Wet van 6 juli 2000, houdende nieuwe regels omtrent het openbaar vervoer, besloten busvervoer en taxivervoer (Wet personenvervoer 2000)

Wet personenvervoer 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op het bevorderen van een betere afstemming van het aanbod van personenvervoer op de vraag, alsmede het bevorderen van periodieke betwistbaarheid in het regionaal openbaar vervoer wenselijk is om nieuwe regels te stellen omtrent het openbaar vervoer, het besloten busvervoer en het taxivervoer;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

§

1

Definities

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • auto: personenauto op ten minste vier wielen, zoals nader omschreven bij ministeriële regeling, ingericht voor het vervoer van ten hoogste acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

  • besloten busvervoer: personenvervoer per bus, niet zijnde openbaar vervoer;

  • betaaldienst: betaaldienst in de zin van de Wet op het financieel toezicht;

  • betaaldienstverlening in het openbaar vervoer: samenstel van betaaldiensten en andere diensten dat de betaalwijzen ondersteunt;

  • betaalwijze: elke manier om te kunnen voldoen aan de betalingsverplichting voor het openbaar vervoer;

  • bus: motorrijtuig, al dan niet voorzien van een aanhangwagen, ingericht voor het vervoer van meer dan acht personen, de bestuurder daaronder niet begrepen;

  • communautaire vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 4 van verordening 1073/2009/EG;

  • concessie: recht om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • concessiehouder: vergunninghoudende vervoerder aan wie een concessie is verleend;

  • concessieverlener: het tot verlening van een concessie bevoegde gezag, bedoeld in artikel 20;

  • dienstregeling: voor een ieder kenbaar schema van reismogelijkheden waarin zijn aangeduid de halteplaatsen waartussen en de tijdstippen waarop openbaar vervoer wordt verricht, zo nodig onder de vermelding of de halteplaatsen of de tijdstippen door de reiziger kunnen worden beïnvloed;

  • doorgaand ticket: doorgaand ticket als bedoeld in artikel 3, onderdeel 35, van richtlijn 2012/34/EU;

  • elektronisch vervoerbewijs: bewijs dat toegang geeft tot en voorziet in betaling voor het gebruik van openbaar vervoer door elektronische registratie van de reis of een deel daarvan;

  • hogesnelheidspassagiersvervoer: hogesnelheidspassagiersvervoer als bedoeld in artikel 3, onderdeel 36, van richtlijn 2012/34/EU;

  • internationale passagiersvervoerdienst: een passagiervervoerdienst als bedoeld in artikel 3, onderdeel 5, van richtlijn 2012/34/EU;

  • Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • richtlijn 2012/34/EU: richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (PbEU 2012, L 343/32);

  • taxivervoer: personenvervoer per auto tegen betaling, niet zijnde openbaar vervoer;

  • verordening (EU) nr. 181/2011: verordening (EU) nr. 181/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (PbEU 2011, L 55);

  • verordening 1071/2009/EG: verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad (PbEU L 300);

  • verordening 1073/2009/EG: verordening (EG) nr. 1073/2009 van het Europees parlement en de Raad van de Europese Unie van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de internationale markt voor touringcar- en autobusdiensten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 561/2009 (PbEU L 300);

  • verordening (EG) 1370/2007: verordening nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PbEU 2007, L 315);

  • verordening 1371/2007/EG: verordening nr. 1371/2007 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2007 betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer (PbEU L 315);

  • vervoerder: degene die openbaar vervoer of besloten busvervoer verricht, niet in de hoedanigheid van bestuurder van een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • vervoersmanager: vervoersmanager als bedoeld in artikel 2 van verordening 1071/2009/EG.

§

2

Werkingssfeer

Artikel

2

Artikel

3

§

3

Uitvoering verordening 1071/2009/EG en verordening 1073/2009/EG

Artikel

3a

Deze paragraaf is van toepassing op openbaar vervoer, anders dan per trein, en besloten busvervoer.

Artikel

4

Artikel

4a

Artikel

4b

Artikel

5

Artikel

5a

Artikel

5b

Artikel

5c

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

§

4

Algemene verplichtingen

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

14a

Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het overzichtsverslag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening (EG) 1370/2007.

Artikel

14b

De concessieverleners, bedoeld in artikel 20, tweede, derde en vierde lid, verstrekken desgevraagd aan Onze Minister gegevens voor zover hij die nodig heeft om te kunnen voldoen aan een verzoek van de Commissie van de Europese Gemeenschappen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van verordening (EG) 1370/2007.

§

5

Taken van de Autoriteit Consument en Markt

Artikel

15

De Autoriteit Consument en Markt verricht taken ter uitvoering van deze wet.

Artikel

16

Indien door Onze Minister vast te stellen beleidsregels betrekking hebben op de interpretatie van mededingingsbegrippen stelt Onze Minister die beleidsregels vast in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken.

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

Vervallen

Hoofdstuk

II

Concessies voor openbaar vervoer

§

1

Concessieplicht

Artikel

19

Artikel

19a

Artikel

19b

Artikel

19c

Artikel

19c

Vervallen

§

2

Concessieverlening

Artikel

20

Artikel

21

Gedeputeerde staten dragen zorg voor de coördinatie en afstemming van het openbaar vervoer in de provincie, met uitzondering van het krachtens artikel 20, derde lid, aangewezen gebied.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

De concessieverlener verleent overeenkomstig de artikelen 4, derde en vierde lid, en 5, zesde lid, van verordening (EG) 1370/2007, een concessie voor beperkte duur.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

De concessieverlener informeert ten minste eenmaal per jaar de consumentenorganisaties, bedoeld in artikel 27, over de resultaten van bij algemene maatregel van bestuur te omschrijven maatregelen die door hem zijn genomen en die de belangen van de reiziger raken.

Artikel

29

Artikel

29a

Een besluit tot verlening of wijziging van een concessie zonder dat daartoe een aanbesteding is gehouden, kan worden genomen indien de vervoerder niet binnen vier dagen na de dag waarop het voorgenomen besluit aan hem is bekendgemaakt aan de concessieverlener heeft doen blijken dat hij de concessie niet zonder voorbehoud aanvaardt.

§

3

Uitvoering van een concessie

Artikel

30

Artikel

30a

Artikel

30b

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan de concessiehouders worden opgedragen gezamenlijk een systeem van betaaldienstverlening in het openbaar vervoer in stand te houden, waarbij functionele eisen met betrekking tot het betaalsysteem kunnen worden gesteld, indien de situatie ontstaat of dreigt te ontstaan dat er een niet alle vervoersconcessies omvattend minimaal aanbod van betaaldiensten is.

Artikel

30c

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over het beschikbaar stellen, door concessiehouders, aanbieders van elektronische vervoerbewijzen en de in artikel 30a, eerste lid, onderdeel a, bedoelde instellingen, van geanonimiseerde en niet tot personen herleidbare gegevens over de, uit het gebruik van vervoerbewijzen af te leiden, reizigersstromen.

Artikel

30d

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:

  • a.

    de samenwerking en werkwijze tussen concessieverleners en concessiehouders met betrekking tot concessieoverstijgende onderwerpen als bedoeld in artikel 30, tweede lid;

  • b.

    de samenwerking tussen concessiehouders en de in artikel 30a, eerste lid, onderdeel a, bedoelde instellingen.

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

32a

Onverminderd artikel 32 bevat een concessie voor openbaar vervoer voorschriften tot regeling van de integratie van vervoerbewijzen in het openbaar vervoer.

Artikel

32b

Een concessie voor openbaar vervoer per trein kan het voorschrift bevatten dat de in de concessie aan te duiden natuurlijke personen die de feitelijke leiding zullen uitoefenen over de uitvoering van de concessie, niet als zodanig krachtens een arbeidsovereenkomst met de concessiehouder werkzaam zijn.

Artikel

33

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent een maximum gemiddeld tarief voor het openbaar vervoer, zonodig per concessiegebied.

Artikel

34

Artikel

34a

Een spoorwegonderneming die passagiersdiensten exploiteert heeft noodplannen en draagt ervoor zorg dat de uitvoering ervan deugdelijk wordt gecoördineerd teneinde bij een ernstige verstoring van de dienstverlening bijstand te verlenen aan passagiers als bedoeld in artikel 18 van verordening 1371/2007/EG.

Artikel

35

Een ieder die enig recht kan doen gelden op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen infrastructuur met uitzondering van hoofdspoorweginfrastructuur als bedoeld in de Spoorwegwet, waarover openbaar vervoer per trein plaatsvindt, is verplicht het gebruik daarvan door de concessiehouder redelijkerwijs te gedogen voorzover dit voor de goede uitvoering van de concessie nodig is.

Artikel

35a

§

4

Overgang, beëindiging en overdracht van een concessie

Artikel

36

Artikel

36a

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

41

Artikel

42

Een concessie vervalt van rechtswege:

  • a.

    op het moment dat de vergunning van de concessiehouder van rechtswege is vervallen;

  • b.

    zodra een besluit tot intrekking van de vergunning van de concessiehouder onherroepelijk is geworden;

  • c.

    zodra een besluit tot intrekking van de verklaring van geen bezwaar inzake de desbetreffende concessie onherroepelijk is geworden.

Artikel

43

Artikel

43a

Artikel

43b

Artikel

43c

Hoofdstuk

III

Bepalingen inzake de aanbesteding en verlening van concessies

§

1

Algemene bepalingen inzake verlening van concessies

Artikel

44

Artikel

45

Overleg als bedoeld in artikel 26 over het verlenen van een concessie vindt plaats voordat een concessieverlener het programma van eisen vaststelt.

Artikel

46

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Artikel

49

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop aanbesteding van concessies plaatsvindt.

Artikel

50

De concessieverlener stelt een aanbestedingsreglement vast voor de procedure van aanbesteding van concessies.

§

2

De verklaring van geen bezwaar

Artikel

51

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

52

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

53

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

54

Onverminderd artikel 53 wordt een verklaring van geen bezwaar geweigerd aan:

  • a.

    een vervoerder die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover de wederkerigheid van de toegang tot de desbetreffende markt voor personenvervoer voor vervoerders die in Nederland zijn gevestigd niet gewaarborgd is;

  • b.

    een vervoerder die gevestigd is in een andere staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, voor zover dit voortvloeit uit een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie dan wel uit een door of vanwege de regering gemaakte internationale afspraak.

Artikel

55

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

§

3

De procedure tot afgifte van de verklaring van geen bezwaar

Artikel

56

Artikel

57

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

58

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

59

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

60

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2014/247.

Concessieverleners en vervoerders verstrekken de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit de inlichtingen die hij nodig heeft voor de uitoefening van de hem in deze paragraaf toegekende bevoegdheden.

§

4

Bepalingen inzake de aanbesteding van concessies

Artikel

61

Artikel

62

Artikel

63

§

4a

Uitzonderingen op de aanbesteding van concessies

Artikel

63a

§

4b

Bepalingen inzake reciprociteit, gescheiden boekhouding en prestatievergelijking

Artikel

63ab

Artikel

63b

Artikel

63c

§

5

Bijzondere bepalingen inzake door Onze Minister te verlenen concessies

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

66a

Artikel

67

Artikel

68

Door vernummering vervallen.

§

6

Bepalingen inzake marktactiviteiten van gemeentelijke vervoerbedrijven en houders van langdurige concessies

Artikel

69

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Bepalingen voor gebruikers van voorzieningen van het openbaar vervoer

Artikel

70

Artikel

71

Het is verboden een onbevoegd gewijzigd of anderszins bewerkt vervoerbewijs te gebruiken, een vervoerbewijs te misbruiken of de controle van vervoerbewijzen te belemmeren of te verhinderen.

Artikel

72

Het is een ieder verboden zich in een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel in of in de onmiddellijke nabijheid van een station, halteplaats, of een andere bij het openbaar vervoer behorende voorziening en de daarbij behorende perrons, trappen, tunnels en liften zodanig te gedragen dat orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang wordt of kan worden verstoord.

Artikel

73

Een ieder is verplicht de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang op te volgen die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt.

Artikel

74

Hoofdstuk

V

Taxivervoer

§

1

Vergunning

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

76a

Artikel

76b

Artikel

76c

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de verlening, weigering, wijziging, schorsing of intrekking van een vergunning en de aan een vergunning verbonden voorschriften en beperkingen. Deze regels bevatten in ieder geval bepalingen over:

  • a.

    de wijze waarop een aanvraag om verlening, wijziging of intrekking van een vergunning wordt ingediend;

  • b.

    de termijn waarbinnen op een aanvraag wordt beslist;

  • c.

    de afgifte, geldigheid en het gebruik van vergunningbewijzen voor auto's, en

  • d.

    de vergoeding die de aanvrager is verschuldigd voor de behandeling van een aanvraag als bedoeld in onderdeel a en voor de afgifte van vergunningbewijzen.

Artikel

76d

Artikel

76e

§

2

Geschillen en klachten

Artikel

77

Artikel

78

§

3

Verplichtingen betreffende bestuurders en voertuigen taxivervoer

Artikel

79

Artikel

80

Het is verboden taxivervoer te verrichten in strijd met de bij of krachtens de artikelen 79, 81, 81a, 82a en 82b gestelde regels.

§

4

Tarieven

Artikel

81

§

4a

Vervoerbewijzen

Artikel

81a

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over elektronische vervoerbewijzen, en daaraan te stellen eisen, voor taxivervoer. Deze regels kunnen in elk geval betrekking hebben op:

  • a.

    de invoering, de vaststelling, de uitgifte, de exploitatie of het beheer van deze vervoerbewijzen;

  • b.

    het gebruik, de geldigheid of de acceptatie;

  • c.

    de erkenning van een of meer instellingen die deze vervoerbewijzen uitgeven, exploiteren of beheren, alsmede de voorschriften waaraan dergelijke instellingen moeten voldoen.

§

5

Gemeentelijke bevoegdheden

Artikel

82

Artikel

82a

Artikel

82b

Artikel

82c

In afwijking van artikel 93 is het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de krachtens deze paragraaf gestelde verplichtingen.

Hoofdstuk

VI

Internationaal vervoer

Artikel

83

Artikel

84

Vervallen

Artikel

85

Vervallen

Artikel

86

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Handhaving

§

1

Toezicht en opsporing

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

92

De reiziger die de leeftijd van veertien jaar nog niet heeft bereikt, is verplicht op de eerste vordering van de artikelen 87 en 89 bedoelde ambtenaren en personen die hebben vastgesteld dat de reiziger heeft gehandeld in strijd met de artikelen 70 of 71, een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden.

§

2

Dwang- en strafbepalingen

Artikel

93

Artikel

93a

Het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 20, derde en vierde lid, is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de verplichtingen gesteld bij of krachtens de artikelen 19, eerste en tweede lid, 29, 32, 34, 39, 46 en 63c, eerste, tweede en derde lid, met uitzondering van openbaar vervoer per trein waarvoor op grond van deze wet Onze Minister het bevoegde bestuursorgaan is, en elfde lid, voor zover de bevoegdheid tot handhaving niet op grond van artikel 94 aan de Autoriteit Consument en Markt is toegekend.

Artikel

94

De Autoriteit Consument en Markt kan een last onder dwangsom opleggen aan de overtreder van:

Artikel

95

Artikel

96

Artikel

96a

Artikel

98

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

101

Artikel

102

Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het recht tot strafvordering wegens overtreding van de artikelen 70 of 71 vervalt door voldoening op een daarbij aan te geven wijze van een bij of krachtens die maatregel vast te stellen geldsom aan de vervoerder.

Hoofdstuk

VIII

Overige bepalingen

§

1

Bepalingen van verschillende aard

Artikel

104

Artikel

105

Vervallen

Artikel

106

Onze Minister voert overleg over voorgenomen voorstellen van wet, ontwerpen van algemene maatregel van bestuur en ontwerpen van ministeriële regelingen op het terrein van het openbaar vervoer, het besloten busvervoer en het taxivervoer met ten minste vertegenwoordigers van:

  • a.

    representatieve organisaties van werkgevers en werknemers in het openbaar vervoer, het besloten busvervoer en het taxivervoer;

  • b.

    provincies, regionaal openbare lichamen en gemeenten;

  • c.

    representatieve organisaties die de belangen van gebruikers van het openbaar vervoer, het besloten busvervoer en het taxivervoer behartigen.

Artikel

107

De voordracht voor een eerste vaststelling van een algemene maatregel van bestuur op grond van deze wet wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp daarvoor aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel

108

Artikel

109

Vervallen

Artikel

110

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat artikel 53, tweede lid, buiten toepassing blijft. Na het tot stand komen van die regeling wordt zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen acht weken een voorstel van wet tot goedkeuring van de ministeriële regeling aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gezonden. Indien het voorstel wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de ministeriële regeling onverwijld ingetrokken. Wordt het voorstel tot wet verheven, dan wordt de ministeriële regeling ingetrokken op het tijdstip van inwerkingtreding van die wet.

Artikel

110a

§

2

Overgangsbepalingen

Artikel

111

Artikel

112

Vervallen

Artikel

113

Een vergunning voor het verrichten van taxivervoer die voor de datum van inwerkingtreding van artikel 127 is verleend ingevolge artikel 57 van de Wet personenvervoer, zoals dit artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel 127, geldt, onverminderd mogelijke wijziging, schorsing, intrekking of het van rechtswege vervallen, met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 127, als een vergunning verleend ingevolge artikel 4.

Artikel

114

Vervallen

Artikel

115

Een aanvraag voor een vergunning voor het verrichten van taxivervoer die voor de datum van inwerkingtreding van artikel 127 is ingediend ingevolge artikel 57 van de Wet personenvervoer, zoals dit artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel 127, en waarop op de datum van de inwerkingtreding van artikel 127 nog geen beslissing is genomen, geldt met ingang van die datum als een aanvraag voor een vergunning voor het verrichten van taxivervoer ingevolge artikel 5.

Artikel

116

Artikel

117

Vervallen

Artikel

118

Artikel

119

Vervallen

Artikel

120

Artikel

121

Vervallen

Artikel

121a

Artikel 51 is niet van toepassing op openbaar vervoer dat wordt verricht op grond van een concessie die is verleend na aanbesteding, indien de aanbesteding heeft plaatsgevonden voor de inwerkingtreding van artikel 51.

Artikel

122

Keuringsbewijzen, duplicaten van keuringsbewijzen en andere bewijzen die zijn afgegeven op basis van artikel 69 van de Wet personenvervoer zoals dit artikel luidde voor de inwerkingtreding van artikel 127 behouden hun geldigheid voor de duur van de termijn waarvoor zij zijn afgegeven.

Artikel

123

Artikel

124

In afwijking van artikel 123 wordt een bezwaar- of beroepschrift, gericht tegen een besluit omtrent het verrichten van taxivervoer, dat op of na 1 januari 2000 op grond van de Wet personenvervoer is ingediend en voor zover daarop bij de inwerkingtreding van artikel 127 nog niet is beslist, afgehandeld volgens deze wet.

Artikel

124a

Vervallen

Artikel

124ab

Vervallen

Artikel

124b

Vervallen

Artikel

124c

Vervallen

Artikel

124d

Vervallen

Artikel

124e

Vervallen

Artikel

124f

Vervallen

§

3

Wijziging van andere wetten

Artikel

125

Vervallen

Artikel

126

Wijzigt de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel

127

De Wet personenvervoer wordt ingetrokken.

Artikel

128

Wijzigt de wet van 9 december 1999 tot wijziging van de Wet personenvervoer voor het taxivervoer (deregulering taxivervoer) (Stb. 535).

Artikel

129

De wet van 13 november 1997 tot wijziging van de Wet personenvervoer (Stb. 1997, 559) wordt ingetrokken.

Artikel

130

Wijzigt de Kaderwet bestuur in verandering.

Artikel

131

Wijzigt de Vervoersnoodwet.

Artikel

132

Wijzigt de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

Artikel

133

Wijzigt de Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Artikel

134

Wijzigt de Mededingingswet.

Artikel

135

Wijzigt de Vestigingswet bedrijven 1954.

Artikel

136

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

Artikel

137

Wijzigt de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992.

Artikel

138

Wijzigt de Wet op de accijns.

Artikel

139

Wijzigt de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994.:

Artikel

140

Wijzigt de Wet op de omzetbelasting 1968.

§

4

Slotbepalingen

Artikel

142

Artikel

143

Indien naar het oordeel van Onze Minister redenen aanwezig zijn voor de inwerkingtreding van de artikelen 15 tot en met 18 en 51 tot en met 60, mede gelet op de naar zijn oordeel uit het in artikel 108, vierde lid, bedoelde onderzoek gebleken ontwikkelingen ter zake van de concurrentieverhoudingen op de Nederlandse markt voor openbaar vervoer en het met een of beide kamers der Staten-Generaal ter zake gevoerd overleg, wordt een ontwerp van een koninklijk besluit tot inwerkingtreding van die artikelen zo spoedig mogelijk aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel

144

Deze wet wordt aangehaald als: Wet personenvervoer 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, T. Netelenbos
De Minister van Justitie, A. H. Korthals