Wet van 16 december 2020 tot wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)

Belastingplan 2021

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is fiscale maatregelen te treffen die voortvloeien uit de koopkrachtbesluitvorming voor het jaar 2021 en dat het ook in het kader van het fiscale beleid voor het jaar 2021 en volgende jaren wenselijk is in een aantal belastingwetten en enige andere wetten wijzigingen aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

II

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

III

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

IV

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

V

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

VI

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

VII

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

VIII

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

IX

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

X

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XI

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XII

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XIII

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XIV

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XV

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XVI

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XVII

Artikel

XVIII

Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

XIX

Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

XX

Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

XXI

Wijzigt de Wet op de loonbelasting 1964.

Artikel

XXII

De vrije ruimte, bedoeld in artikel 31a, derde lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, bedraagt voor het kalenderjaar 2020, in afwijking van de in dat kalenderjaar geldende tekst van die wet:

  • a.

    3% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven met een maximum van € 12.000, vermeerderd met:

  • b.

    1,2% van het loon waarover met toepassing van de artikelen 20a, 20b, 26 en 26b van die wet belasting wordt geheven voor zover dat loon meer bedraagt dan € 400.000.

Artikel

XXIII

Artikel

XXIV

Artikel

XXV

Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Artikel

XXVI

Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Artikel

XXVIA

Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

Artikel

XXVIAa

Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XXVIAb

Wijzigt de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XXVIC

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

XXVID

Wijzigt de Mijnbouwwet.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XXVII

Wijzigt de Wet bankenbelasting.

Artikel

XXVIII

Wijzigt de Wet bankenbelasting.

Artikel

XXVIIIA

Wijzigt de Successiewet 1956.

Artikel

XXVIIIB

Wijzigt de Successiewet 1956.

Artikel

XXIX

Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.

Artikel

XXXI

Wijzigt de Wet belastingen op milieugrondslag.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XXXII

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XXXIII

Tot de opbrengst van onderneming en arbeid, bedoeld in artikel 6 van de Wet inkomstenbelasting BES, behoort niet:

  • a.

    een tegemoetkoming voor ondernemers van getroffen sectoren die op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat in verband met een in de periode van 13 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 verwacht omzetverlies als gevolg van de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19;

  • b.

    een subsidie die aan een door de maatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19 getroffen onderneming op aanvraag wordt verstrekt door Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat, met als doel deze onderneming in staat te stellen in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020 de vaste lasten te betalen.

Artikel

XXXIV

Wijzigt de Wet opslag duurzame energie- en klimaattransitie.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XXXV

Wijzigt de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen.

Artikel

XXXVI

Wijzigt de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

XXXVII

Wijzigt de Wet bedrijfsleven 2019.

Artikel

XXXVIII

De Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 zoals die luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel XXIX, met uitzondering van onderdeel G van dat artikel, blijft van toepassing op een motorrijtuig dat op die dag reeds is ingeschreven in het kentekenregister, maar niet te naam is gesteld. Echter, het voor dat motorrijtuig van toepassing zijnde tarief en de grondslagen voor de heffing van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen worden vastgesteld op de dag dat artikel XXIX in werking treedt.

Artikel

XXXIX

Wijzigt het Belastingplan 2019.

Artikel

XLI

Ingeval de samenloop van wetten die in 2020 in het Staatsblad zijn of worden gepubliceerd en wijzigingen aanbrengen in een of meer belastingwetten, niet of niet juist is geregeld, of indien als gevolg van die samenloop onjuistheden ontstaan in de aanduiding van artikelen, artikelonderdelen, verwijzingen en dergelijke in de desbetreffende wetten, kunnen die wetten op dit punt bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Artikel

XLII

Artikel

XLIII

Deze wet wordt aangehaald als: Belastingplan 2021.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus