Besluit van de directeur-generaal Belastingdienst van 5 december 2018, nr. 2018-211420 houdende vaststelling van het mandaatbesluit

Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018

Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018.
De Directeur-Generaal Belastingdienst;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Begrippen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    het DGBD: het directoraat-generaal Belastingdienst;

  • b.

    de directeur-generaal Belastingdienst: de DG;

  • c.

    de plaatsvervangend directeur-generaal Belastingdienst: de pDG;

  • d.

    algemene leiding DGBD: de DG en de plaatsvervangend directeur-generaal (pDG); en

  • e.

    directeuren van de topstructuur DGBD: algemeen directeur, (hoofd)directeur van concerndirecties, shared service organisaties (SSO) of corporate diensten.

Artikel

2

Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van:

  • a)

    volmacht: de bevoegdheid om namens de Minister voor de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten; en

  • b)

    machtiging: de bevoegdheid om namens de Minister handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel

3

Mandaat bij afwezigheid/verhindering

Artikel

4

Bevoegdheden bij het ontbreken van beslissingsbevoegde functionarissen

Indien beslissingsbevoegde functionarissen zoals bedoeld in dit besluit, in een onderdeel niet voorkomen behoren de bevoegdheden toe aan de naast hogere leidinggevende functionaris.

Artikel

5

Overleg met algemene leiding

Over vraagstukken die van politiek gevoelige of anderszins zwaarwegende aard zijn, treden mandaathouders in overleg met de algemene leiding van het DGBD, voordat van bevoegdheden gebruik wordt gemaakt.

Artikel

6

Ondertekening

De ondertekening van uitgaande stukken zal luiden als volgt:

DE MINISTER VAN FINANCIËN, resp. DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN,

namens deze,

(handtekening)

gevolgd door naam en functie van de (onder)gemandateerde functionaris.

Hoofdstuk

2

Mandaten

Artikel

7

Mandaat aan de pDG en directeuren van de topstructuur DGBD

Artikel

8

Budgethouderschap

Artikel

9

Inkoop

Artikel

10

Ontvangsten als gevolg van dienstverlening

Het aangaan van verplichtingen tot het leveren van dienstverlening door het DGBD onder de 1.000.000 euro – materieel – aan derden zijn voorbehouden aan de algemeen directeur directie Informatievoorziening en directeur SSO Facilitaire Dienstverlening, na goedkeuring van de controller van de concerndirectie Control & Financiën. Het aangaan van verplichtingen tot het leveren van dienstverlening door het DGBD boven de 1.000.000 euro, is voorbehouden aan de algemene leiding van het DGBD.

Artikel

11

Uitzonderingen aanbestedingsprocedure

Aan de DG is voorbehouden te beslissen over aanbestedingsprocedures, indien een andere dan de procedures als bedoeld in de hoofdstukken 1.2 en 2.1 van de Aanbestedingswet 2012 wordt gevolgd.

Artikel

12

Personeelsbesluiten

Artikel

13

Mandaatregister

Onderdeel van deze regeling vormt een mandaatregister dat wordt gepubliceerd. Het mandaatregister bevat handtekeningen en parafen van de gemandateerde functionarissen zoals bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van dit besluit.

Hoofdstuk

3

Algemene bepalingen ten aanzien van de uitoefening van taken

Artikel

14

Voorbehouden aan de algemene leiding van het DGBD

Met inachtneming van de artikelen 19, 20, 20a, 20c en 20d van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 is de algemene leiding van het DGBD bevoegd namens de Staatssecretaris ten aanzien van het personeel van het DGBD de navolgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1.

    Tot het aanstellen, benoemen en plaatsen van ambtenaren met een bezoldiging van schaal 15 of hoger in functies met een lagere schaal dan de voor de ambtenaar tot dan toe geldende schaal;

  • 2.

    Het voordragen van functies die ten behoeve van het instellen van een veiligheidsonderzoek voor aanwijzing als vertrouwensfuncties in aanmerking komen;

  • 3.

    Het voeren van formele correspondentie met Hoge Colleges van Staat;

  • 4.

    Het beslissen tot directie overstijgende groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

  • 5.

    Het afkondigen van een vacaturestop;

  • 6.

    Het aanwijzen van vertrouwenspersonen integriteit;

  • 7.

    Het beslissen over de toekenning van een stimuleringspremie op grond van artikel 49tt ARAR;

  • 8.

    Het beslissen over de afwijkingen bij de toepassing van het sociaal flankerend beleid op grond van artikel 49aaa ARAR;

  • 9.

    Het beslissen over het maken van een buitenlandse dienstreis, uitgezonderd de buitenlandse dienstreizen vanuit de directies Douane en FIOD;

  • 10.

    Het beslissen over privéverlenging van een buitenlandse dienstreis;

  • 11.

    Het nemen van besluiten ten aanzien van de vergoeding van representatiekosten;

  • 12.

    Het aanwijzen van brugdagen voor het DGBD; en

  • 13.

    Het beslissen ten aanzien van schadeloosstelling op grond van artikel 69 ARAR (vanaf € 5.000), inclusief besluitvorming over schadevergoeding die voortvloeit uit door de rechter vernietigde besluiten;

  • 14.

    Het nemen van besluiten ten aanzien van ontslag:

  • 15.

    Het aanwijzen van de voorzitter, plaatsvervangend voorzitter(s), leden en plaatsvervangend leden, de secretaris en plaatsvervangend secretarissen van de Centrale Adviescommissie Bezwaren Personeel Belastingdienst (CABP);

  • 16.

    Het aanwijzen van de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden en de plaatsvervangend leden, de secretaris en de plaatsvervangend secretaris van de Klachtencommissie ongewenste omgangsvormen;

  • 17.

    Handelingen en besluiten verband houdende met de klachtenregeling seksuele intimidatie;

  • 18.

    Handelingen en besluiten verband houdende met een adviesaanvraag bij de Commissie gelijke behandeling;

  • 19.

    Met inachtneming van de artikelen 20, 20a, 20c en 20d van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 worden de bevoegdheden opgenomen in artikelen 16, 19, 20 en 21 uitgeoefend door de algemene leiding voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande directeuren van de topstructuur DGBD; en

  • 20.

    Het verrichten van handelingen en nemen van besluiten voor zover dit besluit daarin niet voorziet.

Artikel

15

Voorbehouden aan de pDG

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 is de pDG bevoegd om ten aanzien van de directies als bedoeld in artikel 7 lid 1 van dit besluit namens de Staatssecretaris de navolgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1.

    Te beslissen op bezwaren, voor zover die betrekking hebben op handelingen of besluiten waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is;

  • 2.

    Het beslissen tot groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

  • 3.

    Het vaststellen van de organisatie op afdelings- en teamniveau, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties van deze onderdelen. Het vaststellen van de organisatie en hiermee samenhangende besluiten tot reorganisatie op het niveau van afdelingen vindt plaats na instemming van de DG.

Artikel

16

Voorbehouden aan de directeuren van de topstructuur DGBD

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie en mandaatbesluit van het Ministerie van Financiën zijn de directeuren van de topstructuur DGBD bevoegd om ten aanzien van het tot het eigen organisatieonderdeel behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1.

    Het openstellen van een vacature op grond van artikel 4a ARAR en het besluit Werving en Selectie;

  • 2.

    Het wijzigen van een salarisschaal zonder wijziging van de functie op grond van artikel 5 BBRA;

  • 3.

    Het besluiten tot disciplinaire maatregelen (hoofdstuk 8 ARAR) aan functionarissen tot en met schaal 14 voor zover het geen leidinggevende functionarissen betreft;

  • 4.

    Toekennen van buitengewoon verlof van lange duur op grond van art 32b of 34 t/m 39g ARAR voor zover het buitengewoon verlof niet wordt verleend voorafgaand aan ontslag;

  • 5.

    Het opmaken en bespreken van de personeelsbeoordeling en het indien wenselijk aanwijzen van informanten en adviseurs op grond van artikel 71a ARAR ten aanzien van de direct onder de directeur ressorterend personeel;

  • 6.

    Het toekennen van een beloning dan wel non-activiteitswedde in verband met het vervullen van een openbare functie op grond van art 15 of 16 ARAR;

  • 7.

    Tijdelijke ontheffing uit de functie in verband met het bekleden van een functie in een publiekrechtelijk college op grond van art 125c AW;

  • 8.

    Het toestaan van de door de ambtenaar opgegeven nevenwerkzaamheden op grond van artikel 61 ARAR;

  • 9.

    Het afleggen van de eed of de belofte, tenzij dit verband houdt met een aanstelling op grond van artikel 6, tweede lid, van het ARAR;

  • 10.

    Uitvoering geven aan een sociale dan wel medische indicatie op grond van artikel 40b ARAR;

  • 11.

    Beslissing tot ontslag op grond van artikel 49z ARAR;

  • 12.

    Het beslissen op bezwaren, voor zover die betrekking hebben op handelingen of besluiten waarbij een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig belanghebbende is; en

  • 13.

    De bevoegdheden opgenomen in artikelen 19, 20 en 21 worden uitgeoefend door de directeuren van de topstructuur DGBD voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande de direct onder hen ressorterende leidinggevenden.

Artikel

17

Voorbehouden aan de algemeen directeuren van de topstructuur DGBD

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 zijn de algemeen directeuren bevoegd de navolgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1.

    Het vaststellen van de organisatie op afdelings- en teamniveau, en hiermee samenhangend het besluiten tot reorganisaties van deze onderdelen binnen de eigen directie. Het vaststellen van de organisatie en hiermee samenhangende besluiten tot reorganisatie op het niveau van afdelingen vindt plaats na instemming van de DG.

  • 2.

    Het beslissen tot groepsgewijze werving en selectie voor (groeps)functies;

Artikel

18

Voorbehouden aan de algemeen directeuren van de Douane en FIOD

De algemeen directeur van de Douane en de FIOD is bevoegd te beslissen over het maken en verlengen van een buitenlandse dienstreis ten aanzien van het personeel van de eigen directie.

Artikel

19

Voorbehouden aan de overige directeuren of vergelijkbare leidinggevende functionarissen mogen worden uitgeoefend

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 zijn de overige directeuren bevoegd om ten aanzien van het tot het eigen organisatieonderdeel behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1.

    Ten aanzien van de onder de directeur ressorterende teamleiders of vergelijkbare leidinggevende functionarissen:

    • a.

      Het vaststellen van een vacante functie zoals bedoeld in het besluit werving en selectie (AB85/U1833);

    • b.

      Het openstellen van een vacature op grond van artikel 4a ARAR en het besluit Werving en Selectie;

    • c.

      Bij openstelling van een vacature is de directeur ten aanzien van het eigen organisatieonderdeel waar de vacature bestaat bevoegd met betrekking tot het besluit tot aanstelling dan wel plaatsing van de kandidaat die voor de functie in aanmerking komt en het besluit tot afwijzing van de overige kandidaten; en

    • d.

      Het stellen van voorwaarden voor aanstelling zoals bedoeld in artikelen 9, 9a, 10 en 11 ARAR.

  • 2.

    Het bepalen van de inhoud en het waarderingsniveau van de feitelijk opgedragen functie binnen de kaders van het functiegebouw Rijk dan wel op grond van de systematiek voor groepsfuncties;

  • 3.

    Het benoemen niet op verzoek of op speciale gronden op grond van de artikelen 57 en 58 ARAR;

  • 4.

    Het met personeel direct ressorterend onder de directeur en het personeel van schaal 15 BBRA ’84 en hoger voeren van voortgang dan wel personeelsgesprekken zoals bedoeld artikel 71 ARAR;

  • 5.

    Het opmaken en bespreken van de personeelsbeoordeling en het indien wenselijk aanwijzen van informanten en adviseurs op grond van artikel 71a ARAR ten aanzien van de direct onder de directeur ressorterend personeel;

  • 6.

    Verzoeken tot uitbreiding tot en met 36 uur per week dan wel vermindering van de arbeidsduur;

  • 7.

    Afwijzing van de aanvraag betreffende Partiële Arbeidsparticipatie Senioren (PAS);

  • 8.

    Het inhouden van bezoldiging op grond van artikel 14 ARAR;

  • 9.

    Ten aanzien van bezoldiging aan de ambtenaar die als militair of als vrijwillig ambtenaar van politie, in werkelijke dienst is als bedoeld in artikel 17 e.v. ARAR;

  • 10.

    Ten aanzien van bezoldiging op grond van artikel 102 ARAR in geval van overlijden van de ambtenaar;

  • 11.

    Ten aanzien van de bezoldiging op grond van artikel 104a ARAR bij vermissing van een ambtenaar;

  • 12.

    Ten aanzien van het geen aanspraak hebben op bezoldiging dan wel het vervallen van aanspraken op grond van artikel 40 of 40a ARAR;

  • 13.

    Het uitbetalen van niet genoten vakantie na ontslag;

  • 14.

    Het aanwijzen van bedrijfshulpverleners;

  • 15.

    Het vaststellen van de personeelsbeoordeling als beoordelingsautoriteit;

  • 16.

    Het optreden als beoordelingsautoriteit voor zover dit betrekking heeft op het afwegen van ingediende bedenkingen, het wijzigen van de beoordeling na bedenkingen, en het vaststellen van de beoordeling;

  • 17.

    Het toekennen van een diensttijd of ambtsjubileumgratificatie;

  • 18.

    Het toekennen van toeslagen op grond van artikel 7, 22a, 22c en 22e van het BBRA 1984;

  • 19.

    Het toekennen van vergoedingen op grond van artikel 23 BBRA 1984;

  • 20.

    Ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte;

  • 21.

    Handelingen en besluiten met betrekking tot het treffen van ordemaatregelen (al dan niet tijdelijke verplaatsing naar een andere functie, ontzeggen van de toegang tot de dienstgebouwen, schorsing, onderzoek aan kleding en eigendommen van ambtenaren, verval van aanspraak op bezoldiging en verhaal van schade op de ambtenaar);

  • 22.

    Vertegenwoordiging van de Minister van Financiën bij de behandeling van een beroep bij de rechtbank, sector bestuursrecht, dan wel bij de Centrale Raad van Beroep; en

  • 23.

    De bevoegdheden opgenomen in artikelen 20 en 21 worden uitgeoefend door de overige directeuren voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande de direct onder hen ressorterende leidinggevenden.

Artikel

20

Voorbehouden aan de afdelingshoofden of vergelijkbare leidinggevende functionarissen

Met inachtneming van hetgeen bepaald in voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie- en mandaatbesluit Ministerie van Financiën 2015 zijn de afdelingshoofden of daarmee vergelijkbare leidinggevende functionarissen bevoegd om ten aanzien van het tot hun afdeling behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1.

    Het vaststellen van een vacante functie zoals bedoeld in het besluit werving en selectie (AB85/U1833);

  • 2.

    Het openstellen van een vacature op grond van artikel 4a ARAR en het besluit Werving en Selectie;

  • 3.

    Bij openstelling van een vacature is het afdelingshoofd ten aanzien van het eigen organisatieonderdeel waar de vacature bestaat bevoegd met betrekking tot het besluit tot aanstelling dan wel plaatsing van de kandidaat die voor de functie in aanmerking komt en het besluit tot afwijzing van de overige kandidaten, uitgezonderd de teamleiders of vergelijkbare leidinggevende functionarissen.

  • 4.

    Het stellen van voorwaarden voor aanstelling zoals bedoeld in artikelen 9, 9a, 10 en 11 ARAR en het vaststellen van het arbeidspatroon;

  • 5.

    Het toekennen van buitengewoon verlof op grond van artikel 33e ARAR.

  • 6.

    Het toekennen van toelagen op grond van hoofdstuk III BBRA 1984;

  • 7.

    Ten aanzien van de goedkeuring van bijzondere beloningsregelingen zoals de vergoeding voor Bedrijfshulpverlening en stagevergoeding;

  • 8.

    Het toekennen van maatregelen van sociaal flankerend beleid, uitgezonderd de toekenning van een stimuleringspremie op grond van artikel 49tt ARAR;

  • 9.

    Het met personeel direct ressorterend onder het afdelingshoofd voeren van voortgang dan wel personeelsgesprekken zoals bedoeld artikel 71 ARAR;

  • 10.

    Het opmaken en bespreken van de personeelsbeoordeling en het indien wenselijk aanwijzen van informanten en adviseurs op grond van artikel 71a ARAR;

  • 11.

    Goedkeuring dan wel afwijzing van verzoeken tot vergoeding buitenlandse dienstreizen binnen Europa en de bijbehorende reis en verblijfskosten;

  • 12.

    Ontslag wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid anders dan wegens ziels- of lichaamsgebreken;

  • 13.

    Het toekennen van bezoldiging bij ziekte;

  • 14.

    Het uitvoeren van de verplichtingen van de werkgever met betrekking tot de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de ambtenaar bij ziekte en arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 36a en 36d ARAR; en

  • 15.

    De bevoegdheden opgenomen in artikel 21 worden uitgeoefend door de afdelingshoofden voor zover het rechtspositionele handelingen en besluiten betreft aangaande de direct onder hen ressorterende leidinggevenden.

Artikel

21

Voorbehouden aan de teamleiders of vergelijkbare leidinggevende functionarissen

Met inachtneming van hetgeen bepaald is voorgaande artikelen en in hoofdstuk 5 van het Organisatie en mandaatbesluit van het Ministerie van Financiën zijn de teamleiders of daarmee vergelijkbare leidinggevende functionarissen bevoegd om ten aanzien van het tot hun team behorende personeel namens de Staatssecretaris de volgende rechtspositionele handelingen en besluiten te verrichten of te nemen:

  • 1.

    Ten aanzien van de toekenning aan ambtenaren van individuele keuzemogelijkheden in het arbeidsvoorwaardenpakket;

  • 2.

    Toekennen aanvraag aanpassing van de werktijdregeling in het kader van de regeling Partiële Arbeidsparticipatie Senioren (PAS);

  • 3.

    Toekenning van buitengewoon verlof betreffende zwangerschaps- en bevallingsverlof, ouderschapsverlof, zorgverlof en studieverlof;

  • 4.

    Goedkeuring dan wel afwijzing van verzoeken tot vergoeding van verhuiskosten en -verlof, declaraties woon-werk-verkeer, binnenlandse dienstreizen en de bijbehorende reis- en verblijfskosten;

  • 5.

    Het met ambtenaren voeren van voortgang dan wel personeelsgesprekken zoals bedoeld in artikel 71 ARAR; en

  • 6.

    Het uitvoeren van de verplichtingen van de werkgever met betrekking tot de bedrijfsgeneeskundige begeleiding van de ambtenaar bij ziekte en arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 36 ARAR.

Hoofdstuk

4

Slotbepalingen

Artikel

23

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

24

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit Directoraat-Generaal Belastingdienst 2018.

Bijlage

1

Maximumbedragen in euro’s en inclusief btw voor het aangaan van financiële verplichtingen en het doen van uitgaven, als bedoeld in artikel 7, tweede lid:

Algemeen directeur directie Informatie-Voorziening

5.000.000

Directeuren van de topstructuur DGBD

1.000.000

Directeuren niet behorende tot de topstructuur DGBD

Directeur Caribisch Nederland1

174.2402

Afdelingshoofden

66.5503

Teamleiders

5.000

1 Het maximumbedrag voor de directeur Caribisch Nederland is 200.000 US Dollar (is omgerekend het equivalent van het maximumbedrag in euro’s, koersbepaling op 31 augustus 2018).

2 drempelbedrag voor Europese aanbestedingen inzake dienstverlening

3 bedrag inclusief btw waarbij meervoudige uitvraag dient plaats te vinden. Bij opdrachten tussen 33.000-50.000 exclusief btw (66.550 inclusief btw) dient meervoudige uitvraag plaats te vinden.

Daar waar de functionaris niet is benoemd in de organisatie, geldt de regel dat het mandaat hoger in de organisatie is belegd en daarmee voorbehouden aan de hoger genoemde functionaris.

Bijlage

2

Advies personeelsaangelegenheden op grond van artikel 12 mandaat DGBD

Bij het nemen van besluiten, afdoen van stukken en ondertekenen van uitgaande brieven met betrekking tot de volgende personeelsaangelegenheden is voorafgaand advies van de directeur of een nader te noemen afdelingshoofd van de SSO/O&P vereist, of is voorafgaand advies van de directeur DLSO vereist indien het de Douane betreft, of is voorafgaand advies van de directeur FIOD vereist indien het de FIOD betreft: