Wet van 26 maart 1981, houdende regeling van het agrarisch grondverkeer

Wet agrarisch grondverkeer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot een toetsing bij de vervreemding van landbouwgronden en natuurterreinen ter bevordering van een evenwichtige prijsontwikkeling, alsmede met betrekking tot de totstandkoming van een voorkeursrecht voor het bureau beheer landbouwgronden bij de verwerving van landbouwgronden en natuurterreinen.

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Landbouw en Visserij;

landbouw: akkerbouw, veehouderij - daaronder begrepen intensieve veehouderij -, tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen -, bosbouw en elke andere vorm van bodemcultuur;

land: landbouwgrond en natuurterreinen;

landbouwgrond: grond, waarop enige vorm van landbouw wordt of onmiddellijk kan worden uitgeoefend;

natuurterreinen: heidevelden, hoogveenterrein, zandverstuivingen, duinterreinen, kwelders, schorren, gorzen, slikken, riet- en ruigtlanden, laagveenmoerassen, voor zover het geen landbouwgrond is;

beperkt recht: het recht van erfpacht, opstal, beklemming of vruchtgebruik;

vervreemding: de overdracht in eigendom of de toedeling van een onroerende zaak alsmede de overdracht of toedeling dan wel vestiging van een beperkt recht waaraan een onroerende zaak is onderworpen;

vervreemder: de eigenaar van een onroerende zaak of de rechthebbende op een beperkt recht waaraan een onroerende zaak is onderworpen, die tot vervreemding wenst over te gaan, alsmede degene die bij ontbinding van een gemeenschap met de vereffening is belast en tot vervreemding wenst over te gaan;

bedrijf: een complex, bestaande uit een of meer gebouwen of gedeelten daarvan en de daarbij behorende landbouwgrond dienende tot uitoefening van de landbouw;

bedrijfsleider: de natuurlijke persoon die leiding geeft aan een in de vorm van een privaatrechtelijke rechtspersoon gedreven bedrijf;

bureau: bureau beheer landbouwgronden als bedoeld in artikel 28;

hoofdberoep: het beroep, waaruit een persoon in overwegende mate zijn inkomsten trekt.

Artikel

2

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

3

Artikel

5

Na de inschrijving van een akte kan de nietigheid wegens niet inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet niet meer worden ingeroepen.

Titel

II

Overdracht van land en vestiging of overdracht van een beperkt recht op land

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Een overeenkomst tot vervreemding van landbouwgrond, gelegen binnen een gebied waarvoor op grond van artikel 8 vereisten ten aanzien van landbouwgrond zijn gesteld, wordt door de grondkamer goedgekeurd, indien de verwerver aannemelijk maakt, dat hij de landbouwgrond zal gebruiken voor een produktierichting, waarvoor op grond van artikel 8 geen vereisten zijn gesteld, of ter uitoefening van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen beroep, en indien:

  • a.

    de aard en de omvang van de te vervreemden landbouwgrond, en de eventueel daarop aanwezige opstallen, geschikt zijn voor het opgegeven gebruik;

  • b.

    de verwerver voldoende garanties biedt, dat het opgegeven gebruik zal worden verwezenlijkt;

  • c.

    de verwerver, indien deze een natuurlijke persoon is, voldoet aan vereisten met betrekking tot opleiding, ervaring of hoofdberoep die bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden gesteld.

Artikel

10

Artikel

11

Indien de grondkamer haar goedkeuring aan een overeenkomst onthoudt, verklaart zij deze nietig.

Titel

III

Vervreemding aan rechtspersonen; de ontbinding van rechtspersonen

Artikel

12

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6, tweede lid, 7 en 37, eerste lid, wordt een overeenkomst tot vervreemding van landbouwgrond aan een rechtspersoon goedgekeurd, indien:

  • a.

    de grondkamer de rechtspersoon toestemming verleent tot het sluiten van een zodanige overeenkomst;

  • b.

    voldaan wordt, hetzij aan het bepaalde bij of krachtens artikel 8, tweede of vierde lid, hetzij aan het bepaalde bij of krachtens artikel 9.

Artikel

13

De verzoeker dient ten behoeve van de toestemming als bedoeld in artikel 12, onder a, de navolgende gegevens over te leggen:

  • a.

    de rechtsvorm;

  • b.

    de naam van de rechtspersoon;

  • c.

    de arbeidsovereenkomst met de bedrijfsleider, dan wel een goedgekeurde pachtovereenkomst of ontwerp-pachtovereenkomst met betrekking tot de te vervreemden landbouwgrond;

  • d.

    de statuten, voor zover de rechtspersoon deze heeft.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

In geval van ontbinding van een rechtspersoon behoeft de overdracht krachtens artikel 23, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, indien en voor zover tot het batig saldo landbouwgrond behoort, de toestemming van de grondkamer. De toestemming wordt verleend indien de verwerver van de landbouwgrond voldoet aan het bepaalde bij of krachtens deze wet.

Titel

IV

Ontbinding van gemeenschappen

Artikel

19

Vervallen

Titel

V

Het verzoek om goedkeuring of toestemming: de ontwerp-overeenkomst

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Titel

VI

De behandeling door de grondkamer en het administratief beroep

Artikel

24

Artikel

26

Artikel

27

Titel

VII

Bureau beheer landbouwgronden

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Maatregelen, welke financiële lasten ten gevolge hebben, en welke niet als verplichting uit deze wet voortvloeien, worden door de directeur slechts genomen, voor zover door Onze Minister of Onze bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen Ministers daartoe kredieten beschikbaar zijn gesteld.

Artikel

35

Artikel

36

De Staat waarborgt de financiële verplichtingen, welke voor het bureau uit de uitoefening van zijn taak voortvloeien.

Titel

VIII

Voorkeursrecht van het bureau beheer landbouwgronden

Artikel

37

Artikel

38

De aanwijzingen, bedoeld in artikel 37, tweede en derde lid, worden bekendgemaakt door nederlegging van een afschrift hiervan ter kosteloze inzage van een ieder ter secretarie van de gemeenten, waarin het voorkeursgebied is gelegen. De nederlegging wordt door Onze Minister bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeenten verspreid worden, en voorts op de aldaar gebruikelijke wijze.

Artikel

39

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

In de eerste voor de behandeling van burgerlijke zaken bestemde terechtzitting, welke plaats heeft na afloop van één maand na de in artikel 45, tweede lid, bedoelde nederlegging, kunnen beide partijen hun belangen bij pleidooi bepleiten. De griffier roept partijen, zomede de deskundigen, op om ter terechtzitting aanwezig te zijn. Uiterlijk vier weken na de terechtzitting doet de arrondissementsrechtbank bij beschikking uitspraak over de prijs. Artikel 43, vierde lid, derde en vierde zin, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

47

Artikel

48

Gedurende drie maanden na dagtekening van de beschikking van de rechtbank als bedoeld in artikel 46, is het bureau, indien de vervreemder zulks verlangt, verplicht zijn medewerking te verlenen aan de totstandkoming van een akte tot levering aan hem van het betrokken land of beperkte recht tegen betaling aan de vervreemder van de door de rechtbank bij haar beschikking bepaalde prijs.

Artikel

49

De beschikking, bedoeld in artikel 46 is niet vatbaar voor beroep of cassatie.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Schriftelijke opgaven, verzoeken en beschikkingen op grond van deze titel, dienen aangetekend te worden verzonden.

Titel

IX

Koopplicht in het kader van de toetsing

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Een verzoek als bedoeld in artikel 53 wordt door de arrondissementsrechtbank afgewezen, indien onaannemelijk is, dat een beroep op dat artikel noodzakelijk is ten gevolge van de krachtens de Titels II of III gestelde vereisten.

Artikel

56

Titel

X

Grondbankstelsel

Artikel

57

Artikel

58

Onze Minister stelt nadere regelen vast omtrent de uitgifte alsmede omtrent de bij uitgifte te stellen voorwaarden.

Artikel

59

Titel

XI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

61

Het is verboden onjuiste of onvolledige opgaven te doen met het oog op het verkrijgen van de goedkeuring van een overeenkomst tot vervreemding van land.

Artikel

62

Artikel

63

Vervallen

Artikel

64

Artikel

65

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

66

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

67

De rechten, lasten, verplichtingen en bezittingen van de Stichting "Beheer Landbouwgronden" gaan bij haar opheffing over op het bureau.

Artikel

68

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

69

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

70

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Lage Vuursche
Beatrix
De Minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Beelaerts van Blokland
De Minister van Justitie, J. de Ruiter
De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, G. C. Wallis de Vries
De Minister van Financiën, Van der Stee
De Minister van Justitie, J. de Ruiter