Wet van 1 december 2011, houdende regels met betrekking tot de financiële markten in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het toezicht op die markten (Wet financiële markten BES)

Wet financiële markten BES

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede met het oog op een functionele inrichting van het toezicht, wenselijk is om de bij de staatkundige hervorming als wetten van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba overgenomen landsverordeningen betreffende het toezicht op financiële ondernemingen te vervangen door een op de openbare lichamen toegesneden algemene wet voor het toezicht op de financiële markten, met bijzondere aandacht voor de positie van de consument;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1:1

(begripsbepalingen)

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

  • aanbieden: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf rechtstreeks of middellijk:

    • a.

      doen van een voldoende bepaald, tot een consument of cliënt gericht voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst inzake een financieel product dan wel aangaan, beheren of uitvoeren van een dergelijke overeenkomst;

    • b.

      doen van een voldoende bepaald, tot meer dan een persoon gericht voorstel tot het als wederpartij aangaan van een overeenkomst tot het kopen of anderszins verkrijgen van effecten dan wel een uitnodiging tot het doen van een aanbod op effecten;

  • adviseren: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf aanbevelen van één of meer specifieke financiële producten of effecten aan een bepaalde consument of cliënt;

  • adviseur: degene die adviseert;

  • Autoriteit Financiële Markten: Stichting Autoriteit Financiële Markten;

  • beheerder: degene die het beheer voert over een beleggingsinstelling;

  • beleggingsfonds: niet in een rechtspersoon ondergebracht vermogen waarin ter collectieve belegging gevraagde of verkregen gelden of andere goederen zijn of worden opgenomen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;

  • beleggingsinstelling: beleggingsfonds of beleggingsmaatschappij;

  • beleggingsmaatschappij: rechtspersoon die gelden of andere goederen ter collectieve belegging vraagt of heeft verkregen teneinde de deelnemers in de opbrengst van de beleggingen te doen delen;

  • bemiddelaar: degene die bemiddelt;

  • bemiddelen: het in de uitoefening van een beroep of bedrijf als tussenpersoon verrichten van werkzaamheden, gericht op:

    • a.

      de totstandkoming van overeenkomsten inzake een financieel product tussen de aanbieder van dat product en een consument of cliënt;

    • b.

      de totstandkoming van transacties in effecten voor rekening van een cliënt;

    • c.

      het assisteren bij het beheer of de uitvoering van zodanige overeenkomsten of transacties;

  • bijkantoor: duurzaam in een andere staat dan de staat van zetel aanwezig onderdeel zonder rechtspersoonlijkheid van een financiële onderneming;

  • buitenland: ander land van het Koninkrijk of andere staat, alsmede het Europese deel van Nederland;

  • cliënt: een persoon, niet zijnde een professionele marktpartij, aan wie een financiële onderneming:

    • a.

      een verzekering of recht van deelneming in een beleggingsinstelling aanbiedt of voornemens is aan te bieden, of

    • b.

      een financiële dienst betreffende een verzekering, recht van deelneming in een beleggingsinstelling of effect verleent of voornemens is te verlenen;

  • consument: een niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf handelende natuurlijke persoon aan wie een financiële onderneming:

    • a.

      een financieel product aanbiedt of voornemens is aan te bieden, met uitzondering van verzekeringen en rechten van deelneming in beleggingsinstellingen;

    • b.

      een financiële dienst verleent of voornemens is te verlenen, met uitzondering van diensten betreffende verzekeringen, rechten van deelneming in beleggingsinstellingen of effecten;

  • effecten:

    • a.

      aandeelbewijzen, schuldbrieven, winst- en oprichtersbewijzen, optiebewijzen, warrants en soortgelijke waardepapieren;

    • b.

      rechten van deelgenootschap, opties, rechten op overdracht op termijn van zaken, inschrijvingen in aandelen- en schuldregisters en soortgelijke, al dan niet voorwaardelijke, rechten;

    • c.

      rechten uit overeenkomsten tot verrekening van een koers- of prijsverschil en soortgelijke verhandelbare rechten en waarden;

    • d.

      certificaten en recepissen van waarden als hiervoor bedoeld, met uitzondering van waarden die uitsluitend het karakter van betaalmiddel dragen en appartementsrechten;

  • effectenbeurs: aan regels onderworpen markt voor het bijeenbrengen van vraag en aanbod van effecten;

  • elektronisch geld: geldswaarde die is opgeslagen op een elektronische drager of op afstand in een centrale rekeningadministratie;

  • elektronischgeldinstelling: degene die, geen kredietinstelling zijnde, zijn bedrijf maakt van het ter beschikking verkrijgen van gelden in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven waarmee betalingen kunnen worden verricht aan anderen dan degene die het elektronische geld uitgeeft;

  • externe deskundige: deskundige als bedoeld in artikel 121 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES;

  • financieel product:

    • a.

      betaal- of spaarrekening, met inbegrip van de daaraan verboden betaal- of spaarfaciliteiten;

    • b.

      elektronisch geld;

    • c.

      krediet;

    • d.

      recht van deelneming in een beleggingsinstelling;

    • e.

      levensverzekering, natura-uitvaartverzekering of schadeverzekering;

    • f.

      bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen andere producten;

    • g.

      samenstel van twee of meer onder a tot en met f genoemde producten

    • h.

      samenstel van effecten en een of meer onder a tot en met f genoemde producten;

  • financiële dienst:

    • a.

      adviseren of bemiddelen;

    • b.

      optreden als vermogensbeheerder;

    • c.

      verlenen van andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten;

  • financiële onderneming: adviseur, beleggingsinstelling, bemiddelaar, elektronischgeldinstelling, geldtransactiekantoor, gevolmachtigde agent, houder van een effectenbeurs, kredietinstelling, kredietaanbieder, ondergevolmachtigde agent, trustkantoor, vermogensbeheerder of verzekeraar;

  • geldtransactie:

    • a.

      het wisselen van munten of bankbiljetten;

    • b.

      het uitbetalen van munten of bankbiljetten op vertoon van een creditcard of tegen inlevering van cheques of andere waardepapieren;

    • c.

      het in het kader van een geldelijke overmaking ter beschikking krijgen van gelden of geldswaarden teneinde deze al dan niet in dezelfde vorm aan een derde elders betaalbaar te stellen of te doen stellen, dan wel het betalen of betaalbaar stellen van gelden of geldswaarden die elders al dan niet in dezelfde vorm ter beschikking zijn gesteld, een en ander voor zover de geldelijke overmaking een op zichzelf staande dienst is;

    • d.

      het verrichten van andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen verwante activiteiten;

  • geldtransactiekantoor: degene die zijn bedrijf maakt van het uitvoeren van geldtransacties ten behoeve of op verzoek van derden of het verrichten van werkzaamheden, gericht op de totstandkoming van zodanige transacties;

  • Gerecht: Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • gevolmachtigd agent: gevolmachtigde vertegenwoordiger van een verzekeraar, die, op grond van zijn volmacht, voor rekening van die verzekeraar overeenkomsten van verzekering met cliënten sluit;

  • groep: economische eenheid van organisatorisch verbonden rechtspersonen, vennootschappen of natuurlijke personen;

  • Koninkrijk: het Koninkrijk der Nederlanden;

  • krediet: het aan een consument ter beschikking stellen van een geldsom of verschaffen van het genot van een roerende zaak, dan wel ten behoeve van een consument ter beschikking stellen van een geldsom aan derden, onder gehoudenheid van de consument om ter zake een of meer betalingen te verrichten;

  • kredietaanbieder: degene die krediet aanbiedt;

  • kredietinstelling: degene die zijn bedrijf maakt van het buiten besloten kring ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen, en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen;

  • levensverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van levensverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die verzekeringen;

  • levensverzekering: overeenkomst van verzekering tot het doen van geldelijke uitkeringen in verband met het leven of de dood van de mens, met uitzondering van overeenkomsten van ongevallenverzekering;

  • natura-uitvaartverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van natura-uitvaartverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die verzekeringen;

  • natura-uitvaartverzekering: overeenkomst van verzekering tot het doen van uitkeringen in natura in verband met het overlijden van de mens;

  • Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;

  • ondergevolmachtigde agent: ondergevolmachtigde vertegenwoordiger van een verzekeraar die op grond van een door een gevolmachtigde agent afgegeven ondervolmacht voor rekening van die verzekeraar overeenkomsten van verzekering met cliënten sluit;

  • Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  • openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • opvorderbare gelden: gelden die op enig moment terugbetaald moeten worden, uit welke hoofde dan ook, en waarvan op voorhand duidelijk is welk nominaal bedrag moet worden terugbetaald;

  • persoon: natuurlijke persoon of rechtspersoon;

  • premie: door verzekeringnemer uit hoofde van een overeenkomst van verzekering verschuldigde, in geld uitgedrukte prestatie;

  • professionele marktpartij: beleggingsinstelling, kredietinstelling, pensioenfonds, vermogensbeheerder, verzekeraar of andere bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen partij;

  • schadeverzekeraar: degene die zijn bedrijf maakt van het sluiten van schadeverzekeringen voor eigen rekening en het afwikkelen van die verzekeringen;

  • schadeverzekering: overeenkomst van verzekering, niet zijnde een levensverzekering of natura-uitvaartverzekering, met inbegrip van overeenkomsten van ongevallenverzekering;

  • staat van zetel: de staat waar een onderneming haar zetel heeft, dan wel:

    • a.

      indien de onderneming haar zetel heeft in het Caribische of het Europese deel van Nederland: het desbetreffende deel van Nederland, of

    • b.

      indien de onderneming haar zetel heeft in een ander land van het Koninkrijk: het desbetreffende land;

  • toezichtautoriteit: de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, elk voor zover zij ingevolge de artikelen 1:5 en 1:6 zijn belast met de uitvoering of handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde;

  • toezichthoudende instantie: overheidsinstantie of van overheidswege aangewezen instantie, niet zijnde de Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten, die is belast met het toezicht op financiële markten of op die markten werkzame personen;

  • trustdienst:

    • a.

      het in opdracht van een derde, niet zijnde een derde die behoort tot een groep waarvan ook de verlener van de trustdienst deel uitmaakt:

      • 1°.

        optreden als bestuurder of vennoot van een rechtspersoon of vennootschap;

      • 2°.

        ter beschikking stellen van een adres of correspondentieadres als bedoeld in de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b, en 13, onderdeel a, van het Handelsregisterbesluit BES aan een rechtspersoon of vennootschap, in combinatie met administratieve of adviserende werkzaamheden;

      • 3°.

        oprichten of liquideren dan wel doen oprichten of liquideren van rechtspersonen;

      • 4°.

        zijn van trustee in de zin van het op 1 juli 1985 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake het recht dat toepasselijk is op trusts en inzake de erkenning van trusts (Trb. 1985, 141);

    • b.

      het verkopen van rechtspersonen of daarbij bemiddelen;

    • c.

      het ten behoeve van degene aan wie de trustdienst wordt verleend, gebruik maken van een vennootschap die behoort tot een groep waarvan ook de verlener van de trustdienst deel uitmaakt;

    • d.

      het verrichten van andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen diensten;

  • trustkantoor: degene die van het verlenen van trustdiensten zijn beroep of bedrijf maakt;

  • uitgevende instelling: een ieder die effecten heeft uitgegeven of voornemens is uit te geven;

  • vermogensbeheerder: degene die in de uitoefening van een beroep of bedrijf op grond van een overeenkomst, anders dan als beheerder van een beleggingsinstelling, op discretionaire basis het beheer voert over effecten die toebehoren aan een persoon, of over aan deze persoon toebehorende middelen ter belegging in effecten, daaronder begrepen het verrichten of doen verrichten van effectentransacties voor rekening van de persoon met wie de overeenkomst is gesloten;

  • verzekeraar: levensverzekeraar, natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar;

  • vestiging: zetel of bijkantoor;

  • zetel: plaats waar een onderneming volgens haar statuten of reglementen is gevestigd dan wel, indien zij geen rechtspersoon is, de plaats waar de onderneming haar hoofdvestiging heeft.

Artikel

1:2

(toepassingsbereik)

Deze wet is van toepassing in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel

1:3

(uitzonderingen)

Artikel

1:4

(rechtsgeldigheid privaatrechtelijke rechtshandelingen)

De rechtsgeldigheid van een privaatrechtelijke rechtshandeling, verricht in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde, is niet uit dien hoofde aantastbaar, behoudens voor zover in deze wet anders is bepaald.

§

2

De toezichtautoriteiten

Artikel

1:5

(taakstelling de Nederlandsche Bank)

Artikel

1:6

(taakstelling Autoriteit Financiële Markten)

Artikel

1:7

(bevoegdheid inlichtingen te vorderen)

Artikel

1:8

(begroting, verantwoording en jaarverslag)

Vervallen

Artikel

1:9

(zorgvuldige taakuitvoering)

Vervallen

Artikel

1:10

(doorberekening toezichtkosten)

Artikel

1:11

(inlichtingenrecht van minister i.v.m. beleidsvoornemens)

Vervallen

Artikel

1:12

(onderzoek naar toereikendheid of uitvoering van de wet)

Artikel

1:13

(taakverwaarlozing door toezichtautoriteit)

Vervallen

Artikel

1:13a

(aansprakelijkheidsbeperking toezichtautoriteiten)

§

3

Samenwerking tussen toezichthoudende instanties

Artikel

1:14

(advies bij vergunningverlening)

Artikel

1:15

(advies over verklaring van geen bezwaar)

De Nederlandsche Bank stelt de Autoriteit Financiële Markten in de gelegenheid advies uit te brengen alvorens zij met betrekking tot een gekwalificeerde deelneming in een beleggingsinstelling of een vermogensbeheerder een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 3:28 verleent. Artikel 1:14, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

1:16

(advies over bestuurlijke maatregelen)

Artikel

1:17

(bindende aanbeveling bij negatieve bestuurderstoets)

Artikel

1:18

(samenwerking met andere toezichthoudende instanties)

Artikel

1:19

(nadere regels betreffende samenwerking)

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerking tussen de toezichtautoriteiten en de samenwerking met buitenlandse toezichthoudende instanties.

§

4

Geheimhoudingsplicht en vertrouwelijke gegevens

Artikel

1:20

(geheimhoudingsplicht)

Artikel

1:21

(gegevensuitwisseling met andere instanties)

Artikel

1:22

(gegevensuitwisseling met opsporingsinstanties)

De toezichtautoriteit is in afwijking van artikel 1:20, eerste lid, bevoegd vertrouwelijke gegevens of inlichtingen, verkregen bij de uitvoering van een haar op grond van deze wet opgedragen taak, te verstrekken aan instanties die zijn belast met de uitoefening van strafvorderlijke bevoegdheden.

Artikel

1:23

(bewindvoerder, curator en rechter-commissaris)

Artikel

1:24

(monetaire autoriteiten, externe deskundigen e.a.)

Artikel

1:25

(verklaringen in burgerlijke zaken)

Artikel 1:20, eerste lid, laat onverlet de toepasselijkheid van de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES die betrekking hebben op het als getuige of als partij in een comparitie van partijen dan wel als deskundige in burgerlijke zaken afleggen van een verklaring omtrent gegevens of inlichtingen, verkregen bij de vervulling van een op grond van deze wet opgedragen taak, voor zover het gaat om vertrouwelijke gegevens of inlichtingen omtrent een financiële onderneming die in staat van faillissement is verklaard of op grond van een rechterlijke uitspraak is ontbonden.

§

5

Vrijstelling en ontheffing

Artikel

1:27

(ontheffing)

Hoofdstuk

2

Markttoegang

§

1

Vergunningen

Artikel

2:1

(vergunning van de Nederlandsche Bank)

Artikel

2:2

(groepsvergunning trustkantoren)

Artikel

2:3

(vergunning van de Autoriteit Financiële Markten)

Artikel

2:4

(voorkomen dubbele vergunningplicht DNB en AFM)

Artikel

2:5

(overdraagbaarheid)

Vergunningen, verleend op grond van deze wet, zijn persoonlijk en niet overdraagbaar.

§

2

Aanvraag van een vergunning

Artikel

2:6

(indiening aanvraag)

Artikel

2:7

(niet in behandeling nemen aanvraag)

Artikel

2:8

(beslistermijn)

Artikel

2:9

(opschorting beslistermijn)

Artikel

2:10

(aanhouden beslissing in verband met vvgb)

§

3

Verlening, weigering en intrekking van vergunningen

Artikel

2:11

(verlening van de vergunning)

De toezichtautoriteit verleent de vergunning, indien de aanvrager aantoont dat zal worden voldaan aan, voor zover op de betrokken financiële onderneming van toepassing, de bij of krachtens de artikelen 3:1 tot en met 3:6, 3:8 tot en met 3:24, 3:33, 3:34 en 3:44 tot en met 3:46 gestelde regels, alsmede:

  • a.

    voor beleggingsinstellingen: de bij of krachtens de artikelen 4:1 tot en met 4:5 en 4:10 gestelde regels;

  • b.

    voor houders van effectenbeurzen: de bij of krachtens de artikelen 4:15 en 4:16 gestelde regels;

  • c.

    voor kredietinstellingen, elektronischgeldinstellingen en geldtransactiekantoren: de bij of krachtens de artikelen 4:18 en 4:21 gestelde regels;

  • d.

    voor verzekeraars: de bij of krachtens de artikelen 4:25 tot en met 4:34 gestelde regels.

Artikel

2:12

(voorschriften en beperkingen)

Aan een vergunning kunnen met het oog op de belangen die deze wet beoogt te beschermen, voorschriften worden verbonden en beperkingen worden gesteld.

Artikel

2:13

(weigering van de vergunning)

De toezichtautoriteit kan in afwijking van artikel 2:11 de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien:

  • a.

    zij gronden heeft om aan te nemen dat de vergunning is aangevraagd met het oogmerk de betrokken financiële onderneming te onttrekken aan het toezicht op financiële ondernemingen in een andere staat of een ander deel van het Koninkrijk;

  • b.

    de betrokken onderneming haar zetel in het buitenland heeft en de toezichtautoriteit van oordeel is dat de toezichthoudende instantie in de staat van zetel onvoldoende in staat is om adequaat en effectief toezicht op de onderneming uit te oefenen;

  • c.

    de belangen die deze wet beoogt te beschermen, zich tegen verlening van de vergunning verzetten.

Artikel

2:14

(wijziging of intrekking van de vergunning)

De toezichtautoriteit kan een door haar verleende vergunning wijzigen dan wel geheel of gedeeltelijk intrekken op verzoek van de vergunninghouder en voorts indien:

  • a.

    de gegevens of bescheiden die bij de aanvraag om vergunning zijn verstrekt, onjuist of onvolledig blijken en kennis omtrent de juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing op de aanvraag zou hebben geleid;

  • b.

    zich omstandigheden voordoen of feiten bekend worden op grond waarvan, zo zij zich hadden voorgedaan of bekend waren geweest voor het tijdstip waarop de vergunning werd verleend, de vergunning zou zijn geweigerd;

  • c.

    de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde regels dan wel de aan de vergunning verbonden voorschriften of gestelde beperkingen niet naleeft;

  • d.

    uit de verklaring omtrent de getrouwheid, bedoeld in artikel 3:35, tweede lid, of 3:36, tweede lid, of het actuarieel verslag, bedoeld in artikel 3:36, derde lid, niet blijkt dat de jaarrekening of de staten van de onderneming een getrouw beeld geeft of geven van de grootte en de samenstelling van de onderneming of van het resultaat over het desbetreffende boekjaar;

  • e.

    de vergunninghouder geen of onvolledig gevolg heeft gegeven aan een krachtens artikel 7:12 of 7:13 gegeven aanwijzing;

  • f.

    de vergunninghouder de bij of krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES of de Sanctiewet 1977 gestelde regels niet naleeft;

  • g.

    niet binnen twaalf maanden na verlening van de vergunning met de vergunde activiteit daadwerkelijk een aanvang is gemaakt;

  • h.

    de vergunninghouder de vergunde activiteit heeft beëindigd of de uitoefening van zijn beroep of bedrijf gedurende meer dan twaalf maanden heeft gestaakt;

  • i.

    de vergunninghouder de onderneming ten behoeve waarvan de vergunning is verleend, geheel of gedeeltelijk overdraagt;

  • j.

    de vergunninghouder oneigenlijk gebruik of misbruik maakt van de vergunning;

  • k.

    de belangen die deze wet beoogt te beschermen, zich tegen instandhouding of ongewijzigde instandhouding van de vergunning verzetten.

Artikel

2:15

(verplichte intrekkingsgronden)

Artikel

2:16

(motivering en bekendmaking)

Een beslissing op een aanvraag om vergunning of een beslissing tot wijziging, intrekking of beperking van een vergunning is met redenen omkleed en wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de aanvrager, onderscheidenlijk de vergunninghouder.

Artikel

2:17

(afwikkeling bedrijf na intrekking vergunning)

Artikel

2:18

(wijzigingen na vergunningverlening)

§

4

Register financiële markten

Artikel

2:19

(register financiële markten)

Artikel

2:20

(inschrijving in register)

§

5

Bijzondere bepalingen

Artikel

2:21

(verbod op gebruik woord «bank»)

Artikel

2:22

(verbod aantrekken opvorderbare gelden)

Artikel

2:23

(inkomende dienstverrichting verzekeraars)

Hoofdstuk

3

Algemene bepalingen betreffende financiële ondernemingen

§

1

Zetel en rechtsvorm

Artikel

3:1

(plaats van zetel)

Artikel

3:2

(buitenlandse ondernemingen)

Artikel

3:3

(rechtsvorm)

§

2

Bestuur, inrichting en bedrijfsvoering

Artikel

3:4

(betrouwbaarheid beleidsbepalers)

Artikel

3:5

(geschiktheid beleidsbepalers)

Artikel

3:6

(vierogenprincipe en plaats van werkzaamheden)

Artikel

3:7

(benoeming beleidsbepalers)

Artikel

3:8

(integere bedrijfsuitoefening)

Artikel

3:9

(beheerste bedrijfsuitoefening)

Artikel

3:10

(doorzichtige zeggenschapstructuur)

Artikel

3:11

(vakbekwaamheid werknemers)

Artikel

3:12

(klachtbehandeling)

Artikel

3:13

(uitbesteding aan derden)

Artikel

3:14

(buitenlandse ondernemingen)

De artikelen 3:4 tot en met 3:9 en 3:11 tot en met 3:13 zijn, indien een financiële onderneming haar zetel in het buitenland heeft, slechts van toepassing met betrekking tot de activiteiten die de betrokken onderneming in of vanuit de openbare lichamen verricht.

Artikel

3:15

(verplichte vertegenwoordiger)

§

3

Financiële waarborgen

Artikel

3:16

(minimumvermogen)

Artikel

3:17

(solvabiliteit)

Artikel

3:18

(liquiditeit)

Artikel

3:19

(technische voorzieningen verzekeraar)

Artikel

3:20

(bewijsvermoeden buitenlandse ondernemingen)

Artikel

3:21

(bijzondere waarborgen buitenlandse ondernemingen)

Artikel

3:22

(waarborgen houders van een effectenbeurs)

Een houder van een effectenbeurs beschikt over voldoende financiële middelen om een ordelijke werking van de markt te bevorderen, gelet op de aard en omvang van de op de markt uitgevoerde transacties en de risico’s waaraan hij is blootgesteld.

Artikel

3:23

(vermogensscheiding)

Artikel

3:24

(beroepsaansprakelijkheidsverzekering tussenpersonen)

Een adviseur, bemiddelaar, niet zijnde een bemiddelaar in effecten, of een gevolmachtigd of ondergevolmachtigd agent heeft ter dekking van aansprakelijkheid, voortvloeiende uit de uitoefening van zijn beroep of bedrijf, een verzekeringsovereenkomst afgesloten die voldoet aan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Artikel

3:25

(meldingsplicht bij niet-voldoen)

Indien een financiële onderneming voorziet of redelijkerwijze kan voorzien dat zij niet voldoet of niet zal voldoen aan de ingevolge de artikelen 3:16 tot en met 3:21 op haar van toepassing zijnde eisen, stelt zij de Nederlandsche Bank daarvan onverwijld in kennis.

Artikel

3:26

(ontbinding of liquidatie)

§

4

Deelnemingen in financiële ondernemingen

Artikel

3:27

(begrip gekwalificeerde deelneming)

Onder gekwalificeerde deelneming wordt in deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen verstaan: een rechtstreeks of middellijk belang van ten minste tien procent van het geplaatste aandelenkapitaal van een onderneming of het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van ten minste tien procent van de stemrechten in een onderneming dan wel het rechtstreeks of middellijk kunnen uitoefenen van een daarmee vergelijkbare zeggenschap.

Artikel

3:28

(verklaring van geen bezwaar)

Artikel

3:29

(betrouwbaarheid houder van deelneming)

De betrouwbaarheid van personen die op grond van een gekwalificeerde deelneming het beleid van een in artikel 3:28, eerste lid, genoemde onderneming bepalen of mede bepalen of kunnen bepalen of mede bepalen, moet buiten twijfel staan. Artikel 3:4, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

3:30

(verlening van verklaring van geen bezwaar)

Artikel

3:31

(indiening aanvraag van vvgb bij AFM)

Artikel

3:32

(vernietigbaarheid besluiten zonder vvgb)

§

5

Boekhouding en rapportage

Artikel

3:33

(aanhouden boeken in openbare lichamen)

Een financiële onderneming met zetel in de openbare lichamen houdt de op haar boekhouding betrekking hebbende boeken, bescheiden en andere informatiedragers aan in de openbare lichamen.

Artikel

3:34

(afzonderlijke boekhouding buitenlandse ondernemingen)

Artikel

3:35

(jaarrekening en jaarverslag)

Artikel

3:36

(staten)

Artikel

3:37

(indieningstermijnen)

De Nederlandsche Bank kan, indien zich een gebeurtenis voordoet of heeft voorgedaan die ernstige gevolgen heeft of kan hebben voor de financiële positie van een elektronischgeldinstelling, kredietinstelling of verzekeraar, voorschrijven dat een of meer staten tijdelijk worden verstrekt met een hogere frequentie of op een kortere termijn dan ingevolge artikel 3:36, vierde lid, is bepaald. Deze staten worden niet openbaar gemaakt.

Artikel

3:38

(overige rapportage- en meldingsverplichtingen)

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot door financiële ondernemingen in te dienen periodieke verslagen of rapportages, alsmede regels met betrekking tot incidenteel te melden voorvallen of omstandigheden.

§

6

Externe deskundige en actuaris

Artikel

3:39

(meldingsplicht externe deskundige)

Een externe deskundige die een onderzoek uitvoert naar de getrouwheid van de jaarrekening of de staten van een financiële onderneming, stelt de toezichtautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van het onderzoek kennis heeft gekregen en die:

  • a.

    in strijd is met de bij of krachtens deze wet gestelde regels;

  • b.

    in strijd is met krachtens deze wet aan de betrokken onderneming opgelegde verplichtingen;

  • c.

    het voortbestaan van de financiële onderneming bedreigt;

  • d.

    leidt tot weigering om een verklaring omtrent de getrouwheid af te geven of tot het maken van een voorbehoud.

Artikel

3:40

(meldingsplicht actuaris)

Een actuaris die een onderzoek uitvoert naar de toereikendheid van de technische voorzieningen en de getrouwheid van het actuarieel verslag van een verzekeraar, stelt de Nederlandsche Bank zo spoedig mogelijk in kennis van elke omstandigheid waarvan hij bij de uitvoering van het onderzoek kennis heeft gekregen en die een bedreiging vormt of kan vormen voor de toereikendheid van de technische voorzieningen of de financiële positie van die verzekeraar.

Artikel

3:41

(toelichting door externe deskundige of actuaris)

Artikel

3:42

(aansprakelijkheid externe deskundige of actuaris)

De externe deskundige of actuaris die op grond van artikel 3:39 of 3:40 tot een kennisgeving is overgegaan, is niet aansprakelijk voor schade die een derde dientengevolge lijdt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat, gelet op alle feiten en omstandigheden, in redelijkheid niet tot kennisgeving of het verstrekken van inlichtingen had mogen worden overgegaan.

Artikel

3:43

(bezwaar tegen externe deskundige of actuaris)

§

7

Financiële groepen

Artikel

3:44

(algemene bepalingen betreffende financiële groepen)

Artikel

3:45

(geconsolideerd toezicht op kredietinstellingen)

Artikel

3:46

(aanvullend toezicht op verzekeraars)

Artikel

3:47

(maatregelen door DNB)

Indien uit de bedrijfsvoering, bedoeld in artikel 3:44, of uit het toezicht, bedoeld in de artikelen 3:45, eerste lid, en 3:46, eerste lid, blijkt dat de financiële positie van de kredietinstelling of verzekeraar in gevaar is of zou kunnen komen, neemt de Nederlandsche Bank jegens die kredietinstelling of verzekeraar maatregelen.

Artikel

3:48

(uitzonderingen)

Hoofdstuk

4

Bepalingen betreffende specifieke categorieën financiële ondernemingen

§

1

Beleggingsinstellingen

Artikel

4:1

(beheer van beleggingsfondsen)

Artikel

4:2

(beheer van beleggingsmaatschappijen)

Indien een beleggingsmaatschappij een beheerder heeft, is die beheerder statutair bestuurder van de beleggingsmaatschappij. Artikel 4:1, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

4:3

(vermogensscheiding activa beleggingsfonds)

Artikel

4:4

(bewaring van activa)

Artikel

4:5

(minimumvermogen)

Artikel

4:6

(vorderingen op vermogen beleggingsfonds)

Artikel

4:7

(subfondsen)

Artikel

4:8

(behartiging belangen deelnemers)

Artikel

4:9

(oneigenlijke transacties)

Door of namens een beleggingsinstelling worden voor rekening van die instelling geen transacties uitgevoerd met een zodanige frequentie of van een zodanige omvang dat dit gezien de omstandigheden kennelijk slechts strekt tot bevoordeling van de beleggingsinstelling, de beheerder, de bewaarder of een met de beleggingsinstelling, beheerder of bewaarder gelieerde partij.

Artikel

4:10

(prospectus)

Artikel

4:11

(intrinsieke waarde rechten van deelneming)

Artikel

4:12

(opschorting inkoop rechten van deelneming)

Indien een beleggingsinstelling de inkoop van rechten van deelneming of de terugbetaling op zodanige rechten opschort, stelt zij de Autoriteit Financiële Markten daarvan onverwijld op de hoogte.

Artikel

4:13

(voorkomen van naamsverwarring)

De Autoriteit Financiële Markten kan, indien zij van oordeel is dat van de in de openbare lichamen gevoerde of te voeren naam van een beleggingsinstelling gevaar voor verwarring te duchten is, van de beleggingsinstelling verlangen dat aan de naam van de instelling een verklarende vermelding wordt toegevoegd of dat de naam wordt gewijzigd.

Artikel

4:14

(ontbinding en vereffening)

§

2

Effectenbeurzen

Artikel

4:15

(houden van een effectenbeurs)

De houder van een effectenbeurs zorgt ervoor dat het houden van de effectenbeurs, de voor de effectenbeurs te hanteren regels, de toepassing van die regels en de controle op de naleving van die regels voldoen aan hetgeen met het oog op een adequaat functioneren van de effectenmarkten en de positie van de beleggers op die markten nodig is.

Artikel

4:16

(regels en procedures effectenbeurs)

§

3

Kredietinstellingen, elektronischgeldinstellingen en geldtransactiekantoren

Artikel

4:17

(deelname aan depositogarantiestelsel)

Artikel

4:18

(geschiktheid voor betalingsverkeer in openbare lichamen)

Artikel

4:19

(informatie over betaler bij geldovermakingen)

Artikel

4:20

(uitgifte en omwisseling elektronisch geld)

Artikel

4:21

(geconsolideerd toezicht op kredietinstellingen)

Een kredietinstelling met zetel in de openbare lichamen die een dochtermaatschappij is van een kredietinstelling met zetel in het buitenland, staat in de staat waar de laatstbedoelde kredietinstelling haar zetel heeft, onder voldoende geconsolideerd toezicht.

Artikel

4:22

(verbod op correspondentbankrelatie met shellbank)

Het is een kredietinstelling verboden om een vaste relatie voor de afwikkeling van transacties of de uitvoering van opdrachten aan te gaan of voort te zetten met:

  • a.

    een buitenlandse kredietinstelling of daarmee vergelijkbare onderneming, die geen fysieke aanwezigheid heeft in de Staat waarin zij is opgericht en die geen deel uitmaakt van een groep waartoe ook de kredietinstelling zelf behoort;

  • b.

    een buitenlandse kredietinstelling waarvan bekend is dat zij instellingen of ondernemingen als bedoeld in onderdeel a toestaat om gebruik te maken van haar rekeningen.

Artikel

4:23

(vvgb-plichtige handelingen van kredietinstellingen)

Artikel

4:24

(verklaring van geen bezwaar)

§

4

Verzekeraars

Artikel

4:25

(combinatie leven en schade)

Artikel

4:26

(branches van het schadeverzekeringsbedrijf)

Artikel

4:27

(nadere regels betreffende verzekeringsbranches)

Bij algemene maatregel kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de branches waarin het bedrijf van schadeverzekeraar wordt onderscheiden, alsmede regels met betrekking tot de branches waarin het bedrijf van levensverzekeraar wordt onderscheiden. Artikel 4:26, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

4:28

(verbod uitoefening verzekeringsbedrijf in andere branches)

Artikel

4:29

(verbod op nevenbedrijf)

Artikel

4:30

(verbod op verzekeren van molest)

Het is een verzekeraar verboden schaden te verzekeren, veroorzaakt door of ontstaan uit gewapend conflict, burgeroorlog, opstand, binnenlandse onlusten, oproer of muiterij. In zee-, transport-, luchtvaart- en reisverzekeringen is het evenwel toegestaan risico’s van molest te verzekeren in de algemeen gebruikelijke molestclausules, zolang de Nederlandsche Bank daartegen geen bedenkingen naar voren heeft gebracht.

Artikel

4:31

(krediet, borgtocht en rechtsbijstand)

Kredietverzekeringen, borgtochtverzekeringen en rechtsbijstandsverzekeringen mogen elk slechts worden gesloten bij een overeenkomst waarbij uitsluitend de onder de desbetreffende verzekering gedekte risico’s worden verzekerd.

Artikel

4:32

(aansprakelijkheid motorrijtuigen)

Een verzekeraar die verzekeringen aanbiedt tot dekking van wettelijke aansprakelijkheid, voortvloeiend uit het gebruik van motorrijtuigen, voldoet aan de in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen BES ter zake van de verzekeringsvoorwaarden gestelde eisen.

Artikel

4:33

(nadere regels voor specifieke branches of verzekeringen)

Artikel

4:34

(munteenheid in verzekeringsovereenkomsten)

Artikel

4:35

(toestemming DNB voor portefeuilleoverdracht)

Artikel

4:36

(instemming polishouders met portefeuilleoverdracht)

Artikel

4:37

(mededeling van portefeuilleoverdracht)

Artikel

4:38

(nadere regels portefeuilleoverdracht)

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen 4:35 tot en met 4:37.

Artikel

4:39

(verbod overdracht overeenkomsten naar buitenland)

Het is een verzekeraar verboden overeenkomsten van verzekering, gesloten vanuit een vestiging in de openbare lichamen, over te boeken naar een vestiging die hij buiten de openbare lichamen heeft.

§

5

Bemiddeling

Artikel

4:40

(zorgplicht aanbieder en bemiddelaar)

Artikel

4:41

(zorgplicht bij onderbemiddeling)

Artikel

4:42

(portefeuille assurantiebemiddelaar)

Artikel

4:43

(overboeking of in eigen beheer nemen)

Artikel

4:44

(incasso van verzekeringspremies)

Artikel

4:45

(beëindiging van incasso door bemiddelaar)

Artikel

4:46

(gevolmachtigde en ondergevolmachtigde agent)

Artikel

4:47

(volmacht)

Artikel

4:48

(nadere regels)

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de onderlinge verhouding tussen aanbieders van financiële producten, bemiddelaars en gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agenten en de daarbij in acht te nemen rechten en verplichtingen.

Hoofdstuk

5

Marktgedrag en effectenverkeer

§

1

Algemene bepalingen betreffende marktgedrag

Artikel

5:1

(begrip financiëledienstverlener)

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt onder financiëledienstverlener verstaan: degene die een financieel product aanbiedt of een financiële dienst verleent.

Artikel

5:2

(zorgvuldige behandeling consumenten en cliënten)

Een financiëledienstverlener neemt jegens consumenten of cliënten de nodige zorgvuldigheid in acht. Hij houdt zich daartoe in ieder geval aan de ingevolge deze paragraaf op hem van toepassing zijnde regels.

Artikel

5:3

(informatieverstrekking door financiëledienstverlener)

Een financiëledienstverlener draagt er zorg voor dat de door of namens hem ten behoeve van consumenten of cliënten in de vorm van reclame-uitingen of anderszins over een financieel product, een financiële dienst of effecten verstrekte of beschikbaar gestelde informatie feitelijk juist, duidelijk en niet misleidend is.

Artikel

5:4

(precontractuele informatie)

Artikel

5:5

(verhouding tussen aanbieder en tussenpersoon)

Artikel

5:6

(informatie gedurende de overeenkomst)

Artikel

5:7

(passend advies)

Artikel

5:8

(passend vermogensbeheer)

Een vermogensbeheerder wint informatie in over de financiële positie, kennis en ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de cliënt en stemt het beheer van het vermogen van de cliënt mede daarop af.

Artikel

5:9

(behandeling van klachten)

Een financiëledienstverlener draagt er zorg voor dat klachten van consumenten of cliënten zorgvuldig, consistent en binnen een redelijke termijn worden behandeld.

Artikel

5:10

(beloning van tussenpersonen)

Artikel

5:11

(gevolmachtigd of ondergevolmachtigd agent)

Indien een verzekering door tussenkomst van een gevolmachtigd of ondergevolmachtigd agent wordt aangeboden of afgesloten, wordt de gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agent voor de toepassing van deze paragraaf aangemerkt als degene die de verzekering aanbiedt.

Artikel

5:12

(nadere regels)

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de door financiëledienstverleners jegens consumenten of cliënten in acht te nemen zorgvuldigheid en met betrekking tot de in de artikelen 5:3 tot en met 5:9 geregelde onderwerpen.

§

2

Kredietverlening

Artikel

5:13

(begripsbepalingen)

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • kredietvergoeding: alle kosten die in verband met een krediet in rekening worden gebracht aan of ten laste komen van de kredietnemer, kosten van derden daaronder begrepen, met uitzondering van vertragingsvergoeding, vergoeding voor vervroegde aflossing en verzekerings- en taxatiekosten die betrekking hebben op het product ten behoeve waarvan het krediet wordt verstrekt;

  • vertragingsvergoeding: alle kosten die een kredietaanbieder in verband met niet-nakoming of te late betaling door de kredietnemer van aflossing of rente in rekening brengt aan de kredietnemer, met uitzondering van buitengerechtelijke incassokosten.

Artikel

5:14

(kredietwaardigheidstoets)

Artikel

5:15

(maximale kredietvergoeding)

Artikel

5:16

(verbod op koppelverkoop)

§

3

Herroepingsrechten van krediet- of verzekeringnemer

Artikel

5:17

(herroepingsrecht kredietovereenkomst)

Artikel

5:18

(herroepingsrecht levens- en natura-uitvaartverzekeringen)

§

4

Aanbieden van effecten

Artikel

5:19

(prospectusplicht)

Artikel

5:20

(goedkeuring prospectus)

Artikel

5:21

(eisen aan prospectus)

Artikel

5:22

(doorlopende informatieverplichtingen)

Artikel

5:23

(reclameregel)

§

5

Marktmisbruik

Artikel

5:24

(begrip voorwetenschap)

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder voorwetenschap: bekendheid met informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk betrekking heeft op een uitgevende instelling van effecten als bedoeld in artikel 5:25, eerste lid, of op de handel in zodanige effecten:

  • a.

    die niet openbaar is gemaakt, en

  • b.

    waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten of op de koers van daarvan afgeleide effecten.

Artikel

5:25

(verbod op gebruik voorwetenschap)

Artikel

5:26

(tipverbod)

Artikel

5:27

(verbod op marktmanipulatie)

Hoofdstuk

6

Zeggenschap in beursgenoteerde vennootschappen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

6:1

(begripsbepalingen)

Artikel

6:2

(stemgerechtigde aandelen)

Onder stemgerechtigde aandelen wordt mede verstaan:

  • a.

    certificaten van stemgerechtigde aandelen, waarbij als de bezitter of houder van het stemrecht op de onderliggende aandelen zowel de aandeelhouder als de certificaathouder worden aangemerkt;

  • b.

    depositobewijzen en andere stukken die een belang in stemgerechtigde aandelen vertegenwoordigen, waarbij als de bezitter of houder van het stemrecht op de onderliggende aandelen zowel de aandeelhouder als de houder van het bewijs of stuk worden aangemerkt;

  • c.

    het recht van pand en het recht van vruchtgebruik op stemgerechtigde aandelen, indien de pandhouder of de vruchtgebruiker het aan die aandelen verbonden stemrecht uitoefent, waarbij de pandgever of blooteigenaar mede als bezitter of houder van het aan de aandelen verbonden stemrecht wordt aangemerkt;

  • d.

    rechten tot het verkrijgen van stemgerechtigde aandelen, waarbij de bezitter of houder van het recht mede als de bezitter of houder van het aan die aandelen verbonden stemrecht wordt aangemerkt; indien het recht aandelen betreft die niet zijn uitgegeven of die door de vennootschap zelf worden gehouden, worden voor de berekening van het aan een persoon toekomend percentage van het stemrecht, de aandelen op de verkrijging waarvan die persoon recht heeft, berekend als zijn deze uitgegeven en worden deze gehouden door die persoon.

Artikel

6:3

(verkrijgen, houden of bezitten van aandelen)

Artikel

6:4

(uitzondering voor effectenverkeer)

Stemgerechtigde aandelen die verkregen en gehouden worden door personen die toegelaten zijn tot een erkende effectenbeurs of anderszins onder de voor die beurs van toepassing zijnde regels vergunning hebben hun bedrijf uit te oefenen, voor zover die aandelen in de normale uitoefening van hun beroep of bedrijf worden verkregen en gehouden, en voor zover zij door hen niet worden gebruikt om zeggenschap in de vennootschap te verkrijgen of trachten te verkrijgen, worden voor de berekening van het door hen verkregen of gehouden percentage aan stemrecht buiten beschouwing gelaten.

§

2

Kennisgeving van zeggenschap

Artikel

6:5

(meldingsplicht)

Artikel

6:6

(inhoud melding)

Artikel

6:7

(meerdere personen meldingsplichtig)

Indien ingevolge artikel 6:3, eerste lid, meerdere personen meldingsplichtig zijn, worden door de melding door een van hen de overigen van de meldingsplicht ontslagen.

Artikel

6:8

(openbaar maken melding)

§

3

Openbaar bod

Artikel

6:9

(openbaar bod)

Artikel

6:10

(verplichting aandelenbezit beneden drempel te brengen)

Artikel

6:11

(openbaar bod zonder toestemming bestuur en RvC)

Een openbaar bod, uitgebracht door een persoon of door een met hem gelieerde partij, waarmee wordt beoogd of dat ertoe kan leiden dat die persoon stemgerechtigde aandelen in het kapitaal van een vennootschap verkrijgt boven de drempel, bedoeld in artikel 6:9, eerste lid, en dat wordt uitgebracht zonder de toestemming van het bestuur en van de raad van commissarissen van de vennootschap, dient:

  • a.

    openbaar te worden uitgebracht op alle aandelen van de vennootschap, met uitzondering van aandelen die door de vennootschap zelf worden gehouden;

  • b.

    een in contanten betaalbare prijs per aandeel te bieden niet lager dan, voor iedere soort van aandelen:

    • 1°.

      de door erkende effectenbeurzen hoogst genoteerde koers of bekendgemaakte prijs voor die soort van aandelen gedurende de onmiddellijk aan het bod voorafgaande twaalf maanden; en

    • 2°.

      de hoogste prijs die voor die soort van aandelen door de persoon en de met hem gelieerde partijen gedurende de onmiddellijk aan het bod voorafgaande vierentwintig maanden is geboden voor enig aandeel van dezelfde soort;

  • c.

    de gelegenheid te geven het bod gedurende een eerste aanmeldingstermijn van tenminste vier en ten hoogste tien weken te aanvaarden, en gedurende een daarop aansluitende tweede aanmeldingstermijn van tenminste twee weken indien het bod aanvankelijk voorwaardelijk werd uitgebracht en gedurende de eerste termijn onvoorwaardelijk wordt;

  • d.

    onvoorwaardelijk en onherroepelijk te zijn met dien verstande dat de bieder een of meer van de volgende voorwaarden kan stellen:

    • 1°.

      dat zich onder de gedurende de eerste aanmeldingstermijn aangemelde aandelen, zoveel stemgerechtigde aandelen bevinden, dat de persoon tenminste 50 procent, of een hoger door hem vastgesteld percentage van de stemmen die op het geplaatste kapitaal kunnen worden uitgebracht, zal kunnen uitbrengen;

    • 2°.

      dat gedurende de eerste aanmeldingstermijn niet door een derde voor het eerst wordt bekend gemaakt dat deze een openbaar bod op de aandelen of een deel daarvan uitbrengt of het voornemen daartoe heeft, of dat deze met de vennootschap is overeengekomen stemgerechtigde aandelen te nemen die vijf procent of meer vertegenwoordigen van de stemmen die op het geplaatste kapitaal kunnen worden uitgebracht;

    • 3°.

      dat gedurende de eerste aanmeldingstermijn alle benodigde rechterlijke of administratieve toestemmingen voor de verkrijging van de aandelen zijn of worden verleend of toezeggingen daartoe zijn of worden gedaan;

    • 4°.

      dat een voorwaarde waaronder een in onderdeel 3° bedoelde toestemming of toezegging tot toestemming is verleend, niet is vervuld;

    • 5°.

      dat gedurende de eerste aanmeldingstermijn zich geen omstandigheden voordoen die aan de persoon bij het uitbrengen van het bod onbekend waren en niet bekend hoefden te zijn, en die een doorslaggevende betekenis zouden hebben gehad, als zij bij het uitbrengen van het bod bekend waren geweest.

§

4

Diverse bepalingen

Artikel

6:12

(afkoelingsperiode)

Indien door een persoon of door een met hem gelieerde partij een openbaar bod is uitgebracht als bedoeld in artikel 6:11 en de persoon ten gevolge van de op grond van dat bod verkregen stemgerechtigde aandelen tezamen met de stemgerechtigde aandelen die hij bij het uitbrengen van het bod reeds bezat, minder dan 85 procent van de stemmen kan uitbrengen die op het geplaatste kapitaal van de vennootschap kunnen worden uitgebracht, zal het hem en de met hem gelieerde partijen voor de duur van een jaar na verloop van de aanmeldingstermijn of -termijnen, verboden zijn:

  • a.

    enige zakelijke transactie met de vennootschap aan te gaan met betrekking tot een aanzienlijk deel van de vermogensbestanddelen van de vennootschap;

  • b.

    in te stemmen met, mee te werken aan, en anderen ertoe te bewegen om in te stemmen met of mee te werken aan de verkoop van aanzienlijke vermogensbestanddelen van de vennootschap en haar dochtermaatschappijen, en aan enig besluit tot ontbinding, fusie of zetelverplaatsing van de vennootschap.

Artikel

6:13

(niet-erkenning of nietigverklaring aandelenoverdracht)

Artikel

6:14

(voorwaarden uitbrengen stemmen)

Artikel

6:15

(schorsing door vennootschap)

Artikel

6:16

(besluiten aandeelhouders buiten vergadering)

De aandeelhouders van een vennootschap als bedoeld in dit hoofdstuk kunnen buiten vergadering slechts geldige besluiten nemen, indien het bestuur verzoekt de besluiten te nemen.

§

5

Uitzonderingen

Artikel

6:17

(uitzonderingen en nadere regels)

Hoofdstuk

7

Handhaving

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

7:1

(begripsbepalingen)

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • aanwijzing: door de toezichtautoriteit opgelegde verplichting om binnen een door die autoriteit gestelde termijn ten aanzien van in de aanwijzingsbeschikking aan te geven onderwerpen een bepaalde gedragslijn te volgen;

  • bestraffende sanctie: bestuurlijke sanctie, voor zover deze beoogt de overtreder leed toe te voegen;

  • bestuurlijke boete: bestraffende sanctie, inhoudende een onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom;

  • bestuurlijke sanctie: door de toezichtsautoriteit wegens een overtreding opgelegde verplichting, niet zijnde een aanwijzing;

  • herstelsanctie: bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;

  • last onder dwangsom: herstelsanctie, inhoudende:

    • 1°.

      een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

    • 2°.

      de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd;

  • overtreder: degene die een overtreding pleegt of medepleegt;

  • overtreding: gedraging in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde;

  • toezichthouder: persoon, belast met het houden van toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel

7:3

(rechtvaardigingsgrond; meerdaadse samenloop)

§

2

Toezicht op de naleving

Artikel

7:4

(aanwijzing toezichthouders)

Artikel

7:5

(legitimatie)

Artikel

7:6

(evenredigheidsbeginsel)

Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

7:7

(betreden van plaatsen)

Artikel

7:8

(vorderen van inlichtingen)

Een toezichthouder is bevoegd inlichtingen te vorderen.

Artikel

7:10

(inzage van gegevens en bescheiden)

Artikel

7:11

(medewerkingsplicht)

§

3

Aanwijzing, benoeming curator en activiteitenverbod

Artikel

7:12

(algemene aanwijzingsbevoegdheid)

Artikel

7:13

(aanwijzing aan houder van effectenbeurs)

Artikel

7:14

(benoeming van curator)

Artikel

7:15

(gevaar voor financiële waarborgen)

Artikel

7:16

(beslissing om curator te benoemen)

Artikel

7:17

(gevolgen benoeming curator)

Artikel

7:18

(bevoegdheden van toezichtautoriteit)

Artikel

7:19

(aantrekken opvorderbare gelden)

De artikelen 7:14 en 7:16 tot en met 7:18 zijn van overeenkomstige toepassing op een ieder die in de uitoefening van een bedrijf in of vanuit de openbare lichamen buiten besloten kring opvorderbare gelden aantrekt, ter beschikking verkrijgt of ter beschikking heeft.

Artikel

7:20

(transactie- of activiteitenverbod)

§

4

Last onder dwangsom

Artikel

7:21

(opleggen last onder dwangsom)

Artikel

7:22

(zienswijze overtreder)

Artikel

7:23

(inhoud van de last)

Artikel

7:24

(hoogte dwangsom)

Artikel

7:25

(betaling verbeurde dwangsom)

Een verbeurde dwangsom wordt betaald binnen zes weken nadat zij van rechtswege is verbeurd.

Artikel

7:26

(opheffing of vermindering dwangsom)

Artikel

7:27

(beslissing tot invordering dwangsom)

Artikel

7:28

(invordering na wijziging van de last)

Artikel

7:29

(bezwaar en beroep)

§

5

Bestuurlijke boete

Artikel

7:30

(opleggen bestuurlijke boete)

Artikel

7:31

(hoogte bestuurlijke boete)

Artikel

7:32

(uitzonderingsgronden)

De toezichtautoriteit legt geen bestuurlijke boete op, indien:

  • a.

    de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten;

  • b.

    de overtreder is overleden;

  • c.

    aan de overtreder wegens dezelfde overtreding reeds eerder een bestuurlijke boete is opgelegd, dan wel een kennisgeving als bedoeld in artikel 7:36, derde lid, is bekendgemaakt dat voor de overtreding geen bestuurlijke boete zal worden opgelegd;

  • d.

    tegen de overtreder wegens dezelfde gedraging een strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting is begonnen of het recht tot strafvervolging is vervallen ingevolge artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht BES.

Artikel

7:33

(zwijgrecht van overtreder)

Artikel

7:34

(boeterapport)

Artikel

7:35

(inzagerecht van overtreder)

Artikel

7:36

(zienswijze van overtreder)

Artikel

7:37

(beslissing tot opleggen bestuurlijke boete)

Artikel

7:38

(vervallen van bestuurlijke boete)

§

6

Betaling van dwangsommen en bestuurlijke boeten

Artikel

7:39

(bestemming verschuldigde geldsommen)

Voor zover een bestuurlijke sanctie verplicht tot betaling van een geldsom, komt deze geldsom toe aan de toezichtautoriteit die de sanctie heeft opgelegd.

Artikel

7:40

(wijze van betaling)

Artikel

7:41

(verzuim bij niet-betaling)

§

7

Verjaring van dwangsommen en bestuurlijke boeten

Artikel

7:42

(verjaring van invorderingsbevoegdheid)

Artikel

7:43

(stuiten van verjaring)

Artikel

7:44

(nieuwe verjaringstermijn na stuiting)

Artikel

7:45

(verlenging van verjaringstermijn)

§

8

Openbaarmaking van overtredingen

Artikel

7:46

(openbare waarschuwing)

De toezichtautoriteit kan, met het oog op de belangen die deze wet beoogt te beschermen, bij overtreding van een verbodsbepaling uit deze wet en bij oplegging of overtreding van een verbod als bedoeld in artikel 7:20 een openbare waarschuwing uitvaardigen, indien nodig onder vermelding van de overwegingen die tot de waarschuwing hebben geleid.

Artikel

7:47

(zienswijze betrokkene)

Artikel

7:48

(beslissing tot uitvaardiging openbare waarschuwing)

De beslissing tot uitvaardiging van een openbare waarschuwing wordt op schrift gesteld en vermeldt in ieder geval de geconstateerde overtreding, de inhoud van de openbaarmaking, de gronden waarop de beslissing berust alsmede de wijze waarop en de termijn waarna de openbare waarschuwing zal worden uitgevaardigd.

Artikel

7:49

(uitvaardigen van de openbare waarschuwing)

Artikel

7:50

(openbaarmaking oplegging bestuurlijke boete)

Artikel

7:51

(openbaarmaking onherroepelijke bestuurlijke boete)

De toezichtautoriteit maakt, onverminderd artikel 7:50, een beslissing tot het opleggen van een bestuurlijke boete op grond van deze wet openbaar, nadat die beslissing onherroepelijk is geworden. Artikel 7:50, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

7:52

(openbaarmaking last onder dwangsom)

De toezichtautoriteit maakt een beslissing tot het opleggen van een last onder dwangsom op grond van deze wet openbaar, wanneer een dwangsom is verbeurd. De artikelen 7:47 tot en met 7:49 en 7:50, derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

7:53

(behandeling achter gesloten deuren)

Hoofdstuk

8

Bijzondere prudentiële maatregelen, noodregeling en depositogarantiestelsel

§

1

Bijzondere prudentiële maatregelen kredietinstellingen

Artikel

8:1

(periodieke evaluatie risico’s)

Artikel

8:2

(bijzondere maatregelen)

§

2

Bijzondere prudentiële maatregelen verzekeraars

Artikel

8:3

(herstelplan)

Artikel

8:4

(ontoereikende technische voorzieningen)

Artikel

8:5

(ontoereikende solvabiliteitsmarge)

Artikel

8:6

(opgave waarden ter dekking van technische voorzieningen)

Een verzekeraar wiens solvabiliteitsmarge niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 3:17 met betrekking tot de solvabiliteitsmarge gestelde regels, doet aan de Nederlandsche Bank binnen een door haar te bepalen termijn een opgave van de in artikel 3:19 bedoelde waarden en van de wijzigingen die daarin optreden.

Artikel

8:7

(beperking te beschikken over waarden)

§

3

Noodregeling en faillissement

Artikel

8:8

(geen faillietverklaring dan na intrekking vergunning)

Artikel

8:9

(uitspreken noodregeling)

Artikel

8:10

(machtiging DNB bij uitspreken noodregeling)

Artikel

8:11

(behandeling verzoek tot uitspreken noodregeling)

Artikel

8:12

(gevolgen uitspreken noodregeling)

Artikel

8:13

(uitoefening bevoegdheden bestuurders en commissarissen)

Artikel

8:14

(besluiten van aandeelhouders of leden)

Artikel

8:15

(stortingen op aandelen en naheffingen)

De Nederlandsche Bank is, ongeacht hetgeen daaromtrent in de statuten van de kredietinstelling of verzekeraar is bepaald, ingevolge de haar op grond van artikel 8:10 verleende machtiging bevoegd:

  • a.

    alle nog niet gedane stortingen op de aandelen in het geplaatste kapitaal van de kredietinstelling uit te schrijven en te innen;

  • b.

    alle nog niet gedane stortingen op de aandelen in het geplaatste kapitaal, onderscheidenlijk het waarborgkapitaal, van de verzekeraar uit te schrijven en te innen;

  • c.

    naheffingen op te leggen en te innen tot het in de statuten bepaalde maximum, indien de verzekeraar de rechtsvorm van onderlinge waarborgmaatschappij bezit.

Artikel

8:16

(gevolgen voor schuldeisers)

Artikel

8:17

(schuldvergelijking en schuldoverneming)

Artikel

8:18

(bijzondere machtiging aan DNB)

Artikel

8:19

(geen nadeel overdracht van rechten)

Een overdracht van rechten en verplichtingen ingevolge dit hoofdstuk mag geen nadeel toebrengen aan de rechten van de overblijvende schuldeisers.

Artikel

8:20

(kosten noodregeling)

Artikel

8:21

(gelijkstelling noodregeling met faillissement)

Voor de toepassing van de artikelen 200, 355, 356 en 360 van het Wetboek van Strafrecht BES wordt met faillissement gelijkgesteld de rechtstoestand waarin een kredietinstelling of verzekeraar verkeert zolang te zijnen aanzien de noodregeling van kracht is.

Artikel

8:22

(faillietverklaring op verzoek van DNB)

Artikel

8:23

(beëindiging noodregeling bij faillietverklaring)

De noodregeling houdt van rechtswege op van kracht te zijn, indien de kredietinstelling of verzekeraar in staat van faillissement wordt verklaard. Alsdan, zomede indien de faillietverklaring wordt uitgesproken binnen een maand na het intrekken van de noodregeling, gelden de volgende bepalingen:

  • a.

    het tijdstip waarop de termijn, bedoeld in artikel 39 van de Faillissementswet BES, aanvangt, wordt berekend vanaf het tijdstip waarop de beschikking tot het uitspreken van de noodregeling uitvoerbaar is geworden;

  • b.

    een beroep op schuldvergelijking kan in afwijking van artikel 49 van de Faillissementswet BES slechts worden gedaan, indien de schuldvordering en de schuldplichtigheid beide zijn ontstaan vóór het tijdstip waarop de beschikking tot het uitspreken van de noodregeling uitvoerbaar is geworden, dan wel voortvloeien uit een handeling vóór dat tijdstip met de gefailleerde verricht;

  • c.

    handelingen, ingevolge de artikelen 8:13, 8:14 en 8:15 door of namens de Nederlandsche Bank verricht gedurende de tijd dat de noodregeling van kracht was, gelden als handelingen van de curator, terwijl boedelschulden, gedurende die tijd ontstaan, ook in het faillissement als boedelschulden gelden;

  • d.

    de boedel is niet aansprakelijk voor verbintenissen van de kredietinstelling of verzekeraar die in strijd met artikel 8:13, eerste en derde lid, zijn aangegaan gedurende de tijd dat de noodregeling van kracht was, behoudens voor zover deze daardoor is gebaat;

  • e.

    vorderingen uit overeenkomsten van levensverzekering kunnen in afwijking van artikel 105, eerste lid, van de Faillissementswet BES worden ingediend door overlegging van de polis of een afschrift daarvan, zonder dat het bedrag van de vordering behoeft te worden vermeld. Voor zover de curator de vordering erkent, stelt hij de omvang daarvan vast.

Artikel

8:24

(verslag aan minister)

De Nederlandsche Bank brengt na beëindiging van en desgevraagd tijdens de noodregeling daaromtrent zo spoedig mogelijk verslag uit aan Onze Minister.

Artikel

8:25

(bevoorrechte vorderingen)

§

4

Depositogarantiestelsel

Artikel

8:26

(depositogarantiestelsel)

Artikel

8:27

(stichting tot beheer van middelen)

Artikel

8:28

(uitvoering door DNB)

Artikel

8:29

(subrogatie)

Artikel

8:30

(geen hoofdelijke aansprakelijkheid DNB)

De samenloop van vorderingen van depositohouders op een kredietinstelling ten aanzien waarvan het depositogarantiestelsel is toegepast, met aanspraken op vergoeding van de ingevolge artikel 8:26, derde lid, onderdelen a en b, daarvoor in aanmerking komende vorderingen, leidt er niet toe dat de Nederlandsche Bank en de boedel of de kredietinstelling hoofdelijk zijn verbonden.

Hoofdstuk

9

Strafbepalingen

Artikel

9:1

(misdrijven)

Artikel

9:2

(overtredingen)

Artikel

9:3

(opsporing van strafbare feiten)

Hoofdstuk

10

Overgangs- en slotbepalingen

§

1

Overgangsrecht

Artikel

10:1

(vergunningen)

Artikel

10:2

(van rechtswege vergunningen)

Artikel

10:3

(buitenlandse zetelhouders)

Artikel 3:1, eerste lid, is, zolang een onderneming haar zetel niet verplaatst naar een andere staat, niet van toepassing op financiële ondernemingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet hun zetel hadden buiten de openbare lichamen, Curaçao en Sint Maarten.

Artikel

10:4

(ontheffingen)

Artikel

10:5

(betrouwbaarheid en geschiktheid beleidsbepalers)

Artikel

10:7

(aanwijzingen en aanzeggingen)

Artikel

10:8

(bestuurlijke boeten)

Artikel

10:9

(noodregeling en faillissement)

Op de afhandeling van een noodregeling of faillietverklaring van een kredietinstelling of verzekeraar die is uitgesproken voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, blijft het op het tijdstip van het uitspreken van de noodregeling of faillietverklaring geldende recht van toepassing.

§

2

Wijziging van andere wetten

Artikel

10:12

(Burgerlijk Wetboek BES)

Wijzigt Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES

Wijzigt Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek BES

§

3

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel

10:21

(inwerkingtreding)

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen en onderdelen daarvan en voor de verschillende op grond van deze wet te onderscheiden categorieën financiële ondernemingen verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

10:22

(citeertitel)

Deze wet wordt aangehaald als: Wet financiële markten BES.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, J. C. de Jager
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Bijlage

als bedoeld in de artikelen 7:21, eerste lid, en 7:30, eerste lid

A

Artikelen ter zake waarvan een last onder dwangsom kan worden opgelegd

1:7, tweede lid,

2:1, eerste lid,

2:3, eerste en tweede lid,

2:17, eerste lid,

2:21, eerste lid,

2:22, eerste lid,

2:23, eerste, derde en vijfde lid,

3:1, eerste en derde lid,

3:2 en 3:3,

3:4, eerste lid,

3:5 tot en met 3:13,

3:15 tot en met 3:19,

3:21 tot en met 3:24,

3:28, eerste lid,

3:29,

3:33 tot en met 3:40,

3:44,

3:45, derde tot en met vijfde lid,

3:46, derde tot en met vijfde lid,

4:1, eerste en tweede lid,

4:2 tot en met 4:4,

4:5, eerste, tweede en vierde lid,

4:8 tot en met 4:11,

4:13,

4:15,

4:16, eerste en derde lid,

4:17,

4:18, eerste lid,

4:19 en 4:20,

4:22,

4:23, eerste en derde lid,

4:25,

4:26, derde lid,

4:27 jo. 4:26, derde lid,

4:28, eerste lid,

4:29, eerste lid,

4:30 tot en met 4:33,

4:34, eerste lid,

4:35, eerste tot en met derde lid,

4:36, eerste lid,

4:37 tot en met 4:39

4:40, tweede en derde lid,

4:41, tweede lid,

4:43,

4:45, tweede en derde lid,

4:46,

4:47, eerste lid,

4:48,

5:2 tot en met 5:10

5:14,

5:15, eerste en tweede lid,

5:16, eerste en tweede lid,

5:19, eerste lid,

5:21,

5:22, eerste en derde lid,

5:23, eerste lid,

7:10, vierde lid,

7:11, eerste lid,

7:17, eerste en tweede lid, onderdeel a,

7:19,

7:20, eerste en tweede lid,

8:2, eerste en tweede lid,

8:3,

8:4, eerste lid,

8:5, eerste tot en met derde lid,

8:6,

8:7, eerste lid.

B

Artikelen ter zake waarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd

1:7, tweede lid,

2:1, eerste lid,

2:3, eerste en tweede lid,

2:17, eerste lid,

2:18,

2:21, eerste lid,

2:22, eerste lid,

2:23, eerste, derde en vijfde lid,

3:1, eerste en derde lid,

3:2 en 3:3,

3:4, eerste lid,

3:5 tot en met 3:13,

3:15 tot en met 3:19,

3:21 tot en met 3:26,

3:28, eerste lid,

3:29,

3:33 tot en met 3:40,

3:44,

3:45, derde tot en met vijfde lid,

3:46, derde tot en met vijfde lid,

4:1, eerste en tweede lid,

4:2 tot en met 4:5,

4:8 tot en met 4:13,

4:15 tot en met 4:17,

4:18, eerste lid,

4:19 en 4:20,

4:22,

4:23, eerste en derde lid,

4:25,

4:26, derde lid,

4:27 jo. 4:26, derde lid,

4:28, eerste lid,

4:29, eerste lid,

4:30 tot en met 4:33,

4:34, eerste lid,

4:35, eerste tot en met derde lid,

4:36, eerste lid,

4:37 tot en met 4:41,

4:43,

4:45, tweede en derde lid,

4:46,

4:47, eerste lid,

4:48,

5:2 tot en met 5:10,

5:14,

5:15, eerste en tweede lid,

5:16, eerste en tweede lid,

5:19, eerste lid,

5:21,

5:22, eerste en derde lid,

5:23, eerste lid,

5:25, eerste lid,

5:26, eerste lid,

5:27, eerste en tweede lid,

7:10, vierde lid,

7:11, eerste lid,

7:17, eerste en tweede lid, onderdeel a,

7:19,

7:20, eerste en tweede lid,

8:2, eerste en tweede lid,

8:3,

8:4, eerste lid,

8:5, eerste tot en met derde lid,

8:6,

8:7, eerste lid.