

  • d.

    de bewaarder volgens het recht van de staat waar de beheerder zijn zetel heeft, jegens de beleggingsinstelling en de deelnemers aansprakelijk is voor door hen geleden schade, voor zover de schade het gevolg is van verwijtbare niet-nakoming of gebrekkige nakoming van zijn verplichtingen, ook indien de bewaarder de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of gedeeltelijk aan een derde heeft toevertrouwd;

  • e.

    indien bewijzen van rechten van deelneming worden afgegeven, deze bewijzen ook door de bewaarder worden ondertekend;

  • f.

    een voorstel door de beheerder van een beleggingsinstelling tot wijziging van de tussen de beleggingsinstelling en de deelnemers geldende voorwaarden tezamen met de bewaarder wordt gedaan;

  • g.

    indien de bewaarder van een beleggingsfonds te kennen geeft voornemens te zijn zijn functie neer te leggen, binnen een termijn van vier weken een vergadering van deelnemers wordt gehouden om in de benoeming van een nieuwe bewaarder te voorzien.

Artikel

6:2

(minimumvermogen beheerder en bewaarder)

Artikel

6:3

(prospectus beleggingsinstelling)

Artikel

6:4

(voorwaarden beleggingsinstelling en overige informatie)

§

2

Kredietinstellingen

Artikel

6:5

(vvgb-plichtige handelingen kredietinstellingen)

§

3

Verzekeraars

Artikel

6:6

(bijkomende risico’s )

Het is een schadeverzekeraar met zetel in de openbare lichamen toegestaan in de uitoefening van zijn bedrijf, naast de risico’s die behoren tot de branche waarvoor de vergunning is verleend, tevens risico’s te verzekeren die behoren tot andere branches, indien deze risico’s naar het oordeel van de Nederlandsche Bank als bijkomende risico’s kunnen worden beschouwd, omdat zij:

  • a.

    samenhangen met het hoofdrisico dat behoort tot de branche waarvoor de vergunning is verleend;

  • b.

    betrekking hebben op het belang of gevaarsobject dat is verzekerd tegen het hoofdrisico; en

  • c.

    worden verzekerd bij dezelfde overeenkomst als het hoofdrisico.

Artikel

6:7

(schaderegeling rechtsbijstandverzekering)

Artikel

6:8

(schade-afhandelaar w.a. motorrijtuigen)

§

4

Bemiddelaars

Artikel

6:9

(aanspraak assurantiebemiddelaar op provisie)

Artikel

6:10

(overname premie-incasso door verzekeraar)

Hoofdstuk

7

Zorgvuldige dienstverlening

§

1

Algemene bepalingen inzake informatieverstrekking

Artikel

7:1

(informatieverstrekking door financiëledienstverlener)

De door een financiëledienstverlener te verstrekken informatie:

  • a.

    is accuraat en wijst niet op de mogelijke voordelen van een financieel product, zonder dat ook een correcte en duidelijke indicatie van de mogelijke risico’s wordt gegeven;

  • b.

    is toereikend en door de presentatie ervan te begrijpen voor het gemiddelde lid van de groep tot wie zij is gericht;

  • c.

    geeft belangrijke zaken, vermeldingen of waarschuwingen niet verhuld of afgezwakt weer.

Artikel

7:2

(schriftelijk te verstrekken informatie)

Een financiëledienstverlener verstrekt de ingevolge de artikelen 5:4 tot en met 5:6 van de wet en de artikelen 7:5 tot en met 7:14 van dit besluit te verstrekken informatie schriftelijk. De financiëledienstverlener kan de informatie via een andere duurzame drager verstrekken, indien de consument of cliënt daarmee instemt.

§

2

Reclame-uitingen en andere onverplichte informatie

Artikel

7:3

(inhoud reclame-uiting krediet)

Artikel

7:4

(vermelding kosten krediet)

§

3

Verplichte precontractuele informatie

Artikel

7:5

(algemene precontractuele informatie)

Voordat een consument of cliënt een verplichting aangaat met betrekking tot een financieel product of een financiële dienst, verstrekt de financiëledienstverlener de consument of cliënt ten minste de informatie met betrekking tot:

  • a.

    zijn rechtsvorm;

  • b.

    zijn naam, adres en contactgegevens en, indien de financiëledienstverlener een rechtspersoon is, de statutaire naam en handelsnaam of handelsnamen;

  • c.

    de aard van de financiële dienstverlening;

  • d.

    zijn inschrijving in het door de toezichthouder gehouden register;

  • e.

    zijn interne klachtenprocedure als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de wet, en voor zover van toepassing, de erkende geschilleninstantie waarbij hij is aangesloten;

  • f.

    het recht dat op de verplichting van toepassing is of de door de financiëledienstverlener voorgestelde rechtskeuze;

  • g.

    de wijze waarop de verplichting kan worden beëindigd, de termijn die daarbij in acht moet worden genomen, de aan de beëindiging verbonden kosten en de overige gevolgen van beëindiging van de verplichting.

Artikel

7:6

(precontractuele informatie krediet)

Artikel

7:7

(precontractuele informatie levensverzekering)

Voorafgaande aan de totstandkoming van een overeenkomst inzake een levensverzekering verstrekt een levensverzekeraar een cliënt, onverminderd artikel 7:5, ten minste de volgende informatie:

  • a.

    het bedrag van de uitkering of uitkeringen waartoe hij zich verplicht of, voorzover dit bedrag niet op voorhand nauwkeurig kan worden bepaald, een nauwkeurige omschrijving van die uitkering of uitkeringen, alsmede van de factoren waarvan de hoogte van de uitkering of uitkeringen afhankelijk is;

  • b.

    een omschrijving van de keuzemogelijkheden die de cliënt of de gerechtigde op een uitkering heeft ingevolge de overeenkomst;

  • c.

    een nauwkeurige omschrijving van de valuta waarin de premie of de uitkering is uitgedrukt, indien dat een andere valuta is dan de dollar, of van de units, eenheden of datgene waarin de premie of de uitkering anderszins is uitgedrukt, of, indien de uitkering strekt tot het verrichten van andere dan geldelijke prestaties, van die prestaties;

  • d.

    indien bij een uitkering omzetting plaatsvindt in dollars of een andere valuta: een nauwkeurige omschrijving van de omzettingsmethode;

  • e.

    indien de uitkering in waarden wordt uitgedrukt: de vermelding van de aard van de waarden, waaronder aandelen of andersoortige rechten van deelneming in een beleggingsinstelling;

  • f.

    indien de overeenkomst een recht op winstdeling omvat: de wijze van berekening en toewijzing van de winstdeling;

  • g.

    de looptijd van de overeenkomst;

  • h.

    de premie, verschuldigd voor de hoofddekking, en, indien de overeenkomst voorziet in een of meer nevenuitkeringen, de premies die voor elk van de nevenuitkeringen zijn verschuldigd, alsmede, indien deze premies gedurende de looptijd fluctueren, een zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de wijze waarop ze worden berekend en van de factoren waardoor het beloop ervan wordt bepaald;

  • i.

    een opgave of de premie eenmalig is verschuldigd dan wel periodiek;

  • j.

    de periode gedurende welke premie verschuldigd is;

  • k.

    de kosten die naast de brutopremie in rekening worden gebracht;

  • l.

    indien de uitkering wordt uitgedrukt in rechten van deelneming in een beleggingsinstelling:

    • 1°.

      de kosten die worden ingehouden op de premie, bedoeld in onderdeel h, onderverdeeld naar eerste kosten, doorlopende kosten en aan- en verkoopkosten;

    • 2°.

      de kosten die worden ingehouden op de waarde van de rechten van deelneming, onderverdeeld naar eerste kosten, doorlopende kosten en aan- en verkoopkosten;

    • 3°.

      de kosten die de beheerder van de beleggingsinstelling jaarlijks in rekening brengt voor het beheer van de rechten van deelneming in die beleggingsinstelling;

    • 4°.

      de invloed van het gemiddelde jaarlijkse percentage van de kosten, bedoeld onder 1°, 2° en 3°, op het rendement en de uitkering, verbonden aan de overeenkomst;

    • 5°.

      de wijze waarop kosten als bedoeld onder 1°, 2° en 3°, worden verdeeld over de looptijd van de overeenkomst met de cliënt;

  • m.

    een omschrijving van de gevolgen van een verhoging of verlaging van de premie, met inbegrip van premievrijmaken, en, indien de overeenkomst in die mogelijkheid voorziet, van afkoop, en een opgave van de afkoopwaarde gedurende ten minste de eerste vijf jaren van de looptijd, onder vermelding van het voor de berekening gehanteerde rendementspercentage;

  • n.

    de wijze waarop de cliënt gebruik kan maken van zijn recht, bedoeld in artikel 5:18 van de wet, om de overeenkomst te ontbinden;

  • o.

    het aan de overeenkomst verbonden financiële risico en de mate waarin dit risico voor rekening is van de cliënt.

Artikel

7:8

(precontractuele informatie natura-uitvaartverzekering)

Artikel

7:9

(precontractuele informatie schadeverzekering branche motorrijtuigen)

Voorafgaande aan de totstandkoming van een verzekeringsovereenkomst tot dekking van wettelijke aansprakelijkheid, voortvloeiend uit het gebruik van motorrijtuigen, verstrekt een schadeverzekeraar met zetel in het buitenland die door middel van het verrichten van diensten vanuit een vestiging in het buitenland in de openbare lichamen zodanige verzekeringen aanbiedt, een cliënt, onverminderd artikel 7:5, de naam en het adres van de ingevolge artikel 6:8, eerste lid, door hem aangestelde schade-afhandelaar.

Artikel

7:10

(precontractuele informatie provisie bemiddelaar)

Indien een overeenkomst inzake een levensverzekering, niet zijnde een overlijdensrisicoverzekering, tot stand komt door tussenkomst van een bemiddelaar, informeert die bemiddelaar de cliënt tijdig voorafgaande aan de totstandkoming van de desbetreffende overeenkomst over de hoogte van de provisie die hij in verband met deze bemiddeling ontvangt.

Artikel

7:11

(verstrekken informatie na totstandkoming overeenkomst)

§

4

Informatieverstrekking gedurende de looptijd van een overeenkomst

Artikel

7:12

(tussentijdse informatie krediet)

Artikel

7:13

(tussentijdse informatie levensverzekeringen)

Artikel

7:14

(tussentijdse informatie natura-uitvaartverzekeringen)

Gedurende de looptijd van een overeenkomst inzake een natura-uitvaartverzekering verstrekt een natura-uitvaartverzekeraar de cliënt, ten minste de volgende informatie:

  • a.

    een wijziging van de polisvoorwaarden, voor zover redelijkerwijs relevant;

  • b.

    voorzover zulks niet blijkt uit de wijziging van de polisvoorwaarden, bedoeld in onderdeel a: iedere wijziging van de overeenkomst ten aanzien van de in de artikel 7:5, eerste lid, onderdelen b en d, en 7:8, met uitzondering van onderdeel h, bedoelde onderwerpen of van de op die onderdelen van toepassing zijnde regelgeving.

Artikel

7:15

(tussentijdse informatie schadeverzekeringen motorrijtuigen)

Een schadeverzekeraar met zetel in het buitenland die door middel van het verrichten van diensten vanuit een vestiging in het buitenland in de openbare lichamen verzekeringen aanbiedt tot dekking van wettelijke aansprakelijkheid, voortvloeiend uit het gebruik van motorrijtuigen, stelt de cliënt binnen twee weken in kennis van een wijziging in de naam of het adres van de ingevolge artikel 6:8, eerste lid, door hem aangestelde schade-afhandelaar.

Artikel

7:16

(tussentijdse informatie door een gevolmachtigde agent)

§

5

Kredietverlening

Artikel

7:17

(kredietverstrekking)

Artikel

7:18

(huishouden aanvrager)

Artikel

7:19

(beoordeling kredietaanvraag)

Artikel

7:20

(maximale kredietvergoedingspercentage)

Artikel

7:21

(maximale vertragingsvergoeding)

De ten hoogste toegelaten vertragingsvergoeding wordt bij regeling van Onze minister vastgesteld.

§

6

Beloning van tussenpersonen

Artikel

7:22

(provisie tussenpersonen)

Artikel

7:23

(afmakingscourtage)

Artikel

7:24

(begunstigingsverbod)

Hoofdstuk

8

Effectenverkeer

§

1

Aanbieden van effecten

Artikel

8:1

(inhoud prospectus)

Artikel

8:2

(taal van het prospectus)

De Autoriteit Financiële Markten kan verlangen dat een prospectus als bedoeld in artikel 5:19, eerste lid, van de wet in een of meer door haar te bepalen talen wordt gesteld, indien dit, gelet op de voorgenomen of mogelijke verspreiding van het prospectus, naar haar oordeel noodzakelijk is voor een adequate informatieverschaffing aan de beleggers. Zij kan aanwijzingen geven ten aanzien van de wijze waarop het prospectus algemeen verkrijgbaar wordt gesteld.

Artikel

8:3

(aanvullend document)

§

2

Marktmisbruik

Artikel

8:4

(uitzonderingen verbod op gebruik voorwetenschap)

Artikel 5:25, eerste lid, van de wet is niet van toepassing op de volgende categorieën transacties:

  • a.

    transacties in het kader van het monetaire beleid, het valutabeleid of het beheer van de overheidsschuld;

  • b.

    het in het kader van een personeelsregeling aan personen als bedoeld in artikel 3:5, eerste lid, van de wet of aan werknemers toekennen van effecten, indien daarbij een bestendige gedragslijn wordt gehanteerd met betrekking tot de voorwaarden en de periodiciteit van de regeling;

  • c.

    het in het kader van een personeelsregeling als bedoeld in onderdeel b uitoefenen van toegekende opties dan wel soortgelijke rechten, op de expiratiedatum van het desbetreffende recht of binnen een periode van vijf werkdagen voorafgaande aan die datum, alsmede het verkopen van de met de uitoefening van deze rechten verworven effecten binnen deze periode, indien de rechthebbende in dit laatste geval ten minste vier maanden voor de expiratiedatum schriftelijk aan de uitgevende instelling kenbaar heeft gemaakt tot verkoop te zullen overgaan of een onherroepelijke volmacht tot verkoop aan de uitgevende instelling heeft verleend;

  • d.

    een transactie waarvan het verrichten of bewerkstelligen noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan een verplichting tot levering van aandelen of certificaten van aandelen;

  • e.

    het bij wijze van dividenduitkering uitgeven of, anders dan in de vorm van keuzedividend, verkrijgen van aandelen of certificaten van aandelen;

  • f.

    het verkopen van in het kader van een personeelsregeling als bedoeld in onderdeel b toegekende effecten onmiddellijk nadat verkoop volgens de voorwaarden van de toekenning voor het eerst mogelijk wordt, waarbij de betrokkene de opbrengst van de verkoop onmiddellijk aanwendt ter voldoening van een uit de toekenning voortvloeiende belastingplicht.

Artikel

8:5

(uitzonderingen verbod op marktmanipulatie)

§

3

Zeggenschap in ter beurze genoteerde vennootschappen

Artikel

8:6

(uitgezonderde vennootschappen)

Hoofdstuk 6, paragrafen 2 en 3, is niet van toepassing op:

  • a.

    vennootschappen waarvan op de erkende effectenbeurzen geen aandelen worden verhandeld die zonder toepassing van artikel 6:2 van de wet als stemgerechtigde aandelen zouden worden aangemerkt;

  • b.

    vennootschappen waarvan de statuten bepalen dat de aandeelhouder het recht heeft om, onder bij of krachtens de statuten vastgestelde voorwaarden, zijn aandelen in het kapitaal van de vennootschap te doen inkopen;

  • c.

    vennootschappen waarvan de belegging en het beheer van het vermogen contractueel is opgedragen aan een derde, mits zulks blijkt uit de statuten of bij de laatste emissie van aandelen aan de aandeelhouders en aan de inschrijvers op de emissie duidelijk kenbaar is gemaakt.

Hoofdstuk

9

Bestuurlijke boete

Artikel

9:1

(bestuurlijke boetecategorieën)

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de hieronder opgenomen categorieën bestuurlijke boeten met daarbij behorende basisbedragen, minimumbedragen en maximumbedragen onderscheiden.

Eerste categorie

USD 500

USD 0

USD 2.000

Tweede categorie

USD 5.000

USD 0

USD 10.000

Derde categorie

USD 25.000

USD 0

USD 50.000

Artikel

9:2

(toepasselijke boetecategorie)

Artikel

9:3

(basisbedrag en verhoging of verlaging van het boetebedrag)

Artikel

9:4

(verdubbeling boete bij herhaalde overtreding)

Het door de toezichtautoriteit met toepassing van artikel 9:3 vast te stellen boetebedrag wordt verdubbeld, indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert het opleggen van een bestuurlijke boete aan de overtreder ter zake van eenzelfde overtreding.

Artikel

9:5

(boete naar draagkracht)

Hoofdstuk

10

Bijzondere prudentiële maatregelen verzekeraars

Artikel

10:1

(herstelplan)

Artikel

10:2

(saneringsplan en financieringsplan)

Hoofdstuk

10a

Depositogarantiestelsel

Artikel

10a:1

(begripsbepalingen)

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • deposito: een tegoed dat wordt gevormd door op een rekening staande gelden of dat tijdelijk uit normale banktransacties voortvloeit, en dat een kredietinstelling onder de toepasselijke wettelijke en contractuele voorwaarden dient terug te betalen, met inbegrip van een termijndeposito en een spaardeposito, met uitzondering van een tegoed waarvan:

    • a.

      het bestaan alleen kan worden aangetoond met behulp van een ander financieel product als bedoeld in artikel 1, onderdeel c tot en met h, van de wet, tenzij het een betaal- of spaarrekening betreft die wordt belichaamd in een certificaat van deposito dat op naam luidt;

    • b.

      de hoofdsom niet a pari terugbetaalbaar is;

    • c.

      de hoofdsom alleen a pari terugbetaalbaar is uit hoofde van een door de kredietinstelling of door een derde verstrekte garantie of overeenkomst;

  • depositogarantiestelsel: het depositogarantiestelsel, bedoeld in artikel 4:17 van de wet;

  • gegarandeerd deposito: een deposito voor zover dat gegarandeerd wordt uit hoofde van het depositogarantiestelsel.

