De inspecteur-generaal van de Voedsel en Waren Autoriteit, de directeur, en de plaatsvervangend directeur Dienst Uitvoering van de Voedsel en Waren Autoriteit wordt mandaat verleend om namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te besluiten en stukken te ondertekenen betreffende:
-
a.
het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen verleend aan vervoersondernemingen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit dierenvervoer 1994;
-
b.
het afgeven van de bewijsstukken, bedoeld in de artikelen 7 en 9 van de Regeling dierenvervoer;
-
c.
ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van verboden van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
d.
besluiten die op grond van communautaire maatregelen, genoemd in artikel 1.1.1 van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen, vergunningen, of registraties;
-
e.
besluiten die op grond van communautaire uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 1.1.2, onderdeel b, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen, vergunningen, of registraties;
-
f.
het verlenen van vergunningen, bedoeld in artikel 2.1.1.5, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
g.
de erkenning, bedoeld in artikel 2.1.1.5, tweede lid, onderdeel c, onder 1o, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten, alsmede de schorsing en intrekking daarvan;
-
h.
het verlenen van vergunningen, bedoeld in artikel 2.4.1.2, onderdeel b, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
i.
het verlenen van vergunningen, bedoeld in artikel 2.4.2.6, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
j.
de registratie, bedoeld in artikel 3.1.2, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten, alsmede het doorhalen ervan;
-
k.
het verlenen van toestemming, bedoeld in artikel 3.2.3.1, onderdeel a, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
l.
het verlenen van toestemming, bedoeld in artikel 3.2.3.2, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
m.
de erkenning, bedoeld in artikel 3.2.4.2, eerste lid, van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
n.
het treffen van maatregelen, bedoeld in de artikelen 5.1 en 5.2 van de Regeling veterinairrechtelijke voorschriften handel dierlijke producten;
-
o.
besluiten inzake de registratie en erkenning van entrepots, bedoeld in artikel 2.50d, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
p.
het belasten, bedoeld in artikel 6.1, van de Regeling handel levende dieren en levende producten van dierenartsen van pluimveebedrijven met het uitvoeren van een aantal uit richtlijn 90/539/ EEG voortvloeiende taken;
-
q.
het besluit, bedoeld in de artikelen 8.5f, eerste lid, en 8.5g, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
r.
de erkenning van handelaren, bedoeld in de artikelen 3.15, 4.10 en 7.9, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
s.
het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties van handelaren als bedoeld in artikel 2.62 van de Regeling handel levende dieren en levende producten en artikel 2 van Regeling voorkoming ziekten bij zalmachtigen;
-
t.
de erkenning en intrekking van de erkenning van verzamelcentra, bedoeld in artikel 2.63, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
u.
de erkenning en intrekking van de erkenning, bedoeld in de artikelen 6.8, 8.6, 8.6a, 9.10, 9.11, 10.7, 10.9, 10.10 en 10.11, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
v.
besluiten die op grond van communautaire uitvoeringsmaatregelen als bedoeld in artikel 11A.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen, vergunningen, of registraties;
-
w.
het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties van handelszaken, bedoeld in artikel 8.7, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
x.
het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties, bedoeld in artikel 63, van de Regeling aquicultuur;
-
y.
besluiten inzake varkensspermawincentra en runderspermawincentra als bedoeld in de artikelen 3 en 9 van het Besluit eisen dierlijke sperma en spermawincentra;
-
z.
het toelaten en intrekken van de toelating van slachthuizen, bedoeld in artikel 2.64, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
aa.
de erkenning, bedoeld in artikel 7 van de Regeling Vleeskeuring;
-
bb.
besluiten die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling Vleeskeuring, door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn inzake het verlenen van erkenningen;
-
cc.
besluiten die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Regeling Vleeskeuring, door de bevoegde autoriteit worden genomen, voor zover dit besluiten zijn die worden genomen op grond van artikel 54 van verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (PbEU L 165);
-
dd.
de ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten en in artikel 77, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, voor het zonder handelsoogmerk buiten en in Nederland brengen van andere gezelschapsdieren dan katten en honden, die worden begeleid door een natuurlijke persoon die voor de dieren verantwoordelijk is;
-
ee.
de ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod op de invoer van entstoffen, bedoeld in artikel 2.1, van de Regeling handel levende dieren en levende producten;
-
ff.
de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 86, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
-
gg.
besluiten inzake de artikelen 19 tot en met 54 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s , alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van deze artikelen;
-
hh.
besluiten inzake de Regeling varkensleveringen, alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van die regeling;
-
ii.
besluiten om in plaats van de bestuursdwang van artikel 106 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren toe te passen, een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht op te leggen;
-
jj.
besluiten inzake de toelating tot de uitoefening van de diergeneeskunde in volle omvang als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990;
-
kk.
de registratie, bedoeld in artikel 3, van de Regeling register WUD 1990;
-
ll.
het waarmerken, bedoeld in artikel 4, van de Regeling register WUD 1990;
-
mm.
besluiten inzake de toelating tot de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte omvang als bedoeld in de artikelen 2, 6, 9, 12, 13 en 13a van het Besluit paraveterinairen;
-
nn.
de registratie, bedoeld in artikel 20, van de Regeling paraveterinairen;
-
oo.
de registratie, bedoeld in artikel 6b, van het Besluit bescherming tegen bepaalde zoönosen en bestrijding besmettelijke dierziekten;
-
pp.
besluiten inzake de Regeling halteplaatsen;
-
qq.
ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van de artikelen 93 en 94 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s ten behoeve van gewetensbezwaarden die op 30 juni 2001 beschikten over een ontheffing van de verplichting tot vaccinatie tegen Newcastle disease die is verleend op basis van de Verordening N.C.D.-bestrijding 1976 van het Landbouwschap;
-
rr.
ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van de artikelen 93 en 94 van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s ten behoeve van instituten als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de dierproeven;
-
ss.
artikel 1, tweede en derde lid, van de Beschikking wering besmettelijke pluimveeziekten;
-
tt.
de erkenning en intrekking van erkenning, bedoeld in de artikelen 9.10a, eerste, tweede en vierde lid, 9.10b, derde lid, 9.10c, derde, vierde en zesde lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten.