Besluit van 5 juni 2014, houdende regels met betrekking tot houders van dieren (Besluit houders van dieren)

Besluit houders van dieren

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 19 oktober 2012, nr. 291872, Directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PbEU 2009, L 303), verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2009, L 152), richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (Gecodificeerde versie; PbEU 2009, L 47), richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (Gecodificeerde versie; PbEU 2009, L 10); richtlijn 2007/43/EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU 2007, L 182), richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik (PbEG 2001, L 311), richtlijn 1999/74/EG van de Raad van 19 juli 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor de bescherming van legkippen (PbEG 1999, L 203), richtlijn 1999/22/EG van de Raad van 29 maart 1999 betreffende het houden van wilde dieren in dierentuinen (PbEG 1999, L 94), richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PbEG 1998, L 221), richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PbEG 1996, L 125), richtlijn 96/23/EG van de Raad van 29 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in produkten daarvan en tot intrekking van de richtlijnen 85/358/EEG en 86/469/EEG en de beschikkingen 89/187/EEG en 91/664//EE (PbEG 1996, L 12523), richtlijn 90/167/EEG van de Raad van 26 maart 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bereiding, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking (PbEG 1990, L 092), de Europese Overeenkomst tot bescherming van kleine huisdieren (Trb. 1988, 1) en de artikelen 2.1, derde en vijfde lid, 2.2, tweede, derde, zevende, negende en tiende lid, 2.3, tweede en vierde lid, onderdeel a, 2.8, tweede en vierde lid, 2.9, derde lid, 2.10, eerste tot en met vierde lid, 2.16, eerste lid, 7.1, 7.2, eerste lid, 7.3, vijfde lid, 7.5, vierde lid, 7.8, eerste lid, en 10.4, eerste lid, van de Wet dieren;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 januari 2013, no. W15.12.0441/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Economische Zaken 4 juni 2014, nr. WJZ / 14038273;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • bedrijfsbehandelplan: een overzicht dat specifiek is voor een bedrijf, waarin aandoeningen en ziektes zijn opgenomen die voorkomen of waarvan het aannemelijk is dat deze voor kunnen komen bij door een houder gehouden dieren en waarbij is weergegeven op welke wijze de aandoeningen en ziektes worden behandeld;

  • bedrijfsgezondheidsplan: een plan dat specifiek is voor een bedrijf, bestaande uit:

    • 1°.

      een analyse van de diergezondheidssituatie van door een houder gehouden dieren en van de toepassing van diergeneesmiddelen bij door een houder gehouden dieren;

    • 2°.

      een overzicht van te treffen maatregelen ter verbetering van de diergezondheidssituatie van door een houder gehouden dieren;

  • big: varken vanaf de geboorte tot aan het spenen;

  • daarmee verband houdende activiteiten: datgene dat daaronder wordt verstaan in artikel 2, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 1099/2009;

  • derde land: land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • evenhoevigen: runderen, varkens, schapen, geiten of hertachtigen;

  • gezelschapsdier: zoogdier, vogel, vis, reptiel of amfibie, kennelijk bestemd om te houden voor liefhebberij of gezelschap, met uitzondering van een dier dat behoort tot een in bijlage II bij dit besluit opgenomen diersoort of diercategorie, niet zijnde konijn, bruine rat, tamme muis, cavia, goudhamster en gerbil;

  • pluimvee: hoenderachtigen, eenden of ganzen;

  • richtlijn nr. 2003/99/EG: richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönosen en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (PbEU 2003, L 325);

  • spermawininrichting: inrichting voor levende producten waar sperma wordt gewonnen, geproduceerd, verwerkt of opgeslagen;

  • varken: varken dat kennelijk wordt gehouden voor de fokkerij of voor de mesterij;

  • verordening (EG) nr. 178/2002: verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PbEU 2002, L 31);

  • verordening (EG) nr. 1099/2009: verordening (EG) nr. 1099/2009 van de Raad van 24 september 2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (PbEU 2009, L 303);

  • verordening (EU) nr. 576/2013: verordening (EU) nr. 576/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende het niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 998/2003 (PbEU 2012, L 178);

  • verordening (EU) nr. 2016/429: verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid («diergezondheidswetgeving») (PbEU 2016, L84);

  • verordening (EU) 2018/848: Verordening (EU) 2018/848 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad (PbEU 2018, L 150);

  • verzamelcentrum: inrichting voor het verzamelen van hoefdieren of pluimvee van waaruit dieren worden verplaatst of die dieren ontvangt;

  • wet: Wet dieren;

  • zeug: varken van het vrouwelijk geslacht na de worp van haar eerste biggen, kennelijk bestemd voor de fokkerij.

Artikel

1.3

Verboden gedragingen ten aanzien van dieren

Als gedragingen als bedoeld in artikel 2.1, derde lid, van de wet worden aangewezen:

  • a.

    het zich ontdoen van een dier;

  • b.

    het schoppen van een dier;

  • c.

    het zodanig slaan van een dier dat dit letsel ten gevolge heeft;

  • d.

    het onderwerpen van een dier aan een explosieve, bijtende of brandende stof;

  • e.

    het weiden van een dier op niet beweidbaar land of, anders dan voor korte duur, weiden op slecht beweidbaar land;

  • f.

    het zich vervoeren of verplaatsen, het zich laten vervoeren of laten verplaatsen of een ander doen vervoeren of doen verplaatsen op een dier of in of op een vervoermiddel dat wordt voortbewogen door een dier, indien dat vervoeren of verplaatsen de krachten van dat dier kennelijk te boven gaat, of indien het dier daartoe kennelijk niet geschikt is;

  • g.

    het gebruik van of het vastbinden of aanlijnen van een dier met een voorwerp waarmee het dier door middel van scherpe uitsteeksels pijn kan worden toegebracht;

  • h.

    het gebruik van apparatuur die geschikt is om aan een hond stroomstoten af te geven, met uitzondering van:

    • 1°.

      het gebruik daarvan bij het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen;

    • 2°.

      het gebruik daarvan in de uitvoering van de taak van de politie of de politietaken van de Koninklijke marechaussee, bedoeld in artikel 3, onderscheidenlijk artikel 4, van de Politiewet 2012, in de uitvoering van de taken van de krijgsmacht, bedoeld in artikel 97 van de Grondwet, in de uitvoering van een overheidstaak in het kader van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel of bij het trainen ten behoeve van de uitvoering van deze taken door de betrokken overheidsorganisatie, voor zover het met dat gebruik beoogde doel dit rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt;

    • 3°.

      het gebruik van elektrische afrastering.

Artikel

1.4

Criteria voor aanwijzing diersoorten of diercategorieën op positieflijst

§

2

Algemene huisvestings- en verzorgingsnormen

Artikel

1.5

Reikwijdte

Artikel

1.6

Houden van dieren

Artikel

1.7

Verzorgen van dieren

Degene die een dier houdt, draagt er zorg voor dat een dier:

  • a.

    wordt verzorgd door een persoon die beschikt over de voor die verzorging nodige kennis en vaardigheden;

  • b.

    slechts onder de hoede wordt gesteld van een persoon die kennelijk tot de verzorging in staat is;

  • c.

    dat ziek of gewond lijkt onmiddellijk op passende wijze wordt verzorgd;

  • d.

    een toereikende behuizing heeft onder voldoende hygiënische omstandigheden;

  • e.

    een voor dat dier toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer krijgt toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier;

  • f.

    toegang heeft tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan zijn behoefte aan water kan voldoen;

  • g.

    voldoende verse lucht of zuurstof krijgt.

Artikel

1.8

Behuizing

§

3

Doden van dieren

Artikel

1.10

Gevallen waarin dieren mogen worden gedood

Als gevallen als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de wet worden aangewezen gevallen waarin:

  • a.

    een dier wordt gedood ter beëindiging of voorkoming van onmiddellijk gevaar voor mens of dier;

  • b.

    een dierenarts heeft vastgesteld dat doden in het belang van het dier is;

  • c.

    dat doden bij of krachtens enig wettelijk voorschrift of ingevolge een EU-verordening is voorgeschreven;

  • d.

    een dier wordt gedood ter beëindiging van ondraaglijk lijden van het dier;

  • e.

    een dier wordt gedood vanwege niet te corrigeren gevaarlijke gedragskenmerken.

Artikel

1.12

Besparen vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden

Bij het doden van dieren en daarmee verband houdende activiteiten wordt de dieren elke vermijdbare vorm van pijn, spanning of lijden bespaard.

Artikel

1.13

Methoden

Artikel

1.14

Kennis

§

4

Voortplantingstechnieken

Artikel

1.15

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • voortplantingstechniek: handeling of direct met elkaar samenhangende handelingen, bestemd om geslachtsproducten te winnen, bevruchting tot stand te brengen met behulp van gewonnen geslachtsproducten, of dracht tot stand te brengen op andere dan natuurlijke wijze, alsmede handelingen die bijdragen aan het tot stand brengen van dracht;

  • geslachtsproducten: sperma, eicellen en embryo's alsmede delen daarvan.

Artikel

1.16

Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing op zoogdieren, reptielen, vissen, amfibieën en vogels.

Artikel

1.17

Voortplantingstechnieken

§

5

Overige bepalingen

Artikel

1.19

Reikwijdte scheiden dieren van ouderdier

Als diercategorieën als bedoeld in artikel 2.2, zevende lid, van de wet worden aangewezen honden, katten, konijnen, papegaaiachtigen, apen behorende tot de soort van de Chimpansee, de Rhesus-aap, de Beermakaak, de Java-aap, de Marmoset, de Doeroecoeli of de Doodshoofdaap, varkens en nertsen.

Artikel

1.20

Leeftijd scheiden van dieren

§

6

Diergeneeskundige handelingen en diergeneesmiddelen

Artikel

1.21

Verrichten van ingrepen door de houder

Als lichamelijke ingreep als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet wordt aangewezen het door de houder van een dier bij dat dier toepassen van een diergeneesmiddel, voor zover:

  • a.

    toepassing van het diergeneesmiddel niet met toepassing van artikel 5.3, eerste lid, van het Besluit diergeneesmiddelen 2022 is voorbehouden aan een dierenarts;

  • b.

    de lichamelijke ingreep onderdeel is van de voor dat diergeneesmiddel in de bijsluiter voorgeschreven toedieningswijze en toedieningsweg;

  • c.

    de toepassing subcutaan of intramusculair plaatsvindt; en

  • d.

    de handeling niet krachtens een ander wettelijk voorschrift aan anderen is voorbehouden.

Artikel

1.22

Aanwezig hebben van diergeneesmiddelen of gemedicineerde diervoeders

Een houder van een dier heeft geen diergeneesmiddel of gemedicineerd diervoeder aanwezig in de ruimte, op het terrein waar dieren worden gehouden of in de nabijheid van de ruimte of het terrein waar dieren worden gehouden, indien toepassing van dit diergeneesmiddel of gemedicineerd diervoeder bij deze dieren:

  • a.

    is voorbehouden aan een dierenarts of een andere persoon die is toegelaten tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige handelingen op grond van artikel 5.3, eerste lid, van het Besluit diergeneesmiddelen 2022; of

  • b.

    niet is toegestaan volgens de informatie die krachtens verordening (EU) nr. 2019/6 is aangebracht op de verpakking van het diergeneesmiddel of gemedicineerd diervoeder of bij deze verpakking is gevoegd.

Artikel

1.23

Bevoegdheid houders van dieren

Vervallen

Artikel

1.24

Nadere aanwijzingen door de dierenarts

Vervallen

Artikel

1.25

Administratie diergeneesmiddelen door houders van dieren

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld voor de administratie van de ontvangst en toepassing van diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders door de houder van een dier en over het administreren van gegevens inzake het zich ontdoen van resten en lege verpakkingen van diergeneesmiddelen en gemedicineerde diervoeders.

Artikel

1.26

Gevoeligheidsbepaling bij toepassing aangewezen diergeneesmiddelen

Het is degene die een dier houdt verboden de diergeneesmiddelen, bedoeld in artikel 5.7, eerste lid, van het Besluit diergeneeskundigen toe te passen, indien uit de in dat lid bedoelde gevoeligheidsbepaling blijkt dat andere diergeneesmiddelen toepasbaar zijn.

Artikel

1.27

Melding aangewezen diergeneesmiddelen in register

Artikel

1.28

Bedrijfsgezondheidsplan en bedrijfsbehandelplan

§

7

Melding en bewaking dierziekten en zoönosen

Artikel

1.29

Melding ziekten verordening (EU) nr. 2016/429

Artikel

1.30

Melding artikel 5.3-ziekten of andere ziekten

Artikel

1.31

Melding ziekteverschijnselen

Artikel

1.32

Implementatie richtlijn 2003/99/EG

Artikel

1.33

Onderzoek zoönosen levensmiddelenbedrijf

Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf als bedoeld in artikel 3, derde lid, van verordening (EG) nr. 178/2002, die onderzoek doet naar de aanwezigheid van zoönosen of zoönoseverwekkers die overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van richtlijn 2003/99/EG worden bewaakt:

  • a.

    houdt de resultaten van dat onderzoek bij:

  • b.

    bewaart de onderzoeksgegevens en de relevante isolaten gedurende twee jaar, en

  • c.

    stelt de onderzoeksresultaten of relevante isolaten op verzoek ter beschikking aan Onze Minister.

§

8

Bijeenbrengen van dieren

§

8.1

Algemeen

Artikel

1.34

Verzamelen op vervoermiddel

Artikel

1.35

Overladen bij verzamelen op vervoermiddel

Artikel

1.36

Melden aanvang verzamelen

De exploitant van een verzamelcentrum meldt de aanvang en het einde van de periode waarin dieren op een verzamelcentrum worden gehouden uiterlijk om 8:00 uur op de werkdag voor aanvang van die periode bij Onze Minister.

Artikel

1.37

Laden en lossen op verschillende adressen

Artikel

1.38

Bewaartermijn gegevens vervoer

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gegevens die een vervoeder bijhoudt, bedoeld in artikel 104 en de op artikel 106 van verordening (EU) nr. 2016/429 vastgestelde gedelegeerde verordening, met betrekking tot:

  • a.

    de termijn waarbinnen de vervoerder de gegevens bijhoudt;

  • b.

    de termijn waarbinnen de vervoerder de gegevens bewaart;

  • c.

    de wijze waarop de gegevens worden bijgehouden.

Artikel

1.39

Grondslag regels over het verblijf van dieren na het bijeenbrengen

§

8.2

Bijeenbrengen voor vervoer binnen Nederland

Artikel

1.40

Erkenning verzamelcentra voor Nederlandse markt

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de toepasselijkheid van artikel 97, eerste lid, onderdelen a, b, c, d en e, van verordening (EU) nr. 2016/429 en de krachtens het tweede lid, onderdelen a, c, d en e, van dat artikel vastgestelde gedelegeerde verordening op inrichtingen voor de verzameling van hoefdieren van waaruit slechts dieren worden verplaatst naar een inrichting in Nederland en die slechts dieren ontvangen van een inrichting in Nederland.

Artikel

1.41

Grondslag regels voor verzamelen voor Nederlandse markt

Artikel

1.42

Lossen evenhoevigen en pluimvee op plaats van bestemming

Artikel 126, tweede lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 is van overeenkomstige toepassing op het verplaatsen van evenhoevigen en pluimvee van een inrichting in Nederland naar een andere inrichting in Nederland.

Artikel

1.43

Gegevens vervoer binnen Nederland

§

9

Houden van schapen of geiten

Artikel

1.44

Levenslang fokverbod

Artikel

1.45

Geboorte lammeren

Artikel

1.46

Vaccinatie Q-koorts

Artikel

1.47

Administratie Q-koortsvaccinatie

§

10

Registratie en erkenning van inrichtingen

Artikel

1.48

Termijn wijziging gegevens

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de termijn waarbinnen de gegevens, bedoeld in de artikelen 84, tweede lid, 87, tweede lid, 90, tweede lid, 96, tweede lid, 172, tweede lid, of 180, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429, worden verstrekt.

§

11

Identificatie en registratie van dieren

§

11.1

Algemeen

Artikel

1.50

Identificatie- en registratiesysteem

De verantwoordelijkheid voor het identificatie- en registratiesysteem, bedoeld in artikel 108, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, berust bij Onze Minister.

Artikel

1.51

Aanvullende gegevens identificatie- en registratiesysteem

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de gegevens die een exploitant ten behoeve van het identificatie- en registratiesysteem, bedoeld in artikel 108 verordening (EU) nr. 2016/429, aan Onze Minister verstrekt, in aanvulling op de artikelen 112 tot en met 115 van verordening (EU) nr. 2016/429, met betrekking tot:

  • a.

    de door hem gehouden dieren;

  • b.

    de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder de gegevens aan Onze Minister worden verstrekt;

  • c.

    het middel waarmee de gegevens worden verstrekt.

Artikel

1.52

Gegevens identificatie- en registratiesysteem pluimvee

Artikel

1.53

Herstel en intrekking melding

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het herstel of de intrekking van een kennisgeving, bedoeld in de artikelen 1.51 en 1.52, en de voorwaarden waaronder een kennisgeving kan worden hersteld, ingetrokken of alsnog kan worden gedaan.

Artikel

1.54

Bedrijfsadministratie

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over gegevens die een exploitant bijhoudt, in aanvulling op artikel 102 en de op artikel 106 van verordening (EU) nr. 2016/429 gebaseerde gedelegeerde verordening met betrekking tot:

  • a.

    de door hem gehouden dieren;

  • b.

    de op de inrichting aanwezige identificatiemiddelen;

  • c.

    de termijn waarbinnen de exploitant de gegevens bijhoudt;

  • d.

    de termijn waarbinnen de exploitant de gegevens bewaart;

  • e.

    de wijze waarop de gegevens worden bijgehouden.

Artikel

1.55

Identificatie- en verplaatsingsdocument

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de identificatiedocumenten, verplaatsingsdocumenten en andere documenten, bedoeld in artikel 110, eerste lid, van verordening (EU) nr. 2016/429, en de op de artikelen 118, eerste lid, onder b, onder ii, tweede lid, onder b, c en d, en 119 van verordening (EU) nr. 2016/429 gebaseerde uitvoerings- of gedelegeerde verordening met betrekking tot:

  • a.

    de aanvraag en afgifte van een identificatiedocument, een duplicaat of een vervangend identificatiedocument;

  • b.

    de instantie die identificatiedocumenten voor paardachtigen uitgeeft;

  • c.

    de termijn waarbinnen aanvraag van een identificatiedocument wordt ingediend;

  • d.

    de geldigheid van een identificatie- of verplaatsingsdocument.

§

11.2

Identificatiemiddelen

Artikel

1.56

Goedkeuring identificatiemiddel

Artikel

1.57

Verstrekking identificatiemiddel

Artikel

1.58

Gebruik identificatiemiddel

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a.

    het aanbrengen en het gebruik van een identificatiemiddel;

  • b.

    de verwijdering, wijziging of vervanging van een identificatiemiddel;

  • c.

    de vernietiging van een elektronisch identificatiemiddel;

  • d.

    de termijn waarbinnen en de voorwaarden waaronder een identificatiemiddel wordt aangebracht.

§

11.3

Injecteerbare transponders

Artikel

1.58a

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • verordening (EU) nr. 2019/2035: verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314).

  • identificatiecode: code als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van verordening (EU) nr. 2019/2035;

  • injecteerbare transponder: injecteerbare transponder als bedoeld in bijlage III, onderdeel e, van verordening (EU) nr. 2019/2035 die is voorzien van een identificatiecode die begint met de Nederlandse landcode.

Artikel

1.58b

De injecteerbare transponder

Artikel

1.58c

Leveren van een injecteerbare transponder

§

12

Handel

Artikel

1.59

Buiten Nederland brengen van dieren

Artikel

1.60

Binnen Nederland brengen van dieren

Ingeval artikel 234, derde lid, van verordening (EU) nr. 2016/429 van toepassing is, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over het binnen Nederland brengen van dieren met betrekking tot:

  • a.

    de gezondheidsstatus van dieren;

  • b.

    de begeleidende documenten die dieren vergezellen.

§

13

Sera en entstoffen

Artikel

1.61

Toepassen sera en entstoffen

Hoofdstuk

2

Houden van dieren voor landbouwdoeleinden

§

1

Algemeen

Artikel

2.1

Aanwijzing productiedieren

§

2

Algemene huisvestings- en verzorgingsnormen

Artikel

2.2

Reikwijdte

Deze paragraaf en de artikelen 2.9 en 2.10 zijn van toepassing op dieren die met het oog op de productie van producten, afkomstig van die dieren of voor andere landbouwdoeleinden worden gefokt of gehouden, met uitzondering van vissen, reptielen, amfibieën en ongewervelde dieren.

Artikel

2.3

Houden van productiedieren

Wanneer een dier permanent of geregeld wordt aangebonden, vastgeketend of geïmmobiliseerd, wordt het voldoende ruimte gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften.

Artikel

2.4

Verzorging van productiedieren

Artikel

2.5

Verlichting en ventilatie

§

3

Diergeneeskundige handelingen en diergeneesmiddelen

Artikel

2.7

Te verstrekken inlichtingen

Vervallen

Artikel

2.8

Verbod afleveren met diergeneesmiddelen behandelde dieren

Het is verboden een dier te verkopen, voor de verkoop aan te bieden, in de handel te brengen of af te leveren voor de slacht als voedselproducerend dier als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van Verordening (EG) nr. 470/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 tot vaststelling van communautaire procedures voor het vaststellen van grenswaarden voor residuen van farmacologisch werkzame stoffen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong, tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2377/90 van de Raad en tot wijziging van Richtlijn 2001/82/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2009, L 152), indien het vlees van het dier een farmacologisch actieve werkzame stof bevat:

  • a.

    die een maximum residulimiet overschrijdt als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van deze verordening of

  • b.

    waarvoor een actiedrempel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van deze verordening is vastgesteld.

Artikel

2.9

Toediening van bepaalde stoffen met hormonale werking, met een thyreostatische werking alsmede van ß-agonisten

Onverminderd het bepaalde bij of krachtens verordening (EU) 2019/6, worden geen stoffen aan een dier toegediend, behalve stoffen voor therapeutische of profylactische doeleinden, dan wel zoötechnische behandeling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking alsmede van ß-agonisten en tot intrekking van de richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG (PbEG 1996, L 125), tenzij uit wetenschappelijke studies naar het welzijn van dieren of uit ervaring is gebleken dat de stof niet schadelijk is voor de gezondheid of het welzijn van het dier.

Artikel

2.10

Bijhouden van gegevens

§

3a

Reinigen en ontsmetten

Artikel

2.10a

Reinigings- en ontsmettingsplaats houder evenhoevigen

Artikel

2.10b

Medewerking houder bij reiniging en ontsmetting

Een houder als bedoeld in artikel 2.10a verleent na aanvoer van evenhoevigen medewerking aan de reiniging en ontsmetting van het vervoermiddel waarmee die dieren zijn vervoerd.

Artikel

2.10c

Erkenning reinigings- en ontsmettingsplaats

Artikel

2.10d

Reiniging en ontsmetting op erkende plaats

Artikel

2.10e

Schorsen en intrekken erkenning

Artikel

2.10f

Vervoermiddelen afkomstig uit het buitenland

Vervallen

§

4

Houden van varkens voor productie

§

4.1

Begripsbepalingen

Artikel

2.11

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • beer: geslachtsrijp varken van het mannelijk geslacht dat kennelijk bestemd is voor de fokkerij;

  • gebruiksvarken: varken met een leeftijd van ten minste tien weken tot aan het moment waarop het wordt geslacht dan wel een beer of gelt is geworden;

  • gelt: geslachtsrijp varken van het vrouwelijk geslacht dat nog niet heeft geworpen, kennelijk bestemd voor de fokkerij;

  • gespeend varken: gespeend varken met een leeftijd tot 10 weken;

  • spenen: blijvend onttrekken van biggen aan een zogende zeug;

  • stal: ruimte bestemd voor het houden van één of meer varkens;

  • volwassen beer: beer van 18 maanden of ouder;

  • zogende zeug: zeug tot aan het spenen van de biggen.

§

4.2

Welzijnsvoorschriften

Artikel

2.12

Verrichten van ingrepen door de houder

Als handelingen als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet worden aangewezen het door de houder van het varken:

Artikel

2.13

Houden in groepen

Artikel

2.14

Agressie

Artikel

2.15

Tijdelijke afzondering

Artikel

2.16

Algemene eisen stalinrichting

Stallen waarin varkens worden gehouden zijn op zodanige wijze ingericht dat de varkens:

  • a.

    toegang hebben tot een schone en comfortabele ruimte met een adequate waterafvoer, waar alle varkens tegelijk kunnen liggen;

  • b.

    kunnen rusten en ongehinderd kunnen opstaan;

  • c.

    andere varkens kunnen zien.

Artikel

2.17

Beschikbaar oppervlak

Artikel

2.18

Vloeren

Artikel

2.19

Gelten en zeugen

Artikel

2.20

Beren

Artikel

2.21

Roostervloeren

Artikel

2.22

Verrijking en vloerbedekking

Artikel

2.23

Lichtintensiteit en geluidsniveau

Artikel

2.24

Parasietbehandeling en schoonmaak

Drachtige zeugen en gelten worden zo nodig tegen uitwendige en inwendige parasieten behandeld en worden voordat zij in het kraamhok worden gebracht grondig schoongemaakt.

Artikel

2.25

Voedersysteem

Indien varkens in een groep worden gehouden en niet ad libitum of via een automatisch individueel voedersysteem worden gevoederd, is de lengte van de rechte trog zodanig dat alle varkens tegelijkertijd kunnen eten. De lengte van de rechte trog bedraagt ten minste 0,30 m per geslachtsrijp varken.

Artikel

2.26

Voederen

Artikel

2.27

Invoer vanuit derde land

De invoer van varkens die vanuit een derde land via Nederland voor het eerst op het grondgebied van de Europese Unie worden gebracht, is slechts toegestaan indien de varkens vergezeld gaan van een geldig, door de bevoegde autoriteit van dat derde land afgegeven, volledig ingevuld en gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 9 van richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (Gecodificeerde versie; PbEG 2009, L 47).

§

4.3

Gezondheidsvoorschriften

§

4.3.1

Vervoer van en naar inrichtingen met varkens

Artikel

2.27a

Begripsbepalingen

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2.27b

Registratie inrichtingen met varkens

Artikel

2.27c

Uitzonderingen registratieplicht

Artikel 2.27b is niet van toepassing op:

  • a.

    een onderzoeksinstituut;

  • b.

    een slachthuis;

  • c.

    een spermawininrichting;

  • d.

    een verzamelcentrum in Nederland.

Artikel

2.27d

Cluster C-bedrijven

Artikel

2.27e

Cluster F-bedrijven

Artikel

2.27f

Schorsen of intrekken registratie

Onze Minister kan een registratie als bedoeld in artikel 2.27b, eerste lid, schorsen of intrekken, indien de houder:

Artikel

2.27g

Vervoer van en naar geregistreerde inrichtingen

Artikel

2.27h

Vervoer A-bedrijven

Artikel

2.27i

Vervoer B-bedrijven

Artikel

2.27j

Vervoer C-bedrijven

Artikel

2.27k

Vervoer D-bedrijven

Het is toegestaan om varkens aan te voeren op een D-bedrijf, indien die dieren afkomstig zijn van een A-bedrijf, B-bedrijf, C-bedrijf, E-bedrijf of F-bedrijf, waarbij per periode van zestien weken aanvoer plaatsvindt van ten hoogste zes bedrijven.

Artikel

2.27l

Vervoer E-bedrijven

Artikel

2.27m

Vervoer F-bedrijven

Artikel

2.27n

Vervoer RE-bedrijven

Het is toegestaan om varkens aan te voeren op een RE-bedrijf, indien daarmee op het bedrijf niet meer dan vier varkens en hun eventuele biggen worden gehouden.

Artikel

2.27o

Wissel vaste afnemer of leverancier

Artikel

2.27p

Toestemming voor vervoer

§

4.3.2

Monitoringsvoorschriften

Artikel

2.27q

Monitoring varkens

§

5

Houden van runderen voor productie

§

5.1

Begripsbepalingen

Artikel

2.28

Verrichten van ingrepen door de houder

Als handelingen als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet worden aangewezen het door houder van het rund:

Artikel

2.29

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • eenlingbox: ruimte met ten minste drie wanden bestemd voor het huisvesten van één kalf;

  • kalf: rund behorend tot de soort Bos primigenius taurus, van ten hoogste zes maanden;

  • stal: ruimte bestemd voor het, al dan niet in eenlingboxen, houden van één of meer kalveren;

  • vleeskalf: kalf dat kennelijk wordt opgefokt tot een rund bestemd om met het oog op de vleesproductie te worden geslacht op een leeftijd van ten hoogste acht maanden;

  • vleesstierkalf: kalf van het mannelijk geslacht dat wordt opgefokt tot een rund bestemd om met het oog op de vleesproductie te worden geslacht op een leeftijd van ten minste acht maanden.

§

5.2

Welzijnsvoorschriften voor productie gehouden kalveren

Artikel

2.30

Toepassingsbereik

De artikelen 2.32 en 2.33 zijn niet van toepassing op een kalf dat door de moeder wordt gezoogd.

Artikel

2.31

Aanbinden en muilkorven

Artikel

2.32

Huisvesting

Artikel

2.33

Eenlingboxen

Artikel

2.34

Inrichting stal

Artikel

2.35

Vloer

Artikel

2.36

Ligruimte

Artikel

2.37

Verlichting

Artikel

2.38

Voedersysteem

Artikel

2.39

Voeder- en drinkinstallaties

De installaties die voor het voederen en drenken worden gebruikt, zijn op zodanige wijze ontworpen, gebouwd en geplaatst en worden op zodanige wijze onderhouden, dat gevaar voor verontreiniging van het voor de kalveren bestemde voer en water wordt beperkt.

Artikel

2.40

Apparatuur

Maatregelen als bedoeld in artikel 2.5, negende lid, bestaan in ieder geval uit het toepassen van andere voedermethoden en het handhaven van een acceptabel leefklimaat.

Artikel

2.41

Voederen

Artikel

2.42

Drenken

Artikel

2.43

Inspectie

In afwijking van artikel 2.4, tweede lid, worden op stal gehouden kalveren ten minste tweemaal per dag en in de open lucht gehouden kalveren ten minste eenmaal per dag geïnspecteerd.

Artikel

2.44

Reiniging en ontsmetting

Artikel

2.45

Zieke en gewonde dieren

Het afzonderen, bedoeld in artikel 2.4, vierde lid, vindt plaats in een adequate ruimte die is voorzien van droog en comfortabel strooisel en die plaats biedt aan ten minste 1% van het aantal gehouden kalveren en indien dit minder is dan één, aan ten minste één kalf.

Artikel

2.46

Invoer vanuit derde land

De invoer van kalveren die vanuit een derde land via Nederland voor het eerst op het grondgebied van de de Europese Unie worden gebracht, is slechts toegestaan indien de kalveren vergezeld gaan van een geldig, door de bevoegde autoriteit van dat derde land afgegeven, volledig ingevuld en gedagtekend certificaat als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (Gecodificeerde versie; PbEU 2008, L 10).

§

5.3

Gezondheidsvoorschriften

Artikel

2.46a

Monitoring brucellose

§

6

Houden van pluimvee voor productie

§

6.1

Welzijnsvoorschriften

§

6.1.1

Algemeen

Artikel

2.47

Verrichten van ingrepen door de houder

Als handelingen als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet worden aangewezen het door de houder van het pluimvee:

§

6.1.2

Houden van vleeskuikens voor productie

Artikel

2.48

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • bezettingsdichtheid: totale levende gewicht van vleeskuikens die tegelijkertijd in de stal per vierkante meter bruikbare oppervlakte aanwezig zijn;

  • bruikbare oppervlakte: van strooisel voorziene oppervlakte die te allen tijde voor vleeskuikens toegankelijk is;

  • dagelijkse mortaliteit: aantal vleeskuikens dat op dezelfde dag in een stal gestorven is, met inbegrip van de vleeskuikens die zijn gedood als bedoeld in hoofdstuk 5, gedeeld door het aantal vleeskuikens dat op die dag in de stal aanwezig was, vermenigvuldigd met 100;

  • gecumuleerde dagelijkse mortaliteit: som van de dagelijkse mortaliteitscijfers;

  • koppel: groep vleeskuikens die in een stal zijn ondergebracht en gelijktijdig in die stal aanwezig zijn;

  • pluimveebedrijf: productieplaats waar vleeskuikens worden gehouden;

  • richtlijn 2007/43/EG: richtlijn 2007/43//EG van de Raad van 28 juni 2007 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de bescherming van vleeskuikens (PbEU 2007, L 182);

  • stal: gebouw op een pluimveebedrijf waar een koppel vleeskuikens wordt gehouden;

  • vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden voor de productie van vlees.

Artikel

2.49

Toepassingsbereik

Deze paragraaf is niet van toepassing op:

  • a.

    pluimveebedrijven met minder dan 500 vleeskuikens;

  • b.

    pluimveebedrijven met alleen vermeerderingsdieren;

  • c.

    broederijen;

  • d.

    vleeskuikens in extensieve scharrel- en vrije-uitloophouderijen als bedoeld in bijlage V onder b, c, d en e, bij verordening (EG) nr. 543/2008 van de Commissie van 16 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de handelsnormen voor vlees van pluimvee (PbEU 2007, L 157);

  • e.

    vleeskuikens gehouden overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld op grond van artikel 11, derde lid, van de verordening, genoemd in onderdeel d;

  • f.

    vleeskuikens gehouden overeenkomstig verordening (EU) 2018/848.

Artikel

2.50

Toepasselijkheid voorschriften

Artikel

2.51

Houden, huisvesten en verzorgen

Vleeskuikens worden gehouden, gehuisvest en verzorgd overeenkomstig de punten 1 tot en met 10 van bijlage I van richtlijn 2007/43/EG.

Artikel

2.52

Registratie

Artikel

2.53

Treffen welzijnsmaatregelen

Artikel

2.54

Opleiding

Artikel

2.55

Hogere bezettingsdichtheid dan 33 kg/m2

Artikel

2.56

Bijhouden gegevens productiesystemen

Artikel

2.57

Ventilatie en koelverwarmingssystemen

De houder rust elke stal van zijn pluimveebedrijf uit met een ventilatiesysteem en met koel- of verwarmingssystemen, die zo zijn ontworpen en gebouwd en die zo functioneren dat:

  • a.

    de concentratie van ammoniak niet hoger is dan 20 ppm en de concentratie van kooldioxide niet hoger is dan 3.000 ppm, gemeten ter hoogte van de kop van de vleeskuikens;

  • b.

    de binnentemperatuur de buitentemperatuur met niet meer dan 3°C overschrijdt wanneer het buiten in de schaduw warmer is dan 30°C, en

  • c.

    de gemiddelde relatieve vochtigheidsgraad in de stal over een periode van 48 uur niet hoger is dan 70% bij een buitentemperatuur van minder dan 10°C.

Artikel

2.58

Documentatie

Artikel

2.59

Hogere bezettingsgraad dan 39 kg/m2

Artikel

2.60

Geen tekortkomingen

Artikel

2.61

Gidsen voor goede praktijken

De houder maakt bij de bedrijfsvoering gebruik van gidsen voor goede praktijken, die aanbevelingen bevatten voor de naleving van deze paragraaf.

Artikel

2.62

Gecumuleerde dagelijkse mortaliteit

Artikel

2.63

Nadere regels ter voorkoming van aandoeningen

Artikel

2.64

Nieuw pluimveebedrijf

Artikel

2.65

Lagere bezettingsgraad dan 33 of 39 kg/m2

§

6.1.2a

Houden van ouderdieren van vleeskuikens voor productie

Artikel

2.65a

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • koppel: koppel als bedoeld in artikel 2, onderdeel 37, van verordening (EU) nr. 2019/2035;

  • legnest: afgescheiden ruimte voor een individueel ouderdier of een groep ouderdieren die geschikt is voor het leggen van eieren;

  • ouderdier: dier dat wordt gehouden voor de productie van broedeieren;

  • plateau: horizontaal aangebrachte verhoging van hout of kunststof waardoor geen mest kan vallen;

  • strooisel: houtkrullen, stro, gehakseld stro, turf, zand, zaagsel of ander materiaal met een losse structuur dat de dieren in staat stelt aan hun ethologische behoeften te voldoen;

  • verordening (EU) nr. 2019/2035: verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314);

  • vleeskuiken: dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden voor de productie van vlees;

  • zitstok: horizontaal aangebrachte stok of lat van hout of kunststof waar het dier op kan zitten of rusten.

Artikel

2.65b

Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op bedrijfsmatig gehouden ouderdieren van vleeskuikens en dieren van tien weken of ouder die worden opgefokt tot ouderdier van vleeskuikens.

Artikel

2.65c

Registratie

Artikel

2.65d

Huisvesting en voeding ouderdieren

Artikel

2.65e

Huisvesting ouderdieren tijdens opfok

Een dier dat wordt opgefokt om te worden gehouden als ouderdier beschikt over een vloeroppervlakte van ten minste 666 cm2 per dier.

Artikel

2.65f

Controles

§

6.1.3

Houden van legkippen voor productie

Artikel

2.66

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • legkip: legrijp dier van de soort Gallus gallus dat wordt gehouden voor de productie van andere eieren dan broedeieren;

  • huisvestingssysteem: voorziening waarin legkippen op dezelfde wijze worden gehouden;

  • kooi: afgesloten ruimte bestemd voor het houden van één of meer legkippen waarin de legkippen zich niet vrijelijk over de vloer van de stal of op en naar verschillende niveaus binnen de stal kunnen bewegen;

  • bruikbare oppervlakte: een ten minste 30 cm breed oppervlak met een helling van ten hoogste 8 graden met boven het gehele oppervlak een vrije ruimte van ten minste 45 cm hoogte. De oppervlakte van het nest wordt niet tot de bruikbare oppervlakte gerekend;

  • nest: afgescheiden ruimte voor een individuele legkip of een groep legkippen die geschikt is voor het leggen van eieren en waarin een legkip niet in contact kan komen met bodembestanddelen die bestaan uit draadgaas;

  • strooisel: houtkrullen, stro, gehakseld stro, turf, zand of ander materiaal met een losse structuur dat legkippen in staat stelt aan hun ethologische behoeften te voldoen;

  • zitstok: horizontaal aangebrachte stok of lat van hout, metaal of kunststof zonder scherpe randen waar de legkip op kan zitten of rusten, in ieder geval niet bestaande uit draadgaas.

Artikel

2.67

Toepassingsbereik

Deze paragraaf is niet van toepassing op houders van legkippen die minder dan 350 legkippen houden.

Artikel

2.69

Registratie houders

Artikel

2.70

Houden en huisvesten in alternatieve huisvestingssystemen

Artikel

2.71

Houden en huisvesten in aangepaste kooien: koloniehuisvesting

Artikel

2.72

Houden en huisvesten in aangepaste kooien: verrijkte kooien

Vervallen

Artikel

2.73

Algemene eisen huisvesting

Artikel

2.74

Algemene eisen verzorging

Artikel

2.75

Verlichting

Artikel

2.76

Reiniging

§

6.1.4

Houden van vleeskalkoenen voor productie

Artikel

2.76a

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • bezettingsdichtheid: totale levend gewicht van de dieren die tegelijkertijd in de stal aanwezig zijn per vierkante meter oppervlakte die voor hen beschikbaar is;

  • koppel: koppel als bedoeld in artikel 2, onderdeel 37, van verordening (EU) nr. 2019/2035;

  • ouderdier: dier dat wordt gehouden voor de productie van broedeieren;

  • uitvalpercentage: het aantal dieren van een koppel dat vanwege een natuurlijke oorzaak is gestorven, gedeeld door het totaal aantal dieren waaruit het koppel aan het begin van het productieproces bestond, vermenigvuldigd met 100;

  • verordening (EG) nr. 1/2005: verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PbEU 2005, L 3);

  • verordening (EU) nr. 2019/2035: verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie van 28 juni 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor inrichtingen waar landdieren worden gehouden en broederijen, alsmede voor de traceerbaarheid van bepaalde gehouden landdieren en broedeieren (PbEU 2019, L 314);

  • vleeskalkoen: dier van de soort Meleagris gallopavo dat wordt gehouden voor de productie van vlees.

Artikel

2.76b

Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op bedrijfsmatig gehouden vleeskalkoenen, ouderdieren van vleeskalkoenen en dieren die worden opgefokt om te worden gehouden als ouderdier van vleeskalkoenen.

Artikel

2.76c

Registratie

Artikel

2.76d

Bezettingsdichtheid

Artikel

2.76e

Strooisel

Artikel

2.76f

Stalklimaat

Artikel

2.76g

Verlichting

Artikel

2.76h

Vervoer

Tijdens vervoer dat op Nederlands grondgebied begint en eindigt, worden vleeskalkoenen die zwaarder zijn dan 7 kg vervoerd in containers als bedoeld in artikel 2, onderdeel g, van verordening (EG) nr. 1/2005.

Artikel

2.76i

Controles

§

6.2

Gezondheidsvoorschriften

Artikel

2.76ia

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • verordening (EG) nr. 2160/2003: Verordening (EG) nr. 2160/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bestrijding van salmonella en andere specifieke door voedsel overgedragen zoönoseverwekkers (PbEU 2003, L 325).

Artikel

2.76ib

Monitoring aviaire influenza

Artikel

2.76ic

Monitoring salmonella-serotypen en mycoplasma spp

Artikel

2.76id

Vaccinatie Newcastle disease

Artikel

2.76ie

Monitoring zoönotische Salmonella

Artikel

2.76if

Aanvoer pluimvee op Salmonella enteritidis-positief bedrijf

§

7

Houden van schapen of geiten voor productie

Artikel

2.76ig

Tankmelkonderzoek

Artikel

2.76ih

Mestvoorschriften

§

8

Houden van konijnen voor productie

Artikel

2.76j

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • fokram: mannelijk konijn dat ten minste eenmaal gedekt heeft of waarvan ten minste eenmaal sperma is afgenomen;

  • gespeend konijn: konijn dat is gescheiden van de voedster en dat wordt gehouden om te worden geslacht of om te worden geselecteerd als opfokkonijn;

  • konijn: dier van de soort Oryctolagus cuniculus;

  • koppel: een groep konijnen die in dezelfde kalenderweek is gespeend;

  • opfokkonijn: konijn dat wordt opgefokt tot voedster of fokram;

  • spenen: scheiden van een jong van een voedster;

  • voedster: vrouwelijk konijn vanaf drie dagen voor het berekende tijdstip van haar eerste worp;

  • vrije hoogte: ruimte die niet wordt belemmerd door obstakels.

Artikel

2.76k

Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op bedrijfsmatig gehouden:

  • a.

    gespeende konijnen;

  • b.

    opfokkonijnen;

  • c.

    voedsters en fokrammen die worden gehouden voor de productie van konijnen die worden gehouden om te worden geslacht of om te worden gebruikt als opfokkonijn.

Artikel

2.76l

Registratie algemeen

Artikel

2.76m

Registratie diergegevens

Artikel

2.76n

Uitval

Artikel

2.76o

Huisvesting en afleidingsmateriaal

Artikel

2.76p

Minimum dekleeftijd

Het is verboden om een vrouwelijk konijn te laten dekken of insemineren voordat het 15 weken oud is.

Artikel

2.76q

Verlichting

Artikel

2.76r

Controles

§

9

Houden van nertsen voor productie

Artikel

2.76s

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

2.76t

Toepassingsbereik

Vervallen

Artikel

2.76u

Registratie

Vervallen

Artikel

2.76v

Controles

Vervallen

Artikel

2.76w

Actieplan

Vervallen

Artikel

2.76x

Verrijking van de leefomgeving

Vervallen

Artikel

2.76y

Controles

Vervallen

Artikel

2.76z

Actieplan

Vervallen

§

10

Houden van overige dieren voor productie

Artikel

2.77

Verrichten van ingrepen door de houder

Als handelingen als bedoeld in artikel 2.9, derde lid, van de wet worden aangewezen het door de houder van een op een landbouwbedrijf gehouden dier:

Artikel

2.78

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over het houden van aquacultuur ten behoeve van de biologische productie, bedoeld in artikel 3, onderdeel 1, van verordening (EU) 2018/848, van aquacultuur.

Hoofdstuk

3

Houden van dieren anders dan voor landbouwdoeleinden

§

1

Algemeen

Artikel

3.1

Verbod op vastleggen of in een ren houden van een hond

Artikel

3.2

Vastleggen van een hond

Artikel

3.3

Houden van een hond in een ren

Artikel

3.3a

Overeenkomstige toepassing artikel 10, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429

Artikel 10, tweede lid, verordening (EU) nr. 2016/429 is van overeenkomstige toepassing op degene die zich niet-beroepsmatig met dieren bezighoudt.

Artikel

3.4

Fokken met gezelschapsdieren

§

2

Het bedrijfsmatig verkopen, afleveren, houden ten behoeve van opvang van of fokken met gezelschapsdieren

Artikel

3.5

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • beheerder: degene die dagelijks leiding geeft aan in artikel 3.6, eerste lid, bedoelde activiteiten;

  • inrichting: aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes, bestemd voor de in artikel 3.6 bedoelde activiteiten.

Artikel

3.6

Verbod en uitzondering voor niet-bedrijfsmatig handelen

Artikel

3.7

Verrichten bedrijfsmatige activiteiten in inrichting of onder voorwaarden op tentoonstelling, beurs of markt

Artikel

3.8

Aanmelding inrichting en tentoonstelling, beurs of markt

Artikel

3.9

Wijziging gegevens

Artikel

3.10

Administratie

Artikel

3.11

Vakbekwaamheid

Artikel

3.12

Huisvesting en verzorging

Artikel

3.13

Huisvesting zieke of van ziekte verdachte gezelschapsdieren

Artikel

3.14

Gezondheid

Artikel

3.15

Vaccinatie honden en katten

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:

  • a.

    vaccinaties voor honden en katten die in de inrichting verblijven;

  • b.

    het bewijs van vaccinatie van honden en katten;

  • c.

    vaccinaties die plaats vinden voordat honden en katten worden verkocht of afgeleverd.

Artikel

3.16

Huisvesting honden

Een hond wordt, passend bij zijn ethologische en fysiologische behoefte, dagelijks in de gelegenheid gesteld tijd door te brengen buiten de ruimte waarin deze gehouden wordt, indien de gezondheidstoestand van de hond zich daar niet tegen verzet.

Artikel

3.17

Informatieverstrekking bij verkoop of aflevering

Artikel

3.18

Informatieverstrekking over gezondheidsstatus

Bij de verkoop of aflevering van een gezelschapsdier, wordt aan de koper of degene aan wie de aflevering plaatsvindt alle relevante informatie verstrekt met betrekking tot de gezondheidsstatus van het verkochte of afgeleverde gezelschapsdier, waaronder ten minste het bewijs van inenting, bedoeld in artikel 3.15, onderdeel b.

Artikel

3.19

Verkoopverbod aan personen jonger dan zestien jaar

Een gezelschapsdier wordt niet verkocht aan een persoon jonger dan zestien jaar.

Artikel

3.20

Verpakking

Indien een gezelschapsdier bij verkoop of aflevering wordt verpakt, vindt dit op zodanige wijze plaats dat het welzijn of de gezondheid van het gezelschapsdier niet onnodig worden benadeeld.

Artikel

3.21

Verbod huisvesting of tentoonstelling in etalageruimte

Gezelschapsdieren worden niet in een etalageruimte van een inrichting gehuisvest of tentoongesteld.

Artikel

3.22

Socialisatie

Indien een gezelschapsdier in een inrichting verblijft tijdens de periode waarin het dier ontvankelijk is voor socialisatie, wordt ervoor zorg gedragen dat het dier:

  • a.

    went aan de omgang met de mens en relevante diersoorten en aan houderijomstandigheden en

  • b.

    in voldoende mate in de gelegenheid is tot het leren en tonen van soorteigen gedrag.

Artikel

3.23

Huisvesting honden en katten buiten inrichting

Honden en katten die tijdelijk gehouden worden ten behoeve van opvang omdat daarvan afstand is gedaan, of omdat de eigenaar op het moment van opvang onbekend is, kunnen in afwijking van artikel 3.7, eerste lid, en artikel 3.14, derde tot en met vijfde lid, tijdelijk buiten de inrichting gehuisvest worden ten behoeve van socialisatie, resocialisatie, behandeling van gedragsproblemen of intensieve zorgverlening in geval van ziekte, mits de locatie en verblijfsduur uit de administratie van de inrichting blijken.

§

3

Niet-commerciële verkeer van gezelschapsdieren

Artikel

3.24

Niet-commerciële verkeer van honden, katten en fretten

§

4

Identificatie en registratie van honden

Artikel

3.25

Begripsbepaling

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • identificatiedocument: identificatiedocument als bedoeld in artikel 3, onderdeel f, van verordening (EU) nr. 576/2013.

Artikel

3.26

Reikwijdte

Artikel

3.27

Identificatieplicht

Artikel

3.28

Identificatiedocument

Artikel

3.29

Registraties van houders van honden bij Onze Minister

Artikel

3.30

Registratie van honden en houders via een portaal

Artikel

3.31

Verbod op verkrijgen hond zonder injecteerbare transponder, identificatiedocument of registratie

Een persoon verkrijgt geen hond van een houder indien de hond:

Artikel

3.32

Aanwijzing van portalen

Hoofdstuk

4

Houden van dieren voor vertoning

§

1

Houden van dieren in dierentuinen

Artikel

4.1

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • dierentuin: permanente inrichting waar levende wilde dieren worden gehouden om gedurende ten minste zeven dagen per jaar te worden tentoongesteld aan het publiek, met uitzondering van circussen en dierenwinkels;

  • dierenverblijf: ruimte waar dieren worden gehouden;

  • diergroep: dieren levend in een groep, die gelet op hun omvang en kenmerken afzonderlijk niet te individualiseren zijn;

  • wilde dieren: dieren behorende tot diersoorten of diercategorieën waarvan de daartoe behorende dieren van nature in het wild leven met uitzondering van de diersoorten of diercategorieën, aangewezen op grond van artikel 2.1, en honden en katten.

Artikel

4.2

Exploitatie dierentuin

Artikel

4.3

Aanvraag

Artikel

4.4

Toetsing

Artikel

4.5

Registratie vergunningen

Onze Minister registreert de vergunningen, bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, in een openbaar register.

Artikel

4.7

Houden

Artikel

4.8

Verzorgen

Artikel

4.9

Register

Artikel

4.10

Instandhouding diersoorten en educatief programma

Artikel

4.11

Overige voorschriften

De vergunninghouder verzekert zich er bij een overdracht van dieren van dat de ontvangende partij de dieren houdt, huisvest en verzorgt op een wijze die overeenkomt met de voorschriften in deze paragraaf.

Artikel

4.12

Beleidsprotocol

De vergunninghouder beschikt over een beleidsprotocol met daarin opgenomen:

  • a.

    een noodplan met betrekking tot de ontsnapping van dieren;

  • b.

    het beleid met betrekking tot de voeding en de preventieve en curatieve diergeneeskundige verzorging van de dieren dat is opgesteld onder begeleiding van een dierenarts;

  • c.

    het doel van de activiteiten, bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, en van het programma, bedoeld in artikel 4.10, tweede lid;

  • d.

    een eenduidig beleid met betrekking tot de in artikel 4.10 genoemde onderwerpen,

en handelt dienovereenkomstig.

Artikel

4.13

Sluiting, aanpassing en intrekking

§

2

Houden van dieren ten behoeve van circussen en andere optredens

Artikel

4.14

Verbod op optreden met andere dan aangewezen zoogdieren en op vervoer van die dieren ten behoeve van een optreden

§

3

Houden van evenhoevigen voor vertoning

Artikel

4.15

Tentoonstellen en keuren evenhoevigen

Artikel

4.16

Nadere regels tentoonstellen en keuren van runderen, schapen of geiten

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over:

  • a.

    de gegevens die een organisator als bedoeld in artikel 4.15, derde lid overlegt;

  • b.

    het vervoermiddel waarmee runderen, schapen of geiten worden aangevoerd naar of afgevoerd van een tentoonstelling of keuring;

  • c.

    reiniging en ontsmetting met betrekking tot de aanvoer en afvoer van dieren en het betreden van een tentoonstelling of keuring;

  • d.

    administratie van aangevoerde en afgevoerde dieren en de gebruikte vervoermiddelen.

Artikel

4.17

Houden en bijeenbrengen schapen en geiten

§

4

Houden van vogels voor vertoning

Artikel

4.18

Evenementen met vogels

Hoofdstuk

5

Doden van dieren voor de productie van dierlijke producten

§

1

Algemeen

Artikel

5.1

Doden van productiedieren

Paragraaf 3 van hoofdstuk 1 is niet van toepassing op het doden van dieren en op met het doden verband houdende activiteiten, waarop verordening (EG) nr. 1099/2009 van toepassing is.

Artikel

5.2

Uitvoering verordening (EG) nr. 1099/2009

Artikel

5.3

Slachten voor particulier huishoudelijk verbruik

§

2

Doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming

Artikel

5.5

Registratie

Het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming, bedoeld in artikel 5.4, geschiedt slechts in een inrichting die daartoe over een registratie beschikt.

Artikel

5.5a

Voorwaarde voor aanvraag registratie

Een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 5.5 kan slechts worden gedaan door een inrichting die op grond van artikel 4 van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 226) door Onze Minister is erkend.

Artikel

5.5b

Eisen voor verlenen registratie

Artikel

5.5c

Register

Van de verleende registratie, bedoeld in artikel 5.5b, wordt voor de betreffende inrichting aantekening gemaakt in het register waarin de erkenning van de inrichtingen op grond van artikel 4 van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 226) is geregistreerd.

Artikel

5.5d

Vervallen registratie

Indien een erkenning op grond van artikel 4 van verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 226) als bedoeld in artikel 5.5a wordt ingetrokken, vervalt de registratie, bedoeld in artikel 6.5, van rechtswege.

Artikel

5.5e

Schorsing en intrekking van de registratie

De registratie, bedoeld in artikel 5.5, kan worden geschorst dan wel ingetrokken, indien niet langer wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in artikel 5.5b.

Artikel

5.5f

Permanent toezicht

Artikel

5.7

Volgen aanwijzingen

Artikel

5.8

Geschiktheid dier

De persoon die belast is met het doden zonder voorafgaande bedwelming van een dier, beoordeelt voor elk dier of dit dier qua type, omvang, gewicht en mentale toestand geschikt is om zonder voorafgaande bedwelming te worden gedood en gaat niet over tot het doden van dat dier zonder voorafgaande bedwelming in geval dat dier daartoe ongeschikt is bevonden.

Artikel

5.8a

Fixatievoorzieningen

De fixatievoorzieningen en de fixatie-uitrusting voldoen in elk geval aan de volgende eisen:

  • a.

    verkeren in een goede staat;

  • b.

    bevatten geen scherpe uitsteeksels;

  • c.

    bestaan uit soepel bewegende delen, zonder dat schokkende bewegingen agitatie bij het dier kunnen veroorzaken;

  • d.

    veroorzaken geen geluiden die stress veroorzaken bij het dier;

  • e.

    zijn geschikt voor de omvang van het te slachten dier en het diersoort;

  • f.

    houden het dier voor en tijdens de fixatie in een comfortabele positie, waarbij de fixatie-uitrusting of voorzieningen voldoende druk uitoefenen om het dier gefixeerd te houden, zonder daarbij onnodige stress te veroorzaken, en

  • g.

    beschikken over een vloer die antislip is, waardoor dieren op geen enkele wijze net voor en tijdens de fixatie kunnen uitglijden.

Artikel

5.8b

Voorwaarden fixatie

Artikel

5.9

Halssnede

Artikel

5.9a

Periode bewustzijn

§

3

Bedwelming van aal

Artikel

5.10

Toepassingsbereik

Deze paragraaf is van toepassing op het doden van aal met het oog op de productie van dierlijke producten, tenzij dit doden plaatsvindt voor particulier huishoudelijk verbruik.

Artikel

5.11

Bedwelming aal voorafgaand aan het doden

Hoofdstuk

6

Overige bepalingen

Artikel

6.1

Overgangsrecht vleeskalkoenen

In afwijking van artikel 2.76f, eerste lid, bedraagt de in dat lid bedoelde luchtverversingscapaciteit in stallen die voor 1 juni 2003 zijn gebouwd en sindsdien niet zijn verbouwd ten minste 3 m3 per kg levend gewicht per uur.

Artikel

6.2

Overgangsrecht konijnen

Artikel

6.3

Overgangsrecht huisvesting gelten en zeugen

Artikel

6.4

Artikel

6.5

Eisen aan tentoonstellingen, beurzen en markten voor gezelschapsdieren

Artikel

6.6

Vakbekwaamheid bedrijfsmatige activiteiten met gezelschapsdieren

Artikel

6.7

Aanmelding inrichting

Artikel

6.9

Intrekking Honden- en kattenbesluit 1999 en uitgestelde werking Honden- en kattenbesluit in verband met wijziging Wet op de dierproeven

Artikel

6.10

Overgangsrecht betonroostervloeren

Artikel 2.21, eerste lid, onderdeel d, is niet van toepassing op betonroostervloeren indien de gebruiker van de stal kan aantonen dat:

  • a.

    de betreffende betonroostervloer voor 1 juli 2018 in gebruik is genomen;

  • b.

    de betreffende betonroostervloer ten tijde van de inwerkingtreding van dat onderdeel voldeed aan artikel 2.21, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit houders van dieren zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van dat onderdeel en nadien is blijven voldoen aan die bepaling; en

  • c.

    de vloer van de stal niet is verbouwd of vervangen na de inwerkingtreding van dat onderdeel.

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

7.2

Wijziging besluiten

Artikel

7.3

Inwerkingtreding

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

7.4

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit houders van dieren.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Bijlage

I

als bedoeld in artikel 1.20 van het Besluit houders van dieren

Soorten papegaaiachtigen en de minimum leeftijd die per soort moet worden aangehouden bij het scheiden van kuiken en ouderdier.

Alexanderparkiet

Psittacula alexandri

70

Amazoneparkiet

Nannopsittaca dachilleae

52

Andespapegaai

Hapalopsittaca amazonina

70

Andesparkiet

Bolborhynchus orbygnesius

56

Araparkiet

Rhynchopsitta pachyrhyncha

77

Australische Koningsparkiet

Alisterus scapularis

60

Aymaraparkiet

Psilopsiagon aymara

57

Barrabandparkiet

Polytelis swainsonii

52

Barrabands Papegaai

Pyrilia barrabandi

54

Berglori

Oreopsittacus arfaki

59

Bergvlagstaartpapegaai

Prioniturus montanus

71

Biakregenbooglori

Trichoglossus rosenbergii

83

Biakspechtpapegaai

Micropsitta geelvinkiana

60

Bismarckvleermuisparkiet

Loriculus tener

46

Blauwbaardamazone

Amazona festiva

89

Blauwe Muspapegaai

Forpus coelestis

46

Blauw-gele Ara

Ara ararauna

139

Blauwgestreepte Lori

Eos reticulata

95

Blauwgrijze Ara

Anodorhynchus glaucus

146

Blauwhalspapegaai

Geoffroyus simplex

75

Blauwkaplori

Vini australis

75

Blauwkapvlagstaartpapegaai

Prioniturus discurus

73

Blauwkeelara

Ara glaucogularis

140

Blauwkeelparkiet

Pyrrhura cruentata

72

Blauwkopara

Primolius couloni

103

Blauwkoparatinga

Thectocercus acuticaudatus

74

Blauwkroontje

Loriculus galgulus

46

Blauwnekpapegaai

Tanygnathus lucionensis

86

Blauwoogkaketoe

Cacatua ophthalmica

102

Blauwoorlori

Eos semilarvata

91

Blauwrugpapegaai

Psittinus cyanurus

58

Blauwvleugelparkiet

Neophema chrysostoma

45

Blauwvoorhoofdamazone

Amazona aestiva

89

Blauwwangamazone

Amazona dufresniana

88

Bleekkoprosella

Platycercus adscitus

53

Bloesemkopparkiet

Psittacula roseata

69

Blyths Parkiet

Psittacula caniceps

71

Bonte Boertje

Poicephalus senegalus

79

Bonte Parkiet

Pyrrhura picta

68

Borstelkoppapegaai

Psittrichas fulgidus

123

Bourkes Parkiet

Neopsephotus bourkii

42

Brehms Tijgerparkiet

Psittacella brehmii

70

Bronsvleugelmargrietje

Pionus chalcopterus

78

Bruijns Spechtpapegaai

Micropsitta bruijnii

60

Bruin Margrietje

Pionus fuscus

80

Bruinborstparkiet

Pyrrhura calliptera

71

Bruine Raafkaketoe

Calyptorhynchus lathami

171

Bruinkoppapegaai

Poicephalus cryptoxanthus

80

Bruinkoptijgerparkiet

Psittacella picta

65

Bruinnekpapegaai

Poicephalus fuscicollis

82

Bruinoorparkiet

Pyrrhura frontalis

69

Bruinrugpapegaai

Touit melanonotus

58

Bruinschouderpapegaai

Touit stictopterus

57

Buffons Ara

Ara ambiguus

133

Burulori

Charmosyna toxopei

66

Buruvlagstaartpapegaai

Prioniturus mada

72

Cactusparkiet

Eupsittula cactorum

60

Caicapapegaai

Pyrilia caica

58

Camiguinvleermuisparkiet

Loriculus camiguinensis

52

Cassins Vlagstaartpapegaai

Prioniturus flavicans

72

Ceylonese Vleermuisparkiet

Loriculus beryllinus

47

Chiririparkiet

Brotogeris chiriri

72

Citroenparkiet

Psilopsiagon aurifrons

60

Congopapegaai

Poicephalus gulielmi

81

Costaricaanse Papegaai

Touit costaricensis

57

Cuba-amazone

Amazona leucocephala

88

Cubaanse Aratinga

Psittacara euops

59

Desmarests Vijgpapegaai

Psittaculirostris desmarestii

69

Devilles Parkiet

Pyrrhura devillei

70

Diadeemlori

Eos histrio

92

Dikbekpapegaai

Tanygnathus megalorynchos

90

Dubbeloogvijgpapegaai

Cyclopsitta diophthalma

58

Ducorps’ Kaketoe

Cacatua ducorpsii

97

Duyvenbodes Lori

Chalcopsitta duivenbodei

83

Dwergara

Ara severus

132

Dwerglori

Glossopsitta pusilla

66

Dwergvleermuisparkiet

Loriculus pusillus

46

Ecuadoraratinga

Psittacara erythrogenys

59

Edelpapegaai

Eclectus roratus

116

Edwards’ Vijgpapegaai

Psittaculirostris edwardsii

68

El-Oroparkiet

Pyrrhura orcesi

70

Filippijnse Kaketoe

Cacatua haematuropygia

97

Filippijnse Vleermuisparkiet

Loriculus philippensis

46

Finsch’ Amazone

Amazona finschi

89

Finsch’ Aratinga

Psittacara finschi

59

Finsch’ Parkiet

Psittacula finschii

69

Finsch’ Spechtpapegaai

Micropsitta finschii

60

Fischers Agapornis

Agapornis fischeri

54

Floresregenbooglori

Trichoglossus weberi

74

Floresvleermuisparkiet

Loriculus flosculus

52

Forstens Regenbooglori

Trichoglossus forsteni

80

Fuertes’ Andespapegaai

Hapalopsittaca fuertesi

72

Gebrilde Muspapegaai

Forpus conspicillatus

46

Geelbuikamazone

Alipiopsitta xanthops

80

Geelbuikrosella

Platycercus caledonicus

53

Geelgroene Lori

Trichoglossus flavoviridis

76

Geelkapspechtpapegaai

Micropsitta keiensis

60

Geelkopamazone

Amazona oratrix

91

Geelkoplori

Trichoglossus euteles

76

Geelmaskerpapegaai

Poicephalus flavifrons

74

Geelnekamazone

Amazona auropalliata

91

Geelnekara

Primolius auricollis

99

Geeloograafkaketoe

Calyptorhynchus funereus

173

Geeloorparkiet

Ognorhynchus icterotis

77

Geelschouderparkiet

Psephotus chrysopterygius

47

Geelsnavelamazone

Amazona collaria

88

Geelsnavellori

Lorius chlorocercus

81

Geelteugelamazone

Amazona xantholora

83

Geelvleugelamazone

Amazona barbadensis

89

Geelvleugelara

Ara macao

140

Geelvoorhoofdamazone

Amazona ochrocephala

89

Geelvoorhoofdkarakiri

Cyanoramphus auriceps

48

Geelwangamazone

Amazona autumnalis

85

Geelwangmuspapegaai

Forpus xanthops

47

Gekraagde Lori

Phigys solitarius

77

Gierpapegaai

Pyrilia vulturina

58

Goffins Kaketoe

Cacatua goffiniana

98

Goudkaparatinga

Aratinga auricapillus

66

Goudparkiet

Guaruba guarouba

78

Goudpluimparkiet

Leptosittaca branickii

72

Goudrugvlagstaartpapegaai

Prioniturus platurus

75

Goudstaartpapegaai

Touit surdus

58

Goudvoorhoofdparkiet

Eupsittula aurea

61

Grasparkiet

Melopsittacus undulatus

43

Grijsborstparkiet

Pyrrhura griseipectus

67

Grijskopagapornis

Agapornis canus

54

Grijskopmargrietje

Pionus seniloides

78

Grijskopparkiet

Psittacula himalayana

67

Grijze Roodstaartpapegaai

Psittacus erithacus

103

Groene Aratinga

Psittacara holochlorus

60

Groene Karakiri

Cyanoramphus unicolor

49

Groene Muspapegaai

Forpus passerinus

46

Groene Vlagstaartpapegaai

Prioniturus luconensis

72

Groene Vleermuisparkiet

Loriculus exilis

47

Groenvleugelara

Ara chloropterus

139

Groenvleugelkoningsparkiet

Alisterus chloropterus

64

Groenwangamazone

Amazona viridigenalis

90

Groenwangparkiet

Pyrrhura molinae

68

Grote Alexanderparkiet

Psittacula eupatria

71

Grote Amazone

Amazona farinosa

89

Grote Araparkiet

Rhynchopsitta terrisi

74

Grote Geelkuifkaketoe

Cacatua galerita

102

Grote Vasapapegaai

Coracopsis vasa

53

Guiabero

Bolbopsittacus lunulatus

108

Halsbandparkiet

Psittacula krameri

68

Hellmayrs Parkiet

Pyrrhura amazonum

68

Helmkaketoe

Callocephalon fimbriatum

86

Hemelsblauwe Lori

Vini ultramarina

74

Hertoginnenlori

Charmosyna margarethae

65

Hispaniola-amazone

Amazona ventralis

88

Hispaniola-aratinga

Psittacara chloropterus

60

Hoffmanns Parkiet

Pyrrhura hoffmanni

73

Holenparkiet

Cyanoliseus patagonus

94

Honinglori

Charmosyna multistriata

66

Hoornparkiet

Eunymphicus cornutus

64

Hyacinthara

Anodorhynchus hyacinthinus

178

Illigers Ara

Primolius maracana

100

Incakaketoe

Lophochroa leadbeateri

108

Indische Vleermuisparkiet

Loriculus vernalis

46

Irislori

Psitteuteles iris

69

Ivooraratinga

Eupsittula canicularis

60

Jamaica-amazone

Amazona agilis

85

Jendayaparkiet

Aratinga jandaya

68

Johnstones Lori

Trichoglossus johnstoniae

66

Josephines Lori

Charmosyna josefinae

67

Kaalkoppapegaai

Pyrilia aurantiocephala

58

Kaapse Papegaai

Poicephalus robustus

81

Kaka

Nestor meridionalis

113

Kakapo

Strigops habroptila

171

Kandavuparkiet

Prosopeia splendens

82

Kapparkiet

Psephotus dissimilis

47

Kardinaallori

Chalcopsitta cardinalis

83

Karmozijnbuikparkiet

Pyrrhura perlata

70

Katharinaparkiet

Bolborhynchus lineola

55

Kawalls Amazone

Amazona kawalli

84

Kea

Nestor notabilis

118

Keizeramazone

Amazona imperialis

85

Kleine Geelkuifkaketoe

Cacatua sulphurea

99

Kleine Tijgerparkiet

Psittacella modesta

64

Kleine Vasapapegaai

Coracopsis nigra

50

Kobaltvleugelparkiet

Brotogeris cyanoptera

73

Kortsnavelraafkaketoe

Calyptorhynchus latirostris

165

Kortstaartpapegaai

Graydidascalus brachyurus

75

Kraagpapegaai

Deroptyus accipitrinus

96

Kuhls Lori

Vini kuhlii

72

Langsnavelparkiet

Enicognathus leptorhynchus

77

Langsnavelraafkaketoe

Calyptorhynchus baudinii

171

Langstaartparkiet

Psittacula longicauda

69

Lears Ara

Anodorhynchus leari

174

Lord Derby’s Parkiet

Psittacula derbiana

73

Lori van de Blauwe Bergen

Trichoglossus moluccanus

81

Maïsparkiet

Eupsittula pertinax

60

Madarasz’ Tijgerparkiet

Psittacella madaraszi

58

Magelhaenparkiet

Enicognathus ferrugineus

74

Malabarparkiet

Psittacula columboides

63

Maria-amazone

Amazona tresmariae

84

Maskerparkiet

Prosopeia personata

79

Mauritiusparkiet

Psittacula eques

74

Maximiliaanmargrietje

Pionus maximiliani

79

Meeks Lori

Charmosyna meeki

65

Meeks Spechtpapegaai

Micropsitta meeki

62

Mexicaanse Muspapegaai

Forpus cyanopygius

46

Meyers Papegaai

Poicephalus meyeri

77

Mindanaovlagstaartpapegaai

Prioniturus waterstradti

72

Molukkenkaketoe

Cacatua moluccensis

108

Molukkenlori

Lorius garrulus

81

Molukse Koningsparkiet

Alisterus amboinensis

69

Molukse Vleermuisparkiet

Loriculus amabilis

46

Monniksparkiet

Myiopsitta monachus

63

Müllers Papegaai

Tanygnathus sumatranus

89

Muskusparkiet

Glossopsitta concinna

67

Musschenbroeks Lori

Neopsittacus musschenbroekii

70

Naaktoogkaketoe

Cacatua sanguinea

94

Nachtpapegaai

Pezoporus occidentalis

72

Nandayparkiet

Aratinga nenday

68

Niam-Niampapegaai

Poicephalus crassus

74

Nyasa-agapornis

Agapornis lilianae

55

Olijfkeelaratinga

Eupsittula nana

61

Oostelijke Grondpapegaai

Pezoporus wallicus

38

Oostelijke Langsnavelkaketoe

Cacatua pastinator

95

Oranjeborstvijgpapegaai

Cyclopsitta gulielmitertii

56

Oranjebuikparkiet

Neophema chrysogaster

46

Oranjevleugelamazone

Amazona amazonica

89

Oranjevleugelparkiet

Brotogeris chrysoptera

71

Oranjevoorhoofdkarakiri

Cyanoramphus malherbi

48

Ornaatlori

Trichoglossus ornatus

80

Ouvéahoornparkiet

Eunymphicus uvaeensis

67

Paarsbuikparkiet

Triclaria malachitacea

69

Paarsstaartpapegaai

Touit purpuratus

57

Pacifische Aratinga

Psittacara strenuus

60

Palawanvlagstaartpapegaai

Prioniturus platenae

72

Palmlori

Charmosyna palmarum

65

Papoealori

Charmosyna papou

68

Paradijsparkiet

Psephotus pulcherrimus

47

Parelparkiet

Pyrrhura lepida

70

Pennantrosella

Platycercus elegans

54

Perzikkopagapornis

Agapornis roseicollis

55

Pfrimers Parkiet

Pyrrhura pfrimeri

69

Pompadourparkiet

Prosopeia tabuensis

83

Ponapélori

Trichoglossus rubiginosus

66

Port-Lincolnparkiet

Barnardius zonarius

56

Prachtlori

Charmosyna placentis

63

Prachtparkiet

Neophema elegans

45

Prachtrosella

Platycercus eximius

53

Prins Lucians Parkiet

Pyrrhura lucianii

69

Prinses-van-Walesparkiet

Polytelis alexandrae

48

Pruimkopmargrietje

Pionus tumultuosus

78

Pruimkopparkiet

Psittacula cyanocephala

68

Puertoricaanse Amazone

Amazona vittata

89

Purperbuiklori

Lorius hypoinochrous

83

Purperkaplori

Glossopsitta porphyrocephala

71

Regenbooglori

Trichoglossus haematodus

78

Regenboogparkiet

Psephotus varius

45

Regentparkiet

Polytelis anthopeplus

53

Reischeks Karakiri

Cyanoramphus hochstetteri

49

Rode Lori

Eos bornea

89

Roodbrilamazone

Amazona pretrei

84

Roodbuikara

Orthopsittaca manilatus

94

Roodbuikpapegaai

Poicephalus rufiventris

77

Roodbuikparkiet

Northiella haematogaster

50

Roodgevlekte Lori

Charmosyna rubronotata

64

Roodhalsregenbooglori

Trichoglossus rubritorquis

78

Roodkappapegaai

Pionopsitta pileata

71

Roodkapparkiet

Purpureicephalus spurius

52

Roodkeelamazone

Amazona arausiaca

93

Roodkeelaratinga

Psittacara rubritorquis

59

Roodkinlori

Charmosyna rubrigularis

64

Roodkopparkiet

Pyrrhura rhodocephala

71

Roodkroontje

Loriculus stigmatus

46

Roodkruinamazone

Amazona rhodocorytha

84

Roodkruinparkiet

Pyrrhura roseifrons

68

Roodmaskeragapornis

Agapornis pullarius

56

Roodmaskeraratinga

Psittacara mitratus

62

Roodoorpapegaai

Pyrilia haematotis

58

Roodoorparkiet

Pyrrhura hoematotis

71

Roodrugparkiet

Psephotus haematonotus

46

Roodschouderara

Diopsittaca nobilis

77

Roodschouderpapegaai

Touit huetii

57

Roodschouderparkiet

Pyrrhura egregia

69

Roodsnavelmargrietje

Pionus sordidus

79

Roodstaartamazone

Amazona brasiliensis

86

Roodstaartraafkaketoe

Calyptorhynchus banksii

172

Roodvleugelpapegaai

Touit dilectissimus

57

Roodvleugelparkiet

Aprosmictus erythropterus

55

Roodvoorhoofdkarakiri

Cyanoramphus novaezelandiae

48

Roodwangara

Ara rubrogenys

131

Roodwangpapegaai

Geoffroyus geoffroyi

73

Rotsparkiet

Neophema petrophila

45

Roze Kaketoe

Eolophus roseicapilla

92

Rozewangpapegaai

Pyrilia pulchra

58

Rüppells Papegaai

Poicephalus rueppellii

80

Saffierlori

Vini peruviana

76

Saffraankoppapegaai

Pyrilia pyrilia

57

Salvadori's Vijgpapegaai

Psittaculirostris salvadorii

64

Sangirvleermuisparkiet

Loriculus catamene

47

Santa-Martaparkiet

Pyrrhura viridicata

71

Schlegels Vleermuisparkiet

Loriculus aurantiifrons

51

Schubbenlori

Trichoglossus chlorolepidotus

75

Schubnekamazone

Amazona mercenarius

84

Sclaters Muspapegaai

Forpus modestus

46

Sclaters Spechtpapegaai

Micropsitta pusio

60

Sint-Lucia-amazone

Amazona versicolor

92

Sint-Vincentamazone

Amazona guildingii

92

Smaragdlori

Neopsittacus pullicauda

62

Smaragdparkiet

Psittacula calthrapae

69

Socorroaratinga

Psittacara brevipes

59

Soldatenara

Ara militaris

137

Spix’ Ara

Cyanopsitta spixii

123

Spix’ Muspapegaai

Forpus xanthopterygius

46

Splendidparkiet

Neophema splendida

46

Stanleyrosella

Platycercus icterotis

53

Stephens Lori

Vini stepheni

74

Strepenlori

Chalcopsitta scintillata

84

Sulavleermuisparkiet

Loriculus sclateri

46

Suluvlagstaartpapegaai

Prioniturus verticalis

72

Tepuiparkiet

Nannopsittaca panychlora

52

Timorese Roodvleugelparkiet

Aprosmictus jonquillaceus

55

Timorregenbooglori

Trichoglossus capistratus

79

Tiricaparkiet

Brotogeris tirica

71

Tolimaparkiet

Bolborhynchus ferrugineifrons

59

Toviparkiet

Brotogeris jugularis

68

Tucumánamazone

Amazona tucumana

88

Turkooisparkiet

Neophema pulchella

45

Tuiparkiet

Brotogeris sanctithomae

71

Valkparkiet

Nymphicus hollandicus

51

Veelkleurige Lori

Psitteuteles versicolor

61

Venezuelaparkiet

Pyrrhura emma

67

Violetneklori

Eos squamata

91

Viooltjeslori

Psitteuteles goldiei

67

Vrouwenlori

Lorius domicella

85

Vuuroogandespapegaai

Hapalopsittaca pyrrhops

72

Vuurvleugelparkiet

Brotogeris pyrrhoptera

72

Waglers Aratinga

Psittacara wagleri

60

Weddells Aratinga

Aratinga weddellii

66

Westelijke Langsnavelkaketoe

Cacatua tenuirostris

96

Wijnborstamazone

Amazona vinacea

91

Wilhelmina’s Lori

Charmosyna wilhelminae

64

Witbuikcaique

Pionites leucogaster

91

Witkopmargrietje

Pionus senilis

78

Witneklori

Lorius albidinucha

74

Witnekparkiet

Pyrrhura albipectus

70

Witoogaratinga

Psittacara leucophthalmus

61

Witoorparkiet

Pyrrhura leucotis

68

Witruglori

Pseudeos fuscata

91

Witte Kaketoe

Cacatua alba

105

Witvleugelparkiet

Brotogeris versicolurus

73

Witvoorhoofdamazone

Amazona albifrons

88

Zangpapegaai

Geoffroyus heteroclitus

74

Zevenkleurenpapegaai

Touit batavicus

50

Zonparkiet

Aratinga solstitialis

66

Zwaluwpapegaai

Lathamus discolor

57

Zwarte Kaketoe

Probosciger aterrimus

138

Zwarte Lori

Chalcopsitta atra

83

Zwartkaplori

Lorius lory

82

Zwartkopcaique

Pionites melanocephalus

91

Zwartkopparkiet

Pyrrhura rupicola

70

Zwartkoprosella

Platycercus venustus

55

Zwartkraagagapornis

Agapornis swindernianus

55

Zwartmaskeragapornis

Agapornis personatus

55

Zwartoormargrietje

Pionus menstruus

80

Zwartstaartparkiet

Pyrrhura melanura

69

Zwartstuitlori

Charmosyna pulchella

67

Zwartteugelpapegaai

Tanygnathus gramineus

72

Zwartvleugelagapornis

Agapornis taranta

57

Zwartvleugellori

Eos cyanogenia

94

Zwartvleugelpapegaai

Hapalopsittaca melanotis

72

Zwartwangagapornis

Agapornis nigrigenis

54

Zwavelborstparkiet

Aratinga maculata

66

Bijlage

II

als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit houders van dieren

Aangewezen soorten en categorieën van in Nederland te houden dieren met het oog op de productie van van die dieren afkomstige producten.

Van de klasse Mammalia (Zoogdieren):

Oryctolagus cuniculus

(Konijn)

Rattus norvegicus

(Bruine rat)

Mus musculus

(Tamme muis)

Cavia porcellus

(Cavia)

Mesocricetus auratus

(Goudhamster)

Meriones unguiculatus

(Gerbil)

Equus caballus

(Paard)

Equus asinus

(Ezel)

Sus scrofa

(Varken)

Capra hircus

(Geit)

Bos taurus

(Rund)

Bubalus bubalis

(Waterbuffel)

Cervus dama dama

(Damhert)

Cervus elaphus

(Middeneuropees edelhert)

Ovis aries

(Schaap)

Van de klasse Aves (Vogels):

Struthio camelus

(Struisvogel)

Dromaius novaehollandiae

(Emoe)

Rhea americana

(Nandoe)

Anas platyrhynchos

(Peking eend)

Anser cygnoides

(Knobbelgans)

Anser anser

(Grauwe gans)

Gallus gallus

(Kip)

Perdix perdix

(Patrijs)

Meleagris gallopavo

(Kalkoen)

Phasianus colchicus

(Fazant)

Numida meleagris

(Helmparelhoen)

Columbia livia

(Vleesduif)

Van de superklasse Pisces (Vissen):

Osmerus eperlanus

(Spiering)

Salmo trutta fario

(Beekforel)

Salmo trutta trutta

(Zeeforel)

Oncorhynchus mykiss

(Regenboogforel)

Salmo salar

(Zalm)

Anguilla anguilla

(Aal)

Clarias gariepinus

(Afrikaanse meerval)

Silurus glanis

(Meerval)

Perca fluviatilis

(Baars)

Stizostedion lucioperca

(Snoekbaars)

Scophthalmus maximus

(Tarbot)

Dicentrarchus labrax

(Zeebaars)

Pagellus bogaraveo

(Zeebrasem)

Esox lucius

(Snoek)

Sparus aurata

(Goudbrasem)

Oreochromis niloticus.

(Nijltilapia)

Oreochromis mossambicus

(Mozambique Tilapia)

Hoplosternum litterale

(Kwi kwi)

Acipenser spp.

(Steur)

Solea spp.

(Tong)

Huso Huso

(Beluga steur)

Seriola spp.

(Geelstaarten)

Van de klasse der Crustacea (Kreeften):

litopenaeus vannamei

(Garnaal)

Homarus gammarus

(Europese zeekreeft)

Homarus americanus

(Amerikaanse zeekreeft)

Astracus leptodactylus

(Turkse zoetwaterkreeft)

Orconectus limosus

(Amerikaanse rivierkreeft)

Procambarus clarkii

(Louisiana- of Rode rivierkreeft)

Palinurus spec.

(Langoest)

Eriocheir sinensis

(Chinese wolhandkrab)

Cancer pagurus

(Noordzeekrab)

Cladocera

(Watervlo)

Copepoda

(Roeipootkreeftje)

Balanus spec.

(Zeepok)

Artemia salina

(Pekelkreeftje)

Artemia franciscana

(Zoutkreeftje)

Artemia gracilis

(Amerikaans Zoutkreeftje)

Daphnia pulex

(Watervlo)

Moina macropoda

(Japanse watervlo)

Van de klasse Bivalva (Tweekleppigen):

Mytilus edulis

(Gewone mossel)

Ostrea edulis

(Gewone oester)

Crassostrea gigas

(Japanse oester)

Crassostrea angulata

(Portugese oester)

Crassostrea virginica

(Amerikaanse oester)

Cerastoderma edule

(Kokkel)

Pecten maximus

(St. Jacobschelp)

Veneridae

(Palourdes, Venusschelp, Praireschelp, Clamschelp en Vernis)

Glycimeris glycimeris

(Amandes)

Donax trunculus

(Zaagje)

Donax vittatus

(Zaagje)

Spisula subtrunculata

(Strandschelp)

Van de klasse Gastropoda (Slakken):

Helix pomatia

(Wijngaardslak)

Littorina littorea

(Gewone alikruik)

Helix aspersa

(Segrijnslak)

Achatina fulica

(Achaatslak)

Van de Insecta (Insecten):

Blaberus craniifer

(Doodskopkakkerlak)

Blaptica dubia

(Argentijnse boskakkerlak)

Periplaneta americana

(Amerikaanse kakkerlak)

Acheta domesticus

(Huiskrekel)

Gryllus bimaculatus

(Tweevlek krekel)

Locusta migratoria

(Treksprinkhaan)

Schistocerca gregaria

(Woestijn sprinkhaan)

Carausius morosus

(Indische wandelende tak)

Medauroidea extradentata

(Annam-wandelende tak)

Pachnoda marginata peregrina

(Gouden tor)

Pachnoda aemula

(Gouden tor)

Pachnoda marginata

(Gouden tor)

Alphitobius diaperinus

(Buffalokever)

Zophobas morio

(Reuzenmeeltor)

Sitophilus granarius

(Graanklander)

Sitophilus oryzae

(Rijstklander)

Drosophila hydei

(Fruitvlieg)

Drosophila melanogaster

(Fruitvlieg)

Musca domestica

(Krulvleugelvlieg, Huisvlieg)

Galleria mellonella

(Grote wasmot)

Achroia grisella

(Kleine wasmot)

Sitotroga cerealella

(Graanmot)

Plodia interpunctella

(Zadenmot, Indische meelmot)

Pyralis farinalis

(Meelmot)

Apis mellifera

(Honingbij)

Tenebrio molitor

(Meeltor)

Lucilia sericata

(Groene vleesvlieg)

Calliphora vomitoria

(Blauwe bromvlieg, Roodbaard-bromvlieg)

Protophormia terraenovae

(Blauwe keizervlieg)

Van de lagere diersoorten:

Lumbricus rubellus

(Rode worm)

Lumbricus terrestris

(Dauwpier, Regenworm)

Eisenia foetida

(Mestpier)

Arenicola marina

(Zeepier)

Dendrobeana veneta

(Canadese bosworm)

Polychaetae

(Borstelworm)

Brachionus spec.

(Raderdier)

Arenicolides ecaudata

Categorieën

  • alle kruisingen tussen de in deze bijlage genoemde soorten

  • de kruising tussen de Bos indicus en de Bos taurus

  • de kruising tussen de Heterobranchus longifilis en de Clarias gariepinus

Bijlage

IIa

Diersoorten als bedoeld in artikel 4.2, tweede lid, onderdeel a.

  • a.

    vogelsoorten als bedoeld in artikel 1 van de richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010, L 20);

  • b.

    diersoorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992 L 206);

  • c.

    diersoorten, genoemd in bijlage A, B, C of D bij verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61);

  • d.

    diersoorten als bedoeld in verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de handel in zeehondenproducten (PbEU L 286);

  • e.

    diersoorten, genoemd in bijlage I bij verordening (EEG) nr. 3254/91 van de Raad van 4 november 1991 houdende een verbod op het gebruik van de wildklem in de Gemeenschap en op het binnenbrengen in de Gemeenschap van pelzen en produkten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen (PbEG L 308);

  • f.

    diersoorten, genoemd in bijlage II bij het op 19 september 1979 te Bern tot stand gekomen Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieus (Trb. 1980, 60), naar de tekst zoals deze bij dat verdrag is vastgesteld;

  • g.

    diersoorten, genoemd in bijlage I bij het op 23 juni 1979 te Bonn tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten (Trb. 1980, 145) naar de tekst zoals deze bij dat verdrag is vastgesteld;

  • h.

    diersoorten, genoemd in onderdeel A van bijlage IX bij het Besluit activiteiten leefomgeving.

Bijlage

III

als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, van het besluit

1. Eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2, vijfde lid en zesde lid, onderdeel a, voor zover dat betrekking heeft op het eerste lid, onderdeel a, subonderdeel 2

10

2. Eerste lid, onderdeel a, aanhef

10

3. Eerste lid, onderdelen b en c

10

4. Zesde lid, voor zover dat lid betrekking heeft op het oppervlak van een kooi als bedoeld in het eerste lid en voor zover het een voorschrift betreft dat niet reeds onder de reikwijdte van punt 1 van deze bijlage valt.

 5

5. Tweede lid, onderdeel a

10

6. Tweede lid, onderdeel b

10

7. Zesde lid, onderdelen a en b, voor zover die betrekking hebben op een kooi als bedoeld in de aanhef van het tweede lid

 5

8. Vierde lid, aanhef, voor zover die betrekking heeft op het houden van dieren in een groep

 5

9. Vierde lid, onderdeel a, subonderdeel 1 respectievelijk subonderdeel 2

20

10. Vierde lid, onderdeel b, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een kooi zonder plateau

10

11. Zesde lid, onderdelen a en b, voor zover die onderdelen betrekking hebben op een kooi als bedoeld in de aanhef van het vierde lid

 5

Bijlage

IV

als bedoeld in artikel 4.14 van het besluit

Vervallen