Artikel

10a:2

(inwerkingstelling depositogarantiestelsel)

Artikel

10a:3

(garantie onder depositogarantiestelsel)

Artikel

10a:4

(mededeling besluit tot inwerkingstelling)

Artikel

10a:5

(aanvraag vergoeding)

Artikel

10a:6

(vaststelling bestaan en hoogte deposito)

Artikel

10a:7

(uitkering vergoeding)

Artikel

10a:8

(opschorting termijn in geval van strafrechtelijke vervolging)

Artikel

10a:9

(financiering depositogarantiestelsel)

Artikel

10a:10

(voorschot van ’s Rijks schatkist)

Artikel

10a:11

(gegevens voor de uitvoering van het depositogarantiestelsel)

Hoofdstuk

11

Slotbepalingen

§

1

Overgangsrecht

Artikel

11:1

(overgangsrecht in verband met Bazel II)

Een kredietinstelling met zetel in de openbare lichamen beschikt in afwijking van de bij of krachtens artikel 4:3 of 4:29 gestelde regels, tot 1 januari 2014 over voldoende solvabiliteit en liquiditeit, indien zij voldoet aan de artikelen 2.2 tot en met 2.5 van de Regeling financiële markten BES 2010, zoals deze regeling luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.

§

2

Wijziging van andere besluiten

§

3

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel

11:5

(inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan en voor de verschillende op grond van dit besluit te onderscheiden categorieën financiële ondernemingen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

11:6

(citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit financiële markten BES.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, J. C. de Jager
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Bijlage

1

In aanmerking te nemen antecedenten

Bijlage als bedoeld in artikel 3:1, derde lid

1

Strafrechtelijke antecedenten

1.1

Veroordelingen

Bij onherroepelijk vonnis is betrokkene in de openbare lichamen of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

2

Overige strafrechtelijke antecedenten

2.1

Veroordelingen

Bij vonnis is betrokkene in de openbare lichamen of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

Wetboek van Strafrecht BES:

Belastingwet BES:

Opiumwet 1960 BES:

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs of softdrugs (artikelen 2 tot en met 4).

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES:

Vuurwapenwet BES:

  • onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen (artikel 3).

Wapenwet BES:

  • onbevoegd voorhanden hebben van een wapen (artikel 1).

Wet van 20 april 1932, betreffende botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en ontzegging van de rijbevoegdheid BES:

  • motorvoertuig besturen na ontzegging (artikel 5), andere feiten de verkeersveiligheid betreffende als bedoeld in artikel 3.

Douane- en Accijnswet BES:

Buitenlandse strafbepalingen:

Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2.2

Transacties

Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht BES gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare overeenkomst met betrekking tot niet-vervolging ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, gesloten met de daartoe bevoegde autoriteit.

2.3

(voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging

Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.

Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.4

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de toezichtautoriteit van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.

3

Financiële antecedenten

3.1

Persoonlijk

  • betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;

  • ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;

  • betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken;

  • de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.

3.2

Zakelijk

  • de huidige of één van de voormalige werkgevers van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in de openbare lichamen of elders geleid;

  • met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surseance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken;

  • betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES (artikel 16).

3.3

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

4

Toezichtantecedenten

4.1

Toezichtantecedenten

  • het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;

  • betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;

  • aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, of 235, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Met deze weigering wordt gelijkgesteld een weigering van een dergelijke verklaring op soortgelijke gronden door een ter zake bevoegde autoriteit in een ander deel van het Koninkrijk.

4.2

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

5

Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten

5.1

Persoonlijk

Aan betrokkene is op grond van de Belastingwet BES een straf opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen (artikel 8.74, onderdeel f);

  • het niet nakomen van inlichtingenverplichtingen (artikel 8.76).

5.2

Zakelijk

Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Belastingwet BES een straf opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen (artikel 8.74, onderdeel f);

  • het niet nakomen van inlichtingenverplichtingen (artikel 8.76).

5.3

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de toezichtautoriteit van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

6

Zakelijk financiële antecedenten

  • betrokkene heeft of zou verwerven bij dezelfde onderneming die haar bedrijf uitoefent op grond van een vergunning van de toezichtautoriteit meer dan één van de volgende functies:

    • a.

      directeur;

    • b.

      lid van de Raad van commissarissen;

    • c.

      lid van de Raad van toezicht.

  • betrokkene heeft of zou verwerven bij meer dan één onderneming die haar bedrijf uitoefent op grond van een vergunning van de toezichtautoriteit één of meer van de volgende functies:

    • a.

      directeur;

    • b.

      lid van de Raad van commissarissen;

    • c.

      lid van de Raad van toezicht.

  • betrokkene is eigenaar of zou eigenaar worden van een assurantiebemiddelingsbedrijf.

  • betrokkene heeft in een onderneming die haar bedrijf uitoefent op grond van een vergunning van de toezichtautoriteit en die niet deel uitmaakt van de groep waartoe de onderneming behoort waarbij betrokkene beleidsbepaler is of zou worden:

    • a.

      een directe of indirecte deelneming van ten minste 5% van het nominaal kapitaal;

    • b.

      een zeggenschapsbelang inhoudende het direct of indirect kunnen uitoefenen van ten minste 5% van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap.

7

Overige antecedenten

  • betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten de openbare lichamen en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid;

  • betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).

Bijlage

2

Voorwaarden van beleggingsinstellingen

Bijlage als bedoeld in artikel 6:4, tweede lid

  • I.

    In de voorwaarden van de beleggingsinstelling worden vermeld:

    • 1.1.

      de regels voor de berekening van de koers bij emissie, verkoop of inkoop van dan wel terugbetaling op de rechten van deelneming;

    • 1.2.

      de regels die gelden voor de inkoop en verkoop van, alsmede de terugbetaling op, deelnemingsrechten door de beleggingsinstelling, waaronder, in voorkomend geval, de regels die gelden wanneer de beleggingsinstelling een derde bij overeenkomst met taken inzake de administratie, inkoop, verkoop of bewaarneming van door haar uitgegeven deelnemingsrechten heeft belast;

    • 1.3.

      door de beleggingsinstelling die de plicht heeft om deelnemingsrechten in te kopen, voor zover redelijkerwijs voorzienbaar: de gevallen waarin in het belang van de deelnemers de inkoop van de rechten van deelneming of de terugbetaling van de waarde van de deelnemingsrechten kunnen worden opgeschort;

    • 1.4.

      voor zover van toepassing, de effectenbeurzen en de andere geregelde, regelmatig functionerende, erkende open markten waar de effecten worden verhandeld waarin de beleggingsinstelling belegt;

    • 1.5.

      de regels voor de waardering van de activa;

    • 1.6.

      de vergoedingen en de uitgaven welke de beheerder van een beleggingsfonds ten laste van het fonds mag inhouden, alsmede de wijze van berekening van deze vergoedingen;

    • 1.7.

      de aard van de voor rekening van de beleggingsmaatschappij komende kosten;

    • 1.8.

      de wijze waarop wordt bepaald of de opbrengsten van de beleggingsinstelling worden uitgekeerd of herbelegd;

    • 1.9.

      de gevallen waarin vergaderingen van deelnemers kunnen of moeten worden gehouden, de regelingen voor het oproepen van deze vergaderingen en de wijze waarop het stemrecht is geregeld;

    • 1.10.

      de wijze waarop in de voorwaarden van de beleggingsinstelling wijzigingen kunnen worden aangebracht en in hoeverre hierbij de vergadering van deelnemers betrokken wordt;

    • 1.11.

      de regels en de voorwaarden die gelden bij een vervanging van de beheerder van het beleggingsfonds;

    • 1.12.

      vermelding van de regels en de voorwaarden die gelden bij een vervanging van de bewaarder.

  • II.

    In de voorwaarden van de beleggingsinstelling wordt bepaald dat:

    • 2.1.

      elk recht van deelneming van dezelfde soort recht geeft op een evenredig aandeel in het vermogen van de beleggingsinstelling voor zover dit aan de deelgerechtigden toekomt;

    • 2.2.

      voor de beleggingsinstelling waarvan de deelnemingsrechten op verzoek van de deelnemers door haar vrij ingekocht en verkocht worden, voldoende waarborgen aanwezig dienen te zijn opdat, behoudens wettelijke bepalingen en de hierboven onder I.1.3. genoemde gevallen, aan de verplichting om in te kopen en te verkopen kan worden voldaan;

    • 2.3.

      behalve ingeval van gratis verstrekking, deelnemingsrechten slechts worden uitgegeven indien de netto-uitgifteprijs binnen de vastgestelde termijnen in het vermogen van de beleggingsinstelling is gestort;

    • 2.4.

      ingeval bewijzen van rechten van deelneming worden afgegeven, deze bewijzen door de beleggingsinstelling worden ondertekend;

    • 2.5.

      de betaalbaarstelling van uitkeringen aan deelnemers, de samenstelling van de uitkeringen alsmede de wijze van betaalbaarstelling worden bekendgemaakt aan het adres van iedere deelnemer, of, indien deze adresgegevens onbekend zijn, op de website van de beleggingsinstelling, of, indien de beleggingsinstelling geen website heeft, in een advertentie in een prijscourant van de effectenbeurs waaraan de deelnemingsrechten in de beleggingsinstelling zijn genoteerd;

    • 2.6.

      een oproeping voor een vergadering van deelnemers geschiedt tenminste veertien dagen voor de aanvang van die vergadering, aan het adres van iedere deelnemer, of, indien deze adresgegevens onbekend zijn, op de website van de beleggingsinstelling, of, indien de beleggingsinstelling geen website heeft, in een advertentie in een prijscourant van de effectenbeurs waaraan de deelnemingsrechten in de beleggingsinstelling zijn genoteerd;

    • 2.7.

      een voorstel tot wijziging van de voorwaarden van de beleggingsinstelling wordt medegedeeld aan het adres van iedere deelnemer, of, indien deze adresgegevens onbekend zijn, op de website van de beleggingsinstelling, of, indien de beleggingsinstelling geen website heeft, in een advertentie in een prijscourant van de effectenbeurs waaraan de deelnemingsrechten in de beleggingsinstelling zijn genoteerd;

    • 2.8.

      wijziging van de voorwaarden van de beleggingsinstelling slechts met medeweten van de vergadering van deelnemers kan worden aangebracht;

    • 2.9.

      wijziging van de voorwaarden van de beleggingsinstelling, waardoor rechten of zekerheden van de deelnemers worden verminderd of lasten aan hen worden opgelegd, eerst van kracht wordt drie maanden na de instemming door de Autoriteit Financiële Markten en dat binnen deze periode de deelnemers hun rechten van deelneming tegen de gebruikelijke voorwaarden kunnen royeren;

    • 2.10.

      een voorstel tot opheffing van de beleggingsinstelling kenbaar moet worden gemaakt aan de vergadering van deelnemers;

    • 2.11.

      mededeling wordt gedaan van een verzoek aan de toezichthoudende autoriteit ingevolge artikel 2:14, aanhef, van de wet, tot intrekking van de vergunning, of, indien deze adresgegevens onbekend zijn, op de website van de beleggingsinstelling, of, indien de beleggingsinstelling geen website heeft, in een advertentie in een prijscourant van de effectenbeurs waaraan de deelnemingsrechten in de beleggingsinstelling zijn genoteerd;

    • 2.12.

      de beheerder van het beleggingsfonds bij het beheren uitsluitend in het belang van de deelnemers optreedt;

    • 2.13.

      indien de beheerder zijn voornemen te kennen geeft zijn functie neer te leggen, binnen een termijn van vier weken een vergadering van deelnemers wordt gehouden om in de benoeming van een nieuwe beheerder te voorzien;

    • 2.14.

      bij de vereffening van het vermogen, bedoeld artikel 6:4, eerste lid, onderdeel d, in de beheerder van het beleggingsfonds aan de deelnemers rekening en verantwoording aflegt alvorens tot uitkering aan de deelnemers over te gaan.

Bijlage

2a

Onder depositogarantiestelsel uitgezonderde vorderingen uit deposito's

(Bijlage als bedoeld in artikel 10A:3, tweede lid)

Het depositogarantiestelsel is niet van toepassing op:

  • 1.

    Deposito's van:

    • a.

      Diegenen die niet zijn een ingezetene als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES waarvan een persoonslijst is opgenomen in een basisadministratie als bedoeld in artikel 2 van die wet.;

    • b.

      bestuurders van de betalingsonmachtige kredietinstelling;

    • c.

      leden van het orgaan dat binnen de betalingsonmachtige kredietinstelling is belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken binnen de onderneming;

    • d.

      personen die voor ten minste tien procent in het kapitaal van de betalingsonmachtige kredietinstelling deelnemen;

    • e.

      rechtspersonen die deel uitmaken van dezelfde groep als waartoe de betalingsonmachtige kredietinstelling behoort;

    • f.

      bestuurders van rechtspersonen als bedoeld in onderdeel e, leden van organen die binnen die rechtspersonen zijn belast met het toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken binnen de onderneming, en personen die voor ten minste tien procent deelnemen in het kapitaal van een tot de groep, bedoeld in onderdeel e, behorende rechtspersoon;

    • g.

      echtgenoten, geregistreerde partners en minderjarige kinderen van de in onderdelen b tot en met d en f bedoelde personen;

    • h.

      ondernemingen en rechtspersonen die niet zijn ingeschreven in het handelsregister overeenkomstig het bepaalde in de Handelsregisterwet 2009 BES.

  • 2.

    Vorderingen uit door derden ten behoeve van personen als bedoeld onder 1 aangehouden deposito's.

  • 3.

    Deposito's van andere financiële ondernemingen.

  • 4.

    Deposito's van centrale en decentrale overheden of krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen.

  • 5.

    Deposito's waarvoor de schuldeiser van de betalingsonmachtige kredietinstelling zodanige rentetarieven of financiële voordelen heeft gekregen, dat die hebben bijgedragen tot de betalingsonmacht van de kredietinstelling.

  • 6.

    Deposito's uit hoofde van transacties in verband waarmee een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken wegens het witwassen van geld of het financieren van terrorisme.

  • 7.

    Schulden die voortvloeien uit accepten of promessen van de betalingsonmachtige kredietinstelling.

  • 8.

    Deposito's aangehouden bij een vestiging gelegen buiten de openbare lichamen.

Bijlage

3

Boetetabel

Bijlage als bedoeld in artikel 9:2

A

Wet financiële markten BES

1:7, tweede lid

2

2:1, eerste lid

3

2:3, eerste en tweede lid

3

2:17, eerste lid

2

2:21, eerste lid

2

2:23, eerste, derde en vijfde lid

3

3:1, eerste en derde lid

3

3:2 en 3:3

3

3:4, eerste lid

2

3:5

2

3:6

2

3:7

2

3:8 tot en met 3:12

2

3:13

2

3:15

2

3:16 tot en met 3:19

3

3:21 en 3:22

3

3:23 tot en met 3:26

2

3:28, eerste lid

3

3:29

2

3:33 en 3:34

2

3:35

3:36

1

2

3:37 tot en met 3:40

2

3:44

3

3:45, derde lid

3

3:45, vierde lid

2

3:45, vijfde lid

3

3:46, derde lid

3

3:46, vierde lid

2

3:46, vijfde lid

3

4:1, eerste en tweede lid

3

4:2

2

4:3

2

4:4 en 4:5

3

4:8

2

4:9

2

4:10 tot en met 4:13

2

4:15 tot en met 4:17

2

4:18, eerste lid

2

4:19

2

4:20

2

4:22

2

4:23, eerste en derde lid

3

4:25

3

4:26, derde lid

2

4:28, eerste lid

3

4:29, eerste lid

3

4:30 tot en met 4:32

2

4:33

2

4:34, eerste lid

2

4:35, eerste en tweede lid

3

4:36, eerste lid

2

4:37

2

4:38 tot en met 4:41

3

4:43

3

4:45, tweede en derde lid

2

4:46

3

4:47, eerste lid

1

4:48

2

5:2

2

5:3

2

5:4 tot en met 5:10

2

5:14

2

5:15, eerste en tweede lid

2

5:16, eerste lid

2

5:16, tweede lid

2

5:19, eerste lid

2

5:21

2

5:22, eerste en derde lid

2

5:23, eerste lid

2

5:25, eerste lid

3

5:26, eerste lid

3

5:27, eerste en tweede lid

3

7:10, vierde lid

2

7:11, eerste lid

2

7:17, eerste lid

3

7:17, tweede lid, onderdeel a

2

7:20, eerste en tweede lid

3

8:2, eerste en tweede lid

3

8:3

3

8:4, eerste lid

3

8:5, eerste tot en met derde lid

3

8:6

3

8:7, eerste lid

3

B

Besluit financiële markten BES

2:8 tot en met 2:11

2

2:15

3

2:16

2

2:17

3

3:3 tot en met 3:5

2

3:7, eerste lid

2

3:7, tweede lid

2

3:8 en 3:9

2

3:12 tot en met 3:27

2

3:29 en 3:30

2

3:32 tot en met 3:34

3

4:2 tot en met 4:9

3

4:10 en 4:11

2

4:12

3

4:14, eerste lid

3

4:14, derde lid

2

4:15

3

4:17, tweede lid

3

4:18, eerste lid

3

4:19, derde lid

3

4:20 tot en met 4:32

3

4:34 tot en met 4:42

3

4:46 tot en met 4:51

2

5:1

2

5:2 tot en met 5:4

5:5 en 5:6

1

2

6:1

2

6:2

3

6:3 en 6:4

2

6:6 tot en met 6:8

2

7:1 tot en met 7:17

2

7:19 en 7:20

2

7:22

2

7:23 en 7:24

2

8:1 tot en met 8:3

2

10:1 en 10:2

2

10A:10, eerste en tweede lid

2