Wet van 18 juni 1992, houdende algemene regeling met betrekking tot het luchtverkeer

Wet luchtvaart

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is mede ter uitvoering van het Verdrag van Chicago (Trb. 1973, 109), het Eurocontrol Verdrag (Trb. 1961, 62 gewijzigd Trb. 1981, 182) en de Multilaterale Overeenkomst betreffende "en route" heffingen (Trb. 1981, 181), nieuwe regels te stellen omtrent de bescherming van de openbare veiligheid bij het gebruik van het luchtruim en de bevordering van de veilige, ordelijke en vlotte afwikkeling van het luchtverkeer;
dat het tevens wenselijk is om de burgerlijke luchtverkeersbeveiliging onder te brengen in een zelfstandig bestuursorgaan;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Titel

1.1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Artikel

1.2

Artikel

1.2a

Artikel

1.3

Een luchtvaartmaatschappij is verplicht er voor zorg te dragen, dat:

  • a.

    de door haar geëxploiteerde luchtvaartuigen in een zodanige staat zijn, dat daarmee veilig gevlogen en vervoerd kan worden;

  • b.

    het boordpersoneel van de door haar geëxploiteerde luchtvaartuigen over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring beschikt;

  • c.

    al datgene wordt gedaan, wat in haar vermogen ligt om ernstige lichamelijke of geestelijke vermoeidheid van de leden van het boordpersoneel bij de bediening van luchtvaartuigen te voorkomen.

Artikel

1.4

Voor zover Onze Minister van Infrastructuur en Milieu onderscheidenlijk Onze Minister van Defensie, beslissingen neemt ingevolge bij of krachtens deze wet verleende bevoegdheden, die mede betrekking hebben op de militaire luchtvaart onderscheidenlijk de burgerluchtvaart handelt hij in overeenstemming met Onze Minister van Defensie onderscheidenlijk Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Titel

1.2

EASA

Artikel

1.5

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij ministeriële regeling kunnen regels gesteld worden ter uitvoering van hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald.

Artikel

1.6

Het is verboden in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van hetgeen bij of krachtens de basisverordening is bepaald.

Artikel

1.7

Hoofdstuk

2

Personeel

Titel

2.1

Bewijzen van bevoegdheid

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Artikel

2.5

Artikel

2.6

Artikel

2.7

Artikel

2.8

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan op grond van internationale overeenkomsten of besluiten van volkenrechtelijke organisaties bewijzen van bevoegdheid, bewijzen van gelijkstelling of medische verklaringen, die op grond van eisen, welke gelijkwaardig zijn aan de krachtens artikel 2.3, zesde lid, onderdeel c, of artikel 2.4, derde lid, gestelde eisen, zijn afgegeven door:

  • a.

    de bevoegde autoriteit van een door hem bij ministeriële regeling aangewezen staat, of

  • b.

    een door hem bij ministeriële regeling aangewezen internationale organisatie

erkennen als geldig bewijs van bevoegdheid, geldig bewijs van gelijkstelling of geldige medische verklaring. Aan de erkenning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

Artikel

2.8a

Vervallen

Artikel

2.9

Artikel

2.10

TITEL

2.2

ALGEMENE GEZONDHEIDSTOESTAND; VERBOD GEBRUIK ALCOHOL, DRUGS EN PSYCHOTROPE GENEESMIDDELEN

Artikel

2.11

Het is de houder van een bewijs van bevoegdheid of bewijs van gelijkstelling verboden werkzaamheden, tot het verrichten waarvan dat bewijs de bevoegdheid geeft, te verrichten wanneer de houder daardoor in verband met zijn lichamelijke of geestelijke gesteldheid de veiligheid van het luchtverkeer in gevaar brengt of in gevaar kan brengen.

Artikel

2.12

Artikel

2.13

Aan de ambtenaren, die belast zijn met de handhaving van artikel 2.12 worden uit het register, bedoeld in artikel 126 van de Wegenverkeerswet 1994, op door de Dienst Wegverkeer te bepalen wijze de gegevens verstrekt, die zij voor de uitoefening van hun taak nodig hebben.

TITEL

2.3

ADVIESCOMMISSIE ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

Artikel

2.14

Hoofdstuk

3

Luchtvaartuigen

Titel

3.1

Nationaliteitskenmerken en registratie van luchtvaartuigen

Artikel

3.1

Artikel

3.2

Artikel

3.3

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Artikel

3.6

Voor luchtvaartuigen, die behoren tot de bedrijfsvoorraad van een natuurlijke of rechtspersoon aan wie een erkenning als bedoeld in artikel 3.25 is verleend, geldt het vereiste, dat een inschrijvingskenmerk voor een bepaald luchtvaartuig is vastgesteld, niet, mits het betrokken luchtvaartuig een inschrijvingskenmerk voert, dat door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu aan die natuurlijke of rechtspersoon met het oog op de bedrijfsvoorraad is opgegeven. Artikel 3.2, tweede lid, is van toepassing.

Artikel

3.7

Ten aanzien van burgerluchtvaartuigen worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gegeven ter uitvoering van de artikelen 3.4 en 3.5. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen betreffende:

  • a.

    de procedure van aanvraag, wijziging of doorhaling van een inschrijving, alsmede de gegevens, welke bij elke procedure dienen te worden verstrekt;

  • b.

    de vernieuwing van het inschrijvingsbewijs, en

  • c.

    de vergoeding, die de aanvrager is verschuldigd voor de kosten van de behandeling van zijn aanvraag om inschrijving en om wijziging of doorhaling van de inschrijving alsmede voor afgifte en vernieuwing van een bewijs van inschrijving.

Titel

3.2

Luchtwaardigheids- en geluidseisen

§

3.2.1

Type-certificaat, bewijs van luchtwaardigheid, geluidscertificaat, geluidsverklaring

Artikel

3.8

Artikel

3.9

Artikel

3.10

Vervallen

Artikel

3.11

Vervallen

Artikel

3.12

Artikel

3.13

Artikel

3.14

Artikel

3.15

Artikel

3.16

Artikel

3.17

Artikel

3.18

Artikel

3.19

Artikel

3.19a

Artikel

3.19b

Vervallen

Artikel

3.19c

Artikel

3.19d

Artikel

3.19e

Artikel

3.19f

Artikel

3.20

Vervallen

Artikel

3.21

Artikel

3.22

Artikel

3.23

Ten aanzien van burgerluchtvaartuigen worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld met betrekking tot het in deze paragraaf bepaalde. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen betreffende:

  • a.

    de aanvraag en de afgifte van een type-certificaat, een aanvullend type-certificaat, een bewijs van luchtwaardigheid, een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring en een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring;

  • b.

    de wijziging en overdracht van een type-certificaat, een aanvullend type-certificaat, een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring, een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring en een bewijs van luchtwaardigheid en de verlenging van zulk een bewijs;

  • c.

    de procedure van aanvraag, wijziging, schorsing en intrekking van een type-certificaat, een aanvullend type-certificaat, een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring en een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring;

  • d.

    de procedure van aanvraag, wijziging, verlenging, schorsing en intrekking van een bewijs van luchtwaardigheid;

  • e.

    de eisen waaraan de aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid of geluidscertificaat moet voldoen alsmede de wijze, waarop hij kan doen blijken, dat hij aan die eisen voldoet;

  • f.

    hetgeen moet worden verstaan onder een ingrijpende wijziging van het type-ontwerp waarvoor een type-certificaat is afgegeven;

  • g.

    het aan luchtvaartuigen te verrichten onderhoud;

  • h.

    de vernieuwing van een bewijs van luchtwaardigheid, een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring en een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring;

  • i.

    de vergoeding die de aanvrager is verschuldigd voor de kosten van de behandeling van zijn aanvraag om afgifte, wijziging of overdracht van een type-certificaat, of van een aanvullend type-certificaat, en

  • j.

    de vergoeding die de aanvrager is verschuldigd voor de kosten van de behandeling van zijn aanvraag om afgifte, wijziging of vernieuwing van een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring, een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring en een bewijs van luchtwaardigheid of de verlenging van een bewijs van luchtwaardigheid, dan wel van zijn aanvraag om een ontheffing;

  • k.

    de vergoeding die de aanvrager verschuldigd is voor de kosten van de behandeling van zijn aanvraag om goedkeuring of wijziging van een onderhoudsprogramma.

