Wet van 3 juli 2013 houdende nieuwe regels voor een basisregistratie personen (Wet basisregistratie personen)

Wet basisregistratie personen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is ter bevordering van de doelmatige voorziening van persoonsgegevens, in het bijzonder bij de vervulling van overheidstaken, de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te moderniseren, de regelgeving te vereenvoudigen en de mogelijkheid te verruimen om gegevens op te nemen over niet-ingezetenen ten aanzien van wie de Nederlandse overheid taken vervult en derhalve nieuwe regels te stellen ter zake van de basisregistratie personen, daarbij in aanmerking nemend dat uitvoering wordt gegeven aan richtlijn nr. 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PbEG L 281) en dat ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer uitvoering dient te worden gegeven aan artikel 10, tweede en derde lid, van de Grondwet;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1

Algemeen

Artikel

1.1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • b.

    de basisregistratie: de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2;

  • c.

    de persoonslijst: het geheel van gegevens, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, en 2.69, eerste lid, over één persoon in de basisregistratie;

  • d.

    de inschrijving: de opneming van een persoonslijst in de basisregistratie;

  • e.

    de ingeschrevene: degene ten aanzien van wie een persoonslijst in de basisregistratie is opgenomen;

  • f.

    de ingezetene: de ingeschrevene, die zijn adres heeft in een gemeente in Nederland, en op wiens persoonslijst niet het gegeven van zijn overlijden of van vertrek uit Nederland als actueel gegeven is opgenomen;

  • g.

    de systematische verstrekking van gegevens of het systematisch verstrekken van gegevens: de verstrekking of het verstrekken van gegevens uit de basisregistratie, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid;

  • h.

    de bijhoudingsgemeente: de gemeente waarvan het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 1.4 verantwoordelijk is voor de bijhouding van de persoonslijst;

  • i.

    een vreemdeling: degene die de Nederlandse nationaliteit niet bezit en niet op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander wordt behandeld;

  • j.

    de aangifte van verblijf en adres: de aangifte, bedoeld in artikel 2.38;

  • k.

    een beëdigde vertaler: een vertaler als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet beëdigde tolken en vertalers;

  • l.

    de aangifte van adreswijziging: de aangifte, bedoeld in artikel 2.39;

  • m.

    de aangifte van vertrek: de aangifte, bedoeld in artikel 2.43;

  • n.

    een authentiek gegeven: een in de basisregistratie opgenomen gegeven dat op grond van artikel 1.6 als authentiek wordt aangemerkt;

  • o.

    het woonadres:

    • het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;

    • het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;

  • p.

    het briefadres: het adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen;

  • q.

    het adres: het woonadres, dan wel bij het ontbreken hiervan of bij toepassing van artikel 2.40 of 2.41, het briefadres;

  • r.

    de briefadresgever: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42, die een briefadres ter beschikking stelt;

  • s.

    het burgerservicenummer: het nummer, bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer;

  • t.

    een overheidsorgaan:

    • een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of

    • een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed;

  • u.

    een derde: elke natuurlijke persoon, niet zijnde een overheidsorgaan of de ingeschrevene, en elke rechtspersoon die niet krachtens publiekrecht is ingesteld, noch met enig openbaar gezag is bekleed;

  • v.

    openbare lichamen: de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • w.

    een inschrijfvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 2.64;

  • x.

    het Besluit bevolkingsboekhouding: het Besluit bevolkingsboekhouding zoals dat gold op de laatste dag voor de intrekking van de Wet bevolkings- en verblijfsregisters;

  • y.

    de verordening: Verordening (EU) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (Algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119);

  • z.

    tijdelijk verblijfsadres: het adres in Nederland, niet zijnde het woonadres of het briefadres, waar betrokkene naar redelijke verwachting gedurende een maand meestentijds en gedurende een half jaar minder dan twee derde van de tijd zal overnachten;

  • aa.

    contactgegevens: telefoonnummer en e-mailadres van de niet-ingezetene.

Artikel

1.2

Er is een basisregistratie personen. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over de ingezetenen van Nederland. De basisregistratie bevat persoonsgegevens over niet-ingezetenen voor zover deze wet daarin voorziet.

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Artikel

1.5

§

2

Verplicht gebruik

Artikel

1.6

Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke van de algemene gegevens, bedoeld in de artikelen 2.7 en 2.69, worden aangemerkt als authentieke gegevens.

Artikel

1.7

Artikel

1.8

Een ingeschrevene aan wie door een bestuursorgaan een gegeven wordt gevraagd, waarop artikel 1.7, eerste lid, van toepassing is, behoeft dat gegeven niet mede te delen, behoudens voor zover het gegeven naar het oordeel van het bestuursorgaan noodzakelijk is voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van betrokkene.

§

3

Inrichting, werking en beveiliging

Artikel

1.9

Artikel

1.10

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

  • a.

    de technische en administratieve inrichting en werking en de beveiliging van de basisregistratie;

  • b.

    de uitwisseling van berichten tussen de centrale voorzieningen en de gemeentelijke voorzieningen en tussen de centrale voorzieningen en de overheidsorganen waaraan en derden aan wie systematisch gegevens worden verstrekt.

Artikel

1.11

Artikel

1.12

§

4

Kosten in verband met de uitvoering van deze wet

Artikel

1.14

§

5

Overleg

Artikel

1.15

Hoofdstuk

2

De bijhouding van de basisregistratie

Afdeling

1

Ingezetenen

§

1

Algemeen

Artikel

2.1

§

2

De inschrijving

Artikel

2.2

De inschrijving in de basisregistratie geschiedt op grond van de geboorteakte, de aangifte van de betrokkene of ambtshalve.

Artikel

2.3

Op grond van de geboorteakte, opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland, waarop als geboorteplaats een plaats in Nederland is vermeld, geschiedt de inschrijving van het kind dat niet reeds is ingeschreven en waarvan de moeder uit wie het kind is geboren op de geboortedatum van het kind als ingezetene is ingeschreven. De inschrijving geschiedt door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar die moeder als ingezetene is ingeschreven.

Artikel

2.4

Artikel

2.5

Artikel

2.6

§

3

De opneming van persoonsgegevens

Artikel

2.7

Artikel

2.8

Artikel

2.8a

Artikel

2.9

Artikel

2.10

Artikel

2.11

Artikel

2.12

Artikel

2.13

Artikel

2.14

Artikel

2.15

Artikel

2.16

Gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling worden ontleend aan mededelingen daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid aan het college van burgemeester en wethouders.

Artikel

2.17

Bij de inschrijving van een vreemdeling op grond van artikel 2.4, worden gegevens inzake de geboortedatum en de nationaliteit die niet als zodanig kunnen worden opgenomen overeenkomstig de artikelen 2.8 en 2.15, eerste tot en met derde lid, ontleend aan een mededeling daarover van Onze Minister van Justitie en Veiligheid voor zover deze gegevens door hem zijn vastgesteld in het kader van de toelating van de betrokkene tot Nederland.

Artikel

2.18

Bij de inschrijving op grond van artikel 2.3 worden de gegevens omtrent het adres ontleend aan de persoonslijst van de moeder uit wie het kind is geboren. Als datum van inschrijving wordt de geboortedatum opgenomen.

Artikel

2.19

Artikel

2.20

Artikel

2.21

Artikel

2.22

Artikel

2.23

Artikel

2.24

Artikel

2.25

De gegevens over het gebruik van de geslachtsnaam van de echtgenoot, de eerdere echtgenoot, de geregistreerde partner of de eerdere geregistreerde partner worden opgenomen op schriftelijk verzoek van de daartoe krachtens artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bevoegde ingeschrevene, dan wel op grond van een rechterlijke uitspraak als bedoeld in artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

2.26

Omtrent de beslissing dat een opgenomen algemeen gegeven onjuist is of, indien het een gegeven over de burgerlijke staat betreft, in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omtrent een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, alsmede omtrent de omstandigheid dat de ingeschrevene geen ingezetene meer is, wordt een aantekening geplaatst bij de desbetreffende gegevens.

§

4

De verplichtingen van overheidsorganen

Artikel

2.27

Artikel

2.28

Artikel

2.29

Artikel

2.30

Onze Minister van Justitie en Veiligheid doet van de gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling die voor de bijhouding van de basisregistratie van belang zijn, mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente.

Artikel

2.31

Bij algemene maatregel van bestuur worden gevallen bepaald waarin het college van burgemeester en wethouders aan een korpschef als bedoeld in de Vreemdelingenwet 2000 een afschrift toezendt van een beslissing als bedoeld in artikel 2.60 om op grond van artikel 2.10, tweede lid, een gegeven betreffende een vreemdeling niet in de basisregistratie op te nemen.

Artikel

2.32

De griffier van het betrokken gerecht zendt een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane uitspraak als bedoeld in artikel 9 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente van de onbevoegd verklaarde.

Artikel

2.33

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen aan overheidsorganen verplichtingen worden opgelegd tot het doen van mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente inzake het van toepassing zijn van artikel 2.6.

Artikel

2.34

Artikel

2.35

Artikel

2.37

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop aan de verplichtingen bedoeld in deze paragraaf moet worden voldaan.

§

4a

Ondersteuning bij het onderzoek of een persoon als ingezetene in de basisregistratie op een adres in de gemeente dient te worden ingeschreven alsmede naar de juistheid van de gegevens betreffende het adres van een ingezetene in de basisregistratie

Artikel

2.37a

Artikel

2.37b

Artikel

2.37c

Artikel

2.37d

Artikel

2.37e

Artikel

2.37f

Artikel

2.37g

Het college van burgemeester en wethouders treft bij het verrichten van een onderzoek als bedoeld in artikel 2.37a, eerste lid, naar aanleiding van een mededeling als bedoeld in artikel 2.37d, eerste lid, passende maatregelen die strekken tot bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van de persoon van wie de gegevens betreffende het adres worden onderzocht, waarbij deze persoon ten minste het recht heeft op voorafgaande controle door menselijke tussenkomst.

§

5

De verplichtingen van de burger

Artikel

2.38

Artikel

2.39

Artikel

2.40

Artikel

2.41

Artikel

2.42

Als briefadresgever kan worden gekozen:

  • a.

    een natuurlijke persoon die als ingezetene is ingeschreven;

  • b.

    een rechtspersoon die zijn zetel heeft in Nederland en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden.

Artikel

2.43

Artikel

2.44

De ingezetene brengt alle feiten betreffende zijn burgerlijke staat en nationaliteit die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, zo spoedig mogelijk ter kennis aan het college van burgemeester en wethouders. Hij verstrekt aan het college, desgevraagd in persoon, de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie. Op verzoek van het college legt hij van een geschrift een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over.

Artikel

2.45

Artikel

2.46

De ingezetene verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders over feiten betreffende zijn burgerlijke staat en nationaliteit, desgevraagd in persoon, de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie. Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders legt hij van een geschrift een door een beëdigde vertaler vervaardigde Nederlandse vertaling over.

Artikel

2.47

Degene ten aanzien van wie het college van burgemeester en wethouders het redelijke vermoeden heeft dat hij in gebreke is met het doen van een aangifte als bedoeld in de artikelen 2.38 tot en met 2.43, verstrekt op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, desgevraagd in persoon, binnen een door het college in het verzoek te noemen termijn, ter zake de inlichtingen en legt de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding met betrekking tot hem van de basisregistratie.

Artikel

2.48

De verplichtingen, vermeld in de artikelen 2.38, 2.39 en 2.43 tot en met 2.47, rusten op:

  • a.

    ouders, voogden en verzorgers voor minderjarigen jonger dan 16 jaar;

  • b.

    ouders, voogden en verzorgers voor inwonende minderjarigen van 16 jaar of ouder, tenzij de minderjarige zelf de verplichting vervult;

  • c.

    curatoren voor onder curatele gestelden.

Artikel

2.49

Artikel

2.50

Het hoofd van een instelling of bedrijf waar personen verblijf plegen te houden, de instellingen, bedoeld in artikel 2.40 daaronder begrepen, verstrekt, indien de instelling of het bedrijf ter zake door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen, op door het college te bepalen tijdstippen aan het college de door het college gevraagde inlichtingen over de personen die naar redelijke verwachting in de instelling of het bedrijf voor onbepaalde tijd verblijf zullen houden dan wel gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zullen overnachten.

Artikel

2.51

De echtgenoot, de geregistreerde partner en andere nabestaanden tot en met de tweede graad van een ingezetene die in het buitenland is overleden, verstrekken op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene is ingeschreven, aan het college, voor zover mogelijk, de inlichtingen over dat overlijden en leggen de geschriften over die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie.

Artikel

2.52

§

6

De rechten van de burger

Artikel

2.53

Artikel

2.54

Artikel

2.55

Artikel

2.56

Artikel

2.56a

Artikel

2.57

Artikel

2.58

Artikel

2.58a

Artikel 18 van de verordening is met betrekking tot de bijhouding van gegevens in de basisregistratie niet van toepassing.

Artikel

2.59

Artikel

2.60

Een beslissing van het college van burgemeester en wethouders om:

  • a.

    aan een aangifte geen of slechts ten dele gevolg te geven;

  • b.

    een gegeven over de burgerlijke staat niet op te nemen, dan wel een geschrift daarover dat als akte is aangeboden niet als zodanig aan te merken;

  • c.

    een gegeven over de nationaliteit niet op te nemen;

  • d.

    ambtshalve over te gaan tot inschrijving, of tot opneming van gegevens in het geval dat inschrijving of opneming op grond van een aangifte had moeten geschieden;

  • e.

    ambtshalve over te gaan tot verbetering, aanvulling of verwijdering van een algemeen gegeven;

  • f.

    bij een opgenomen algemeen gegeven een aantekening over de onjuistheid van dat gegeven of over de strijdigheid daarvan met de Nederlandse openbare orde te plaatsen;

  • g.

    niet te voldoen aan een verzoek als bedoeld in de artikelen 2.55 tot en met 2.59,

wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

2.61

Afdeling

2

Niet-ingezetenen

§

1

Algemeen

Artikel

2.62

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder een aangewezen bestuursorgaan: een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 2.65, voor zover het betreft de taken en gevallen waar de in dat artikel bedoelde aanwijzing betrekking op heeft.

Artikel

2.63

Artikel

2.64

Onze Minister houdt in Nederland voorzieningen in stand ten behoeve van de uitvoering van deze wet inzake:

  • a.

    het inschrijven van niet-ingezetenen;

  • b.

    het indienen van verzoeken van niet-ingezetenen aan Onze Minister.

Artikel

2.65

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen bestuursorganen worden aangewezen die bevoegd zijn om Onze Minister een verzoek te doen als bedoeld in artikel 2.68, eerste lid, of een opgave als bedoeld in artikel 2.70, derde lid, onderdeel a. Bij de maatregel wordt bepaald op welke taken van het bestuursorgaan de aanwijzing betrekking heeft. Daarbij kan tevens bepaald worden op welke gevallen de aanwijzing betrekking heeft.

§

2

De inschrijving

Artikel

2.66

Artikel

2.67

Artikel

2.68

§

3

De opneming van persoonsgegevens

Artikel

2.69

Artikel

2.70

Artikel

2.71

Artikel

2.72

De gegevens over de burgerlijke staat worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 2.8 en 2.10.

Artikel

2.73

De gegevens over de nationaliteit worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 2.14 en 2.15.

Artikel

2.74

De gegevens in verband met het verblijfsrecht van de vreemdeling worden ontleend aan de gegevens die Onze Minister van Justitie en Veiligheid daarover tot zijn beschikking heeft.

Artikel

2.75

Artikel

2.75a

Artikel

2.76

Omtrent de vaststelling dat een opgenomen algemeen gegeven onjuist is of, indien het een gegeven over de burgerlijke staat betreft, in strijd is met de Nederlandse openbare orde, omtrent een onderzoek naar die onjuistheid of strijdigheid, alsmede omtrent de omstandigheid dat de ingeschrevene geen ingezetene is, wordt een aantekening geplaatst bij de desbetreffende gegevens.

§

4

Overige bepalingen

Artikel

2.77

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent de wijze waarop een verzoek als bedoeld in artikel 2.68 en een opgave als bedoeld in artikel 2.70, derde lid, worden gedaan en omtrent de informatie die daarbij wordt overgelegd.

Artikel

2.78

Artikel

2.79

Artikel

2.80

Indien Onze Minister in verband met het opnemen van gegevens in de basisregistratie over een persoon aan de betrokkene verzoekt om een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht met het oog op de vaststelling van diens identiteit, is de betrokkene verplicht een dergelijk op hem betrekking hebbend document over te leggen.

Artikel

2.81

Hoofdstuk

3

De verstrekking van gegevens uit de basisregistratie

Afdeling

1

De verstrekking aan overheidsorganen en derden

§

1

De verstrekking door Onze Minister

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.3

§

2

De verstrekking door de colleges van burgemeester en wethouders

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Artikel

3.6

§

3

De verstrekking door het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente

Artikel

3.7

Artikel

3.8

Artikel

3.9

§

4

Overige bepalingen

Artikel

3.10

Artikel

3.11

Artikel

3.12

Artikel

3.13

Artikel

3.14

Artikel

3.15

Indien op grond van artikel 15, derde lid, van de verordening in samenhang met artikel 2.55, derde lid, dan wel artikel 3.5, derde lid, 3.6, derde lid, of 3.9, vijfde lid, een gewaarmerkt afschrift wordt verstrekt van gegevens ten aanzien van een vreemdeling op wiens persoonslijst geen actuele gegevens zijn opgenomen in verband met het verblijfsrecht, wordt hiervan mededeling gedaan op dat afschrift.

Artikel

3.16

Een derde kan bij het verwerken van persoonsgegevens gebruikmaken van het burgerservicenummer voor zover dit noodzakelijk is in verband met de juiste verstrekking van gegevens aan hem uit de basisregistratie.

Artikel

3.17

Artikel

3.18

Een beslissing op grond van deze afdeling omtrent het verstrekken van gegevens of het ter beschikking stellen van informatie wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Afdeling

2

De rechten van de burger

Artikel

3.19

Artikel

3.20

De verstrekking aan de betrokkene van hem betreffende gegevens geschiedt ingevolge artikel 15 van de verordening, in samenhang met artikel 2.55 of in samenhang met de artikelen 2.81 en 2.55.

Artikel

3.20a

Artikel 18 van de verordening is met betrekking tot de verstrekking van gegevens uit de basisregistratie niet van toepassing.

Artikel

3.21

Artikel

3.22

Artikel

3.22a

Artikel

3.23

Artikel

3.24

Een beslissing op een verzoek als bedoeld in deze afdeling wordt gelijkgesteld met een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk

4

Toezicht, overgangs-, straf- en slotbepalingen

Afdeling

1

Toezicht, onderzoek en informatieverstrekking

Artikel

4.2

Het college van burgemeester en wethouders wijst ambtenaren aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burger ingevolge hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 5.

Artikel

4.3

Afdeling

2

Overgangsbepalingen

§

1

De oude registers

Artikel

4.4

Artikel

4.5

Artikel

4.6

Onze Minister, of het in artikel 4.5, tweede lid, bedoelde college van burgemeester en wethouders, verstrekt op verzoek van het college dat een persoon inschrijft van wie in het persoonskaartenarchief een persoonskaart is opgenomen, de gegevens die zijn vermeld op de desbetreffende persoonskaart. Deze gegevens blijven berusten bij het college waaraan ze zijn verstrekt, waarbij artikel 4.4 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel

4.7

Artikel

4.8

§

2

Het gebruik van het administratienummer

Artikel

4.9

§

3

Autorisatiebesluiten

§

4

Persoonslijsten

§

5

Het registreren van een vreemde nationaliteit naast het Nederlanderschap

Artikel

4.12

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het verwijderen en vernietigen van gegevens over een vreemde nationaliteit naast gegevens over het Nederlanderschap of het feit dat de betrokkene als Nederlander wordt behandeld. Daarbij kan worden afgeweken van de artikelen 2.7 en 2.69.

§

6

Invoering van het verwerken van gegevens over niet-ingezetenen

Artikel

4.13

Artikel

4.14

Vervallen

§

7

De gefaseerde overgang van GBA naar basisregistratie personen

Artikel

4.15

Artikel

4.16

Afdeling

2a

Tijdelijke afwijking van de wet bij wege van experiment

Artikel

4.16a

Afdeling

3

Straf- en slotbepalingen

Artikel

4.17

Het college van burgemeester en wethouders kan een bestuurlijke boete van ten hoogste 325 euro opleggen:

Artikel

4.18

De termijn, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Archiefwet 1995 vangt aan bij degene die op de dag van zijn overlijden ingezetene is, op die dag, en bij degene die op de dag vallende honderd jaar na de geboorte niet ingezetene is, op die dag.

Artikel

4.20

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

4.21

Deze wet wordt aangehaald als: Wet basisregistratie personen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven