Wet van 10 juli 2013, houdende regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Wet lokaal spoor)

Wet lokaal spoor

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de regels inzake de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen te moderniseren en de verantwoordelijkheid van de decentrale overheden voor de lokale spoorweginfrastructuur vast te leggen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2

Artikel

3

Hoofdstuk

2

Zorg voor de veiligheid op en nabij de lokale spoorwegen

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur kunnen een vergunning als bedoeld in artikel 9 schorsen of intrekken indien:

  • a.

    dat naar het oordeel van gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur noodzakelijk is in verband met de veiligheid op en in de directe nabijheid van de lokale spoorweg;

  • b.

    de lokale spoorweginfrastructuur niet meer voldoet aan de artikelen 5 en 6.

Artikel

13

De rechthebbende wiens onroerende zaak door de lokale spoorweg wordt afgesneden van een openbare weg, heeft een recht van uitweg over de lokale spoorweg. Artikel 57 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing, met uitzondering van de schadevergoedingsplicht.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Hoofdstuk

3

Beheer van lokale spoorwegen

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

De infrastructuurbeheerder is verantwoordelijk voor zijn eigen beheer, bestuur en interne controle en neemt hierbij het heffings- en toewijzingskader en de specifieke regels die door de lidstaten zijn opgesteld, in acht.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

4

Verkeer

Artikel

24

Artikel

25

Hoofdstuk

5

Vervoer over de lokale spoorwegen

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

29a

Een vervoerder die niet alleen onder de directe of indirecte zeggenschap staat van een onderneming of een andere entiteit die andere spoorvervoerdiensten dan stads-, voorstads- en regionale diensten verricht of integreert, maar die ook direct of indirect eigendom is van of wordt beheerd door de Staat, heeft een onafhankelijke rechtspositie op het vlak van bestuur, administratief beheer en interne administratieve, economische en boekhoudkundige controle, volgens welke hij in het bijzonder beschikt over een vermogen, een begroting en een boekhouding die gescheiden zijn van die van de Staat.

Artikel

29b

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Hoofdstuk

6

Eisen aan het personeel

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Het is degene onder wiens gezag een veiligheidsfunctie wordt uitgeoefend verboden om een veiligheidsfunctie binnen het lokale spoorwegverkeerssysteem te doen uitoefenen door een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet weten dat die persoon niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet aan de uitoefening van de veiligheidsfunctie gestelde eisen.

Artikel

40

Artikel

41

Hoofdstuk

7

Toezicht en handhaving

Artikel

42

Artikel

43

Het dagelijks bestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Hoofdstuk

8

Overige bepalingen

Artikel

49

Artikel

50

Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet gaat een wijziging van de spoorwegveiligheidsrichtlijn gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel

51

Het dagelijks bestuur kan de kosten die samenhangen met het in behandeling nemen van de aanvragen in verband met documenten die bij of krachtens deze wet worden afgegeven ten laste brengen van de aanvrager.

Hoofdstuk

9

Wijziging andere wetten

Artikel

52

Wijzigt de Spoorwegwet.

Artikel

53

Wijzigt de Spoorwegwet 1875.

Artikel

54

Wijzigt de Locaalspoor- en Tramwegwet.

Artikel

55

Wijzigt de Wet aanleg locaalspoor- en tramwegen.

Artikel

56

Wijzigt de Wet zwerfstromen.

Artikel

57

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

58

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 8.

Artikel

59

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

60

Wijzigt de Vervoersnoodwet.

Hoofdstuk

10

Overgangsbepalingen

Artikel

61

Artikel 6, tweede tot en met vierde lid, is niet van toepassing op tunnels:

  • a.

    waarover voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6 een overeenkomst met een ontwerpend adviseur, een geïntegreerde overeenkomst voor ontwerp en realisatie of een overeenkomst tot bouw is gesloten;

  • b.

    waarvoor voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6 een reguliere bouwvergunning, als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet is verleend; of

  • c.

    waarvan de bouw voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 6 al is begonnen.

Artikel

62

Artikel

63

Een vergunning, toestemming of ontheffing, die betrekking heeft op een lokale spoorweg en die is verleend op grond van artikel 19 van de Spoorwegwet, artikel 39 van de Spoorwegwet 1875, de artikelen 14, derde lid, of 15 van het Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen, de artikelen 5, tweede lid, of 14, derde lid, van het Tramwegreglement, dan wel de artikelen 12, derde lid, of 15 van het Metroreglement, en die onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 12 van kracht en onherroepelijk is, wordt gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in artikel 12.

Artikel

64

Artikel

65

Ten aanzien van degene die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 37, eerste lid, onderdeel c, een functie uitoefent binnen het lokale spoorwegverkeersysteem die van aanmerkelijke invloed is op de veiligheid van het spoorverkeer over de lokale spoorweg, geldt het bepaalde in artikel 37, eerste lid, onderdeel c, met ingang van de datum na een jaar van inwerkingtreding van artikel 37, eerste lid, onderdeel c.

Hoofdstuk

11

Slotbepalingen

Artikel

67

Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag van de vierentwintigste kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst met uitzondering van hoofdstuk 1, dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

68

Deze wet wordt aangehaald als: Wet lokaal spoor.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten