Wet van 14 december 1983, houdende regelen ter voorkoming van verontreiniging door schepen

Wet voorkoming verontreiniging door schepen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in verband met de bekrachtiging van het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147 en 1978, 187), zoals gewijzigd en aangevuld bij het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978, 188), regelen vast te stellen teneinde uitvoering te kunnen geven aan de bepalingen van dit Verdrag en Protocol voor Nederland;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport: de door Onze Minister aangewezen ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • ballastwater: water met daarin zwevende deeltjes dat aan boord wordt genomen teneinde de trim, helling, diepgang, stabiliteit van of krachten op het schip te beheersen;

  • buitenlands schip: een schip, niet zijnde een Nederlands schip en een schip als bedoeld in artikel 2 van de Vaartuigenwet 1930 BES;

  • exploitant: de eigenaar, rompbevrachter of ieder ander die de zeggenschap heeft over het gebruik van een schip;

  • haven: een rede, pier of steiger en in het algemeen iedere plaats, al of niet in zee, waar schepen ligplaats kunnen hebben of waar opvarenden en zaken ingescheept of ontscheept kunnen worden;

  • havenafvalplan: het plan, bedoeld in artikel 6a, eerste lid, eerste volzin;

  • havenontvangstvoorziening: een vaste, drijvende of mobiele voorziening die in staat is om als dienstverlening de stoffen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, in ontvangst te nemen;

  • indirecte bijdrage: bijdrage die wordt betaald voor het verlenen van diensten van havenontvangstvoorzieningen, ongeacht of al dan niet werkelijk scheepsafvalstoffen worden afgegeven;

  • inspecteur-generaal: inspecteur-generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • kapitein: de gezagvoerder of schipper van een schip dan wel degene die deze vervangt;

  • ladingresiduen: de restanten van lading aan boord die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip;

  • lozen: elk vrijkomen van een schip van schadelijke stoffen, ballastwater of sedimenten, hoe ook veroorzaakt, waaronder begrepen ontsnappen, overboord zetten, wegvloeien, weglekken, pompen of ledigen;

  • Nederlands schip: een schip dat op grond van voor Nederland geldende rechtsregels gerechtigd is de vlag van het Koninkrijk te voeren;

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

  • passief opgevist afval: afval dat tijdens visserijactiviteiten in netten terechtkomt;

  • pleziervaartuig: elk zeegaand schip met een romplengte van 2,5 meter of meer, ongeacht het type of de aandrijving, dat bestemd is voor sport- of vrijetijdsdoeleinden en niet voor handelsdoeleinden wordt gebruikt;

  • richtlijn havenontvangstvoorzieningen: Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PbEU 2019, L 151/116);

  • richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart: Richtlijn nr. 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PbEG 2002, L 208);

  • SafeSeaNet: het communautaire systeem voor de uitwisseling van maritieme informatie, bedoeld in de richtlijn monitoring- en informatiesysteem zeescheepvaart;

  • schadelijke stof: stof die valt onder het toepassingsbereik van Bijlage I, II, III, IV of V van het Verdrag;

  • scheepsafvalstoffen: al het afval van het schip, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad-, los en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het Verdrag valt, evenals passief opgevist afval;

  • schepen die havendiensten verlenen: schepen die havendiensten verrichten in de zin van artikel 1, tweede lid, van Verordening (EU) 2017/352 van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2017 tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens;

  • schip: elk zeegaand vaartuig, van welk type ook, dat in het mariene milieu opereert, waaronder vissersvaartuigen, pleziervaartuigen, draagvleugelboten, luchtkussenvoertuigen, onderwatervaartuigen en drijvende vaartuigen, alsmede installaties gedurende de tijd dat zij drijven, behoudens wanneer het schip als hierboven bedoeld boven de zeebodem is geplaatst voor het instellen van een onderzoek naar de aanwezigheid van delfstoffen of voor het winnen daarvan;

  • sedimenten: alle bezinksels uit het ballastwater van een schip;

  • SOLAS-verdrag: het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen;

  • Verdrag: het op 2 november 1973 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels (Trb. 1975, 147), en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels (Trb. 1978, 188);

  • verwerken van persoonsgegevens, onderscheidenlijk verwerkingsverantwoordelijke: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming;

  • verwerking: nuttige toepassing of verwijdering van afval, met inbegrip van de daaraan voorafgaande voorbereidende handelingen;

  • vissersvaartuig: elk schip dat is uitgerust of met commercieel oogmerk wordt gebruikt voor het vangen van vis of andere levende rijkdommen van de zee;

  • VN-Zeerechtverdrag: het op 10 december 1982 te Montego-Bay tot stand gekomen Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83);

  • voorval: een gebeurtenis die er daadwerkelijk toe leidt of er vermoedelijk toe zal leiden dat in zee wordt geloosd.

Hoofdstuk

II

Toepassing

Artikel

2

Artikel

3

Deze wet is niet van toepassing op:

  • a.

    oorlogsschepen, marinehulpschepen en andere schepen die in gebruik zijn voor de uitvoering van de militaire taak, ongeacht hun nationaliteit;

  • b.

    schepen in eigendom of beheer bij een vreemde staat, niet zijnde schepen als bedoeld in onderdeel a, gedurende de tijd dat zij uitsluitend worden gebruikt voor andere dan handelsdoeleinden.

Artikel

4

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen categorieën van schepen geheel of gedeeltelijk van de toepassing van een of meer krachtens deze wet gegeven regels en voorschriften worden uitgezonderd.

Hoofdstuk

III

Algemene bepalingen

§

1

Lozingsverbod

Artikel

5

§

2

Havenontvangstvoorzieningen

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

6b

Artikel

6c

Artikel

6d

Artikel

6e

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de ontvangst en de behandeling van klachten over vermeende ontoereikendheid van havenontvangstvoorzieningen. Bij of krachtens deze maatregel kunnen taken aan de havenbeheerder en aan de inspecteur-generaal worden opgedragen.

Artikel

6f

Deze paragraaf is ook van toepassing op buitenlandse schepen.

§

3

Regelen voor schepen

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

8a

Onze Minister kan, op verzoek van de bevoegde autoriteit van een staat die partij is bij het Verdrag of een ander bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen verdrag ter uitvoering waarvan krachtens deze wet regels worden gesteld, een certificaat afgeven aan een buitenlands schip of dat schip aan een ter verkrijging van een certificaat vereist onderzoek onderwerpen.

Artikel

8b

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

10a

Indien noodzakelijk voor de goede toepassing van een rechtstreeks in al zijn onderdelen verbindend besluit van een of meer van de instellingen van de Europese Unie alleen of gezamenlijk met betrekking tot de voorkoming van verontreiniging door schepen, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a.

    het aanwijzen van een instantie die met de uitvoering van het desbetreffende besluit is belast;

  • b.

    het verrichten van onderzoeken ter verkrijging van een certificaat of document of tijdens de geldingsduur daarvan, alsmede de inhoud van die onderzoeken en de wijze waarop ze moeten worden verricht of van andere werkzaamheden ten behoeve van een schip;

  • c.

    de afgifte van certificaten of documenten, alsmede duplicaten of gewaarmerkte afschriften van die documenten, met inbegrip van procedures voor de afgifte van die certificaten of documenten;

  • d.

    de eisen die van toepassing zijn nadat een schip aan een onderzoek is onderworpen dan wel een certificaat heeft verkregen.

§

4

Verplichtingen van de kapitein

§

4a

Algemene verplichtingen

Artikel

11

§

4b

Verplichtingen met betrekking tot de afgifte aan havenontvangstvoorzieningen

Artikel

12

Artikel

12a

Artikel

12aa

Ten behoeve van de nakoming van artikel 12a en het toezicht hierop, kunnen persoonsgegevens worden verwerkt. Deze gegevensverwerking is in het belang van de doelmatigheid van havenontvangstvoorzieningen en de doeltreffende planning van het afvalbeheer. Onze Minister of de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen bevoegde autoriteit is verwerkingsverantwoordelijke.

Artikel

12b

Artikel

12c

Artikel

12d

Artikel

12e

Artikel

12f

§

5

Verlaten van een haven

Artikel

13

Artikel

13a

Hoofdstuk

IV

Toezicht en aanhouding

§

1

Toezicht

Artikel

14

Artikel

15

De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, woongedeelten van schepen binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Bij regeling van Onze Minister wordt het aantal jaarlijks door de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport op de naleving van de artikelen 12b en 12c te inspecteren schepen vastgesteld.

Artikel

19

Vervallen

§

2

Aanhouding

Artikel

20

Artikel

21

Een ambtenaar van de Inspectie Leefomgeving en Transport is bevoegd een buitenlands schip, dat zich in een Nederlandse haven bevindt en dat de vlag voert van een staat die partij is het Verdrag of een ander bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen verdrag ter uitvoering waarvan krachtens deze wet regels worden gesteld, aan te houden indien daartoe een verzoek wordt gedaan door de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat van dit schip wegens een overtreding van de in die staat ter uitvoering van het desbetreffende verdrag gestelde wettelijke regels.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

De ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport zijn bevoegd ter uitvoering en handhaving van de aanhouding de nodige maatregelen te nemen en de nodige aanwijzingen te geven.

Artikel

25

Artikel

26

De artikelen 22, 24 en 25 zijn van overeenkomstige toepassing op een buitenlands schip dat zich in een Nederlandse haven bevindt, met dien verstande, dat van de aanhouding en de opheffing daarvan tevens de consul of de diplomatieke vertegenwoordiger en, bij diens afwezigheid, de regering van de Staat waarvan het schip de vlag voert, onverwijld op de hoogte wordt gesteld.

Hoofdstuk

V

Verdere bepalingen

§

1

Beroep

Artikel

27

Artikel

28

Vervallen

§

2

Onderzoek van voorvallen

Artikel

29

§

3

Medewerking

Artikel

30

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

§

4

Ontheffingen, vrijstellingen en aantekeningen in een journaal

Artikel

34

In bijzondere gevallen kan Onze Minister aan een schip, dat niet is voorzien van een geldig certificaat, als bedoeld in artikel 13, ontheffing verlenen van het in dat artikel genoemde verbod:

  • a.

    indien hem genoegzaam is gebleken dat het schip voldoet aan de voor de verkrijging van dat certificaat gestelde eisen;

  • b.

    indien het schip niet voldoet aan de voor de verkrijging van dat certificaat gestelde eisen, teneinde het in staat te stellen zich naar de dichtstbijzijnde geschikte reparatiehaven te begeven met het doel aldaar in het ontbrekende te voorzien.

Artikel

35

Artikel

35a

Vervallen

Artikel

35b

Hoofdstuk

VI

Straf- en verbodsbepalingen en borgsom

Artikel

36

Artikel

36a

Artikel

37

Artikel

37a

Artikel

37b

Ingeval bij of krachtens deze wet wordt verwezen naar in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie van de Verenigde Naties tot stand gekomen besluiten die betrekking hebben op de voorkoming van verontreiniging door schepen, kan overtreding van deze besluiten ook als strafbaar feit worden aangemerkt indien deze besluiten in de Engelse taal zijn gesteld en bekend gemaakt.

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

38

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van verdragen of besluiten van volkenrechtelijke organisaties die betrekking hebben op de voorkoming van verontreiniging door schepen, nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in deze wet geregelde onderwerpen.

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Artikel

41

Voor zover op grond van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte de richtlijn havenontvangstvoorzieningen ook verbindend is voor een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, wordt deze staat voor de toepassing van deze wet gelijkgesteld met een lidstaat van de Europese Unie.

Artikel

43

Deze wet is niet van toepassing voorzover het bij of krachtens de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82) bepaalde van toepassing is.

Artikel

43a

Artikel

43b

Vervallen

Artikel

44

Deze wet kan worden aangehaald als: "Wet voorkoming verontreiniging door schepen".

Artikel

45

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. Winsemius
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes