Artikel
I
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Hebben goedgevonden en verstaan:
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Voor zover artikel I, onder G en H, aanleiding geeft tot het wijzigen van de bedragen van toelagen toegekend met toepassing van artikel 19 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 die ingevolge het bepaalde in artikel 13 van de Overgangsregeling Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 nog worden gehandhaafd, geschiedt zulks door Onze Minister, met inachtneming van de daarvoor door Onze Minister van Binnenlandse Zaken te geven richtlijn.
Voor zover artikel I, onder G en H, aanleiding geeft tot het wijzigen van bijzondere regelingen getroffen met toepassing van artikel 26 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, geschiedt dit bij gemeenschappelijke beschikking van Onze Minister en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
De bij artikel I, onder G en H, aangebrachte wijzigingen in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel dragen een algemeen karakter.
In verband met het eerste lid worden de bedragen f 16 645 en f 15 607, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen gewijzigd in onderscheidenlijk f 16 945,00 en f 15 888,00.
In verband met het eerste lid wordt de bezoldiging van de functionarissen welke is geregeld bij Wet van 11 september 1964, houdende vaststelling van een nieuwe regeling van de bezoldiging van de vice-president van de Raad van State en de staatsraden, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer (Stb. 1993, 218) nader vastgesteld als volgt:
de bedragen f 16 645,00, f 15 607,00 en f 14 634,00, vermeld in artikel 1, eerste lid, van voornoemde wet worden gewijzigd in onderscheidenlijk f 16 945,00, f 15 888,00 en f 14 897,00.
de bedragen f 15 607,00 en f 13 722,00, vermeld in artikel 4, eerste lid, van voornoemde wet worden gewijzigd in onderscheidenlijk f 15 888,00 en f 13 969,00.
In verband met het eerste lid worden de bedragen f 16 645,00 en f 14 634,00, genoemd in artikel 1, eerste lid, van de Wet bezoldiging Nationale ombudsman gewijzigd in onderscheidenlijk f 16 945,00 en f 14 897,00.
De in artikel 20a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, zoals dit artikel is komen te luiden ingevolge artikel I, onder D, bedoelde eindejaarsuitkering wordt aangewezen als een uitkering als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet van 17 juli 1923, Stb. 364, dan wel van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement.
Voor zover nodig in afwijking van het bepaalde in artikel 20a van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, zoals dit artikel is komen te luiden ingevolge artikel I, onder D, geldt ten aanzien van de eindejaarsuitkering over de kalenderjaren 1993 en 1994 het bepaalde in deze paragraaf.
Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
de betrokkenen:
de ambtenaren in de zin van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en zij, voor wie krachtens artikel 26 van dat besluit een bezoldigingsregeling is vastgesteld;
de werknemers in de zin van het Arbeidsovereenkomstenbesluit, wier loon is vastgesteld met toepassing van artikel 12, eerste lid, onder b, c of d van dat besluit;
de burgemeesters van één of meer gemeenten, alsmede degenen die op grond van artikel 84, derde lid, van de gemeentewet, dan wel artikel 78, eerste lid, van de Gemeentewet met de vervanging van het ambt zijn belast;
de ambtenaren en werknemers wier bezoldiging is geregeld in de artikelen 48 en 120 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken; alsmede, doch uitsluitend voor wat betreft de eindejaarsuitkering over het kalenderjaar 1993:
de leden van gedeputeerde staten.
de berekeningsbasis: het salaris, bedoeld in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, dan wel hetgeen daarmee overeenkomt in andere bezoldigingsregelingen, dat voor wat betreft de eindejaarsuitkering over het kalenderjaar 1993 over de maand november 1993 en voor wat betreft de eindejaarsuitkering over het kalenderjaar 1994 over de maand november 1994, mede met inachtneming van de bepalingen van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ter zake van de vermindering van de bezoldiging in geval van non-activiteit, militaire dienst, buitengewoon verlof, ouderschapsverlof, ziekte of schorsing, dan wel op grond van overeenkomstige bepalingen in andere rechtspositieregelingen, wordt genoten.
De betrokkene, genoemd in het eerste lid, wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk niet als betrokkene aangemerkt voor de tijd dat hij ingevolge een wettelijke verplichting als militair in werkelijke dienst is voor eerste oefening en in verband daarmee de aan zijn ambt verbonden bezoldiging geniet tot een bedrag, dat gelijk is aan het bedrag van het op hem te verhalen gedeelte van de pensioenbijdrage.
Aan de betrokkene, genoemd in artikel VII, eerste lid, onder a.1° tot en met a.5° wordt in de maand januari 1994 een eindejaarsuitkering verleend over het kalenderjaar 1993 ter grootte van 3,6% van de voor hem wat betreft die uitkering geldende berekeningsbasis.
Aan de betrokkene, genoemd in artikel VII, eerste lid, onder a.1° tot en met a.4° wordt in de maand december 1994 een eindejaarsuitkering verleend over het kalenderjaar 1994 ter grootte van 3,6% van de voor hem voor wat betreft die uitkering geldende berekeningsbasis.
De in deze paragraaf bedoelde eindejaarsuitkeringen worden aangewezen als een uitkering als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de Wet van 17 juli 1923, Stb. 364, dan wel van de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal en Europees Parlement.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Bevat wijzigingen in andere regelgeving.
Artikel XIII, onder B, is niet van toepassing ten aanzien van de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in de artikelen 3 en 108 van de Wet op de rechterlijke organisatie, en de rechterlijke ambtenaren in opleiding, bedoeld in artikel 59i van die wet.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug:
tot en met 1 januari 1993 voor wat betreft artikel I, onder D en paragraaf II en paragraaf III van hoofdstuk I;
tot en met 1 april 1993 voor wat betreft artikel I, onder E, G en H, de artikelen II en III en artikel IV, eerste, derde en vierde lid;
tot en met 1 juli 1993 voor wat betreft artikel I, onder A, artikel XIII, onder D, artikel XIV, onder D en artikel XV, onder D;
tot en met 1 augustus 1993 voor wat betreft de artikelen XIX en XX;
tot en met 1 oktober 1993 voor wat betreft artikel V, artikel XIII onder A en C, artikel XIV, onder A en C, artikel XV, onder A en C en artikel XVIII;
tot en met 31 december 1993 voor wat betreft artikel IV, tweede lid;
tot en met 1 januari 1994 voor wat betreft artikel I, onder B, C en F en hoofdstuk IV.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.