Wet van 16 december 1964, houdende vervanging van het Besluit op de Loonbelasting 1940 door een nieuwe wettelijke regeling

Wet op de loonbelasting 1964

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het Besluit op de Loonbelasting 1940 door een meer overzichtelijke en op verschillende punten herziene wettelijke regeling te vervangen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Belastingplicht

Artikel

1

Onder de naam 'loonbelasting' wordt van werknemers of hun inhoudingsplichtige, van artiesten, van beroepssporters, van buitenlandse gezelschappen en van bij of krachtens deze wet aan te wijzen andere personen een directe belasting geheven.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld, ingevolge welke eveneens als dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van:

  • a.

    degene, die als thuiswerker arbeid verricht;

  • b.

    degene, die de onder a bedoelde persoon als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat;

  • c.

    degene, die een tak van sport op topniveau beoefent en ter zake daarvan een inkomensvoorziening of een kostenvergoeding geniet;

  • d.

    degene, die arbeid verricht ten behoeve van een lichaam waarin hij of zijn partner als bedoeld in artikel 12a, vijfde lid, onderdeel a, een aanmerkelijk belang heeft in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001;

  • e.

    degene, die tegen beloning persoonlijk arbeid verricht en wiens arbeidsverhouding niet reeds ingevolge de voorgaande bepalingen als dienstbetrekking wordt beschouwd, doch hiermede maatschappelijk gelijk kan worden gesteld;

  • f.

    degene die uit een arbeidsverhouding die niet op grond van een andere bepaling als dienstbetrekking wordt beschouwd een beloning geniet, mits diegene vooraf aan de inspecteur meldt, door middel van een gezamenlijke verklaring van hemzelf en de beoogde inhoudingsplichtige, dat zijn arbeidsverhouding als dienstbetrekking moet worden beschouwd.

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

5b

Artikel

6

Artikel

6a

Vervallen

Artikel

7

Als degene tot wie de dienstbetrekking bestaat, wordt beschouwd:

Artikel

8

Bij ministeriële regeling kan, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een ander dan de persoon bedoeld in artikel 6 of artikel 7 worden aangewezen als inhoudingsplichtige met betrekking tot:

  • a.

    degene, die krachtens overeenkomst met een ander tegen beloning geregeld zijn bemiddeling verleent tot het tot stand komen van overeenkomsten tussen daartoe door hem te bezoeken personen en een opdrachtgever van die ander;

  • b.

    degene, die een thuiswerker als hulp bij het verrichten van de arbeid bijstaat;

  • c.

    degene, die als beroep een tak van sport beoefent.

Artikel

8a

Hoofdstuk

II

Voorwerp van de belasting

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

11

Artikel

11a

Vervallen

Artikel

11d

Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden met de ter zake van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in de Zorgverzekeringswet, en de niet in Nederland verschuldigde bijdragen die naar aard en strekking overeenkomen met ter zake van het loon verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage als bedoeld in de Zorgverzekeringswet.

Artikel

11e

Bij de bepaling van de omvang van het loon wordt geen rekening gehouden met op de werknemer drukkende:

  • a.

    geldboeten opgelegd door een strafrechter, geldsommen betaald aan een staat of een onderdeel daarvan ter voorkoming van strafvervolging, in het kader van een strafbeschikking of daarmee vergelijkbare buitenlandse wijze van bestraffing, dan wel ter voldoening aan een voorwaarde verbonden aan een besluit tot gratieverlening, bestuurlijke boeten en daarmee vergelijkbare buitenlandse boeten, geldboeten opgelegd op basis van bij wet geregeld tuchtrecht, geldboeten opgelegd door een instelling van de Europese Unie, alsmede kosten als bedoeld in de artikelen 234, vijfde lid, en 235, derde lid, van de Gemeentewet;

  • b.

    dwangsommen als bedoeld in afdeling 5.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht en daarmee vergelijkbare buitenlandse dwangsommen.

Artikel

12

Bij ministeriële regeling kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, regels worden gesteld met betrekking tot het bedrag aan fooien en dergelijke prestaties van derden, dat in bepaalde gevallen of groepen van gevallen geacht wordt te zijn genoten. Daarbij kan worden bepaald, dat een bedrag aan fooien en dergelijke prestaties van derden niet tot het loon behoort.

Artikel

12a

Artikel

13

Artikel

13bis

Artikel

13ter

Artikel

13a

Artikel

14

Vervallen

Hoofdstuk

IIA

Vrije vergoedingen en verstrekkingen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

15a

Vervallen

Artikel

15b

Vervallen

Artikel

15c

Vervallen

Artikel

15d

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Artikel

16a

Vervallen

Artikel

16b

Vervallen

Artikel

16c

Vervallen

Artikel

17

Vervallen

Artikel

17a

Vervallen

Hoofdstuk

IIB

Pensioenregelingen

Artikel

18

Artikel

18a

Artikel

18b

Artikel

18c

Artikel

18d

Artikel

18e

Vervallen

Artikel

18f

Een nabestaandenoverbruggingspensioen is een pensioen dat:

  • a.

    ingaat in de periode die aanvangt op de eerste dag van de maand waarin de werknemer of gewezen werknemer is overleden en die eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de werknemer of gewezen werknemer is overleden dan wel, ingeval de nabestaande recht heeft op een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, die eindigt op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin dat recht eindigt;

  • b.

    uiterlijk eindigt bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet;

  • c.

    toekomt aan degene voor wie een regeling voor partnerpensioen bij overlijden voor pensioendatum, partnerpensioen bij overlijden op of na pensioendatum of wezenpensioen is getroffen of had kunnen worden getroffen;

  • d.

    niet meer bedraagt dan:

Artikel

18g

Artikel

18ga

Artikel

18h

Vervallen

Artikel

18i

Vervallen

Artikel

19

Met betrekking tot diensttijd waarin het loon nihil is of anderszins aanzienlijk lager is dan hetgeen gebruikelijk is, kunnen geen onderscheidenlijk in zoverre geen aanspraken op een pensioenregeling ontstaan als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel c.

Artikel

19a

Artikel

19b

Artikel

19c

Artikel

19d

Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, afwijkingen toestaan van het overigens in of krachtens dit hoofdstuk bepaalde door regelingen of groepen van regelingen aan te wijzen als pensioenregeling indien het een regeling betreft:

  • a.

    die op bepaalde onderdelen niet meer dan in geringe mate afwijkt van het overigens in of krachtens dit hoofdstuk bepaalde, mits het belang van de afwijkingen niet uitgaat boven het belang van de marges op andere onderdelen;

  • b.

    voor gemoedsbezwaarden met een ontheffing als bedoeld in artikel 64 van de Wet financiering sociale verzekeringen, die dient ter vervanging van een pensioenregeling;

  • c.

    voor een tijdelijk in Nederland wonende of werkzame werknemer en die regeling voldoet aan artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001, mits de opbouw van het pensioen ingevolge die regeling tijdelijk in Nederland wordt voortgezet en het pensioen reeds was verzekerd bij een pensioenfonds of lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen c of d, in een periode waarin de werknemer niet in Nederland woonde of niet in Nederland een dienstbetrekking vervulde;

  • d.

    waarvoor door De Nederlandsche Bank of de Autoriteit Financiële Markten maatregelen zijn opgelegd, of waarvoor een rechterlijke uitspraak heeft plaatsgevonden, op grond waarvan de regeling in overeenstemming moet worden gebracht met de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling of op die wetten gebaseerde bepalingen.

Zo nodig kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld.

Artikel

19e

Vervallen

Artikel

19f

Vervallen

Hoofdstuk

IIC

Levensloopregeling

Artikel

19g

Vervallen

Hoofdstuk

III

Tarief

Artikel

20

Artikel

20a

Artikel

20b

Artikel

21

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    belastingtarief eerste schijf: het in de eerste regel van de vierde kolom van de tabel in artikel 20a opgenomen percentage;

  • b.

    gecombineerd heffingspercentage: de som van het belastingtarief eerste schijf en de volgens artikel 11 van de Wet financiering sociale verzekeringen vastgestelde premiepercentages voor de algemene ouderdomsverzekering, de nabestaandenverzekering en de verzekering langdurige zorg.

Artikel

21a

De heffingskorting voor de loonbelasting is het deel van de standaardloonheffingskorting dat tot de standaardloonheffingskorting in dezelfde verhouding staat als het belastingtarief eerste schijf staat tot het gecombineerde heffingspercentage.

Artikel

21c

De standaardloonheffingskorting is het gezamenlijke bedrag van:

Artikel

22

Artikel

22a

Artikel

22abis

Vervallen

Artikel

22aa

Artikel

22b

Artikel

22ca

Vervallen

Artikel

23

Artikel

24

Voor de toepassing van de artikelen 21 tot en met 22d ter bepaling van de hoogte van de heffingskorting is beslissend de toestand op het tijdstip waarop de belasting moet worden ingehouden, met dien verstande dat voor de ouderenkorting en de alleenstaande ouderenkorting beslissend is de toestand aan het einde van de kalendermaand waarin de belasting moet worden ingehouden.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

26a

Vervallen

Artikel

26b

In afwijking van de artikelen 20, 20a, 20b en 26 bedraagt de belasting 52% van het loon ingeval:

  • a.

    de werknemer zijn naam, adres, woonplaats of burgerservicenummer niet aan de inhoudingsplichtige heeft verstrekt;

  • b.

    bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, de inhoudingsplichtige zijn identiteit niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, eerste lid, onderdeel f;

  • c.

    bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 en niet behoort tot de categorie werknemers die op grond van overeenkomsten van internationaal recht is uitgezonderd van de verplichting tot het hebben van een geldige verblijfsvergunning als bedoeld in die wet en een geldige tewerkstellingsvergunning als bedoeld in de Wet arbeid vreemdelingen, de inhoudingsplichtige zijn verblijfsrechtelijke positie ter zake van het verrichten van arbeid niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, eerste lid, onderdeel f;

  • d.

    de werknemer ter zake van de in de onderdelen a tot en met c bedoelde inlichtingen onjuiste gegevens heeft verstrekt en de inhoudingsplichtige dit weet of redelijkerwijs moet weten.

De eerste volzin, aanhef en onderdeel c, is niet van toepassing bij werknemers die werkzaamheden verrichten in dienstbetrekking bij de Staat der Nederlanden, niet in Nederland wonen en hun dienstbetrekking geheel buiten Nederland vervullen.

Indien de belasting ingevolge artikel 27b, eerste lid, in één bedrag met de premie voor de volksverzekeringen wordt geheven, wordt in afwijking in zoverre van de eerste volzin het bedrag van de verschuldigde belasting te zamen met het bedrag van de verschuldigde premie voor de volksverzekeringen gesteld op 52% van het loon.

Artikel

26c

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Wijze van heffing

Artikel

27

Artikel

27bis

In afwijking van artikel 27 kan de overeenkomstig een door de inhoudingsplichtige bestendig gevolgde gedragslijn in de maand januari van het kalenderjaar gedane inhouding op loon dat de werknemer met betrekking tot een of meer loontijdvakken binnen het voorgaande kalenderjaar toekomt, worden begrepen in de laatste aangifte met betrekking tot het voorgaande kalenderjaar. Het loon waarop deze inhouding betrekking heeft, wordt voor de berekening van de inhouding gerekend tot het loon van het desbetreffende loontijdvak.

Artikel

27a

Artikel

27b

Artikel

27c

Artikel

27d

Artikel

27da

Voorzover de belasting en de premie voor de volksverzekeringen, de premies voor de werknemersverzekeringen of de ingevolge de Zorgverzekeringswet verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage gelijktijdig worden geheven en artikel 28b van deze wet of artikel 67b, 67c of 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen toepassing vindt, wordt dat artikel slechts eenmaal toegepast, met dien verstande dat alsdan voor de toepassing van artikel 67f, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt uitgegaan van het gezamenlijk gelijktijdig geheven bedrag.

Artikel

27e

Artikel

28

Artikel

28bis

Artikel

28a

Artikel

28b

Artikel

28c

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

30a

Indien op enig tijdstip wordt geconstateerd dat een werknemer tot een inhoudingsplichtige in dienstbetrekking staat, maar de werknemer niet in de loonadministratie van de inhoudingsplichtige is opgenomen of met betrekking tot de werknemer niet is voldaan aan de verplichting een eerstedagsmelding te doen, wordt de werknemer voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen geacht van de inhoudingsplichtige gedurende ten minste zes maanden voorafgaande aan het tijdstip van de constatering loon uit dienstbetrekking te hebben genoten tot per loontijdvak ten minste het bedrag van het loon dat de werknemer geniet in het loontijdvak van het tijdstip van de constatering, behoudens voorzover blijkt dat de werknemer niet gedurende die periode tot de inhoudingsplichtige in dienstbetrekking heeft gestaan of dat een lager loon is genoten.

Hoofdstuk

V

Heffing van de inhoudingsplichtige

Afdeling

1

Eindheffing

Artikel

31

Artikel

31a

Artikel

32

Artikel

32a

Artikel

32ab

Artikel

32b

Ter bevordering van een goede uitvoering van deze afdeling kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

Afdeling

2

Pseudo-eindheffing

Artikel

32ba

Artikel

32bb

Artikel

32bc

Vervallen

Artikel

32bd

Vervallen

Hoofdstuk

VA

Belastingheffing bij verrekening van sociale uitkeringen

Artikel

32c

Hoofdstuk

VB

Belastingheffing bij uit hoofde van een dienstbetrekking af te staan loon

Artikel

32d

Hoofdstuk

VI

Aanvullende regelingen

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

34a

Vervallen

Hoofdstuk

VIA

Artikel

34b

Vervallen

Artikel

34c

Vervallen

Artikel

34d

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Belastingheffing van artiesten en beroepssporters

Artikel

35

Artikel

35a

Artikel

35b

Artikel

35c

Vervallen

Artikel

35d

Artikel

35e

De inhoudingsplichtige is gehouden volgens bij ministeriële regeling te stellen regels:

  • a.

    van de artiest of beroepssporter opgave te verlangen van gegevens waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn;

  • b.

    van de in Nederland wonende artiest opgave te verlangen van zijn burgerservicenummer;

  • c.

    een loonadministratie te voeren en daarbij de gegevens te administreren met betrekking tot de gage en met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen die niet tot de gage behoren;

  • d.

    aan de in Nederland wonende artiest, alsmede, op diens verzoek, aan de niet in Nederland wonende artiest of beroepssporter, opgave te doen van de in een kalenderjaar genoten gage, van de ingehouden belasting en van andere gegevens die van belang kunnen zijn voor de heffing van de inkomstenbelasting;

  • e.

    de identiteit van de artiest of beroepssporter vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de identificatieplicht, alsmede de aard, het nummer en een afschrift daarvan in de loonadministratie op te nemen.

Artikel

35f

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor bepaalde groepen artiesten of beroepssporters nadere regelen worden gesteld inzake de heffing van de belasting, alsmede andere in het kader der wet passende nadere regelen worden gegeven ter aanvulling van in de wet geregelde onderwerpen.

Hoofdstuk

VIIA

Belastingheffing van buitenlandse gezelschappen

Artikel

35g

Artikel

35h

Artikel

35i

Artikel

35j

Vervallen

Artikel

35k

De leden van het buitenlandse gezelschap zijn gehouden volgens bij ministeriële regeling te stellen regels aan het gezelschap:

Artikel

35l

Artikel

35m

De inhoudingsplichtige is gehouden volgens bij ministeriële regeling te stellen regels:

  • a.

    van het buitenlandse gezelschap opgave te verlangen van gegevens waarvan de kennisneming voor de heffing van de belasting van belang kan zijn;

  • b.

    een loonadministratie te voeren en daarbij de gegevens te administreren met betrekking tot de gage en met betrekking tot vergoedingen en verstrekkingen die niet tot de gage behoren;

  • c.

    de identiteit van een zo groot mogelijk deel, doch ten minste het merendeel van de leden van het gezelschap vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de identificatieplicht, alsmede de aard, het nummer en een afschrift daarvan in de loonadministratie op te nemen.

Artikel

35n

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voor buitenlandse gezelschappen nadere regelen worden gesteld inzake de heffing van de belasting, alsmede andere in het kader der wet passende nadere regelen worden gegeven ter aanvulling van in de wet geregelde onderwerpen.

Hoofdstuk

VIIB

Horizonbepaling

Hoofdstuk

VIII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

36

Vervallen

Artikel

36b

Met betrekking tot bestaande pensioenaanspraken voor welke op of na 1 januari 1995 een ander lichaam als verzekeraar optreedt dan bedoeld in artikel 18, eerste lid, onderdeel c, en artikel 18i, onderdeel c, zoals dat luidde op 31 december 2004, is de in die onderdelen gestelde voorwaarde inzake de verzekeraar niet van toepassing en blijft artikel 19b, eerste lid, onderdeel c, en achtste lid, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, van toepassing. Onder bestaande pensioenaanspraken worden verstaan de op 31 december 1994 bestaande aanspraken welke naar of krachtens de tekst van artikel 11 zoals dat toen luidde, zijn aan te merken als aanspraken die berusten op een pensioenregeling.

Artikel

36c

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Vervallen

Artikel

38a

Vervallen

Artikel

38b

Artikel

38c

Artikel

38d

Artikel

38e

Vervallen

Artikel

38f

Vervallen

Artikel

38g

Vervallen

Artikel

38h

Vervallen

Artikel

38i

Vervallen

Artikel

38j

Vervallen

Artikel

38k

Vervallen

Artikel

38l

Vervallen

Artikel

38m

Vervallen

Artikel

38n

Op aanspraken ingevolge een pensioenregeling waarvan een lichaam als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdelen d of e, zoals dat artikel luidde op 31 december 2016, als verzekeraar optreedt, blijven de artikelen 18h, 19a, 19b, 19c, 19d en 38j, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, zoals die artikelen en bepalingen luidden op 31 december 2016, van toepassing.

Artikel

38o

Vervallen

Artikel

38p

Artikel

38q

Artikel

38r

Artikel

38s

Artikel

38t

Artikel

39

Artikel 13a, tweede lid, is niet van toepassing op:

  • a.

    loon waarop de belasting met toepassing van die bepaling voor 1 januari 1994 zou zijn ingehouden;

  • b.

    loon waarvan is overeengekomen dat een niet meer dan bijkomstig gedeelte op een ongebruikelijk tijdstip zal worden genoten en waarop de belasting met toepassing van die bepaling voor 1 januari 2006 zou zijn ingehouden.

Artikel

39a

Vervallen

Artikel

39b

Vervallen

Artikel

39c

Vervallen

Artikel

39d

Vervallen

Artikel

39e

Vervallen

Artikel

39f

Artikel

39g

Artikel 10, vijfde lid, zoals dat luidde op 31 december 2014, blijft van toepassing op uitkeringen en verstrekkingen uit een voordien niet tot het loon gerekende aanspraak ingevolge een pensioenregeling als bedoeld in artikel 32bc, zoals dat luidde op 31 december 2014.

Artikel

39h

Vervallen

Artikel

39i

Voor de toepassing van artikel 20, derde lid, worden onder werknemers die in een andere lidstaat van de Europese Unie wonen mede verstaan werknemers die in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland wonen en die in het kalenderjaar de in de artikelen 24 en 25 van het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PbEU 2020, L 29) genoemde rechten genieten.

Artikel

39j

Overgangsregeling drempelvrijstelling regeling vervroegde uittreding

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

39k

Artikel 12a, derde, vierde en tiende lid, zoals dat luidde op 31 december 2022 en de daarop gebaseerde bepalingen blijven van toepassing op het loon van werknemers:

  • a.

    die arbeid verrichten ten behoeve van een lichaam waarin zij of hun partner een aanmerkelijk belang hebben; en

  • b.

    van wie het vóór 1 januari 2023 genoten loon geheel of gedeeltelijk is bepaald op basis van artikel 12a, derde, vierde en tiende lid, zoals dat luidde op 31 december 2022.

Artikel

40

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, iwe zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Financiën, H. J. WITTEVEEN.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
De Minister van Justitie a.i., E. H. TOXOPEUS.