Artikel
1:1
Definitie
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder wet: de Wet politiegegevens.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder wet: de Wet politiegegevens.
Voor het in combinatie met elkaar verwerken van politiegegevens, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken of werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van een goede uitvoering van de politietaak.
Voor het geautomatiseerd vergelijken van politiegegevens, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met de taken of werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:1. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet.
Voor het geautomatiseerd vergelijken alsmede het in combinatie met elkaar verwerken van politiegegevens, bedoeld in artikel 11, tweede onderscheidenlijk vierde lid, van de wet, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, b of c, van de wet. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met de taken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 2:1.
De ambtenaren van politie, bedoeld in de laatste zin van het tweede lid, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak en in overeenstemming met het hoofd van de in het tweede lid genoemde eenheid.
Voor het verwerken van politiegegevens met het oog op de controle en het beheer van een informant alsmede de beoordeling en verantwoording van het gebruik van informantgegevens, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie of de opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel d, van het Wetboek van Strafvordering die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a of c, van de wet.
Voor het verwerken van politiegegevens als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, onderdeel a, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met infiltratie, pseudo-koop of -dienstverlening en stelselmatige inwinning van informatie.
Voor het verwerken van politiegegevens als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, onderdeel b, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid van het Korps landelijke politiediensten die is belast met werkzaamheden op het terrein van getuigenbescherming.
Voor het geautomatiseerd vergelijken van politiegegevens, bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de wet, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie of de opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel d, van het Wetboek van Strafvordering die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a of c, van de wet.
De ambtenaren van politie, bedoeld in de vorige leden van dit artikel, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van hun taak.
Voor het verwerken van identificerende gegevens van een informant kunnen uitsluitend worden geautoriseerd het hoofd van de eenheid, bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, of diens plaatsvervanger.
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij handelingen die kunnen wijzen op het beramen of plegen van de misdrijven bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een daartoe ingerichte eenheid die specifiek is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet.
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij het beramen of plegen van de misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie of de opsporingsambtenaren als bedoeld in artikel 141, onderdeel d, van het Wetboek van Strafvordering die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken of werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van een goede uitvoering van de politietaak.
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij handelingen die, gezien hun aard of frequentie of het georganiseerde verband waarin zij worden gepleegd, een ernstige schending van de openbare orde vormen, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de wet. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken en werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van de goede uitvoering van de politietaak.
De categorieën van ambtenaren die in aanmerking kunnen komen voor de autorisaties, bedoeld in de artikelen 2:3, 2:4 en 2:5, eerste lid, worden aangewezen in overeenstemming met de officier van justitie.
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het doel, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties, kunnen worden geautoriseerd de personen die betrokken zijn bij het bewerken en analyseren van gegevens over ongebruikelijke transacties.
Voor het verwerken van gegevens met het oog op het uitvoeren van:
een taak ten dienste van de justitie, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel e, van de wet,
een taak ten behoeve van het verkrijgen van landelijk inzicht in een specialistisch onderwerp als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet of
de geautomatiseerde vergelijking met het oog op de melding van verschillende verwerkingen jegens eenzelfde persoon, bedoeld in artikel 13, derde lid van de wet,
kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die met de uitvoering van deze taak is belast.
De verantwoordelijke draagt er zorg voor dat de ambtenaren van politie, bedoeld in de artikelen 2:1 tot en met 2:5, beschikken over voldoende kennis en vaardigheden op het gebied van:
het informatieproces binnen de politie, meer in het bijzonder de verschillende vormen van verwerking van politiegegevens,
de wet- en regelgeving die relevant is voor de verwerking van politiegegevens, en
methoden en technieken van informatieanalyse.
De eisen inzake kennis en vaardigheden verschillen naar gelang van de aard van de verwerking waartoe de ambtenaar wordt geautoriseerd. Indien noodzakelijk kunnen deze eisen bij regeling van Onze Ministers worden vastgesteld.
Als functionaris, bedoeld in de artikelen 9, derde lid, 11, eerste, tweede en vierde lid en 13, derde lid, van de wet, kunnen worden aangewezen de leider van het betreffende onderzoek of zijn plaatsvervanger.
Als functionaris, bedoeld in de artikelen 10, vijfde lid, 11, tweede en vierde lid en 13, derde lid, van de wet, kunnen worden aangewezen het hoofd van de betreffende eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b of c, van de wet, dan wel het hoofd van een eenheid met een vergelijkbare taak of hun plaatsvervangers.
Indien bij de gegevensvergelijking, bedoeld in artikel 11 van de wet, gegevens overeenkomen, worden de verbanden op de volgende wijze zichtbaar gemaakt:
bij gegevens, voorzien van een codering als bedoeld in artikel 2:12, onderdeel a, en bij gegevens als bedoeld in artikel 8 van de wet, zijn de gerelateerde gegevens zichtbaar;
bij gegevens, als bedoeld in de artikelen 9 en 10, eerste lid, onderdelen a en c van de wet, zijn de overeenkomende gegevens zichtbaar en zijn de andere gerelateerde gegevens na instemming van de daartoe bevoegde functionaris zichtbaar;
bij gegevens, voorzien van een code als bedoeld in het artikel 2:12, onderdeel b, zijn de overeenkomende gegevens gedeeltelijk zichtbaar en de andere gerelateerde gegevens na instemming van de daartoe bevoegde functionaris zichtbaar;
bij gegevens, voorzien van een code als bedoeld in het artikel 2:12, onderdeel c, en bij gegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b van de wet, zijn de overeenkomende gegevens niet zichtbaar.
De functionaris, bedoeld in artikel 2:10, kan, indien noodzakelijk voor de goede uitvoering van de gegevensvergelijking, bedoeld in artikel 11 van de wet, politiegegevens voorzien van één van de navolgende codes:
instemming met verdere verwerking van politiegegevens;
vertrouwelijke verwerking als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, onderdelen a en b;
vertrouwelijke verwerking als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, onderdelen c, d, e en f.
Het ter beschikking stellen van politiegegevens kan alleen worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen in het geval:
het gegevens betreft omtrent informanten of andere personen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid van de wet;
gevaar voor leven of gezondheid van betrokkene of derden is te duchten;
van een verwerking voor een intern integriteitonderzoek onder verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder;
van een verwerking door de rijksrecherche onder verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal;
het gegevens betreft die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b van de wet;
van een verwerking voor een door het College van procureurs-generaal als embargo-onderzoek aangemerkt onderzoek met een zeer groot belang van afscherming vanwege afbreukrisico’s, levensbedreigende risico’s, politieke gevoeligheid of publiciteitsgevoeligheid van het onderzoek.
De terbeschikkingstelling van persoonsgegevens, die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, kan worden geweigerd tenzij:
de terbeschikkingstelling van de gegevens plaatsvindt ten behoeve van verdere verwerking met het oog op het doel, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet;
uit de gegevens zelf een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon een misdrijf heeft begaan;
de terbeschikkingstelling van de gegevens plaatsvindt op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de wet, en deze gegevens redelijkerwijs van belang kunnen zijn ter voorkoming of opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 3:1.
De misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de wet die gezien hun aard of samenhang met andere door de betrokkene begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, zijn:
de misdrijven, bedoeld in de artikelen 311, eerste lid, onder 3° tot en met 5°, en 416 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de feiten een schade van ten minste € 25 000 veroorzaakt hebben en betrokkene tevens een misdrijf als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 2°, van de wet heeft begaan;
de misdrijven, bedoeld in de artikelen 240b, 247, 248a, 248b, 249, 250 en 273f van het Wetboek van Strafrecht;
de misdrijven, bedoeld in de artikelen 177, 178, 361 en 363 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 179 en 180 van het Wetboek van Strafrecht in verband met de artikelen 181 en 182 van dat wetboek;
de misdrijven, bedoeld in de artikelen 225, 226, 227, 231 en 232 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover de feiten een schade van ten minste € 50 000 veroorzaakt hebben;
de misdrijven, bedoeld in de artikelen 191 en 197a van het Wetboek van Strafrecht;
het misdrijf, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel A, van de Opiumwet;
de misdrijven, bedoeld in de artikelen 26 en 31 van de Wet wapens en munitie, voor zover de feiten betrekking hebben op het voorhanden hebben van vuurwapens en explosieven.
De categorieën van misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet, die door hun omvang of ernst of hun samenhang met andere misdrijven een ernstig gevaar voor de rechtsorde opleveren, zijn:
terroristische misdrijven als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht;
mensenhandel als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht;
mensensmokkel als bedoeld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel a en onderdeel d, van de wet, kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van personen;
luchtvaartmaatschappijen, als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Luchtvaartwet, voor zover het gaat om personalia en gegevens betreffende de datum van retourvervoer ten behoeve van het voorkomen van overtredingen van de Opiumwet en de bescherming van de gezondheid van personen door het weigeren van het vervoer van personen van en naar bepaald aangewezen buitenlandse bestemmingen en er met de betreffende luchtvaartmaatschappijen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de waarborgen rond de gegevensverstrekking.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken, ten behoeve van de uitvoering van opdrachten tot signalering van personen in het buitenland en het nemen van een beslissing omtrent de afgifte van een paspoort of omtrent de verlening of verlenging van een visum.
De op grond van het eerste lid, onder b verstrekte gegevens met betrekking tot individuele personen worden door de luchtvaartmaatschappijen niet langer verwerkt dan gedurende een termijn van ten hoogste zesendertig maanden na de datum van de aanhouding van de betrokkene, die aanleiding geeft tot opneming van de gegevens op de lijst.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
de commissie, bedoeld in artikel 8 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, ten behoeve van het nemen van een beslissing op een verzoek tot uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven;
de stichting slachtofferhulp Nederland, ten behoeve van het behartigen van belangen van slachtoffers van strafbare feiten of verkeersongevallen;
de Stichting Processen Verbaal, voor zover het gegevens betreft inzake aanrijdingen of aanvaringen, ten behoeve van een goede uitvoering van haar taak;
het Waarborgfonds Motorverkeer, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, voor zover het betreft gegevens omtrent de personalia en de verblijfplaats van benadeelden en zij deze gegevens behoeven voor de hulp aan benadeelden ten behoeve van het geldend maken van een recht op schadevergoeding, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van die wet;
de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, ten behoeve van:
het onderzoek, bedoeld in de artikelen 101 en 142 van het Reglement rijbewijzen, en het betreft overtreding van artikel 6 of artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, of
de vervulling van de in de artikelen 130 tot en met 134a van de Wegenverkeerswet 1994 aan de Divisie Vorderingen van het bureau opgedragen taak;
Halt-bureaus, voor zover zij zijn aangewezen door Onze Minister van Justitie op grond van artikel 48g van de Wet Justitie-subsidies, ten behoeve van de alternatieve afdoening van de strafbare feiten, gepleegd door minderjarigen;
reclasseringswerkers als bedoeld in artikel 6 van de Reclasseringsregeling 1995, ten behoeve van het uitvoeren van de werkzaamheden, bedoeld in hoofdstuk 3 van die Regeling;
de Dienst Wegverkeer, ten behoeve van het uitvoeren van de taken van de dienst op grond van artikel 2 van de Regeling taken Dienst Wegverkeer;
een stichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Wet op de jeugdzorg, ten behoeve van de uitvoering van één van de taken als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en artikel 10, eerste lid, onderdelen b tot en met e van die wet;
de raad voor de kinderbescherming, ten behoeve van de uitvoering van één van de bij wet aan de raad opgedragen taken;
Onze Minister van Justitie, ten behoeve van:
het verwerken van gegevens over jeugdigen in het Cliënt Volgsysteem jeugdcriminaliteit, ter ondersteuning van de voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit;
het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van vreemdelingen in de Basisvoorziening Vreemdelingen en de verdere verstrekking van die gegevens aan instanties die zijn betrokken bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen, en aan andere instanties met een publieke taak belast, ten behoeve van registratie, identificatie en verificatie van vreemdelingen, hun documenten of hun verblijfsrechtelijke positie.
de Onderzoeksraad voor veiligheid, bedoeld in artikel 2 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, ten behoeve van de uitvoering van de in die wet opgedragen taken;
de door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen dienst, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover het betreft gegevens met betrekking tot het proces-verbaal en de kennisgeving van inbeslagneming, ten behoeve van een goede toepassing van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen;
benadeelden van strafbare feiten, waaronder begrepen de personen die in verband met die feiten in hun rechten zijn getreden of ingevolge enige wettelijke bepaling terzake van die rechten een recht van verhaal hebben gekregen, voor zover zij deze gegevens behoeven om in rechte voor hun belangen op te kunnen komen;
de Inspectie voor de Openbare Orde en Veiligheid van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ten behoeve van het toetsen van de taakuitvoering dan wel het beheer van de politie of het verrichten van onderzoek, bedoeld in artikel 53a, eerste lid, onderdelen b, c en d, van de Politiewet 1993;
de Minister van Justitie, ten behoeve van de verzending van beschikkingen en transacties en de tenuitvoerlegging van ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen door het Centraal Justitieel Incassobureau;
de Dienst Terugkeer en Vertrek, voor zover het betreft gegevens over vreemdelingen die zijn verkregen in het kader van de uitoefening van het toezicht, bedoeld in de artikelen 46 en 47 van de Vreemdelingenwet 2000, of de opsporing van strafbare feiten, ten behoeve van de begeleiding van de terugkeer of het vertrek uit Nederland van vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.
de Algemene Inspectiedienst van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ten behoeve van het uitvoeren van de taak, bedoeld in artikel 67 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan ambtenaren die bij of krachtens de wet zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van de bij regeling van Onze Ministers aangewezen wetgeving, voor zover het betreft gegevens over de naleving van die wetgeving, en er tussen de verantwoordelijke en de betreffende ambtenaren afspraken zijn gemaakt over welke gegevens verstrekt worden, in welke gevallen en onder welke voorwaarden. De verantwoordelijke legt deze afspraken vast.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan de door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid respectievelijk Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen respectievelijk de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen ten behoeve van de inschatting van de veiligheidsrisico’s met betrekking tot de uitoefening van vorenbedoeld toezicht.
Politiegegevens, die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, bedoeld in artikel 2 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, met het oog op signalering van veranderingen in de gegevens die in de basisadministratie zijn opgenomen.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c en 13 van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:
Onze Minister van Justitie, ten behoeve van:
het afgeven van een verklaring van geen bezwaar in verband met de oprichting van een naamloze of besloten vennootschap dan wel de wijziging van de statuten daarvan;
de uitvoering van artikel 5, eerste lid, van de Gratiewet;
de beoordeling van de benoeming, de herbenoeming of het ontslag van de leden van de commissies van toezicht bij de inrichtingen, bedoeld in onderdeel d;
het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;
de taakuitvoering van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.
de burgemeester ten behoeve van de beoordeling van een verzoek tot het verkrijgen van het Nederlanderschap op grond van de Rijkswet op het Nederlanderschap;
de directeuren van inrichtingen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet, van de inrichtingen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en van de inrichtingen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, en functionarissen van de Dienst Justitiële inrichtingen van het Ministerie van Justitie, ten behoeve van:
het nemen van beslissingen over hetzij de aanstelling of het ontslag van personeel, hetzij de toelating tot de inrichting van personen die niet worden ingesloten in de inrichting, voor zover dat noodzakelijk is voor de orde of veiligheid in de inrichting respectievelijk de voorziening;
het nemen van beslissingen over het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof;
het nemen van beslissingen over de erkenning van een penitentiair programma, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet, of een scholing- en trainingprogramma, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Beginselenwet justitiële inrichtingen;
het treffen van maatregelen met betrekking tot de voorkoming van strafbare feiten door of met betrekking tot gedetineerden, de handhaving van de orde en veiligheid in de justitiële inrichting, of de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
de commandant van de Koninklijke marechaussee, ten behoeve van de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 37s van de Luchtvaartwet;
de korpschef van een regionaal politiekorps, ten behoeve van zijn adviserende taak in het kader van de uitvoering van artikel 3.3.2 van het Vuurwerkbesluit;
het bevoegde gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel l, van het Besluit algemene rechtspositie politie en het bevoegde gezag, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, ten behoeve van het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 8a, eerste lid, en artikel 8b, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie en artikel 4a, eerste lid, en artikel 4b, eerste lid, van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie, of voor het verrichten van een onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid ten aanzien van personen die anderszins werkzaamheden verrichten voor een politiekorps, een voorziening tot samenwerking als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, van het Besluit algemene rechtspositie politie, het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, het Politie onderwijs- en kenniscentrum of de rijksrecherche en waarvoor de gezagdragende instanties justitiële gegevens als bedoeld in het Besluit justitiële gegevens vragen;
het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, ten behoeve van de uitoefening van de in die wet aan het bureau opgedragen taak;
de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van het nemen van beslissingen omtrent de toelating, het verblijf of de ongewenstverklaring, als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000, de Rijkswet op het Nederlanderschap of een verdrag dan wel een voor Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 112 van de Vreemdelingenwet 2000;
de burgemeester en de commissaris van de Koning, ten behoeve van hun adviserende taak, bedoeld in het Reglement op de Orde van de Nederlandsche Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau;
gedragsdeskundigen, voor zover het betreft auditieve of audiovisuele registraties van het verhoor van een persoon naar aanleiding van een ernstig strafbaar feit, voor het beoordelen van het verhoor en het opstellen van een deskundigenrapportage ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek, het gerechtelijk vooronderzoek of het onderzoek ter terechtzitting.
Politiegegevens, als bedoeld in het eerste lid, kunnen worden verstrekt aan leden van het openbaar ministerie ten behoeve van de adviserende taak in het kader van de uitvoering van de hierna te noemen wetten en, door tussenkomst van het openbaar ministerie in het kader van vorenbedoelde taak, verder worden verstrekt aan de hierna te noemen personen of instanties:
de Nederlandsche Bank, ten behoeve van:
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 5 van het Besluit prudentiële regels Wft, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon, als bedoeld in artikel 3:9, derde lid, en artikel 3:99, derde lid van de Wet op het financieel toezicht;
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 2 van de Beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van personen, als bedoeld in artikel 4 en 11, van de Wet toezicht trustkantoren;
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 31 van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Besluit verplichte beroepspensioenregeling, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van personen, als bedoeld in artikel 105, vijfde lid van de Pensioenwet en artikel 110, vijfde lid van het Besluit verplichte beroepspensioenregeling.
Onze Minister van Financiën, ten behoeve van het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 2 van de Beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van personen, als bedoeld in artikelen 2, 4 en 5 van de Wet inzake de geldtransactiekantoren;
de Autoriteit Financiële Markten, ten behoeve van:
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 10 van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van een persoon, als bedoeld in artikel 4:10, derde lid van de Wet op het financieel toezicht;
het verkrijgen van inzicht in de voornemens, handelingen en antecedenten, bedoeld in artikel 2 van de Beleidsregel 06-01 inzake de betrouwbaarheidstoetsing van (kandidaat)(mede)beleidsbepalers van accountantsorganisaties, ter vaststelling van de betrouwbaarheid van personen, als bedoeld in artikel 15 van de Wet toezicht accountantsorganisaties en de artikelen 5, 6 en 7 van het Besluit toezicht accountantsorganisaties.
Aan de verdere verstrekking van de op grond van het tweede lid verstrekte politiegegevens kunnen door het openbaar ministerie nadere voorwaarden worden gesteld. Die voorwaarden kunnen onder meer betreffen het ter beschikking stellen of doorgeven van die gegevens of inlichtingen daarover aan derden.
De op grond van het tweede lid verstrekte gegevens worden door de in dat lid genoemde personen en instanties niet langer dan gedurende een termijn van twaalf maanden na datum van verkrijgen bewaard. Gegevens die door de leden van het openbaar ministerie verder zijn verstrekt, kunnen langer worden bewaard met bijzondere toestemming van het openbaar ministerie. Daarbij kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan de volgende personen en instanties, voor zover zij deze behoeven voor het nemen van de besluiten waarmee zij zijn belast op grond van de hiernavolgende wetten:
de Minister van Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de Wet wapens en munitie;
de Minister van Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;
de korpschef, ten behoeve van het nemen van beschikkingen omtrent het verlenen of intrekken van jachtakten op grond van de Flora- en faunawet;
het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koningin, ten behoeve van het nemen van een beslissing omtrent de verlening, weigering of intrekking van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet;
de burgemeester, ten behoeve van het nemen van een beslissing omtrent een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen.
Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10 en 13 van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van:
het verrichten van dreiging- en risico-evaluaties en het vaststellen van bewaking- en beveiligingsopdrachten en adviezen door de evaluatiedriehoek, met het oog op het bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten;
het nemen van een beslissing omtrent een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van beweging, als voorzien in de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid.
In de gevallen waarin de verantwoordelijke beslist tot verstrekking van politiegegevens op grond van artikel 19 of artikel 20, eerste lid, van de wet, worden geen politiegegevens verstrekt die worden verwerkt overeenkomstig artikel 9 of artikel 10 van de wet.
Indien dringend noodzakelijk voor een goede uitvoering van de politietaak kan de verantwoordelijke in afwijking van het eerste lid beslissen tot verstrekking van politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 9 of 10, eerste lid, onderdelen a en c van de wet, na overleg met een functionaris die is aangewezen op grond van artikel 2:10.
Aan de volgende daartoe bepaald aangewezen personen kunnen op grond van artikel 23, tweede lid, van de wet, rechtstreeks politiegegevens, die worden verwerkt op grond van de artikelen 8, 9 of 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 van de wet worden verstrekt, voor zover zij deze behoeven voor de volgende doeleinden:
de ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 4:1, onderdeel a;
de ambtenaren van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, ten behoeve van het doel, bedoeld in artikel 4:1, onderdeel c;
de personen, werkzaam bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, ten behoeve van de taak van het meldpunt, bedoeld in artikel 3 van de Wet melding ongebruikelijke transacties;
de ambtenaren die werkzaam zijn bij de nationale politiële contactpunten, bedoeld in artikel 5:3, vierde lid.
Politiegegevens, die worden verwerkt op grond van de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, kunnen slechts worden verstrekt ten behoeve van beleidsinformatie en wetenschappelijk onderzoek en statistiek nadat aan de betrokken onderzoeker daartoe schriftelijk toestemming is verleend door:
Onze Minister van Justitie, indien het gegevens betreft die worden verwerkt met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de officier van justitie, of
de burgemeester, indien het gegevens betreft die worden verwerkt met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de burgemeester.
De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts gegeven indien
het onderzoek het algemeen belang dient;
de organisatie van de politie niet onnodig wordt belast;
het onderzoek zonder de betrokken gegevens niet kan worden uitgevoerd, en
de persoonlijke levenssfeer van de betreffende personen niet onevenredig wordt geschaad.
De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt ter kennis gebracht van de betreffende verantwoordelijke en geldt als machtiging tot het verstrekken van de omschreven gegevens.
Rechtstreekse benadering van personen, over wie politiegegevens worden verwerkt, door de onderzoeker vindt niet plaats, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan bij de toestemming ingevolge het eerste lid. Deze toestemming kan slechts worden verleend indien rechtstreekse benadering voor het doel van het onderzoek onvermijdelijk is.
Indien politiegegevens, als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 of 13 van de wet,.op grond van artikel 18, tweede lid, van de wet worden verstrekt ten behoeve van het in het eerste lid omschreven doel, is het bepaalde in het tweede, derde, vierde en vijfde lid van toepassing.
Bij de verstrekking van politiegegevens aan derden, op grond van de artikelen 19 en 20 van de wet, wijst de verantwoordelijke de betrokken personen en instanties op de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet.
Aan autoriteiten in een ander land, die zijn belast met de uitvoering van de politietaak, kunnen politiegegevens worden verstrekt, voorzover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in Nederland, dan wel voorzover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in het desbetreffende land ingeval van:
de opsporing van een ernstig misdrijf of de voorkoming van een ernstig gevaar voor de openbare orde,
een verzoek met betrekking tot een bepaalde persoon of een bepaald geval, of
de uitvoering van taken die overeenkomen met de taken ten dienste van de justitie, als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Politiewet 1993, op grond van een verzoek met betrekking tot een bepaalde persoon of een bepaald geval.
De gegevens worden verstrekt onder de algemene voorwaarde dat deze slechts verder kunnen worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. In bijzondere gevallen kunnen de verstrekte gegevens verder worden verwerkt ten behoeve van de voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid. Op verzoek van de ontvangende persoon of instantie kan de verantwoordelijke instemmen met de verdere verwerking van verstrekte gegevens voor een ander doel voor zover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in dat land.
De verstrekking van politiegegevens, die worden verwerkt in verband met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of de handhaving van de openbare orde, vindt plaats door tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten. De verstrekking kan zonder tussenkomst van dit korps plaatsvinden overeenkomstig afspraken met politieautoriteiten in het buitenland, voor zover deze afspraken zijn goedgekeurd door:
Onze Minister van Justitie, indien het gegevens betreft die worden verwerkt in het kader van de taakuitvoering onder het gezag van de officier van justitie;
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover het gegevens betreft die worden verwerkt in het kader van de taakuitvoering onder het gezag van de burgemeester.
In de grensgebieden kan de verstrekking, bedoeld in de eerste zin van het derde lid, zonder tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten plaatsvinden voor zover dit voortvloeit uit een verdrag waar ook België of Duitsland als verdragssluitende partij bij betrokken zijn of uit een besluit, bedoeld in artikel 34, tweede lid van, het Verdrag betreffende de Europese Unie.
Politiegegevens die betrekking hebben op de in artikel 5 van de wet genoemde kenmerken worden slechts verstrekt indien dit met het oog op een juiste beantwoording van een door een buitenlandse politieautoriteit gestelde vraag onvermijdelijk is.
Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op politiegegevens die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b van de wet. Verstrekking van gegevens die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel a of onderdeel c, van de wet vindt slechts plaats na instemming van de betrokken officier van justitie, respectievelijk de betrokken burgemeester.
Indien politiegegevens worden ontvangen van een ander land of van een internationale organisatie dan wordt de verstrekkende instantie desgevraagd geïnformeerd over de verwerking van de verstrekte gegevens en het daardoor behaalde resultaat.
Politiegegevens die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties kunnen worden verstrekt aan van overheidswege aangewezen administratieve of politiële meldpunten in het buitenland die een vergelijkbare taak hebben als het meldpunt. Het bepaalde in het derde lid vindt geen toepassing.
Aan personen of instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die zijn belast met de voorkoming en opsporing van strafbare feiten in de betreffende lidstaat, worden politiegegevens verstrekt onder gelijke voorwaarden als aan politieambtenaren in Nederland, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van die taak en behoudens de toepassing van de gronden, bedoeld in het tweede lid.
De verstrekking kan worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen indien dit:
een geval betreft als bedoeld in artikel 2:13;
essentiële nationale veiligheidsbelangen zou schaden;
het welslagen van een lopend onderzoek of een verwerking, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet of de veiligheid van personen in gevaar zou brengen;
duidelijk disproportioneel of irrelevant zou zijn met het oog op de doelen waarvoor om verstrekking van de gegevens is verzocht;
betrekking heeft op een strafbaar feit dat in Nederland strafbaar is gesteld met een gevangenisstraf van één jaar of minder;
betrekking heeft op politiegegevens die uitsluitend kunnen worden verstrekt na instemming van de officier van justitie en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking;
betrekking heeft op politiegegevens die zijn verkregen van een andere lidstaat of van een derde land en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking.
Verstrekking van politiegegevens betreffende de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, aan politieautoriteiten in een andere lidstaat van de Europese Unie kan rechtstreeks plaatsvinden door middel van de geautomatiseerde vergelijking van de categorieën van politiegegevens, bedoeld in het tweede lid.
De vergelijking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats in afzonderlijke gevallen en betreft dactyloscopische gegevens.
Indien bij de gegevensvergelijking wordt vastgesteld dat gegevens overeenkomen dan worden uitsluitend de overeenkomende gegevens verstrekt. Voor verstrekking van nadere, met betrekking tot de overeenkomende gegevens beschikbare persoon- of zaaksgegevens is een verzoek, als bedoeld in artikel 552h van het Wetboek van Strafvordering, vereist. De verdere verwerking van de verstrekte politiegegevens is uitsluitend toegestaan met het oog op:
de vaststelling of de vergeleken profielen overeenstemmen;
de voorbereiding en indiening van een verzoek om rechtshulp;
de protocollering van de gegevens.
Na afloop van de gegevensvergelijking worden de verstrekte gegevens onverwijld gewist, tenzij verdere verwerking noodzakelijk is ten behoeve van de doelen, als bedoeld in onderdeel b of c.
De verstrekking vindt uitsluitend plaats aan ambtenaren die werkzaam zijn bij daartoe aangewezen nationale politiële contactpunten en die zijn geautoriseerd voor de geautomatiseerde vergelijking van de politiegegevens. De lijst van ambtenaren, die zijn geautoriseerd tot de geautomatiseerde bevraging of vergelijking als bedoeld in het eerste lid, wordt desgevraagd ter beschikking gesteld aan de andere lidstaten en aan het College bescherming persoonsgegevens.
Aan de politieambtenaar uit een andere lidstaat van de Europese Unie, die is toegevoegd aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam als bedoeld in artikel 552qa van het Wetboek van Strafvordering dat is gevestigd in Nederland, kunnen politiegegevens worden verstrekt op gelijke voet als aan Nederlandse politieambtenaren, voor zover zij deze behoeven voor de doeleinden waarvoor het gemeenschappelijke onderzoeksteam is ingesteld.
Aan de Nederlandse politieambtenaar die is toegevoegd aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam als bedoeld in artikel 552qa van het Wetboek van Strafvordering dat is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, kunnen politiegegevens worden verstrekt met het oog op de gebruikmaking daarvan voor de doeleinden waarvoor het gemeenschappelijke onderzoeksteam is ingesteld.
Aan Europol worden gegevens verstrekt ten behoeve van de vervulling van de doelstelling en taken van die dienst op grond van de Europol-Overeenkomst.
Het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing op de volgende categorieën van personen:
infiltranten;
personen die in aanmerking zijn gebracht voor beschermingsmaatregelen, als bedoeld in het Besluit getuigenbescherming.
De verwerking, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt slechts plaats omtrent:
verdachten;
personen in de omgeving van de verdachte wier handelen van invloed kan zijn op het doel van de verwerking, als bedoeld in het eerste lid, en de bescherming van de infiltrant;
infiltranten;
begeleiders;
opsporingsambtenaren;
leden van het openbaar ministerie.
De verwerking, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vindt slechts plaats omtrent:
getuigen ten aanzien van wie een dreiging bestaat;
personen in de omgeving van de getuigen;
verdachten;
personen in de omgeving van de verdachte wier handelen van invloed kan zijn op het doel van de verwerking, als bedoeld in het eerste lid, en de bescherming van de getuige;
begeleiders;
opdrachtgevers.
Over de verwerkingen bedoeld in artikel 13, eerste, tweede en derde lid, van de wet, wordt tevoren schriftelijk vastgelegd:
ten behoeve van welk specifiek doel ter ondersteuning van de politietaak de gegevens verder worden verwerkt;
de categorieën van personen over wie gegevens ten behoeve van het betreffende doel verder worden verwerkt en de soorten van de over hen op te nemen gegevens;
de termijn waarbinnen dan wel de gevallen waarin het verder verwerken van de betreffende gegevens wordt beëindigd;
de frequentie waarmee de gegevens ter voldoening aan de onder c bedoelde verplichting tot beëindiging van de verwerking worden gecontroleerd;
de verantwoordelijke of verantwoordelijken die de gegevens verder verwerken;
indien sprake is van een bewerker, degene die als bewerker optreedt.
Over de verwerkingen bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt bovendien tevoren schriftelijk vastgelegd welke van de betreffende gegevens voor de korpsen rechtstreeks raadpleegbaar worden gesteld en welke aan de korpsen ter beschikking worden gesteld voor zover zij deze nodig hebben voor de uitvoering van de politietaak.
De op grond van het eerste en tweede lid schriftelijk vastgelegde gegevens worden ter inzage gelegd gedurende de tijd dat de gegevens ingevolge artikel 32, derde lid, van de wet beschikbaar zijn.
Voor een mededeling als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet, kan de verantwoordelijke ter vergoeding van kosten een bedrag van ten hoogste € 4,50 in rekening brengen aan betrokkene.
De schriftelijke vastlegging van het doel van het onderzoek, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, omvat een omschrijving van het onderwerp waar het onderzoek op is gericht en op welk deel van de uitoefening van de politietaak het onderzoek betrekking heeft.
Indien politiegegevens geautomatiseerd worden vergeleken met andere gegevens of in combinatie met elkaar worden verwerkt, als bedoeld in artikel 11, eerste, tweede, vierde en vijfde lid van de wet, worden van die verwerking de volgende gegevens vastgelegd:
de gegevens die voor de rechtstreekse raadpleging zijn gebruikt;
de identiteit of het kenmerk van de politieambtenaar die de rechtstreekse raadpleging heeft uitgevoerd;
de gegevens op grond waarvan kan worden nagegaan welke gegevens ter beschikking zijn gesteld voor verdere verwerking voor een doel, als bedoeld in artikel 9 of 10 van de wet;
Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing indien politiegegevens ter beschikking worden gesteld voor hernieuwde verwerking op grond van artikel 9 of 10 van de wet, bedoeld in artikel 14, derde lid, van de wet.
Indien politiegegevens op grond van paragraaf 3 van de wet worden verstrekt, worden van die verstrekking de volgende gegevens vastgelegd:
de identiteit van de verzoeker;
de datum van de verstrekking;
een omschrijving van de verstrekte gegevens;
het doel van de verstrekking.
Indien politiegegevens op grond van paragraaf 3 van de wet rechtstreeks langs geautomatiseerde weg, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet worden verstrekt, worden van die verstrekking de volgende gegevens vastgelegd:
een uniek kenmerk van de verzoeker;
de gegevens die ten behoeve van de gegevensvergelijking door de verzoeker zijn ingebracht;
de gegevens op grond waarvan kan worden nagegaan welke gegevens naar aanleiding van de gegevensvergelijking zijn verstrekt inclusief de mededeling van het niet voorhanden zijn van een gegeven;
de datum en het tijdstip van de verstrekking.
De verplichtingen van het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing op de verstrekking van gegevens op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de wet.
Twee jaren na inwerkingtreding van de wet, en vervolgens eenmaal in de vier jaren, laat de verantwoordelijke de uitvoering van de bij of krachtens de wet gegeven regels door een privacy audit controleren, op bij regeling van Onze Ministers te bepalen wijze.
De controle heeft betrekking op de wijze waarop het verwerken van politiegegevens is georganiseerd, de maatregelen en procedures die daarop van toepassing zijn en de werking van deze maatregelen en procedures.
Een onafhankelijke auditor die voldoet aan de bij regeling van Onze Ministers te stellen eisen van werkwijze, deskundigheid en betrouwbaarheid voert de controle uit.
De hercontrole, bedoeld in artikel 33, derde lid, van de wet, vindt plaats op bij regeling van Onze Ministers te bepalen wijze.
Bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties worden persoonsgegevens verwerkt over de volgende categorieën van personen:
personen ten aanzien van wie een melding heeft plaatsgevonden van een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie;
personen die als opdrachtgever, begeleider, tussenpersoon, begunstigde of lastgever betrokken zijn bij een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie;
personen, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat van het plegen van een misdrijf en personen die zijn veroordeeld terzake van het plegen van een misdrijf, indien noodzakelijk voor het doel van het meldpunt ongebruikelijke transacties;
personen, die betrokken zijn bij een verrichte of voorgenomen financiële transactie, ten aanzien waarvan een melding heeft plaatsgevonden bij een meldpunt in het buitenland;
personen, die betrokken zijn bij een verdachte transactie;
personen, die werkzaam zijn bij het meldpunt ongebruikelijke transacties, bij de politie, bij justitie, bij een instantie belast met het toezicht op de personen en instellingen die onder de wettelijke meldplicht vallen dan wel met enige publiekrechtelijke taak, bij een instelling of bij een buitenlands meldpunt, die als contactpersoon optreden voor wat betreft de verstrekking van gegevens door of aan het meldpunt;
personen, ten aanzien van wie een voor het doel van het meldpunt relevante relatie met een gemelde ongebruikelijke transactie bekend is geworden of vermoedelijk bekend zal worden, en deze relatie een andere is dan die bedoeld in de voorgaande onderdelen.
Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet politiegegevens in werking treedt.
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit politiegegevens.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.