Besluit van 16 april 2014, houdende regels met betrekking tot diergeneeskundigen (Besluit diergeneeskundigen)

Besluit diergeneeskundigen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 17 september 2012, no. 291504, directie Wetgeving en Juridische Zaken, en van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 20 december 2013, nr. WJZ / 13213190;
Gelet op Richtlijn 90/167/EG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG 1990, L 92), Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van bèta-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), Richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de Richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de Beschikkingen 89/187/EEG en 91/664/EEG (PbEG 1996, L 125), Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PbEG 1999, L 203), Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 2001, L 82), Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PbEU 2005, L 255), Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU 2007, L 182), Richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PbEU 2009, L 47), Verordening (EU) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2009, L 152), artikel 10 van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer en de artikelen 2.8, tweede lid, onderdeel b, c en d, derde, vierde, zesde en zevende lid, 2.9, derde en vijfde lid, 2.20, 4.1, tweede, derde en vijfde lid, 4.3, derde lid, 7.1, 8.24, derde lid, en 8.37, tweede lid, van de Wet dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 november 2012, nr. W15.12.0381/IV, en advies van 3 februari 2014, nr. W15.13.0473/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 11 april 2014, nr. WJZ / 13006570.

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • analgesie: behandeling om pijn weg te nemen of te bestrijden;

  • dierfysiotherapie: een of meer van de volgende vormen van therapie bij dieren;

    • a.

      bewegingstherapie, waaronder wordt verstaan het uitvoeren van bewegingen op dieren;

    • b.

      massagetherapie, waaronder wordt verstaan het toepassen van massagetechnieken op dieren;

    • c.

      fysische therapie in engere zin, waaronder wordt verstaan het op dieren toepassen van fysische prikkels, niet zijnde ioniserende stralen, door middel van:

      • 1°.

        elektrotherapie, bestaande uit middenfrequente en hoogfrequente stromen alsmede magneetveldtherapie;

      • 2°.

        ultrageluidtherapie, bestaande uit behandeling met ultrageluid, al of niet in combinatie met chemische middelen of shockwave;

      • 3°.

        lichttherapie, bestaande uit behandeling met laser, ultraviolet of infrarood licht;

      • 4°.

        thermotherapie, bestaande uit behandeling met warmte- en koude-applicaties;

      • 5°.

        hydrotherapie, bestaande uit behandeling met water, gebruik makend van hydrokinetische, hydrostatische en thermodynamische eigenschappen van water;

      • 6°.

        balneotherapie, bestaande uit behandeling met baden waaraan een chemisch middel is toegevoegd;

    • d.

      dry needling, waaronder wordt verstaan het inbrengen van naalden, niet zijnde holle naalden, in het spierweefsel van dieren;

  • gevoeligheidsbepaling: test die de gevoeligheid van een bacterie voor antibiotica vaststelt;

  • gnotobiont: dier waarvan de microflora of microfauna volledig bekend is;

  • geslachtsdimorfisme: het uiterlijke verschil tussen mannelijke en vrouwelijke dieren van dezelfde diersoort;

  • identificatiecode: code als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van verordening (EU) nr. 2019/2035;

  • infraroodmethode: methode waarbij de snavel van een dier wordt verkort door middel van het gebruik van infraroodstraling;

  • injecteerbare transponder: injecteerbare transponder als bedoeld in bijlage III, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 2019/2035 die is voorzien van een identificatiecode van het dier;

  • jonge moederdieren: moederdieren met een leeftijd van:

    • a.

      maximaal 32 weken wanneer het dieren van vleeskuikenrassen betreft, of

    • b.

      maximaal 30 weken wanneer het dieren van legkippenrassen betreft;

  • kiemisolatie: verkrijging van een zuivere kweek van bacteriën;

  • ongewervelden: halfgewervelde en ongewervelde dieren;

  • operatie: instrumentele ingreep bij dieren, gepaard gaande met verbreking van de natuurlijke samenhang van levende weefsels;

  • overzetten van een embryo of eicel: inbrengen in de gastmoeder van een embryo of eicel;

  • pluimvee: hoenderachtigen, eenden of ganzen;

  • Richtlijn 1996/22/EG: Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van bèta-agonisten en tot intrekking van de Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125);

  • Richtlijn 1999/74/EG: Richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PbEG 1999, L 203);

  • Richtlijn 2007/43/EG: Richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU 2007, L182);

  • specific pathogen free dier: dier dat gegarandeerd vrij is van vooraf bepaalde specifieke micro-organismen;

  • transvaginale follikelpunctie: met een holle naald door de vaginawand aanprikken van een eiblaasje van de eierstok met als doel het verkrijgen van een of meerdere eicellen;

  • Verordening (EU) nr. 470/2009: Verordening (EU) nr. 270/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2009, L 152);

  • verordening (EU) nr. 2019/2035: verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314);

  • verzamelcentrum: plaats in Nederland ten behoeve van de verzameling van dieren;

  • wet: Wet dieren;

  • winnen van een embryo of eicel: verkrijgen van een embryo of eicel uit een dier.

Hoofdstuk

2

Ingrepen

§

1

Toegestane ingrepen

Artikel

2.1

Aanwijzing toegestane ingrepen algemeen

Als lichamelijke ingrepen als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    het verrichten van lichamelijke ingrepen betreffende het onvruchtbaar maken van dieren, met uitzondering van mannelijke varkens;

  • b.

    het inbrengen van een injectienaald;

  • c.

    het aanbrengen van een oormerk ter bestrijding van vliegen, tenzij reeds een oormerk als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel c, of een bij of krachtens enig ander wettelijk voorschrift verplicht of toegestaan oormerk is aangebracht;

  • d.

    het verwijderen van bijspenen;

  • e.

    het verrichten van een endoscopische geslachtsbepaling bij diersoorten zonder geslachtsdimorfisme;

  • f.

    het verrichten van een keizersnede ter verkrijging van specific pathogen free dieren of gnotobionten;

  • g.

    het verrichten van lichamelijke ingrepen betreffende een transvaginale follikelpunctie ten behoeve van het winnen van eicellen bij een zoogdier.

Artikel

2.2

Aanwijzing toegestane ingrepen gevogelte

Vervallen

Artikel

2.3

Aanwijzing toegestane ingrepen varkens

Als lichamelijke ingrepen als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    het verrichten van lichamelijke ingrepen betreffende het onvruchtbaar maken van mannelijke varkens mits:

    • 1°.

      de ingreep op andere wijze dan door het scheuren van weefsel plaatsvindt, en

    • 2°.

      indien het dier ouder is dan zeven dagen de ingreep onder anesthesie en met aanvullende langdurige analgesie wordt uitgevoerd;

  • b.

    het verwijderen van een deel van de staart bij biggen, mits:

    • 1°.

      het dier niet ouder is dan vier dagen;

    • 2°.

      kwetsuren van spenen bij zeugen of van oren en staarten bij andere varkens zijn geconstateerd, en

    • 3°.

      getroffen maatregelen, waaronder het aanpassen van omgevingsfactoren of beheerssystemen, waarbij de omgeving en de varkensdichtheid in aanmerking worden genomen en die dienen ter voorkoming van staartbijten en andere gedragsstoornissen, niet werkzaam zijn gebleken;

  • c.

    het door vijlen uniform verkleinen van hoektanden van biggen, mits:

    • 1°.

      het dier niet ouder is dan zeven dagen;

    • 2°.

      de tanden glad en intact blijven;

    • 3°.

      kwetsuren van spenen bij zeugen of van oren en staarten bij andere varkens zijn geconstateerd, en

    • 4°.

      getroffen maatregelen, waaronder het aanpassen van omgevingsfactoren of beheerssystemen, waarbij de omgeving en de varkensdichtheid in aanmerking worden genomen en die dienen ter voorkoming van staartbijten en andere gedragsstoornissen niet werkzaam zijn gebleken.

Artikel

2.4

Aanwijzing toegestane ingrepen runderen

Als lichamelijke ingrepen als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    het onthoornen van runderen;

  • b.

    het aanbrengen van een gladde roestvrijstalen neusring bij mannelijke runderen, mits:

    • 1°.

      de ingreep geschiedt met het oog op de veiligheid van mens of dier, en

    • 2°.

      het dier wordt gehouden of aantoonbaar bestemd is te worden gehouden voor de fokkerij.

Artikel

2.5

Aanwijzing toegestane ingrepen overige dieren

Als lichamelijke ingrepen als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    het verwijderen van een deel van de staart bij ooien van de rassen Suffolk, Hampshire Down en Clun Forest, mits:

    • 1°.

      het dier niet ouder is dan zeven dagen, en

    • 2°.

      documenten kunnen worden overlegd waaruit blijkt dat de ouderdieren van de ooien zijn ingeschreven bij:

      • I.

        een organisatie die het stamboek van genoemde rassen bijhoudt;

      • II.

        een organisatie die niet zelf het stamboek voor genoemde rassen bijhoudt, maar die aantoont dat zij de beginselen die zijn vastgelegd door de organisatie of vereniging die het oorspronkelijke stamboek voor genoemde rassen bijhoudt, in acht neemt;

  • b.

    het onthoornen van geiten die worden gehouden met het oog op de melkproductie of die worden gehouden op kinderboerderijen, van schapen en van dieren die in een dierentuin worden gehouden;

  • c.

    het verwijderen van het gewei bij herten;

  • d.

    het verrichten van lichamelijke ingrepen bij ongewervelden;

  • e.

    het nemen van schubben bij vissen, mits dit geschiedt met het oog op leeftijdsonderzoek of visstandbeheer.

Artikel

2.6

Aanwijzing toegestane ingrepen ter identificatie

Voor zover zij dienen ter identificatie van een dier worden als lichamelijke ingrepen als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onderdeel b, van de wet aangewezen:

  • a.

    het aanbrengen van een tatoeage;

  • b.

    het subcutaan of intramusculair aanbrengen van micro-elektronica;

  • c.

    het aanbrengen van een oormerk in één oor bij varkens, runderen, schapen en geiten;

  • d.

    het vriesbranden bij paarden en vissen;

  • e.

    het aanbrengen van een merkteken aan een vleugel bij kippen;

  • f.

    het inknippen van teenvliezen bij kippen en eenden, mits het dier niet ouder is dan twee dagen;

  • g.

    het verwijderen van een deel van de oorschelp bij knaagdieren, onvruchtbaar gemaakte verwilderde zwerfkatten en dieren die in een dierentuin in groepen worden gehouden;

  • h.

    het verwijderen van een teen bij pasgeboren knaagdieren;

  • i.

    het nemen van ten hoogste vijf schubben bij reptielen;

  • j.

    het verwijderen of perforeren van delen van vinnen, vetvinnen of vinstralen bij vissen;

  • k.

    het aanbrengen bij vissen van een uitwendig merkteken, mits dit geschiedt door middel van het met een draad in de huid, in onderliggend spierweefsel of in een bekhoek te bevestigen genummerd metalen of kunststof plaatje of genummerd kunststof pijpje of slangetje;

  • l.

    vervallen;

  • m.

    vervallen;

  • n.

    het verwijderen van de kammen bij wit bevederde mannelijke kippen, mits:

    • 1°.

      het dier jonger is dan twee dagen, en

    • 2°.

      nakomelingen van het dier gewoonlijk worden gehouden voor het leggen van eieren voor de menselijke consumptie of voor de productie van vaccineieren.

Artikel

2.7

Voorwaarden uitvoeren ingrepen

§

2

Verrichten van diergeneeskundige handelingen

Artikel

2.8

Beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen

Artikel

2.9

Identificeren van dieren

Hoofdstuk

3

Diergeneeskundigen

§

1

Dierenartsassistent paraveterinair

Artikel

3.1

Toelating

Artikel

3.2

Betrokkenheid van de dierenarts

Artikel

3.3

Diergeneeskundige handelingen tijdens de opleiding

Als diergeneeskundige handelingen als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet, worden aangewezen het uitvoeren van de handelingen, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder de leiding van een dierenarts door personen die een opleiding volgen ten behoeve van het behalen van een kwalificatie als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, gedurende de periode waarbinnen de opleiding wordt gevolgd.

§

2

Dierenfysiotherapeut

Artikel

3.4

Voorwaarden voor de toelating

Artikel

3.5

Betrokkenheid van de dierenarts

Het uitoefenen van dierfysiotherapie wordt uitsluitend toegepast bij een dier na een verwijzing door een dierenarts.

§

3

Embryotransplanteur/-winner

Artikel

3.6

Voorwaarden voor de toelating

Artikel

3.7

Betrokkenheid van de dierenarts

Artikel

3.8

Diergeneeskundige handelingen tijdens de opleiding

Als diergeneeskundige handelingen als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet, worden aangewezen het uitvoeren van de handelingen, bedoeld in artikel 3.6, tweede lid, onder de leiding van een dierenarts door personen die een opleiding volgen ten behoeve van het behalen van een kwalificatie als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, gedurende de periode waarbinnen de opleiding wordt gevolgd.

§

4

Activiteiten in kader van de georganiseerde dierziektebestrijding

Artikel

3.9

Voorwaarden voor de toelating

Artikel

3.10

Betrokkenheid van de dierenarts

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de betrokkenheid van de dierenarts bij het verrichten van de diergeneeskundige handelingen, bedoeld in artikel 3.9, eerste lid.

§

5

Diergeneeskundigen met een buiten de EER of Zwitserland verkregen bevoegdheid

Artikel

3.11

Toelating diergeneeskundigen derde landen

§

6

Opleiding tot dierenarts

Artikel

3.12

Diergeneeskundige handelingen tijdens de opleiding

Als diergeneeskundige handelingen als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet, worden aangewezen het uitvoeren van diergeneeskundige handelingen, onder de leiding van een dierenarts door personen die een opleiding volgen ten behoeve van het behalen van een kwalificatie als bedoeld in artikel 1.1, derde streepje, van de wet gedurende de periode waarbinnen de opleiding wordt gevolgd.

§

7

Toelating

Artikel

3.15

Intrekken toelating

Een toelating als bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.4, eerste lid, 3.6, eerste lid, en 3.11, eerste lid kan door Onze Minister worden ingetrokken, indien de bij de aanvraag verstrekte gegevens of bescheiden zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden bekend waren geweest.

Artikel

3.16

Nadere regels toelating

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop een aanvraag als bedoeld in artikel 3.13, of een wijziging als bedoeld in artikel 3.14, wordt ingediend en de gegevens en bescheiden die in het kader van de aanvraag of wijziging worden verstrekt.

§

8

Overige bepalingen

Artikel

3.18

Regels ter uitvoering van EU-rechtshandelingen

Bij ministeriële regeling worden, ter uitvoering van EU-rechtshandelingen, regels gesteld over het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen en de toelating daartoe, die betrekking hebben op beroepskwalificaties en diensten.

Hoofdstuk

4

Registratie

§

1

Dierenartsen

Artikel

4.1

Registratie

Een registratie als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, van de wet van een persoon die met goed gevolg een opleiding op het gebied van de diergeneeskunde in haar volle omvang heeft voltooid, vindt op aanvraag plaats.

Artikel

4.2

Doorhalen registratie

Artikel

4.3

Wijziging gegevens

Degene die is geregistreerd krachtens artikel 4.1, stelt Onze Minister binnen vier weken in kennis van:

  • a.

    wijzigingen ten aanzien van de bij de registratie verstrekte gegevens;

  • b.

    de datum waarop het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, van de wet, is beëindigd.

Artikel

4.4

Nadere regels registratie dierenartsen

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1, of een wijziging als bedoeld in artikel 4.3, wordt ingediend en de gegevens en bescheiden die in het kader van de aanvraag of wijziging worden verstrekt.

§

2

Diergeneeskundigen niet zijnde dierenartsen, en dierenartsen als bedoeld in artikel 3.11

§

2a

Chippers

Artikel

4.6a

Doorhalen registratie en wijziging gegevens

§

3

Overige bepalingen

Artikel

4.7

Opname gegevens in register

Artikel

4.8

Verstrekken gegevens

Hoofdstuk

5

Diergeneesmiddelen

Artikel

5.1

Cascade voor dieren die niet voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd

Vervallen

Artikel

5.2

Cascade voor dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd

Vervallen

Artikel

5.3

Wachttermijn homeopathische diergeneesmiddelen

Vervallen

Artikel

5.4

Bevoegdheid diergeneeskundigen, niet zijnde dierenartsen

Vervallen

Artikel

5.5

Administratie dierenartsen en andere personen die diergeneeskundige handelingen verrichten

Vervallen

Artikel

5.6

Te verstrekken inlichtingen

Vervallen

Artikel

5.7

Gevoeligheidsbepaling bij toepassing aangewezen diergeneesmiddelen

Artikel

5.8

Melding aangewezen diergeneesmiddelen in register

Artikel

5.9

Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan

Hoofdstuk

6

Overig

Artikel

6.1

Ontstentenis leden veterinair tuchtcollege en veterinair beroepscollege

Bij ontstentenis van benoemde leden van dezelfde beroepsgroep als de beklaagde, kunnen dierenartsen zitting nemen in het veterinair tuchtcollege, dan wel het veterinair beroepscollege.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

§

1

Overgangsrecht

Artikel

7.1

Ingrepen

Vervallen

Artikel

7.2

Diergeneeskundigen niet zijnde dierenartsen en diergeneeskundigen derde landen

Artikel

7.3

Toelating op basis van opleiding deelkwalificaties

Artikel

7.4

Dierverloskundigen

Artikel

7.5

Castreurs

Artikel

7.6

Registratie dierverloskundigen en castreurs

§

2

Wijziging andere besluiten

§

3

Slotbepalingen

Artikel

7.8

Inwerkingtreding

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

7.9

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit diergeneeskundigen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten