Besluit van 23 mei 2014 tot het vaststellen van regels over de aanleg, het beheer, het gebruik en de veiligheid van lokale spoorwegen (Besluit lokaal spoor)

Besluit lokaal spoor

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 9 december 2013, nr. IenM/BSK-2013/268587, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 24 januari 2014, nr. W14.13.044g/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 mei 2014, nr. IenM/BSK-2014/92895, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2

Elementen die tot lokale spoorweginfrastructuur behoren zijn de bij de lokale spoorweg behorende:

  • a.

    terreinen;

  • b.

    bermen en paden;

  • c.

    omheiningsmuren, hagen en hekken;

  • d.

    aardebanen, met name ophogingen, afgravingen, doorsnijdingen, drainagewerken, greppels, gemetselde goten, duikers en taludbekledingen en taludbepalingen;

  • e.

    schoormuren, bruggen, viaducten en andere bovengrondse overgangen, gelijkvloerse kruisingen, met inbegrip van de inrichtingen ter verzekering van de verkeersveiligheid, alsmede tunnels en andere onderdoorgangen die uitsluitend bestemd zijn voor de lokale spoorweg;

  • f.

    spoorstaven, dwarsliggers, langsliggers en ballastbed, met inbegrip van railfunderingen en rijbaanopvullingen tussen de spoorstaven;

  • g.

    wissels en wisselverwarmingsinstallaties, kruisingen, draaischijven en rolbruggen;

  • h.

    perrons;

  • i.

    laad- en loswegen en laadperrons;

  • j.

    rangeerterreinen, opstelsporen als onderdeel van de te bedienen baanvakken, met uitzondering van sporen op de terreinen van werkplaatsen en remises;

  • k.

    voertuigidentificatiesystemen;

  • l.

    voertuigbeheersingssystemen;

  • m.

    installaties voor de veiligheid, het seinwezen en de telecommunicatie, met inbegrip van de installaties voor het opwekken, transformeren en verdelen van elektrische stroom ten behoeve van het seinwezen en de telecommunicatie, en de gebouwen voor deze installaties;

  • n.

    verkeerssignalering voor de afwikkeling en de veiligheid van het verkeer op de lokale spoorweg; en

  • o.

    installaties voor het transformeren en overbrengen van elektrische energie voor tractiedoeleinden, onderstations, voedingskabels tussen de onderstations en de hang- en rijdraden, bovenleidingen met portalen, derde rail met steunelementen, voorzieningen voor ondergrondse energietoevoer en inductieve voorzieningen.

Hoofdstuk

2

Toegankelijkheid

Artikel

3

Hoofdstuk

3

Verkeersmaatregelen, -regels en -tekens

Artikel

4

De verkeersleiding, bedoeld in artikel 24 van de wet, heeft als taak:

  • a.

    zorg dragen voor een goede afwikkeling van het lokale spoorverkeer; en

  • b.

    het treffen van verkeersmaatregelen, waaronder het geven van aanwijzingen met betrekking tot een veilig en ongestoord gebruik van de lokale spoorweg bij storingen, calamiteiten en bij werkzaamheden aan, in of nabij de lokale spoorweginfrastructuur.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur stellen, na het horen van de beheerder en de vervoerder, de voorrangsregels vast die gelden tussen spoorvoertuigen op lokale spoorwegen.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Gedeputeerde staten onderscheidenlijk het dagelijks bestuur stellen, na advies van de beheerder en de wegbeheerder, vast bij welke spoorwegovergangen gelegen in voor het openbaar verkeer openstaande wegen, aan beide zijden van de spoorwegovergang aan de rechterzijde van de weg een Andreaskruis volgens model J12 of J13 van bijlage 1, van het RVV 1990 wordt geplaatst.

Hoofdstuk

4

Personeel

Artikel

11

Als veiligheidsfunctie als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet wordt aangewezen de functie van een beheerder of een vervoerder voor zover die belast is met de verkeersleiding.

Hoofdstuk

4a

Specifieke regels met betrekking tot de Hoekse lijn

Artikel

11a

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Artikel

11b

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op de lokale spoorweg die een verbinding vormt tussen de hoofdspoorweg vanaf de RDM-coördinaat, genoemd in onderdeel b van het tiende onderdeel van bijlage 1, behorende bij het Besluit aanwijzing hoofdspoorwegen, en de spooraansluiting Vulcaanhaven te Vlaardingen.

Artikel

11c

Artikel

11d

Hoofdstuk

5

Toezicht

Artikel

12

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

§

1

Aanpassing en intrekking van andere besluiten

Artikel

13

Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit.

Artikel

14

Wijzigt het Besluit alcoholonderzoeken.

Artikel

15

Wijzigt het Besluit ex artikel 110 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.

§

2

Slotbepalingen

Artikel

18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit lokaal spoor.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten