Artikel
1
1
In afwijking van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen, heeft degene die op 31 december 2000 recht heeft op een Indonesisch pensioen, een Nieuw-Guinea pensioen, of een Surinaams garantiepensioen, waarop de Toeslagwet Indonesische pensioenen 1956, de Samenloopregeling Indonesische pensioenen 1960, de Wet van 25 mei 1962, houdende instelling van een Bijstandkorps van burgerlijke rijksambtenaren, dat bestemd is voor dienst in Nederlands-Nieuw-Guinea, de Wet aanpassing pensioenvoorzieningen Bijstandkorps, de Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen en de Garantiewet Surinaamse pensioenen van toepassing is, en wiens recht op 1 januari 2001 voortduurt, zolang hij de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, recht op een toeslag:
-
a.
ter grootte van 5,6% van dat pensioen, of die uitkering, met een maximum van € 2066,97 per jaar, indien dat recht op dat pensioen, of die uitkering reeds voor 1 januari 1999 bestond;
-
b.
ter grootte van 1,9% van dat pensioen, of die uitkering, met een maximum van € 791,85 per jaar, indien dat recht op dat pensioen, of die uitkering is ontstaan op of na 1 januari 1999.
2
Voor de toepassing van de bij of krachtens de in het eerste lid bedoelde wetten of genoemde regeling wordt de toeslag krachtens dit artikel niet onder pensioen of uitkering begrepen.
3
Bij koninklijk besluit worden in afwijking van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen lonen regels gesteld ten aanzien van de toeslag op een na 31 december 2000 ontstaan recht op pensioen waarop de Toeslagregeling pensioenen Suriname en Nederlandse Antillen van toepassing is.