Voor de berekening van het dagloon overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 11 van deze beschikking wordt de arbeidsongeschiktheid, die tijdens of na verblijf in militaire dienst is ontstaan, geacht te zijn ingetreden op de datum van opkomst in militaire dienst.
Dagloonvaststelling voor de toepassing van Hoofdstuk II van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen ten aanzien van degenen, die vóór de datum van opkomst in militaire dienst arbeid hebben verricht als werknemer in de zin van de Ziektewet
Artikel
2
Indien de uitkeringsgerechtigde in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van opkomst in militaire dienst arbeid heeft verricht als werknemer in de zin van de Ziektewet vinden voor de vaststelling van het dagloon de krachtens artikel 15, eerste lid, onderscheidenlijk het tweede lid, van de Ziektewet gestelde dagloonregelen overeenkomstige toepassing zulks met inachtneming van de artikelen 3 tot en met 5 van deze beschikking
Voor het geval het loonpeil in het beroep van de uitkeringsgerechtigde op de dag van ingang van de uitkering afwijkt van dat hetwelk medebepalend was voor het loon waarmede bij de toepassing van de vorige artikelen rekening werd gehouden wordt dit loon in overeenstemming met eerstbedoeld loonpeil herzien.
Artikel
5a
Voor het geval tijdens de duur der uitkering ten aanzien van het burgerlijk personeel in dienst van de Rijksoverheid een algemene salarismaatregel wordt genomen, wordt het loon waarmede bij de toepassing van de vorige artikelen rekening is gehouden, in overeenstemming met bedoelde algemene salarismaatregel herzien.
Par.
2
Dagloonvaststelling voor de toepassing van hoofdstuk III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen ten aanzien van degenen, die vóór de datum van opkomst in militaire dienst arbeid hebben verricht als werknemer in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Het bepaalde in artikel 14 van de Dagloonregelen W.A.O. blijft buiten toepassing tenzij zulks tot de vaststelling van een kennelijk onjuist dagloon zou leiden.
Par.
3
Dagloonvaststelling voor de toepassing van de hoofdstukken II en III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen ten aanzien van degenen, die niet als werknemer in de zin van de Ziektewet of van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering arbeid hebben verricht
Artikel
8
1
Indien de uitkeringsgerechtigde in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van opkomst in militaire dienst wegens de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep of anderszins niet als werknemer in de zin van de Ziektewet of van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering arbeid heeft verricht wordt het dagloon te zijnen aanzien vastgesteld op het bedrag van de inkomsten die een gelijksoortig persoon in hetzelfde of een gelijksoortig bedrijf of beroep in dezelfde of een gelijksoortige gemeente gemiddeld per dag heeft genoten over de in dat jaar gelegen dagen, waarop hij gedurende ten minste de voor de uitkeringsgerechtigde normale werktijd in dat bedrijf of beroep werkzaam is geweest.
De artikelen 5 en 5a van deze beschikking zijn van overeenkomstige toepassing.
2
Indien de uitkeringsgerechtigde geen arbeid in dienstbetrekking heeft verricht als gevolg van de omstandigheid dat zijn arbeidsverhouding in overwegende mate werd beheerst door een familieverhouding, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid het dagloon vastgesteld op het loon, dat degenen die overeenkomstige arbeid wel in bedoelde hoedanigheid hebben verricht in hetzelfde of in een gelijksoortig bedrijf in dezelfde of een gelijksoortige gemeente in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van opkomst van de uitkeringsgerechtigde in militaire dienst in diens beroep gemiddeld hebben genoten over de in dat jaar gelegen dagen waarop zij gedurende de voor die werknemers gebruikelijke werktijd in het beroep van de uitkeringsgerechtigde werkzaam waren. De artikelen 1 en 4 van de Dagloonregelen WAO en de artikelen 3, 5 en 5a van deze beschikking zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel
9
1
Indien de in artikel 8, eerste lid, bedoelde uitkeringsgerechtigde tijdens of na verblijf in militaire dienst wegens herhalingsoefeningen arbeidsongeschikt is geworden, wordt in afwijking van het bepaalde in dat artikel 8, eerste lid, het dagloon gesteld op het bedrag per dag dat als grondslag heeft gediend voor de berekening van de vergoeding ingevolge het Inkomstenvergoedingsbesluit Militairen (Stb. 1958, 149), zoals dit besluit sedert de totstandkoming is herzien of ingevolge een daarvoor in de plaats getreden besluit.
2
Indien de arbeidsongeschiktheid van de in het voorgaande lid bedoelde uitkeringsgerechtigde langer dan een maand heeft geduurd, wordt het overeenkomstig het vorige lid berekende dagloon met terugwerkende kracht met inachtneming van het bepaalde in artikel 8, eerste lid, van deze beschikking herzien.
Par.
4
Bijzondere bepalingen inzake dagloonvaststelling voor de toepassing van de hoofdstukken II en III van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen
Artikel
10
Indien de uitkeringsgerechtigde in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van opkomst in militaire dienst zowel de in de paragraaf 1 of in paragraaf 2 als de in paragraaf 3 van deze beschikking bedoelde arbeid heeft verricht, wordt het dagloon als volgt vastgesteld:
a.
vastgesteld wordt gedurende welke tijdvakken in het in de aanhef van dit artikel bedoelde jaar hij de in de aanhef van dit artikel bedoelde arbeid heeft verricht;
b.
vastgesteld worden de daglonen die zouden zijn berekend op grond van paragraaf 1 of 2 en op grond van paragraaf 3, indien welk van de onder a bedoelde tijdvakken afzonderlijk zouden worden beschouwd;
c.
de onder b bedoelde daglonen worden vermenigvuldigd met het aantal dagen in het betrokken tijdvak waarop die arbeid is verricht. De uitkomsten van deze vermenigvuldigingen worden bij elkaar geteld;
d.
het onder c verkregen resultaat wordt gedeeld door het totaal aantal dagen waarop arbeid is verricht in het in de aanhef van dit artikel bedoelde jaar. De aldus verkregen uitkomst wordt als dagloon van de uitkeringsgerechtigde aangemerkt.
Artikel
11
1
Indien de uitkeringsgerechtigde in het jaar onmiddellijk voorafgaande aan de datum van opkomst in militaire dienst geen arbeid heeft verricht, wordt het dagloon vastgesteld op het bedrag van de bezoldiging, die hij met ingang van de dag, waarop hij aanspraak op uitkering kan doen gelden, in dienst van de Rijksoverheid in de aan zijn opleiding verbonden rang of functie gemiddeld per gewerkte dag zou hebben genoten.
2
Onder het bedrag van de bezoldiging als bedoeld in het eerste lid wordt mede begrepen de vakantietoeslag.
3
Het bepaalde in het eerste en tweede lid is, in afwijking van het bepaalde in de vorige artikelen, van overeenkomstige toepassing ten aanzien van degene, die in bedoeld jaar andere arbeid heeft verricht dan in het beroep, waarvoor hij is opgeleid.
Indien het dagloon vastgesteld overeenkomstig paragraaf 1, 2 of 3 hoger is dan het dagloon, vastgesteld overeenkomstig het derde, vierde en vijfde lid van dit artikel, wordt ten aanzien van de uitkeringsgerechtigde het eerstbedoelde dagloon in aanmerking genomen.
Artikel
12
Indien de uitkeringsgerechtigde tijdens het verblijf in militaire dienst nieuwe bekwaamheden heeft verkregen, wordt – in zoverre in afwijking van de voorgaande artikelen – het dagloon vastgesteld op het loon, dat werknemers die werkzaam zijn in een beroep, waarvoor de nieuw verworven bekwaamheden een vereiste zijn en die wonen in dezelfde of een gelijksoortige gemeente als de uitkeringsgerechtigde en ook overigens gelijksoortig zijn, in 13 kalender- of loonweken onmiddellijk voorafgaande aan de datum met ingang waarvan de uitkeringsgerechtigde aanspraak op uitkering kan doen gelden gemiddeld hebben genoten over dagen, waarop zij gedurende ten minste de normale werktijd in dit beroep werkzaam waren.
Het dagloon berekend overeenkomstig de voorgaande artikelen wordt ten hoogste gesteld op het bedrag, dat over de periode, waarover de uitkering wordt verstrekt, wordt bepaald door het alsdan geldende artikel 9, juncto artikel 9a van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.