Besluit van 10 april 1987, houdende emissie-eisen stookinstallaties Wet inzake de luchtverontreiniging

Besluit emissie-eisen stookinstallaties milieubeheer A

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 januari 1986, MJZ 22 16 025, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving en het Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiëne, directie Lucht, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;
Overwegende dat het, gelet op de problematiek van de verzuring van het milieu en met het oog op de kwaliteit van de buitenlucht, wenselijk is ter beperking van de luchtverontreiniging door zwaveloxiden, stikstofoxiden en stof, eisen te stellen aan de emissie van die stoffen door stookinstallaties, behorende tot vergunningplichtige inrichtingen;
Gehoord de Centrale raad voor de milieuhygiëne (advies van 11 september 1985);
De Raad van State gehoord (advies van 23 december 1986, No. W.O.86.0059.);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 8 april 1987, nr. MJZ 0847004, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving en het Directoraat-Generaal voor de Milieuhygiëne, directie Lucht, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet milieubeheer;

  • b.

    inrichting: een inrichting die behoort tot een of meer van de categorieën van inrichtingen, die zijn genoemd in bijlage I van het Inrichtingen-en vergunningenbesluit milieubeheer, onder:

    1.3, onder b,

    2.6, onder a,

    4.3,

    5.3,

    6.2,

    8.1, onder e,

    8.2, onder a,

    9.3, onder g of j,

    11.3, onder a, b, c, 1°, 4°, 6°, f, h, voor zover het betreft een inrichting met een capaciteit van 100.106 kg per jaar of meer, of k, 2°,

    12.2, onder a, h of i,

    13.3, onder c,

    24.2, of

    28.4, onder e, voor zover het betreft een inrichting met een capaciteit van 1,5.103 kg per uur of meer.

  • c.

    vergunning: een vergunning krachtens artikel 8.1 van de wet voor zover deze betrekking heeft op een stookinstallatie;

  • d.

    kolen: steenkool of uit steenkool vervaardigde vaste brandstoffen, bruinkool en geperste bruinkool;

  • e.

    zware stookolie: zware stookolie in de zin van de Wet op de accijns (Stb. 1991, 561) alsmede aardolie en produkten van aardolie waarvan het vloeipunt boven 40°C ligt;

  • f.

    gasolie: gasolie in de zin van de Wet op de accijns;

  • g.

    vloeibare brandstoffen: zware stookolie alsmede andere brandstoffen die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in vloeibare toestand verkeren, daaronder begrepen minerale oliën in de zin van de Wet op de accijns, welke bij genoemde temperatuur en druk niet vloeibaar zijn;

  • h.

    gasvormige brandstoffen: brandstoffen die bij een temperatuur van 293 Kelvin en een druk van 101,3 kiloPascal in gasvormige toestand verkeren;

  • i.

    LPG: vloeibaar gemaakt petroleumgas als bedoeld in artikel 26 van de Wet op de accijns;

  • j.

    aardgas van standaardkwaliteit: aardgas, waarvan de onderste verbrandingswaarde 38 MJ/kg is;

  • k.

    rookgas: het mengsel van gassen met de vaste of vloeibare stoffen die zich daarin bevinden, dat bij het verbruik van brandstoffen vrijkomt en dat naar de buitenlucht wordt afgevoerd;

  • l.

    stookinstallatie: een stookinstallatie behorende tot een inrichting, waarin brandstoffen worden gebruikt, daaronder begrepen de bij de installatie behorende voorzieningen voor de reiniging van het rookgas;

  • m.

    bestaande stookinstallatie: een stookinstallatie met betrekking waartoe voor 29 mei 1987 vergunning is verleend tenzij na dat tijdstip de stookinstallatie geheel is vervangen dan wel, anders dan ter voldoening aan dit besluit, de combinatie van brander- en vuurhaard door een andere is vervangen of aan die combinatie wijzigingen zijn aangebracht die met nieuwbouw overeenkomen;

  • n.

    gasturbine-installatie: een stookinstallatie, bestaande uit een of meer gasturbines, waarin een vloeibare of een gasvormige brandstof wordt gestookt, met een of meer bijbehorende ketels waar de verbrandingsgassen van de gasturbine dan wel gasturbines doorheen worden gevoerd teneinde warmte over te dragen aan een medium dat niet in contact treedt met die gassen en waarin al of niet een brandstof wordt gestookt en waarbij geen danwel nagenoeg geen extra lucht voor de verbranding wordt toegevoerd;

  • o.

    zuigermotor: een stookinstallatie, bestaande uit een toestel waarin een door verbranding verkregen gasmengsel een zuiger in beweging brengt voor de aandrijving van een werktuig;

  • p.

    warmte-inhoud van een hoeveelheid brandstof: de op de onderste verbrandingswaarde betrokken hoeveelheid energie die bij verbranding van die hoeveelheid brandstof vrijkomt;

  • q.

    thermisch vermogen: de warmte-inhoud van de maximale hoeveelheid brandstof die per tijdseenheid kan worden toegevoerd aan een stookinstallatie;

  • r.

    belasting: het deel van het thermische vermogen, waarbij de stookinstallatie daadwerkelijk wordt bedreven;

  • s.

    ISO-luchtcondities: een temperatuur van 288 Kelvin, een druk van 101,3 kiloPascal en een relatieve vochtigheid van 60 procent;

  • t.

    motorrendement: het procentuele aandeel van de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen, dat bij de hoogste belasting waarbij de zuigermotor continu kan worden bedreven, bij ISO-luchtcondities in arbeid wordt omgezet;

  • u.

    gasturbinerendement: het procentuele aandeel van de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen, dat bij de hoogste belasting waarbij de gasturbine continu kan worden bedreven, bij ISO-luchtcondities in netto-arbeid wordt omgezet;

  • v.

    ontzwavelingspercentage: de verhouding, uitgedrukt in procenten, van enerzijds het verschil tussen de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen en de met het rookgas uitgeworpen massahoeveelheid zwavelverbindingen, berekend als zwavel, en anderzijds de met de brandstof toegevoerde massahoeveelheid zwavelverbindingen, eveneens berekend als zwavel;

  • w.

    elektriciteits-produktiebedrijf: houder van een vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1989 (Stb. 1989, 535);

  • x.

    raffinaderij: een inrichting voor de raffinage van aardolie;

  • y.

    vaste brandstoffen: brandstoffen die niet gasvormig of vloeibaar zijn in de zin van dit besluit;

  • z.

    procesfornuis: een stookinstallatie die in hoofdzaak gebruikt wordt voor andere doeleinden dan het verhitten van water of stoom, het opwekken van kracht, dan wel van een combinatie daarvan;

  • aa.

    rookgasdebiet: de volumehoeveelheid rookgas per tijdseenheid, uitgedrukt in m3 per uur;

  • bb.

    brandstof: een brandstof in de zin van de Wet inzake de luchtverontreiniging;

  • cc.

    bevoegd gezag: het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer voor de betrokken inrichting te verlenen.

Artikel

2

Dit besluit is van toepassing op:

  • a.

    zuigermotoren waarin gasolie of gasvormige brandstoffen met uitzondering van LPG, dan wel mengsels daarvan, worden gestookt, gebruikt voor de aandrijving van:

    • 1°.

      een electrische generator of gascompressor in een installatie voor warmtekrachtkoppeling onderscheidenlijk in een warmtepompinstallatie, of

    • 2°.

      een pomp of een compressor die continu wordt gebruikt voor het bedrijven van een installatie, welke blijkens de vergunning ontworpen is voor een jaarlijkse bedrijfstijd van tenminste 5000 uur,

    met uitzondering van bestaande zuigermotoren waarin het aandeel gasvormige brandstoffen in de warmte-inhoud van de toegevoerde brandstoffen minder dan 50% bedraagt en zuigermotoren die blijkens de daarvoor geldende vergunning bestemd zijn voor het onderzoeken, beproeven of demonstreren van experimentele verbrandingstechnieken of technieken ter bestrijding van de uitworp van zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof;

  • b.

    andere stookinstallaties dan zuigermotoren, waarin brandstoffen, uitgezonderd gas verkregen door vergassing van kolen, en brandstoffen vervaardigd uit huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen die naar aard en samenstelling met huishoudelijke afvalstoffen overeenkomen, worden gebruikt, met uitzondering van:

    • 1°.

      stookinstallaties die bestemd zijn voor het drogen of behandelen van voorwerpen of materialen door middel van rechtstreeks kontakt met verbrandingsgas;

    • 2°.

      cokesovens;

    • 3°.

      stookinstallaties voor vloeibare of gasvormige brandstoffen met een thermisch vermogen van 0,9 MW of minder;

    • 4°.

      stookinstallaties die blijkens de daarvoor geldende vergunning bestemd zijn voor het onderzoeken, beproeven of demonstreren van experimentele verbrandingstechnieken of technieken ter bestrijding van de uitworp van zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof;

    • 5°.

      gasturbines en gasturbine-installaties, waarvan het jaarlijks aantal bedrijfsuren of het netto-asvermogen niet meer bedraagt dan 500 uur respektievelijk 1 MW;

    • 6°.

      stookinstallaties bestemd voor het verbranden van afvalstoffen binnen een inrichting die behoort tot een categorie die is genoemd in bijlage I, onder 28, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer;

    • 7°.

      andere stookinstallaties dan bedoeld onder 6°, die blijkens de voor de betrokken inrichting geldende, krachtens artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleende vergunning bestemd zijn voor het verbranden van gevaarlijke afvalstoffen of van bedrijfsafvalstoffen die naar aard en samenstelling met huishoudelijke afvalstoffen overeenkomen;

    • 8°.

      bestaande stookinstallaties die blijkens de daarvoor geldende vergunning bestemd zijn voor tijdelijk bedrijf van niet meer dan 500 uren per jaar;

    • 9°.

      installaties voor de vergassing van kolen of olie.

Artikel

3

Degene die een inrichting drijft waarin zich een stookinstallatie bevindt waarop dit besluit van toepassing is, draagt er zorg voor dat de voorschriften, bij of krachtens dit besluit gesteld, worden nageleefd.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

6

Artikel

7

Een stookinstallatie voor vaste brandstoffen of zware stookolie die is uitgerust met voorzieningen voor de ontzwaveling van rookgassen, mag bij het optreden van zodanige storingen in die voorzieningen dat het vereiste ontzwavelingspercentage niet wordt gehaald:

  • a.

    indien de waarde van de emissie-eis met betrekking tot zwaveldioxide wordt overschreden, gedurende ten hoogste 72 achtereenvolgende uren en voor ten hoogste 240 uren in totaal per kalenderjaar in bedrijf blijven;

  • b.

    indien de waarde van de emissie-eis met betrekking tot zwaveldioxide niet wordt overschreden en gedeputeerde staten voor die stookinstallaties voor dit soort voorvallen in de vergunning een bepaalde periode hebben vastgesteld, gedurende die periode in bedrijf worden gehouden.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

10a

Indien van een stookinstallatie na de datum van vergunningverlening de combinatie van brander en vuurhaard door een andere combinatie is vervangen of daaraan wijzigingen zijn aangebracht die met nieuwbouw van de stookinstallatie overeenkomen, dan wel de stookinstallatie geheel is vervangen, geldt voor de toepassing van de artikelen 11, derde lid, 12, derde en vierde lid, 13, tweede, derde en vierde lid en 23 in plaats van de datum van de vergunningverlening, de datum waarop voor de wijziging of de vervanging de vergunning is gewijzigd, of indien wijziging van de vergunning niet vereist is, de datum waarop bedoelde wijzigingen zijn aangebracht of de vervanging heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk

2

Emissie-eisen

§

1

Algemeen

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

§

2

Emissie-eisen voor bestaande stookinstallaties

Artikel

14

Het bepaalde in § 1 is niet van toepassing op bestaande stookinstallaties.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

§

3

Emissie-eisen voor zwaveloxiden uit raffinaderijen

Artikel

18

§

4

Emissie-eisen voor stikstofoxiden afkomstig van gasturbines, gasturbine-installaties, overige combinaties van gasturbines met andere stookinstallaties en zuigermotoren

Artikel

19

Artikel 9 en de bepalingen van § 1 en § 2 van dit hoofdstuk voor zover de toepassing daarvan betrekking heeft op de uitworp van stikstofoxiden, zijn niet van toepassing op gasturbines, gasturbine-installaties en zuigermotoren.

Artikel

20

Artikel

20a

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

23a

§

5

Toepassing van factoren op enkele emissie-eisen met betrekking tot de uitworp van stikstofoxiden, gesteld in de paragrafen 1 en 2

Artikel

24

Artikel

25

Hoofdstuk

3

Bevoegdheden van het bevoegd gezag

Artikel

26

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen of wijzigen van de vergunning eisen stellen, die afwijken van de in het besluit opgenomen eisen, voor zover dat in de artikelen 27 en 28 is aangegeven.

Artikel

27

Artikel

28

Hoofdstuk

4

Meetmethoden

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

38a

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

42a

Artikel

43

Artikel

43a

Artikel

44

De resultaten van de bij of krachtens het bepaalde in dit hoofdstuk uitgevoerde metingen, alsmede andere gegevens die nodig zijn om te kunnen beoordelen of in overeenstemming met dit besluit is gehandeld, worden door degene die de inrichting drijft, in de inrichting ter beschikking gehouden voor controle, indien het:

  • a.

    meetresultaten of andere gegevens betreft die betrekking hebben op afzonderlijke metingen: gedurende de verdere levensduur van de stookinstallatie;

  • b.

    andere meetresultaten of andere gegevens betreft: gedurende drie kalenderjaren.

Artikel

45

Onze Minister stelt nadere regels met betrekking tot de wijze waarop de concentraties aan zwaveldioxide, stikstofoxiden en stof in het rookgas en het voldoen aan de andere vereisten van dit besluit moeten worden vastgesteld.

Hoofdstuk

5

Overige bepalingen

Artikel

46

Artikel

47

De aan een vergunning verbonden voorschriften blijven, met betrekking tot onderwerpen waarin dit besluit voorziet, van kracht voor zover deze niet in strijd zijn met het bij of krachtens dit besluit bepaalde.

Artikel

48

Vervallen

Artikel

48a

Artikel

48b

Voor een stookinstallatie voor gasvormige of vloeibare brandstoffen met een vermogen, berekend op de bovenste verbrandingswaarde van de brandstof van minder dan 2,5 MW, waarvoor vóór 1 mei 1998 vergunning is verleend, geldt:

  • a.

    artikel 12, derde lid, onder a, b of c en vierde lid, onder a, b of c, artikel 13, tweede lid, onder a of b, derde lid, onder a, b of c en vierde lid, onder a, b, of c, zodra na 30 april 1998 de branders van de stookinstallatie worden vervangen;

  • b.

    in afwijking van artikel 16, vierde lid, de emissie-eis, zodra op of na 1 mei 1998 de branders van de stookinstallatie worden vervangen;

  • c.

    niet artikel 17, eerste lid, onder a, en onder b, onder 1°.

Artikel

49

Vervallen

Artikel

50

Lasten en bevelen dat dit besluit met daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M. Nijpels
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes