Wet van 10 maart 1984, houdende regelen inzake de verlening van uitkeringen en bijzondere voorzieningen aan burger-oorlogsslachtoffers

Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen betreffende de verlening van uitkeringen en bijzondere voorzieningen aan burger-oorlogsslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog en hun nagelaten betrekkingen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

3

Artikel

4

Behoudens in nader bij algemene maatregel van bestuur te regelen gevallen kunnen aan deze wet geen aanspraken worden ontleend door:

Artikel

5

Aan deze wet kunnen geen rechten worden ontleend door:

  • a.

    degene, die blijkens opgave van Onze Minister van Justitie:

    • 1e.

      bij onherroepelijke uitspraak van een bijzondere strafrechter is veroordeeld;

    • 2e.

      bij een uitspraak van een Tribunaal, waarop fiat executie is verleend, de al dan niet voorwaardelijke oplegging van een bijzondere maatregel onderging;

    • 3e.

      bij een onherroepelijke beslissing van een orgaan van de bijzondere rechtspleging voorwaardelijk buiten vervolging is gesteld;

    • 4e.

      zich door de vlucht aan vervolging door een orgaan van de bijzondere rechtspleging heeft onttrokken;

  • b.

    degene, die bij een onherroepelijke uitspraak van een met zuivering belast orgaan of college is ontzet van het recht ambten of bepaalde ambten te bekleden dan wel bepaalde beroepen of functies uit te oefenen of oneervol is ontslagen. Zo nodig worden inlichtingen ingewonnen bij Onze Minister, hoofd van het betrokken departement van algemeen bestuur;

  • c.

    degene, die zich tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 uit Nederlands nationaal oogpunt beschouwd, onwaardig heeft gedragen. Zo nodig worden inlichtingen ingewonnen bij Onze Minister van Justitie;

  • d.

    de weduwe, weduwnaar en minderjarige volle wees van onder b of c bedoelde personen, indien en voor zover zij als nabestaanden rechten aan deze wet zouden hebben kunnen ontlenen en indien een der omstandigheden zoals omschreven onder a, b of c, zich niet zou hebben voorgedaan.

Artikel

6

Vervallen

Hoofdstuk

II

Uitkering en bijzondere voorzieningen

§

1

Het recht op een uitkering

Artikel

7

Behoudens het bepaalde in artikel 9 heeft recht op een periodieke uitkering:

  • a.

    het burger-oorlogsslachtoffer, dat vóór het bereiken van de leeftijd, waarop gelijksoortige valide personen in de regel hun werkzaamheden beëindigen, door zijn invaliditeit, welke het gevolg is van het letsel, bedoeld in artikel 2, gedwongen werd of wordt zijn werkzaamheden in beroep of bedrijf te beëindigen of blijvend te verminderen, indien en voor zover hij buiten staat is door of in verband met arbeid een inkomen te verwerven, gelijk aan het inkomen, dat hij uit vorenbedoeld beroep of bedrijf zou hebben genoten, indien hij niet invalide zou zijn geweest;

  • b.

    het burger-oorlogsslachtoffer, dat vóór het tot uiting komen van zijn invaliditeit, welke het gevolg is van het letsel, bedoeld in artikel 2, door of in verband met het volgen van onderwijs nog geen arbeid in beroep of bedrijf uitoefende, indien hij ten gevolge van die invaliditeit nimmer in staat is geweest door arbeid in beroep of bedrijf een inkomen te verwerven, dat in overeenstemming was met het niveau van het gevolgde onderwijs;

  • c.

    het burger-oorlogsslachtoffer, dat door of in verband met zijn invaliditeit, welke het gevolg is van het letsel, bedoeld in artikel 2, zijn werkzaamheden in beroep of bedrijf tijdelijk moet onderbreken of verminderen, indien en voor zolang in de ten gevolge daarvan ontstane derving van inkomsten niet op andere wijze wordt voorzien;

  • d.

    de weduwe of weduwnaar, alsmede de minderjarige volle wees van het burger-oorlogsslachtoffer, bedoeld onder a, b en c, indien dit ten tijde van het overlijden in het genot was van een periodieke uitkering op grond van deze wet;

  • e.

    de weduwe of weduwnaar, alsmede de minderjarige volle wees van het burger-oorlogsslachtoffer van wie het overlijden het gevolg was van het letsel, bedoeld in artikel 2, mits het burger-oorlogsslachtoffer, ware het niet overleden, in aanmerking zou zijn gekomen voor een periodieke uitkering;

  • f.

    de weduwe of weduwnaar, alsmede de minderjarige volle wees van het burger-oorlogsslachtoffer, dat ten tijde van zijn overlijden in het genot was van een periodieke uitkering, anders dan op grond van deze wet, mits deze uitkering hem was toegekend in verband met het letsel, bedoeld in artikel 2.

Artikel

8

Recht op een garantie-uitkering heeft het burger-oorlogsslachtoffer, dat ten tijde van het tot uiting komen van zijn invaliditeit, welke het gevolg is van het letsel, bedoeld in artikel 2, de leeftijd heeft bereikt waarop gelijksoortige valide personen in de regel hun werkzaamheden beëindigen, mits hij, indien hij die leeftijd nog niet zou hebben bereikt, door of in verband met die invaliditeit gedwongen zou zijn geweest zijn werkzaamheden in beroep of bedrijf te beëindigen of blijvend te verminderen.

Artikel

9

§

2

De grondslag

Artikel

10

Artikel

12

Het bepaalde in deze paragraaf is niet van toepassing indien de aanspraak betrekking heeft op een uitkering aan een minderjarige volle wees.

§

3

De periodieke uitkering

Artikel

13

De periodieke uitkering bedraagt een percentage van de overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 vastgestelde grondslag.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

17

Artikel

18

§

4

Toeslagen

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

De periodieke uitkering of de garantie-uitkering van de uitkeringsgerechtigde wordt vermeerderd met een toeslag wegens de te zijnen laste blijvende premie, welke hij ten hoogste ter zake van een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen 1998 verschuldigd is of zou zijn, indien en voor zover deze premie meer bedraagt dan het overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 14 en 15 vastgestelde percentage van het verschil tussen de grondslag en het bedrag, bedoeld in artikel 10, achtste lid, onder a.

Artikel

22

Artikel

23

§

5

De garantie-uitkering

Artikel

24

§

6

Aanpassing van grondslagen en bedragen

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Het bedrag, bedoeld in artikel 28, vierde lid, onder a, wordt door Onze Minister herzien, indien en voor zover de ontwikkeling van het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie daartoe aanleiding geeft.

§

7

Verrekening van inkomsten

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

§

8

Bijzondere voorzieningen

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

33a

§

9

Aanvraag om erkenning

Artikel

34

§

10

Aanvraag en toekenning van uitkering en bijzondere voorzieningen

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

37a

Vervallen

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

39a

§

11

Ingang en einde van de uitkering, toeslagen en bijzondere voorzieningen

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Van alle rechten op grond van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt terstond vervallen verklaard het burger-oorlogsslachtoffer of diens nabestaande, indien zij de Nederlandse nationaliteit verliezen.

§

12

Bepalingen aan elke uitkering, toeslag, vergoeding en tegemoetkoming gemeen

Artikel

44

Artikel

44a

Artikel

45

Hoofdstuk

III

Toepassing en uitvoering

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Verstrekken van inlichtingen

Artikel

49

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Hoofdstuk

V

Voorzieningen tegen de beschikking

§

1

Bezwaar

Artikel

54a

Vervallen

Artikel

55

Artikel

55a

Vervallen

§

2

Beroep

Artikel

56

Artikel

56a

Vervallen

Artikel

57

Vervallen

Artikel

58

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Voorlopige en definitieve vaststelling

Artikel

59

Artikel

60

Hoofdstuk

VII

Herziening

Artikel

61

Artikel

62

Hoofdstuk

VIII

Terugvordering en verrekening

Artikel

63

Indien een ingevolge deze wet gegeven beschikking in het nadeel van betrokkene wordt herzien, wordt hetgeen te veel was uitbetaald, niet teruggevorderd of verrekend, tenzij:

  • a.

    de herziening betrekking heeft op een beschikking die een voorlopig karakter droeg als bedoeld in de artikelen 59 en 60, dan wel

  • b.

    toepassing is gegeven aan het bepaalde in artikel 62, dan wel

  • c.

    in de herzieningsbeschikking gemotiveerd is aangegeven dat van de feiten, gegevens en omstandigheden, bedoeld in artikel 61, eerste lid, niet kon worden kennisgenomen als gevolg van opzet of grove nalatigheid van betrokkene, dan wel

  • d.

    betrokkene redelijkerwijs had moeten begrijpen dat hem te veel werd uitbetaald.

Artikel

64

Indien aan de uitkeringsgerechtigde, in afwachting van de toekenning van een uitkering, vergoeding of tegemoetkoming ingevolge deze wet, door burgemeester en wethouders een uitkering is verleend ingevolge de Algemene bijstandswet, wordt de uitkering, vergoeding of tegemoetkoming ingevolge deze wet verminderd met de kosten van bijstand welke voor overeenkomstige voorzieningen zijn gemaakt over dezelfde periode waarover de uitkering, vergoeding of tegemoetkoming wordt verleend, terwijl de som welke in mindering wordt gebracht, wordt uitbetaald aan de betrokken gemeente.

Hoofdstuk

IX

Bekostiging en toezicht

Artikel

65

Vervallen

Artikel

66

Vervallen

Hoofdstuk

X

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

67

De Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945 en de krachtens dat besluit vastgestelde regelen worden ingetrokken.

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Degene voor wie ingevolge het bepaalde in artikel 10 van de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945 een wachttijd was vastgesteld, welke op de datum van het in werking treden van deze wet nog niet is verstreken, wordt geacht op de datum van zijn aanvraag om een periodieke uitkering ingevolge genoemde regeling, doch niet eerder dan op 1 juli 1981 een aanvraag ingevolge deze wet te hebben ingediend, waarop door de Raad ambtshalve wordt beslist.

Artikel

72

Indien degene voor wie ingevolge artikel 10 van de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945 een wachttijd was vastgesteld, welke op de datum tot welke deze wet terugwerkt nog niet was verstreken, een aanvraag om een periodieke uitkering heeft ingediend ingevolge genoemde regeling vóór genoemde datum, wordt bij de vaststelling van de inkomsten uit vermogen bedoeld in artikel 28, vierde lid, uitgegaan van het vermogen waarmee bij de vaststelling van de wachttijd was rekening gehouden, verminderd met het vermogen dat geacht kan worden reeds te zijn ingeteerd op die datum en vermeerderd met vermogensbestanddelen die de betrokkene en zijn echtgenoot zijn toegevallen na de datum waarop de wachttijd was vastgesteld.

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

De in artikel 64 bedoelde uitbetaling aan de betrokken gemeente blijft achterwege in de gevallen waarin bijstand is verleend op grond van de Rijksgroepsregeling Oorlogsslachtoffers 1940-1945.

Artikel

77

Vervallen

Artikel

78

In het belang van een goede uitvoering van deze wet kan Onze Minister nadere regelen stellen.

Artikel

79

Vervallen

Artikel

80

Vervallen

Artikel

81

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

82

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

83

Deze wet kan worden aangehaald als Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945.

Artikel

84

Deze wet treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van artikel 82, terug tot 1 juli 1981.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Reijden
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes