Artikel
1.1
Begripsbepalingen
1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
–
antimicrobiële stof: antimicrobiële stof als bedoeld in artikel 4, twaalfde lid, van verordening (EU) 2019/6;
-
–
beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen: het als economische activiteit verlenen van diensten aan derden in de vorm van het verrichten van diergeneeskundige handelingen;
-
–
dierenarts: degene die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 4.3, en:
-
1°.
aan wie op grond van het afleggen van een examen van een opleiding in het wetenschappelijk onderwijs door een universiteit dan wel de Open Universiteit waarop de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking heeft, de graad Master op het gebied van de diergeneeskunde is verleend;
-
2°.
die in het bezit is van een getuigschrift waaruit blijkt dat hij het afsluitend examen van de opleiding diergeneeskunde, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, met goed gevolg heeft afgelegd, of
-
3°.
die in het bezit is van een door een bevoegde instelling van een lidstaat van de Europese Unie, van een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of van Zwitserland verleende titel na een opleiding op het gebied van de diergeneeskunde, welke voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen;
-
1°.
-
–
diergeneeskundige handeling: een van de volgende handelingen bij of met betrekking tot dieren:
-
1°.
het voorschrijven of uitvoeren van een behandeling of het onderzoeken van een dier, met het oog op het voorkomen, genezen, verzachten, onderkennen of opheffen van een aandoening, dierziekte, zoönose, ziekteverschijnsel, gebrek, of van in- of uitwendig letsel of pijn;
-
2°.
het voorschrijven of toepassen van een verdoving of bedwelming;
-
3°.
het verlenen van hulp met betrekking tot de geboorte of verwijdering van een vrucht;
-
4°.
het onvruchtbaar maken;
-
5°.
het winnen en overzetten van embryo’s of eicellen, en
-
6°.
het verrichten van lichamelijke ingrepen ter uitvoering van de handelingen, bedoeld in de onderdelen 1° tot en met 6°, alsmede andere lichamelijke ingrepen;
-
1°.
-
–
diergeneesmiddel: diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van verordening (EU) 2019/6;
-
–
dierlijke producten: van dieren afkomstige producten, al dan niet bewerkt of verwerkt, en daarvan afgeleide producten, met inbegrip van levende producten als broedeieren, sperma, eicellen en embryo’s;
-
–
dierlijke bijproducten: niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke producten;
-
–
diervoeder: elke stof, elk product of elke samenstelling van stoffen of producten die bestemd is om te worden gebruikt voor voedering aan dieren, onverminderd de toepassing van een andersluidende definitie in een EU-verordening;
-
–
EU-besluit: besluit als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
-
–
EU-rechtshandeling: EU-verordening, EU-richtlijn of EU-besluit;
-
–
EU-richtlijn: richtlijn als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
-
–
EU-verordening: verordening als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
-
–
gemedicineerd diervoeder: gemedicineerd diervoeder als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van verordening (EU) 2019/4;
-
–
homeopathisch diergeneesmiddel: homeopathisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 4, tiende lid, van verordening (EU) 2019/6;
-
–
houder: eigenaar, houder of hoeder;
-
–
immunologisch diergeneesmiddel: immunologisch diergeneesmiddel als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van verordening (EU) 2019/6;
-
–
kadavers: lichamen van dode dieren die niet worden verwerkt tot voor menselijke consumptie bestemde producten;
-
–
klinische proef: klinische proef als bedoeld in artikel 4, zeventiende lid, van verordening (EU) 2019/6;
-
–
lichamelijke ingreep: ingreep bij een dier, waarbij de natuurlijke samenhang van levende weefsels wordt verbroken, met inbegrip van het afnemen van bloed en het geven van injecties, en met uitzondering van het doden van een dier;
-
–
Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
-
–
Onze Ministers: Onze Minister en Onze Minister van Veiligheid en Justitie gezamenlijk;
-
–
preklinische studie: preklinische studie als bedoeld in artikel 4, achttiende lid, van verordening (EU) 2019/6;
-
–
stof: materie van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong;
-
–
verordening (EU) 2019/4: Verordening 2019/4 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van gemedicineerde diervoeders, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 183/2005 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 90/167/EEG van de Raad (PbEU 2019, L 4);
-
–
verordening (EU) 2019/6: Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PbEU 2019, L 4);
-
–
ziekteverwekker: micro-organisme dat, onderscheidenlijk parasiet of andere biologische eenheid die, een dierziekte of zoönose kan veroorzaken.