Artikel

3.24

Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot het model en de uitvoering van een type-certificaat, een aanvullend type-certificaat, een bewijs van luchtwaardigheid, een (voorlopig) geluidscertificaat, een (voorlopige) geluidsverklaring of een (voorlopige) aanvullende geluidsverklaring voor een burgerluchtvaartuig regels worden gesteld.

§

3.2.2

Erkenningen

Artikel

3.25

Artikel

3.26

Artikel

3.27

Artikel

3.28

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan op grond van een internationale overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie natuurlijke of rechtspersonen, die bedrijven voeren, welke op grond van eisen, welke gelijkwaardig zijn aan de krachtens artikel 3.25 gestelde eisen,

  • a.

    erkend zijn door de bevoegde autoriteit van een door hem bij ministeriële regeling aangewezen staat, of

  • b.

    erkend zijn door een door hem bij ministeriële regeling aangewezen internationale organisatie erkennen als erkende bedrijven. Aan de erkenning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

Artikel

3.29

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gegeven met betrekking tot deze paragraaf. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen betreffende:

  • a.

    de aanvraag en de afgifte van een erkenning;

  • b.

    de verlenging of wijziging van een erkenning;

  • c.

    de procedure van aanvraag, verlenging, wijziging, schorsing of intrekking van een erkenning;

  • d.

    de vernieuwing van de erkenning,

  • e.

    de vergoeding die de aanvrager is verschuldigd voor de kosten van de behandeling van zijn aanvraag om afgifte, verlenging, vernieuwing of wijziging van een erkenning;

  • f.

    de vergoeding die de aanvrager verschuldigd is voor het verlenen van toestemming tot het verrichten van werkzaamheden zonder erkenning als bedoeld in artikel 3.25, derde lid en

  • g.

    het model en de uitvoering van de erkenningen.

§

3.2.3

Diverse bepalingen

Artikel

3.30

Artikel

3.31

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gegeven met betrekking tot startinrichtingen voor luchtvaartuigen zonder voortstuwingsinrichting.

Hoofdstuk

4

Vluchtuitvoering

Artikel

4.1

Artikel

4.2

Artikel

4.3

Artikel

4.4

Artikel

4.5

De houder van een AOC volgt de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu gegeven aanwijzingen met betrekking tot de vluchtuitvoering op.

Artikel

4.6

Artikel

4.8

De gezagvoerder van een burgerluchtvaartuig is verplicht de bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu genoemde documenten mee te voeren.

Hoofdstuk

5

Luchtverkeer, luchtverkeersbeveiliging en luchtverkeersbeveiligingsorganisatie

Titel

5.1

Luchtverkeer

Artikel

5.1

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5.3 tot en met 5.9 is van toepassing op:

  • a..

    deelnemers aan het luchtverkeer binnen het vluchtinformatiegebied Amsterdam, en

  • b.

    Nederlandse luchtvaartuigen, waar deze zich ook bevinden, tenzij dit onverenigbaar is met de daar ter plaatse geldende regels of de regels die in overeenstemming met internationale afspraken worden gehanteerd door de ter plaatse voor het verlenen van luchtverkeersdiensten verantwoordelijke Staat.

Artikel

5.2

Buiten het vluchtinformatiegebied Amsterdam houdt de gezagvoerder van een Nederlands luchtvaartuig zich aan de daar ter plaatse geldende regels. Indien in overeenstemming met internationale afspraken andere regels worden gehanteerd door de ter plaatse voor het verlenen van luchtverkeersdiensten verantwoordelijke Staat, houdt de gezagvoerder zich aan deze regels.

Artikel

5.3

Het is verboden op zodanige wijze aan het luchtverkeer deel te nemen dan wel luchtverkeersleidingsdiensten te verlenen dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht.

Artikel

5.4

Het is verboden boven gebieden met aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenmenigten, aan het luchtverkeer deel te nemen op een zodanige hoogte dat het niet meer mogelijk is een noodlanding uit te voeren zonder personen of zaken op het aardoppervlak in gevaar te brengen, tenzij zulks noodzakelijk is:

  • a.

    om op te stijgen van of te landen op een luchthaven;

  • b.

    voor de uitvoering van naderings- en vertrekprocedures, alsmede van luchtverkeerspatronen.

Artikel

5.5

Artikel

5.6

Het is verboden een vlucht uit te voeren zonder dat een gezagvoerder is aangewezen.

Artikel

5.7

Artikel

5.8

Voor de aanvang van iedere vlucht, neemt de gezagvoerder kennis van alle gegevens en inlichtingen die voor de uitvoering van de vlucht van belang zijn.

Artikel

5.9

Artikel

5.10

Artikel

5.11

Titel

5.2

Bepalingen met betrekking tot het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten

§

5.2.1

Het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten

Artikel

5.12

Artikel

5.13

Artikel

5.13a

Artikel

5.14

In afwijking van artikel 5.13, kunnen Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister van Defensie:

  • a.

    delen van het vluchtinformatiegebied Amsterdam aanwijzen waarbinnen door de Eurocontrol-organisatie luchtverkeersdiensten worden verleend;

  • b.

    in bijzondere situaties delen van het vluchtinformatiegebied Amsterdam aanwijzen waarbinnen luchtverkeersdiensten worden verleend door een andere verlener van luchtverkeersdiensten dan de in artikel 5.13 genoemde verleners van luchtverkeersdiensten.

Artikel

5.14a

Indien op basis van artikel 9 bis van de luchtvaartnavigatiedienstenverordening een functioneel luchtruimblok is ingesteld, waarvan een gedeelte van of het gehele vluchtinformatiegebied Amsterdam deel uitmaakt, wijzen, in afwijking van de artikelen 5.13, 5.13a en 5.14, Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister van Defensie in overeenstemming met het bevoegde gezag van de betrokken staat of staten voor dat bepaalde gebied een of meer verleners van luchtverkeersdiensten en verleners van meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie aan, alsmede het luchtverkeer waaraan de bedoelde instanties luchtverkeersdiensten verlenen.

Artikel

5.14b

Artikel

5.14c

Artikel

5.14d

Artikel

5.14e

Vervallen

Artikel

5.15

De instanties belast met het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten coördineren de uitvoering van deze taken met de instanties belast met het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten binnen hetzelfde gebied of in aangrenzende gebieden.

Artikel

5.16

Onverminderd artikel 2.1, eerste lid, van deze wet en de basisverordening is het verboden luchtverkeersdiensten te verlenen zonder een daartoe verkregen opdracht van een bij of krachtens artikel 5.13, 5.14 of 5.14a aangewezen instantie of van een andere verlener van luchtverkeersdiensten als bedoeld in artikel 5.14b, eerste lid.

Artikel

5.17

Artikel

5.17a

Vervallen

Artikel

5.18

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter bevordering van een veilige, ordelijke en vlotte afwikkeling van het luchtverkeer regels worden gesteld betreffende de prioriteitstelling bij het verlenen van luchtverkeersdiensten.

Artikel

5.19

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de exploitant van een burgerluchthaven met inachtneming van de daarbij te stellen regels na overleg met de gebruikers en de betrokken verlener van luchtverkeersleidingsdiensten, de volgorde van het gebruik van de luchthaven vaststelt.

§

5.2.2

Prestatie- en heffingsregeling

Artikel

5.20

Artikel

5.21

Artikel

5.21a

Onverminderd de prestatiekernindicatoren en de indicatoren voor monitoring als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de prestatie- en heffingsverordening kan Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij ministeriële regeling, met het oog op de monitoring van de prestatie van luchtvaartnavigatiediensten, aanvullende prestatiekernindicatoren en monitoringindicatoren vaststellen.

Titel

5.3

De luchtverkeersbeveiligings-organisatie

§

5.3.1

De LVNL

§

5.3.2

Taken van de LVNL

Artikel

5.23

§

5.3.3

Organen, inrichting en beheer van de organisatie

Artikel

5.24

De LVNL heeft een bestuur en een raad van toezicht.

Artikel

5.25

Artikel

5.26

Artikel

5.27

Artikel

5.28

Ingeval van schorsing of ontstentenis van een lid van het bestuur voorziet Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in de waarneming van zijn functie.

Artikel

5.29

Het bestuur legt jaarlijks, en voorts tussentijds indien hiertoe naar het oordeel van de raad van toezicht bijzondere aanleiding bestaat, aan de raad van toezicht verantwoording af over het door hem gevoerde beleid.

Artikel

5.30

De raad van toezicht bestaat uit zes leden, waaronder de voorzitter, alsmede een waarnemer, die Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in de raad van toezicht vertegenwoordigt.

Artikel

5.31

Artikel

5.32

Artikel

5.33

§

5.3.4

Inrichting en bedrijfsvoering

Artikel

5.34

Het bestuur stelt bij reglement de hoofdlijnen vast van de inrichting van de LVNL en van de wijze van bedrijfsvoering.

Artikel

5.34a

Vervallen

Artikel

5.35

De bedrijfsvoering van de LVNL geschiedt zoveel mogelijk overeenkomstig die, welke algemeen gebruikelijk is bij het particuliere bedrijfsleven.

§

5.3.5

Geïnstitutionaliseerd overleg met gebruikers

Artikel

5.36

Het bestuur van de LVNL voert op bij reglement vast te stellen wijze overleg met gebruikers van door de organisatie geleverde diensten of met hun vertegenwoordigers omtrent aangelegenheden terzake waarvan naar zijn oordeel overleg dienstig is, alsmede omtrent aangelegenheden terzake waarvan de deelnemers aan het geïnstitutionaliseerde overleg het bestuur te kennen hebben gegeven overleg te willen voeren.

§

5.3.6

Personeel van de organisatie

Artikel

5.37

Bij reglement kunnen voorzieningen worden vastgesteld met betrekking tot de rechtspositie van de leden van het bestuur.

§

5.3.7

Geldmiddelen en financieel beheer

Artikel

5.38

De geldmiddelen van de LVNL bestaan uit:

  • a.

    de opbrengst van de in artikel 5.20 en 5.21 bedoelde vergoedingen;

  • b.

    de opbrengst van de vergoedingen voor verleende diensten waarvan de kosten niet reeds de basis vormen voor de vergoedingen bedoeld in de artikelen 5.20 en 5.21;

  • c.

    andere baten hoe ook genoemd.

Artikel

5.39

Het bestuur stelt bij reglement de werkwijze vast voor het financiële beheer en de administratieve organisatie van de LVNL.

Artikel

5.40

§

5.3.8

Inlichtingen, verslaglegging en controle

Artikel

5.41

Artikel

5.42

Artikel

5.43

Artikel

5.44

Waar in deze wet de goedkeuring van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is vereist, verleent dan wel onthoudt hij die, behoudens het bepaalde in artikel 5.43, derde lid, binnen twaalf weken na de datum van ontvangst van de goed te keuren stukken. Indien Onze Minister van Verkeer en Waterstaat goedkeuring onthoudt aan de financiële begroting, is het bestuur gerechtigd voor iedere maand gedurende welke de goedkeuring wordt onthouden, uitgaven te doen ter grootte van maximaal een twaalfde deel van de begroting van het voorafgaande boekjaar.

Artikel

5.45

Vervallen

Artikel

5.46

Vervallen

Hoofdstuk

6

Luchtvervoer

Titel

6.5

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Artikel

6.51

Artikel

6.51a

Artikel

6.52

Artikel

6.53

Artikel

6.54

Artikel

6.55

Artikel

6.56

Artikel

6.57

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan ter uitvoering van internationale overeenkomsten of besluiten van volkenrechtelijke organisaties natuurlijke personen of rechtspersonen, die handelingen als bedoeld in artikel 6.55, eerste lid, verrichten op zodanige wijze, dat deze voldoen aan eisen, welke gelijkwaardig zijn aan de krachtens artikel 6.55 gestelde eisen, erkennen als erkende bedrijven voor zover die bedrijven erkend zijn door de bevoegde autoriteit van een bij ministeriële regeling aangewezen land of internationale organisatie. Aan de erkenning kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden.

Artikel

6.58

Artikel

6.59

Het is passagiers en leden van het boordpersoneel verboden gevaarlijke stoffen aan boord van een luchtvaartuig te brengen, of met zich mee te voeren in hun bagage, anders dan met inachtneming van de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu respectievelijk Onze Minister van Defensie aangewezen Technische Voorschriften van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht.

Artikel

6.60

Artikel

6.61

Artikel

6.61a

Titel

6.6

Vervoer van dieren

Artikel

6.62

Hoofdstuk

7

Diverse bepalingen inzake luchtvaart

Titel

7.1

Melding van voorvallen

Artikel

7.1

Artikel

7.2

Het Huis voor klokkenluiders, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet bescherming klokkenluiders wordt aangewezen als het orgaan, bedoeld in artikel 16, twaalfde lid, van de verordening voorvallen, voor zover het betreft de uitvoering van de orgaantaken, bedoeld in de leden negen, elf en twaalf, van het laatstgenoemde artikel.

Titel

7.2

Slotallocatie

Artikel

7.3

Vervallen

Titel

7.3

Verzekering

Artikel

7.4

Titel

7.4

Exploitatieverbod

Artikel

7.5

Het is een vliegtuigexploitant als bedoeld in artikel 3, onder o, van richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (PbEU L 275), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 november 2008 (PbEU 2009, L 8), verboden een vlucht uit te voeren met een luchtvaartuig zolang en voor zover de Commissie van de Europese Gemeenschappen op grond van artikel 16, tiende lid, van eerstgenoemde richtlijn aan de betrokken vliegtuigexploitant een exploitatieverbod heeft opgelegd.

Titel

7.5

Vergoedingen ter uitvoering van internationale verplichtingen

Artikel

7.6

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden vastgesteld betreffende de vergoedingen voor de kosten van handelingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten, die ter zake van de luchtvaartveiligheid door Nederland, dan wel op grond van de artikelen 100, tweede lid, en 207, eerste en vierde lid, in samenhang met artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie door de Europese Unie zijn gesloten, voor zover deze kosten niet reeds de basis vormen voor de vergoedingen bedoeld in deze wet.

Titel

7.6

Overdracht toezicht

Artikel

7.7

Titel

7.7

Bekendmaking internationale normen

Artikel

7.8

In afwijking van artikel 7, tweede lid, van de Bekendmakingswet kunnen bijlagen bij een krachtens deze wet vastgesteld algemeen verbindende voorschrift worden bekendgemaakt door terinzagelegging op een in dat voorschrift bepaalde locatie, indien dit voortvloeit uit internationaalrechtelijke verplichtingen.

Hoofdstuk

8

Luchthavens

Titel

8.1

Algemeen

Artikel

8.1

Artikel

8.1a

Titel

8.2

De luchthaven Schiphol

Afdeling

8.2.1

Algemeen

Artikel

8.1b

Artikel

8.2

Deze titel is van toepassing ten aanzien van de luchthaven Schiphol.

Artikel

8.2a

Artikel

8.3

De uitoefening van de bevoegdheden die voortvloeien uit deze titel is gericht op het bevorderen van een optimaal gebruik van de luchthaven als kwalitatief hoogwaardig luchtverkeersknooppunt met een hoge netwerkkwaliteit, met inachtneming van de grenzen die met het oog op de veiligheid, de geluidbelasting, de lokale luchtverontreiniging en de geurbelasting noodzakelijk zijn.

Afdeling

8.2

De ruimtelijke indeling van en rond de luchthaven

§

8.2.1

Het luchthavenindelingbesluit

Artikel

8.4

Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor de luchthaven een luchthavenindelingbesluit vastgesteld.

Artikel

8.5

Artikel

8.6

Het luchthavenindelingbesluit bevat voor het luchthavengebied regels omtrent de functie en het gebruik van de locatie voor zover die regels noodzakelijk zijn met het oog op het gebruik van het gebied als luchthaven.

Artikel

8.7

Artikel

8.8

Artikel

8.9

Artikel

8.10

Voor zover het ontwerp van een omgevingsplan zijn grondslag vindt in de uitvoering van het luchthavenindelingbesluit kunnen zienswijzen geen betrekking hebben op dat deel van het ontwerpplan.

Artikel

8.12

Vervallen

§

8.2.2

Het voorbereiden en wijzigen van het besluit

Artikel

8.13

De voordracht voor een luchthavenindelingbesluit wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschiedt, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel

8.14

Artikel 8.13 is van overeenkomstige toepassing op het wijzigen van het luchthavenindelingbesluit.

Afdeling

8.3

Het luchthavenluchtverkeer

§

8.3.1

Het luchthavenverkeerbesluit

Artikel

8.15

Bij algemene maatregel van bestuur wordt voor de luchthaven een luchthavenverkeerbesluit vastgesteld.

Artikel

8.16

Het luchthavenverkeerbesluit bevat een beschrijving van de luchtverkeerwegen.

Artikel

8.16a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8.17

Artikel

8.17a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8.17b

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8.18

De exploitant van de luchthaven, de verlener van luchtverkeersdiensten en de luchtvaartmaatschappijen bevorderen het goede verloop van het luchthavenluchtverkeer overeenkomstig het luchthavenverkeerbesluit. Zij treffen daartoe zelf en in onderlinge samenwerking de voorzieningen die redelijkerwijs van hen kunnen worden gevergd om te bewerkstelligen dat de belasting vanwege het luchthavenluchtverkeer de in artikel 8.17, vierde lid, bedoelde grenswaarden niet overschrijdt.

Artikel

8.19

De exploitant van de luchthaven stelt de luchthaven beschikbaar overeenkomstig de regels van het luchthavenverkeerbesluit. De exploitant kan hiervan afwijken als dit in het belang van de veiligheid nodig is.

Artikel

8.20

Luchtverkeersdiensten worden verleend overeenkomstig de regels van het luchthavenverkeerbesluit. De verlener van de luchtverkeersdiensten kan hiervan afwijken als dit in het belang van de veiligheid nodig is.

Artikel

8.21

Artikel

8.22

Artikel

8.23

Artikel

8.23a

§

8.3.2

Het voorbereiden en wijzigen van het besluit

Artikel

8.24

De artikelen 8.13 en 8.14 zijn van overeenkomstige toepassing op het voorbereiden en het wijzigen van het luchthavenverkeerbesluit.

Afdeling

8.4

De exploitatie van de luchthaven

Artikel

8.24a

Artikel

8.25

Artikel

8.25a

De exploitant van de luchthaven is verplicht tot exploitatie van de luchthaven en treft met inachtneming van artikel 8.3 daartoe de voorzieningen die nodig zijn voor een goede afwikkeling van het luchthavenluchtverkeer en het daarmee samenhangende personen- en goederenvervoer op de luchthaven.

Artikel

8.25b

Artikel

8.25c

Indien een ernstig vermoeden bestaat dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.25b, onderdeel a, zich dreigt voor te doen, kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu de exploitant van de luchthaven een aanwijzing geven om binnen een door hem te stellen termijn maatregelen te treffen ter voorkoming van wanbeheer.

Artikel

8.25d

Artikel

8.25da

Artikel

8.25db

Artikel

8.25dc

Artikel

8.25dd

Artikel

8.25de

Artikel

8.25df

Artikel

8.25dg

Artikel

8.25dh

De exploitant van de luchthaven hanteert de op grond van artikel 8.25d, eerste lid, en artikel 8.25db, eerste tot en met derde lid, vastgestelde tarieven en voorwaarden, de op grond van artikel 8.25d, vierde en vijfde lid, vastgestelde aangepaste tarieven, en de op grond van artikel 8.25d, zesde lid, vastgestelde aangepaste voorwaarden, gedurende de periode waarop die tarieven en voorwaarden, respectievelijk die aangepaste tarieven en voorwaarden betrekking hebben.

Artikel

8.25di

Artikel

8.25dj

Artikel

8.25e

Artikel

8.25ea

Artikel

8.25f

Artikel

8.25fa

Artikel

8.25g

Artikel

8.25ga

De exploitant van de luchthaven zendt, de in artikel 8.25e, eerste lid, bedoelde benchmarks over het voorafgaande boekjaar aan zowel de Autoriteit Consument en Markt, als aan de gebruikers en de representatieve organisaties, uiterlijk op hetzelfde tijdstip als waarop de exploitant van de luchthaven de in artikel 8.25e, eerste en tweede lid, bedoelde mededelingen doet.

Artikel

8.25h

Artikel

8.25ha

Vervallen

Artikel

8.25i

Vervallen

Artikel

8.25j

Een voordracht voor een algemene maatregel van bestuur op grond van de artikelen 8.25d tot en met 8.25g wordt gedaan door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

Afdeling

8.5

Informatievoorziening

§

8.5.1

Algemeen

Artikel

8.26

Een ministeriële regeling op grond van deze afdeling wordt vastgesteld door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

§

8.5.2

Het registreren van het veiligheidsrisico en de milieubelasting

Artikel

8.27

§

8.5.3

Gegevensverstrekking, verslaglegging en openbaarmaking

Artikel

8.28

Artikel

8.29

Artikel

8.29a

Artikel

8.30

§

8.5.4

Gegevensverstrekking, geluidbelastingkaart en actieplan in verband met de richtlijn inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai

Artikel

8.30a

Vervallen

Artikel

8.30b

Vervallen

Artikel

8.30c

Vervallen

Artikel

8.30d

Vervallen

Afdeling

8.6

Financiële aspecten

Artikel

8.31

Artikel

8.32

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan een regeling vaststellen inzake het treffen van geluidwerende voorzieningen ten aanzien van in de regeling bepaalde woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen voor zover die gebouwen vanwege het luchthavenluchtverkeer een geluidbelasting kunnen ondervinden die ligt boven de in de regeling vastgestelde maximale waarden.

Artikel

8.33

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan regels stellen ten aanzien van het verstrekken van geldelijke steun uit s Rijks kas aan gemeenten ter bestrijding van de kosten ten gevolge van uitvoering van de in overeenstemming met het luchthavenindelingbesluit gebrachte omgevingsplannen.

Afdeling

8.7

De commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol

Artikel

8.34

Artikel

8.35

De commissie heeft tot taak om door overleg tussen de in artikel 8.34 bedoelde betrokkenen een gebruik van de luchthaven te bevorderen dat zoveel mogelijk recht doet aan de belangen van die betrokkenen.

Artikel

8.36

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu stelt nadere regels omtrent de taak en de samenstelling van de commissie. Daarbij wordt bepaald welke in artikel 8.34, tweede lid, bedoelde gemeenten en luchtvaartmaatschappijen in de commissie vertegenwoordigd zijn.

Artikel

8.37

Artikel

8.38

De commissie stelt een bestuursreglement vast. Het reglement behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel

8.39

De commissie heeft een secretariaat. De samenstelling en de werkzaamheden van het secretariaat worden in het bestuursreglement geregeld.

Artikel

8.40

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de commissie wordt in het bestuursreglement geregeld. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de commissie opgeborgen in het archief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Titel

8.2a

Tarieven en voorwaarden voor overige luchthavens en militaire luchthavens met burgermedegebruik

Artikel

8.40a

Artikel

8.40b

Deze titel is, tenzij anders is bepaald, van toepassing ten aanzien van overige luchthavens die de drempelwaarde van vijf miljoen passagiersbewegingen per jaar overschrijden.

Artikel

8.40c

Artikel

8.40d

Artikel

8.40e

Artikel

8.40f

Artikel

8.40g

Artikel

8.40h

Artikel

8.40i

Een voordracht voor een algemene maatregel van bestuur op grond van deze titel wordt gedaan door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

Titel

8.3

Luchthavens van regionale betekenis

Afdeling

8.3.1

Algemeen

Artikel

8.41

Afdeling

8.3.2

Luchthavens van regionale betekenis met luchthavenbesluit

§

8.3.2.1

Algemeen

Artikel

8.42

Deze afdeling is van toepassing op luchthavens van regionale betekenis waarvoor op grond van artikel 8.1a, derde lid, vaststelling van een luchthavenbesluit is vereist.

§

8.3.2.2

Het luchthavenbesluit

Artikel

8.43

Artikel

8.44

Artikel

8.45

Artikel

8.46

Artikel

8.47

Artikel

8.47a

Provinciale staten nemen bij de vaststelling van het luchthavenbesluit het beleid in acht dat door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu over luchthavens is vastgelegd.

Artikel

8.48

Op de voorbereiding van een luchthavenbesluit of op de voorbereiding van een wijziging van een luchthavenbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

Artikel

8.49

Artikel

8.49a

Vervallen

§

8.3.2.3

Vaststellen routes in de nabijheid van de luchthaven

Artikel

8.50

Indien voor een luchthaven op grond van artikel 5.11, eerste lid, onderdeel b, luchtverkeersroutes en -procedures worden vastgesteld, geschiedt vaststelling van het deel van de luchtverkeersroutes die zijn gelegen in het plaatselijk luchtverkeersleidinggebied, en vaststelling van de luchtverkeersprocedures, in overeenstemming met gedeputeerde staten. Bij de vaststelling van deze routes en procedures wordt het advies van gedeputeerde staten gevolgd, tenzij dit niet mogelijk is met het oog op de vliegveiligheid, de indeling van het luchtruim of de capaciteit van het luchtruim.

§

8.3.2.4

De toegang tot en de exploitatie van de luchthaven

Artikel

8.51

Artikel 8.24a is van toepassing met dien verstande dat voor de toepassing van het derde lid gedeputeerde staten in de plaats treden van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel

8.52

Artikel

8.53

Indien de exploitant van een luchthaven tarieven en voorwaarden vaststelt voor het gebruik van de luchthaven zijn deze non-discriminatoir.

§

8.3.2.5

Informatievoorziening en gegevensverstrekking

Artikel

8.54

Artikel

8.55

§

8.3.2.6

Financiële aspecten

Artikel

8.56

De artikelen 8.31 en 8.32 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat bij de toepassing van artikel 8.31, zesde lid, gedeputeerde staten in de plaats treden van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Artikel

8.57

Bij regeling van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kunnen regels worden gesteld ten aanzien van het verstrekken van geldelijke steun uit de provinciale kas aan gemeenten ter bestrijding van de kosten ten gevolge van uitvoering van in overeenstemming met het luchthavenbesluit gebrachte omgevingsplannen.

§

8.3.2.7

Commissie regionaal overleg luchthaven

Artikel

8.58

Artikel

8.59

§

8.3.2.8

Aanwijzingen

Artikel

8.60

Vervallen

Artikel

8.61

Vervallen

§

8.3.2.9

Bijzondere bepalingen in verband met gevolgen die een provinciegrens overstijgen

Artikel

8.62

Indien een beperkingengebied als bedoeld in artikel 8.47, gedeeltelijk valt binnen de grenzen van een andere provincie dan de provincie waarin een luchthaven is gelegen, wordt het luchthavenbesluit vastgesteld in overeenstemming met provinciale staten van de andere provincie.

Afdeling

8.3.3

Luchthavens van regionale betekenis met luchthavenregeling

§

8.3.3.1

Algemeen

Artikel

8.63

Deze afdeling is van toepassing op luchthavens van regionale betekenis waarvoor op grond van artikel 8.1a, derde lid, vaststelling van een luchthavenbesluit niet is vereist.

§

8.3.3.2

Luchthavenregeling

Artikel

8.64

§

8.3.3.3

Informatievoorziening

§

8.3.3.4

Commissie regionaal overleg luchthaven

§

8.3.3.5

Aanwijzingen

Artikel

8.67

Vervallen

Titel

8.4

Luchthavens van nationale betekenis

Afdeling

8.4.1

Algemeen

Artikel

8.68

Deze titel is van toepassing op luchthavens die op grond van artikel 8.1, tweede lid, van nationale betekenis zijn.

Afdeling

8.4.2

Luchthavens van nationale betekenis met luchthavenbesluit

§

8.4.2.1

Algemeen

Artikel

8.69

Deze afdeling is van toepassing op luchthavens van nationale betekenis waarvoor op grond van artikel 8.1a, derde lid, vaststelling van een luchthavenbesluit is vereist.

§

8.4.2.2

Het luchthavenbesluit

Artikel

8.70

Artikel

8.71

De voordracht voor een luchthavenbesluit of de voordracht tot een wijziging daarvan wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen zesweken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel

8.71a

Artikel 8.23a is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:

  • a.

    in de aanhef van het eerste lid in plaats van «krachtens artikel 8.15 gestelde voorschriften» wordt gelezen «het bepaalde in een luchthavenbesluit» en in plaats van «de commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol, bedoeld in artikel 8.34» wordt gelezen: de commissie regionaal overleg van de betreffende luchthaven, bedoeld in artikel 8.75;

  • b.

    in de onderdelen a en b van het eerste lid in plaats van «het luchthavenverkeerbesluit» wordt gelezen: het luchthavenbesluit;

  • c.

    in het zesde lid in plaats van «de artikelen 8.13, 8.14 of 8.24» wordt gelezen: artikel 8.71;

  • d.

    in het achtste en negende lid in plaats van «de commissie regionaal overleg luchthaven Schiphol, bedoeld in artikel 8.34» wordt gelezen: de commissie regionaal overleg van de betreffende luchthaven, bedoeld in artikel 8.75.

§

8.4.2.3

Toegang tot en exploitatie van de luchthaven, informatievoorziening, financiële aspecten

Artikel

8.72

Artikel

8.73

§

8.4.2.4

Commissie regionaal overleg luchthaven

Artikel

8.75

Afdeling

8.4.3

Luchthavens van nationale betekenis met luchthavenregeling

§

8.4.3.1

Algemeen

Artikel

8.76

Deze afdeling is van toepassing op luchthavens van nationale betekenis waarvoor op grond van artikel 8.1a, derde lid, vaststelling van een luchthavenbesluit niet is vereist.

§

8.4.3.2

Luchthavenregeling

Artikel

8.77

§

8.4.3.3

Toegang tot de luchthaven en informatievoorziening

§

8.4.3.4

Commissie regionaal overleg luchthaven

Artikel

8.79

Indien Onze Minister van Infrastructuur en Milieu voor een luchthaven een commissie regionaal overleg luchthaven instelt, is artikel 8.75, lid 2, 3 en 4, van toepassing.

Hoofdstuk

8a

Bijzondere bepalingen luchthavens

Titel

8A.1

Veilig gebruik van luchthavens

Artikel

8a.1

Artikel

8a.2

Artikel

8a.3

Artikel

8a.4

Artikel

8a.5

Artikel

8a.6

Vervallen

Titel

8A.2

(Gereserveerd)

Titel

8A.3

Heffingen

§

8a.3.1

Heffingen luchthaven Schiphol

Artikel

8a.37

Deze paragraaf is van toepassing op de luchthaven Schiphol.

Artikel

8a.38

Artikel

8a.39

Artikel

8a.40

Artikel

8a.41

§

8a.3.2

Heffingen burgerluchthavens van nationale betekenis

Artikel

8a.42

§

8a.3.3

Heffingen burgerluchthavens van regionale betekenis

Artikel

8a.43

Titel

8A.4

Geluidbelastingkaarten en actieplannen in verband met EU richtlijn omgevingslawaai

Artikel

8a.44

Vervallen

Artikel

8a.45

Vervallen

Artikel

8a.46

Vervallen

Artikel

8a.47

Vervallen

Artikel

8a.48

Vervallen

Artikel

8a.49

Vervallen

Titel

8A.5

Overige bepalingen burgerluchthavens

Artikel

8a.50

Artikel

8a.50b

Artikel

8a.51

Artikel

8a.52

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende het gebruik van luchthavens.

Artikel

8a.53

Wanneer de aanleg, de instandhouding of het gebruik van een werk ten behoeve van de uitvoering van de militaire taak op een burgerluchthaven in strijd zou komen met een bepaling van of krachtens deze wet, kunnen Wij, op voordracht van Onze Minister van Defensie, daarvan ontheffing verlenen.

Titel

8A.6

Gevolgen van buitenlandse luchthavens voor de ruimtelijke ordening op Nederlands grondgebied

§

8a.6.1

Het besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven

Artikel

8a.54

Artikel

8a.55

Artikel

8a.56

Een beperkingengebied wordt vastgesteld met behulp van een of meer kaarten waarop de ligging van het gebied is aangegeven. De kaarten worden vervaardigd op een schaal van ten minste 1 op 50 000. Zo nodig worden delen van de gebieden vastgelegd met behulp van kaarten op een schaal met een kleiner verhoudingsgetal.

Artikel

8a.57

Artikel

8a.58

Artikel

8a.59

Artikel

8a.60

Op de voorbereiding van een besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven of op de voorbereiding van een wijziging of intrekking van een zodanig besluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

§

8a.6.2

Financiële aspecten

Artikel

8a.61

De artikelen 8.31 tot en met 8.33 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van «het luchthavenindelingbesluit of het luchthavenverkeerbesluit» onderscheidenlijk «het luchthavenindelingbesluit» wordt gelezen: het besluit beperkingengebied buitenlandse luchthaven.

§

8a.6.3

Commissie regionaal overleg luchthaven

Artikel

8a.62

Titel

8A.7

Taken, inrichting en financiering van ACNL

Artikel

8a.63

Artikel

8a.64

Artikel

8a.65

ACNL stelt ten behoeve van haar werkwijze een bestuursreglement op.

Artikel

8a.66

Artikel

8a.67

Artikel

8a.68

Artikel

8a.69

Artikel

8a.70

Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat stelt regels over de uitoefening van het toezicht op ACNL door Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Hoofdstuk

9

Bijzondere of buitengewone omstandigheden

Artikel

9.1

Artikel

9.2

Artikel

9.3

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

9.4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

9.5

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Het bij of krachtens de titels 5.1 en 5.2 van deze wet bepaalde geldt niet ten aanzien van de luchtvaartuigen, in gebruik ten behoeve van de defensie, en de leden hunner bemanning.

Artikel

9.6

Artikel

9.7

Artikel

9.8

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu kan in omstandigheden waarin maatregelen worden genomen als bedoeld in artikel 13 van de kaderverordening een of meer luchtverkeerdienstverleners ontheffing verlenen van het in artikel 5.14d bedoelde verbod, indien deze omstandigheden hiertoe noodzaken.

Hoofdstuk

10

Militaire luchtvaart

Titel

10.1

Personeel en luchtvaartuigen

Artikel

10.1

Artikel

10.2

Artikel

10.3

Onze Minister van Defensie kan voor militaire luchtvaartuigen toestaan, dat van het nationaliteitskenmerk en het inschrijvingskenmerk bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, onderdeel a, wordt afgeweken.

Artikel

10.4

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Titel

10.2

Vluchtuitvoering en vervoer

Artikel

10.5

Hoofdstuk 4 is niet van toepassing op de vluchtuitvoering met militaire luchtvaartuigen alsmede op de vluchtuitvoering ten behoeve van militaire doeleinden.

Artikel

10.6

Artikel

10.7

Artikel

10.8

Artikel

10.9

Titel 6.6 is niet van toepassing op vervoer van dieren met luchtvaartuigen waarvan de krijgsmacht of de krijgsmacht van een andere mogendheid houder is.

Artikel

10.10

Artikel 7.1, eerste lid, is niet van toepassing op voorvallen die uitsluitend de militaire luchtvaart betreffen.

Titel

10.3

Luchthavens

Afdeling

10.3.1

Algemeen

Artikel

10.11

Artikel

10.12

Artikel

10.13

Afdeling

10.3.2

Militaire luchthavens met luchthavenbesluit

§

10.3.2.1

Algemeen

Artikel

10.14

Deze afdeling is van toepassing op militaire luchthavens waarvoor op grond van artikel 10.12 vaststelling van een luchthavenbesluit is vereist.

§

10.3.2.2

Het luchthavenbesluit

Artikel

10.15

Artikel

10.16

Artikel

10.17

Artikel

10.18

De voordracht voor een luchthavenbesluit of de wijziging daarvan wordt gedaan:

  • a.

    na overleg met gedeputeerde staten en de colleges van burgemeester en wethouders van respectievelijk de provincies en de gemeenten binnen de grenzen waarvan het gebied of een gedeelte van het gebied ligt dat door het ontwerp wordt bestreken, en

  • b.

    nadat het ontwerp vervolgens in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen zes weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister van Defensie te brengen.

Artikel

10.19

De bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gegevens met betrekking tot de geluidsbelasting, het externe-veiligheidsrisico en de lokale luchtverontreiniging zijn niet openbaar.

§

10.3.2.3

Luchthavenluchtverkeer

Artikel

10.20

Onze Minister van Defensie draagt er zorg voor dat het luchthavenluchtverkeer zodanig geschiedt dat de belasting vanwege het luchthavenluchtverkeer de grenswaarden, opgenomen in het luchthavenbesluit, niet overschrijdt.

Artikel

10.21

Artikel

10.22

§

10.3.2.4

Informatievoorziening

Artikel

10.23

De gegevens omtrent het feitelijk gebruik van een luchthaven door het luchthavenluchtverkeer worden jaarlijks door Onze Minister van Defensie in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu herleid tot contouren die de actuele geluidsbelasting voor dat verkeer in dat jaar weergeven. Artikel 10.19 is van toepassing. De contourenkaarten zijn openbaar.

§

10.3.2.5

Financiële aspecten

Artikel

10.24

De artikelen 8.31 tot en met 8.33 zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat Onze Minister van Defensie in de plaats treedt van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

§

10.3.2.6

Commissie van overleg en voorlichting milieu

Artikel

10.25

Afdeling

10.3.3

Aanvullende bepalingen militaire luchthavens met vergunning voor burgermedegebruik

§

10.3.3.1

Algemeen

Artikel

10.26

Deze afdeling is in aanvulling op de artikelen 10.15 tot en met 10.25 van toepassing op militaire luchthavens waar een vergunning voor burgermedegebruik kan worden verleend.

§

10.3.3.2

De vergunning voor burgermedegebruik

Artikel

10.27

§

10.3.3.3

Het luchthavenbesluit in geval van een vergunning voor burgermedegebruik

Artikel

10.28

§

10.3.3.4

Luchthavenluchtverkeer in geval van vergunning voor burgermedegebruik

Artikel

10.29

Artikel

10.30

§

10.3.3.5

De toegang tot en de exploitatie van de luchthaven voor burgerluchtvaart

Artikel

10.31

De burgerexploitant is verplicht om in door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu in overeenstemming met Onze Minister van Defensie aangewezen gevallen burgerluchthavenluchtverkeer op de luchthaven toe te laten.

Artikel

10.32

Het is de houder van een vergunning voor burgermedegebruik verboden om zonder of in afwijking van een daarvoor door Onze Minister van Defensie verleende vergunning op de luchthaven bouwwerken of andere opstallen op te richten, te hebben of te wijzigen dan wel bomen, gewassen of planten te hebben. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het hebben van roerende zaken of het verrichten van graafwerk anders dan in verband met de exploitatie of het onderhoud van dat deel van de luchthaven. Aan de vergunning kunnen beperkingen en voorschriften worden verbonden.

§

10.3.3.6

Informatievoorziening luchthavens met vergunning voor burgermedegebruik

Artikel

10.33

Een ministeriële regeling op grond van de artikelen 10.34 en 10.35 wordt vastgesteld door Onze Minister van Defensie in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu.

Artikel

10.34

Artikel

10.35

Artikel

10.36

§

10.3.3.7

Commissie van overleg en voorlichting milieu militaire luchthavens met vergunning voor burgermedegebruik

Artikel

10.37

Afdeling

10.3.4

Militaire luchthavens met luchthavenregeling

§

10.3.4.1

Algemeen

Artikel

10.38

Deze afdeling is van toepassing op militaire luchthavens waarvoor op grond van artikel 10.12 vaststelling van een luchthavenbesluit niet is vereist.

§

10.3.4.2

Luchthavenregeling

Artikel

10.39

Artikel

10.40

Onze Minister van Defensie draagt er zorg voor dat het luchthavenluchtverkeer geschiedt overeenkomstig de luchthavenregeling.

Artikel

10.41

Artikel

10.42

§

10.3.4.3

Informatievoorziening

Artikel

10.43

Onze Minister van Defensie registreert het feitelijk gebruik van de luchthaven. Bij regeling van Onze Minister van Defensie in overeenstemming met Onze Minister van Infrastructuur en Milieu worden regels gesteld omtrent de wijze van registratie en openbaarmaking van deze gegevens.

Titel

10.4

Overige bepalingen met betrekking tot militaire luchtvaart

Artikel

10.44

Hoofdstuk

11

Toezicht en handhaving

Titel

11.1

Toezicht en strafrechtelijke handhaving

Artikel

11.1

Artikel

11.1a

Artikel

11.1b

Vervallen

Artikel

11.2

Artikel

11.2a

Artikel

11.2b

Artikel

11.3

Artikel

11.4

Artikel

11.5

Artikel

11.6

Artikel

11.7

Artikel

11.8

Artikel

11.8a

De artikelen 11.4, tweede lid, 11.5, eerste, derde en vierde lid, 11.6, 11.7 en 11.8 van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing op degene, die luchtverkeersdienstverlening geeft of luchthaveninformatie verschaft als bedoeld in de artikelen 2.1, 5.16 of 10.2 van deze wet of de artikelen 48, 49, 51 en 52 van de basisverordening dan wel een grondstation of een mobiel station als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van deze wet bedient, met dien verstande, dat voor de toepassing van artikel 11.5 in plaats van het opleggen van een vliegverbod treedt het verbieden van het geven van luchtverkeersdienstverlening, het verschaffen van luchthaveninformatie of het gebruiken van een grondstation als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid.

Artikel

11.9

Artikel

11.10

Artikel

11.10a

Artikel

11.11

Artikel

11.12

Artikel

11.13

Artikel

11.14

Titel

11.2

Bestuursrechtelijke handhaving

§

11.2.1

Bestuursrechtelijke handhaving door Minister van Infrastructuur en Milieu

Artikel

11.15

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van:

  • a.

    de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen, met uitzondering van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 8.25d tot en met 8.25h;

  • b.

    het bepaalde bij of krachtens de volgende EG verordeningen:

    • 1°.

      Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 259/91 (PbEU L 46);

    • 2°.

      de kaderverordening;

    • 3°.

      de luchtvaartnavigatiedienstenverordening;

    • 4°.

      de luchtruimverordening;

    • 5°.

      de interoperabiliteitsverordening;

    • 6°.

      Hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaatschappij en tot intrekking van artikel 9 van richtlijn nr. 2004/36/EG (PbEU L344);

    • 7°.

      Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen (PbEU L 204);

    • 8°.

      de prestatie- en heffingsverordening;

    • 9°.

      de basisverordening;

    • 10°.

      artikel 21, tweede lid, van de onderzoeksverordening;

    • 11°.

      de verordening voorvallen;

    • 12°.

      artikel 7 van de verordening markttoezicht voor zover die verordening van toepassing is op het ontwerp, de productie en het in de handel brengen van luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, van die basisverordening wat betreft onbemande luchtvaartuigen, en hun motoren, propellers, onderdelen en apparatuur om het luchtvaartuig van een afstand te bedienen.

Artikel

11.16

Artikel

11.16a

Artikel

11.17

Vervallen

Artikel

11.18

Vervallen

Artikel

11.19

Vervallen

Artikel

11.20

Bij niet tijdige betaling van de bestuurlijke boete kan Onze Minister van Infrastructuur en Milieu een dwangbevel uitvaardigen.

§

11.2.2

Bestuursrechtelijke handhaving door Minister van Defensie

Artikel

11.21

Onze Minister van Defensie is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen als bedoeld in de artikelen 10.13, tweede of derde lid, 10.27 of 10.32.

Artikel

11.22

§

11.2.2a

Bestuursrechtelijke handhaving door Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Artikel

11.22a

Vervallen

Artikel

11.22b

Vervallen

§

11.2.3

Bestuursrechtelijke boete door gedeputeerde staten

Artikel

11.23

§

11.2.4

Bestuursrechtelijke handhaving door de Autoriteit Consument en Markt

Artikel

11.24

Ingeval van overtreding van de artikelen 8.25d tot en met 8.25dh, de krachtens artikel 8.25di, eerste lid, gestelde regels, 8.25dj, 8.25i, vierde en vijfde lid, 8.25e, eerste tot en met negende lid en de krachtens het twaalfde lid gestelde regels, 8.25ea, tweede, derde lid of vierde lid, laatste volzin, 8.25f, eerste, tweede, vierde of zevende lid en de krachtens het achtste lid gestelde regels, artikel 8.25fa, vierde en vijfde lid en de krachtens het zevende lid gestelde regels, 8.25g, 8.25ga, 8.25h, eerste of tweede lid, 8.40c, eerste tot en met vierde lid en de krachtens het vijfde lid gestelde regels, 8.40d, 8.40e, eerste tot en met vierde of zesde lid en de krachtens het vijfde lid gestelde regels, 8.40f, 8.40g of 8.40h, is hoofdstuk 7, met uitzondering van de artikelen 58a van de Mededingingswet van overeenkomstige toepassing.

Titel

11.3

Uitzonderingen

Artikel

11.25

Naar aanleiding van een onopzettelijke of uit onachtzaamheid begane overtreding van een wettelijk voorschrift stelt de Staat geen rechtsvordering in, indien van deze overtreding uitsluitend kennis is verkregen door een melding als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de verordening voorvallen, tenzij sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 16, tiende lid, van de verordening voorvallen.

Artikel

11.26

Gegevens die bij een intern bedrijfsveiligheidsonderzoek in het kader van een bij of krachtens de Wet Luchtvaart of de Luchtvaartwet gecertificeerd veiligheidsmanagementssysteem zijn verkregen, kunnen niet ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van een melding als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van de verordening voorvallen worden gevorderd dan na machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.

Artikel

11.27

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu publiceert, voor zover van toepassing, uiterlijk met ingang van één maand na de inwerkingtreding van dit artikel en daarna steeds maandelijks, in de Staatscourant een lijst van instanties ten aanzien waarvan in de daaraan voorafgaande periode een beschikking tot oplegging van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 11.16, eerste lid, onderdeel e, of een beschikking tot toepassing van de bestuursdwang, bedoeld in artikel 11.15, onderdeel b, onder 1°, 6° en 7°, onherroepelijk is geworden.

Artikel

11.28

Ingeval bij of krachtens deze wet regels worden gesteld ter uitvoering van het Verdrag van Chicago, kan overtreding van die regels ook als strafbaar feit worden aangemerkt dan wel worden bestraft met een bestuurlijke sanctie indien deze regels in de Engelse taal zijn gesteld en bekend gemaakt.

Titel

11.4

Toezicht ter uitvoering van de verordening markttoezicht

Artikel

11.28a

Artikel

11.28b

Artikel

11.28c

Artikel

11.28d

Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing voor zover de ingevolge artikel 1.5 aangewezen toezichthouders bijstand verlenen aan een markttoezichtautoriteit als bedoeld in artikel 3, onderdeel 4, van de verordening markttoezicht, uit een andere lidstaat van de Europese Unie op grond van artikel 22 of artikel 23 van die verordening.

Hoofdstuk

12

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

12.1

Vervallen

Artikel

12.2

Onze Minister van Infrastructuur en Milieu zendt drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de werking en de doeltreffendheid van de LVNL.

Artikel

12.3

Artikel

12.3a

Vervallen

Artikel

12.4

De ambtenaren die op het moment van inwerkingtreding van titel 5.3 van deze wet tot het personeel van de directie Luchtverkeersbeveiliging van de Rijksluchtvaartdienst van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu behoren, gaan van rechtswege over in dienst van de LVNL.

Artikel

12.5

Artikel

12.6

In afwijking van het bepaalde in artikel 5.31 benoemt Onze Minister van Infrastructuur en Milieu de leden van de raad van toezicht, bedoeld in artikel 5.31, tweede lid onder a, b, c, en d de eerste maal als volgt:

  • a.

    een lid wordt benoemd op voordracht van Onze Minister van Defensie;

  • b.

    een lid wordt benoemd uit de kring van de in Nederland werkzame luchtvaartmaatschappijen;

  • c.

    een lid wordt benoemd uit de kring van de exploitanten van Nederlandse luchthavens;

  • d.

    een lid, tevens voorzitter, wordt benoemd op voordracht van de vier reeds benoemde leden van de raad van toezicht, voor een periode van drie jaren.

Artikel

12.6a

Artikel

12.6b

Vervallen

Artikel

12.7

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel

12.8

Deze wet wordt aangehaald als: Wet luchtvaart.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Defensie, A. L. ter Beek
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1

Algemene bepalingen

Hoofdstuk 5

Luchtverkeer, luchtverkeersbeveiliging en luchtverkeersbeveiligingsorganisatie

Titel 5.1.

Luchtverkeer

Titel 5.2

Bepalingen met betrekking tot de luchtverkeersdienstverlening

§ 5.2.1

Luchtverkeersdienstverlening

§ 5.2.2

Vergoedingen.

Titel 5.3

De Luchtverkeersbeveiligings-organisatie

§ 5.3.1

De LVNL

§ 5.3.2

Taken van de LVNL

§ 5.3.3

Organen, inrichting en beheer van de organisatie

§ 5.3.4

Inrichting en bedrijfsvoering

§ 5.3.5

Geïnstitutionaliseerd overleg met gebruikers

§ 5.3.6

Personeel van de organisatie

§ 5.3.7

Geldmiddelen en financieel beheer

§ 5.3.8

Inlichtingen, verslaglegging en controle

Hoofdstuk 9

Bijzondere bepalingen

Hoofdstuk 11

Straf-, opsporings- en toezichtbepalingen

Hoofdstuk 12

Overgangs- en slotbepalingen