Wet van 24 maart 2023, houdende regels ter bevordering van goed verhuurderschap en het voorkomen en tegengaan van ongewenste verhuurpraktijken (Wet goed verhuurderschap)

Wet goed verhuurderschap

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om regels te stellen waarmee misstanden bij het verhuren van woon- en verblijfsruimte kunnen worden voorkomen en tegengegaan;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • arbeidsmigrant: onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie die zijn hoofdverblijf niet in Nederland heeft en in Nederland verblijft om tijdelijke werkzaamheden te verrichten;

  • beheerder: burgemeester en wethouders of een door hen aangewezen:

    • a.

      andere natuurlijke of rechtspersoon dan de verhuurder die uit hoofde van beroep of bedrijf op het terrein van de huisvesting werkzaam is, en aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 5, eerste lid, is of kan worden verleend;

    • b.

      toegelaten instelling; of

    • c.

      dochtermaatschappij;

  • dochtermaatschappij: dochtermaatschappij van een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Woningwet;

  • gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Woningwet;

  • toegelaten instelling: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet;

  • verhuurbemiddelaar: natuurlijke of rechtspersoon die als de lasthebber, bedoeld in artikel 414, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, namens de verhuurder handelingen verricht om een overeenkomst van huur van een woon- of verblijfsruimte tot stand te brengen;

  • verblijfsruimte: gebouw of deel van een gebouw dat bestemd is of gebruikt wordt voor de huisvesting van arbeidsmigranten;

  • verhuurder: verhuurder niet zijnde een toegelaten instelling of een dochtermaatschappij;

  • verhuurverordening: verhuurverordening als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

  • woondiscriminatie: het bij het aanbieden of verhuren van woon- of verblijfsruimte handelen in strijd met artikel 7 van de Algemene wet gelijke behandeling of met paragraaf 3a van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte;

  • woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning, alsmede een kavel die bestemd is voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

Hoofdstuk

2

Regels inzake het bevorderen van goed verhuurderschap

Artikel

2

Artikel

3

Hoofdstuk

3

Meldpunt

Artikel

4

Hoofdstuk

4

Verhuurvergunning

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Hoofdstuk

5

De inbeheername

Artikel

11

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder beheer:

  • a.

    het verhuren van een woon- of verblijfsruimte;

  • b.

    het innen van de huur en andere vergoedingen voor de woon- of verblijfsruimte; en

  • c.

    het verrichten van alle handelingen met betrekking tot die woon- of verblijfsruimte die volgens het burgerlijk recht tot de rechten en plichten van een verhuurder behoren met uitzondering van vervreemden en bezwaren.

Artikel

12

Artikel

13

In het besluit, bedoeld in artikel 12, eerste of tweede lid, stellen burgemeester en wethouders de huurprijs van de woon- of verblijfsruimte vast op een bedrag dat redelijk is in het economisch verkeer en voldoet aan de voor de betreffende huurprijs geldende wettelijke regels die de beheerder in rekening mag brengen bij de gebruikers van de woon- of verblijfsruimte.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Hoofdstuk

6

Handhaving en toezicht

Artikel

17

Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Hoofdstuk

7

Wijziging van andere wetten

Artikel

21

Wijzigt de Woningwet.

Artikel

22

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 7.

Hoofdstuk

8

Overgangs- en samenloopbepalingen

Artikel

23

Artikel

24

Indien de gemeenteraad een verhuurverordening vaststelt, geldt voor verhuurders die een woon- of verblijfsruimte voor de inwerkingtreding van het verbod, bedoeld in artikel 5, onderdeel a of b, verhuurden, dat dit verbod niet eerder dan zes maanden na de inwerkingtreding ervan geldt.

Artikel

25

In afwijking van artikel 122 van de Gemeentewet, vervallen de onderdelen van gemeentelijke verordeningen die voorzien in regelingen inzake een verhuurdervergunning, de exploitatie van verhuurbemiddelingsbedrijven en het tegengaan van uitbuiting en onevenredige benadeling van huurders van rechtswege één jaar na inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

26

Wijzigt deze wet.

Artikel

27

Wijzigt deze wet.

Artikel

28

Wijzigt deze wet.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

9

Slotbepalingen

Artikel

29

Onze Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zendt binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

30

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

31

Deze wet wordt aangehaald als: Wet goed verhuurderschap.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, H.M. de Jonge
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius