Besluit van 25 maart 1987, houdende uitvoering van de artikelen 105, 106 en 129 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99)

Besluit geluidhinder spoorwegen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 augustus 1986, Centrale Directie Juridische Zaken, nr. MJZ 0486006, DGMH/G, nr. 0486114, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
Gelet op de artikelen 105, 106 en 129 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99);
De Raad van State gehoord (advies van 4 februari 1987, nr. W 08.86.0421);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 24 maart 1987, Centrale Directie Juridische Zaken, nr. MJZ 2437005, DGMH/G, nr. 2437110, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

2a

Indien artikel 157 van de wet van toepassing is geven gedeputeerde staten slechts toepassing aan de artikelen 8, 9, 10 en 11 voor zover de gecumuleerde geluidsbelastingen na de correctie op grond van artikel 157, derde lid, van de wet niet leidt tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidsbelasting.

Hoofdstuk

2

Geluidszones

Artikel

3

Hoofdstuk

3

Maatregelen in zones

§

1

Bestemmingsplan

Artikel

4

Artikel

4a

Artikel

5

Bij het voorbereiden van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 4 wordt vanwege burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek ingesteld naar:

  • a.

    de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen binnen de zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsoverdracht beperken;

  • b.

    de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de onder a bedoelde objecten de waarden die ingevolge de artikelen 7 tot en met 11 als ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt, te boven zou gaan.

Artikel

6

§

2

Ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

§

3

Binnenwaarden

Artikel

13

Hoofdstuk

4

Verzoek om een hogere waarde

Artikel

14

Een verzoek als bedoeld in de artikelen 8 tot en met 11 kan worden gedaan door:

  • a.

    burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de woningen, de andere geluidsgevoelige gebouwen of de geluidsgevoelige terreinen,waarvoor de hogere waarde wordt verzocht, gesitueerd zijn of worden;

  • b.

    burgemeester en wethouders van de gemeente waarin de spoorweg met betrekking waartoe de hogere waarde wordt verzocht, gesitueerd is of wordt;

  • c.

    de spoorwegexploitant, indien het betreft de aanleg of wijziging van een spoorweg.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

De verzoeker zendt gelijktijdig met het indienen van zijn verzoek een afschrift van het verzoek en de hierbij behorende stukken naar:

  • a.

    de inspecteur;

  • b.

    de inspecteur van de volkshuisvesting;

  • c.

    de verzoekgerechtigden, bedoeld in artikel 14, die het verzoek niet hebben gedaan;

  • d.

    de betrokken regionale directie van het Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

Artikel

18

Hoofdstuk

5

Aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure als bedoeld in hoofdstuk 3

Artikel

19

Tot aanleg of wijziging van een spoorweg, anders dan op grondslag van een overeenkomstig de artikelen 4 tot en met 6 vastgesteld of herzien bestemmingsplan, wordt, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet overgegaan dan in overeenstemming met een onherroepelijk geworden besluit van de gemeenteraad krachtens artikel 21, eerste lid, genomen naar aanleiding van een door de spoorwegexploitant aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een overeenkomstig artikel 20 ingesteld onderzoek.

Artikel

20

Artikel

21

Hoofdstuk

6

Nieuwbouw van woningen buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure als bedoeld in hoofdstuk 3

Artikel

22

Vervallen

Hoofdstuk

7

Wijze van uitvoering akoestisch onderzoek

Artikel

23

Hoofdstuk

8

Wijze van aanleg van spoorwegen

Artikel

24

Hoofdstuk

9

Financiële bepalingen

Artikel 25

Vervallen

Artikel 26

Vervallen

Hoofdstuk

10

Beroep

Hoofdstuk

11

Slotbepalingen

Artikel

28

Vanaf 1 januari 2000 komt de zinsnede in artikel 10, eerste lid, na de woorden "met dien verstande dat deze waarde" te luiden: 65 dB(A) niet te boven mag gaan en wordt de waarde:

  • -

    60 dB(A) in de artikelen 7, eerste en derde lid, 8, tweede lid, 11, eerste en tweede lid, en 13, eerste en tweede lid, vervangen door 57 dB(A);

  • -

    73 dB(A) in de artikelen 8, eerste lid, en 9, eerste lid, vervangen door: 70 dB(A), onder invoeging in artikel 11, derde lid, vóór «73 dB(A)» van de zinsnede: in afwijking voor zover nodig van artikel 8.

Artikel

28a

Artikel

29

Dit besluit treedt in werking met ingang van de vierde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M. Nijpels
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

Kaart behorend bij Besluit geluidhinder spoorwegen, indeling

Toelichting bij de kaart

De kaart behorend bij het besluit geluidhinder spoorwegen (artikel 3) waarop aangegeven staat welke spoorwegen gezoneerd zijn en hoe breed de zones zijn, is opgedeeld in een aantal deelkaarten. Op de deelkaarten is het trajectnummer (tussen twee knooppunten) aangegeven; uit de tabel die op elke kaart is afgedrukt is af te lezen welke zone bij een traject hoort. De afstanden zijn enkelzijdig weergegeven en worden gemeten vanaf de buitenste spoorstaaf. De trajectnummers komen overeen met de nummers in het databestand (het ’Akoestisch Spoorboekje’).

De volledige kaart, of gedeelten daarvan zijn verkrijgbaar bij het Ministerie van VROM te Den Haag.