Artikel
1
Begripsbepaling
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
-
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Onze Minister kan besluiten dat bij een verkiezing als bedoeld in de Kieswet of de Wet algemene regels herindeling een experiment plaatsvindt met als doel de invoering van een stembiljet met een handzaam formaat, ten behoeve van het gebruik in het stemlokaal, dat:
eenvoudig te tellen is, ter bevordering van de uitvoerbaarheid en daarmee de kwaliteit van de stemopneming; en
geschikt is voor het afbeelden van logo’s van politieke groeperingen, ter bevordering van de toegankelijkheid van het stemmen.
De experimenten vinden voor zover mogelijk plaats overeenkomstig hetgeen bij en krachtens de Kieswet is bepaald.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de experimenten. Deze regels kunnen op het naastlagere niveau afwijken van het bepaalde bij of krachtens de volgende onderdelen:
de artikelen J 4, eerste en vijfde lid, J 6b, J 7, J 9, J 12, J 16, J 18, eerste lid, J 19 tot en met J 21, J 25 tot en met J 27, J 29, J 31, K 4, vierde lid, K 11, L 11, tweede lid, en L 17 van de Kieswet, met betrekking tot de inrichting van het stemlokaal, het verloop van gecombineerde stemmingen, het ter kennis brengen van de kandidatenlijsten, de werkwijze en samenstelling van het stembureau, de vormgeving van de (vervangende) stempas, de kiezerspas en het volmachtbewijs, de vormgeving en beschikbaarstelling van stembiljetten en de wijze waarop de stem wordt uitgebracht;
de artikelen N 1 tot en met N 12 van de Kieswet, met betrekking tot de taken en werkwijze van het stembureau tijdens de stemopneming;
de artikelen Na 4, Na 11 tot en met Na 25, Na 27, tweede lid, O 3, tweede lid, O 6, tweede lid, P 1d, vierde lid, P 1e en V 4a, vierde lid, van de Kieswet, met betrekking tot de taken en werkwijze van het gemeentelijk stembureau, het hoofdstembureau en het centraal stembureau tijdens de stemopneming en een nieuwe opneming van stembiljetten;
de artikelen T 2 tot en met T 11, V 4b, tweede en derde lid, en Ya 30, derde lid, van de Kieswet, met betrekking tot de wijze waarop de stem wordt uitgebracht alsmede de taken en werkwijze van het stembureau en het vertegenwoordigend orgaan tijdens de stemopneming en een nieuwe opneming van stembiljetten bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
de artikelen Y 2, Y 24 en Y 39 van de Kieswet, met betrekking tot de werkwijze tijdens de verkiezing van de Nederlandse leden van het Europees Parlement.
Iedere politieke groepering die een aanduiding heeft ingeschreven of inschrijft in het register, bedoeld in artikel G 1 van de Kieswet, dient bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, indien bij deze verkiezing sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze wet, een schriftelijk verzoek in, als bedoeld in artikel G 1a, eerste lid, van de Kieswet, om het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register. Indien een politieke groepering waarvan wel een aanduiding in het register staat ingeschreven op de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling geen logo heeft geregistreerd, wordt voor de toepassing van de registraties in het verkiezingsproces enkel gebruik gemaakt van de in het register opgenomen aanduiding van de politieke groepering.
Iedere politieke groepering die een aanduiding heeft ingeschreven of inschrijft in het register, bedoeld in artikel G 2 van de Kieswet, en waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, dient bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de provinciale staten, indien bij deze verkiezing sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze wet, een schriftelijk verzoek in om het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling. Indien een politieke groepering waarvan wel een aanduiding in het register staat ingeschreven op die dag geen logo heeft geregistreerd, wordt voor de toepassing van de registraties in het verkiezingsproces enkel gebruik gemaakt van de in het register opgenomen aanduiding van de politieke groepering.
Artikel G 1a, tweede tot en met zesde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel G 1a van de Kieswet, geregistreerd logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is»;
in afwijking van het derde lid, tweede volzin, van de beslissing mededeling wordt gedaan in het provinciaal blad.
Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.
Iedere politieke groepering die een aanduiding heeft ingeschreven of inschrijft in het register, bedoeld in artikel G 2a van de Kieswet, en waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, dient bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, indien bij deze verkiezing sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze wet, een schriftelijk verzoek in om het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling. Indien een politieke groepering waarvan wel een aanduiding in het register staat ingeschreven op die dag geen logo heeft geregistreerd, wordt voor de toepassing van de registraties in het verkiezingsproces enkel gebruik gemaakt van de in het register opgenomen aanduiding van de politieke groepering.
Artikel G 1a, tweede tot en met zesde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel G 1a van de Kieswet, geregistreerd logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is»;
in afwijking van het derde lid wordt van de beslissing mededeling gedaan aan de gemachtigde en op de in het waterschap gebruikelijke wijze.
Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.
Iedere politieke groepering die een aanduiding heeft ingeschreven of inschrijft in het register, bedoeld in artikel G 3 van de Kieswet, en waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer, onderscheidenlijk provinciale staten, is geregistreerd, dient bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, indien bij deze verkiezing sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze wet een schriftelijk verzoek in om het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de tweeënveertigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling. Indien een politieke groepering waarvan wel een aanduiding in het register staat ingeschreven op die dag geen logo heeft geregistreerd, wordt voor de toepassing van de registraties in het verkiezingsproces enkel gebruik gemaakt van de in het register opgenomen aanduiding van de politieke groepering.
Artikel G 1a, tweede tot en met zesde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op grond van dit artikel, een op grond van artikel 6 of een op grond van artikel G 1a van de Kieswet, geregistreerd logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is»;
in afwijking van het derde lid wordt van de beslissing mededeling gedaan aan de gemachtigde en op de in de gemeente gebruikelijke wijze.
Artikel G 5, eerste lid, aanhef en onder a, en tweede lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing op een besluit dat is genomen op grond van dit artikel.
Iedere politieke groepering die een aanduiding heeft ingeschreven of inschrijft in het register, bedoeld in artikel Q 6 van de Kieswet, en waarvan het logo niet reeds bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer is geregistreerd, dient bij het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer, indien bij deze verkiezing sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze wet, een schriftelijk verzoek in om het logo waarmee zij voor die verkiezing op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, bij te schrijven in het register. De verzoeken die zijn ontvangen of aangevuld als bedoeld in artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, na de negenentwintigste dag voor de kandidaatstelling, blijven voor de daaropvolgende verkiezing buiten behandeling. Indien een politieke groepering waarvan wel een aanduiding in het register staat ingeschreven op die dag geen logo heeft geregistreerd, wordt voor de toepassing van de registraties in het verkiezingsproces enkel gebruik gemaakt van de in het register opgenomen aanduiding van de politieke groepering.
Artikel G 1a, tweede tot en met zesde lid, van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor het tweede lid, onderdeel c, wordt gelezen «het logo geheel of in hoofdzaak overeenstemt met een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel G 1a van de Kieswet, geregistreerd logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van voornoemde artikelen een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is».
In de publicatie, bedoeld in artikel G 1, achtste lid, onderscheidenlijk artikel G 2, achtste lid, van de Kieswet, doet het centraal stembureau tevens mededeling van de op grond van deze wet en de Kieswet door hem geregistreerde logo’s van politieke groeperingen, voor zover de registratie daarvan onherroepelijk is.
De artikelen G 4 en G 5, eerste lid, aanhef en onder b, en tweede lid, van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing.
Deze wet is mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, met inachtneming van het in deze paragraaf bepaalde.
De bij of krachtens deze wet gestelde bepalingen betreffende de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, onderscheidenlijk provinciale staten, zijn, voor zover deze paragraaf niet anders bepaalt, van overeenkomstige toepassing op de verkiezing van de leden van de eilandsraad, onderscheidenlijk het kiescollege.
Indien het betreft een verzoek om registratie van een logo ten behoeve van de verkiezing van de leden van een kiescollege, wordt:
in artikel 6, eerste lid, in plaats van «voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer» gelezen «voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer of voor de verkiezing van de leden van de eilandsraad»;
in artikel 6, tweede lid, in plaats van «een reeds op grond van dit artikel of een op grond van artikel G 1a van de Kieswet» gelezen «een reeds op grond van dit artikel, een op grond van artikel 8, in samenhang met artikel 11, tweede lid, of een op grond van artikel G 1a van de Kieswet, geregistreerd logo van een andere politieke groepering, of met een logo waarvoor reeds eerder op grond van dit artikel een registratieverzoek is ontvangen, en daardoor verwarring te duchten is».
In de publicatie, bedoeld in artikel Ya 15, derde lid, van de Kieswet doet het centraal stembureau tevens mededeling van de ingevolge deze wet door hem geregistreerde logo’s van politieke groeperingen, voor zover de registratie daarvan onherroepelijk is.
De artikelen Ya 43, Ya 45 en Ya 46, eerste, derde en vijfde lid, van de Kieswet zijn van overeenkomstige toepassing op een beschikking die is genomen op grond van de artikelen 5, 6 en 8 tot en met 10.
Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.
Wijzigt de Kieswet.
Wijzigt de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming.
Elk experiment wordt geëvalueerd. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 3, tweede lid, worden de criteria voor de evaluatie geregeld.
Wijzigt deze wet.
Wijzigt deze wet.
Wijzigt de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen.
Deze wet, met uitzondering van de artikelen 17 en 18, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en vervalt tien jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.
Artikel 17 treedt in werking met ingang van tien jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet wordt aangehaald als: Tijdelijke experimentenwet nieuwe stembiljetten.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.