Besluit van 12 oktober 2006, houdende bepalingen ter uitvoering van de artikelen 1:10, 1:11, 3:5, 3:36 en 3:110 van de Wet op het financieel toezicht (Besluit Reikwijdtebepalingen Wft)

Besluit reikwijdtebepalingen Wft

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Financiën van 12 juli 2006, no. FM 2006-01704 M;
De Raad van State gehoord (advies van 17 augustus 2006, no. W06.06.0333/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Financiën van 9 oktober 2006, FM 2006-02265 U;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Definities

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Reikwijdte

Afdeling

2.1

Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 1:10, aanhef en onderdeel a, en 3:36, vierde lid, van de wet

§

2.1.1

Onderlinge waarborgmaatschappijen met zetel in Nederland

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

10

Indien een onderlinge waarborgmaatschappij voorziet of redelijkerwijs kan voorzien dat zij niet meer voldoet of zal voldoen aan artikel 3 of artikel 4, geeft zij hiervan onverwijld kennis aan de Nederlandsche Bank.

Artikel

11

Artikel

12

De Nederlandsche Bank kan onverminderd het bepaalde in artikel 1:104, eerste en tweede lid, van de wet een verklaring weigeren of intrekken indien een onderlinge waarborgmaatschappij deel uitmaakt of zal uitmaken van een groep en met het deel uitmaken van die groep naar het oordeel van de Nederlandsche Bank uitsluitend of in hoofdzaak wordt beoogd te bewerkstelligen dat een andere in die groep verbonden onderlinge waarborgmaatschappij voldoet of zal blijven voldoen aan artikel 3, eerste lid, onderdelen e en f, of artikel 4, eerste lid, onderdeel c.

Artikel

13

§

2.1.2

Ondernemingen of instellingen op onderlinge grondslag met zetel buiten Nederland

Artikel

14

Afdeling

2.2

Bepalingen ter uitvoering van artikel 1:10, aanhef en onderdeel b, van de wet

Artikel

15

Het bepaalde ingevolge de artikelen 1:1, 1:45, eerste lid, aanhef en onderdelen h en i, 1:51, tweede lid, 1:78, 1:104, eerste lid, onderdeel d, 3:38, 3:53, eerste tot en met vierde lid, 3:57, eerste tot en met vijfde lid, 3:67, 3:72, derde en vijfde tot en met negende lid, 3:73, 3:88, 3:89, 3:132, 3:135 tot en met 3:139, 3:161 tot en met 3:193, 3:195 tot en met 3:201, 3:203, 3:204, 3:207 tot en met 3:219, 3:221, 3:238 tot en met 3:251, 3:255 tot en met 3:257, 3:268 tot en met 3:273, 3:281 tot en met 3:288, 4:27 eerste en derde tot en met zesde lid, en 5:68 van de wet is niet van toepassing op een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 1:10, aanhef en onderdeel b, van de wet die voldoet aan de krachtens artikel 3, derde lid, van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën door Onze Minister gestelde regels.

Artikel

16

Een schadeverzekeraar als bedoeld in artikel 15:

  • a.

    legt in zijn statuten vast zich bij het uitoefenen van het bedrijf van schadeverzekeraar te beperken tot de werkzaamheden die ingevolge artikel 3 van de Kaderwet financiële verstrekkingen Financiën verricht mogen worden;

  • b.

    vermeldt in de jaarrekening dat alleen risico’s in verzekering zijn genomen voor rekening of met garantie van de Staat der Nederlanden.

Afdeling

2.3

Bepalingen ter uitvoering van artikel 1:10, aanhef en onderdeel c, van de wet

Artikel

17

Met uitzondering van de hoofdstukken 5.1 en 5.3, de afdelingen 5.4.1 en 5.4.2, en hoofdstuk 5.5 van de wet, zijn de ingevolge de wet gestelde regels niet van toepassing op verenigingen en onderlinge waarborgmaatschappijen van beperkte omvang met zetel in Nederland die het bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar uitoefenen en:

  • a.

    die naar Nederlands recht zijn opgericht voor 1 januari 1995; en

  • b.

    waarvan het aantal meerderjarige verzekerden minder dan 3000 bedraagt.

Afdeling

2.4

Bepalingen ter uitvoering van artikel 1:11 van de wet

Artikel

18

Op een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland die in Nederland het bedrijf van schadeverzekeraar wil uitoefenen vanuit een in Nederland gevestigd bijkantoor zijn de artikelen 19 tot en met 26 van toepassing.

§

2.4.1

De toegang tot het bedrijf van schadeverzekering

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

§

2.4.2

Technische voorzieningen

Artikel

23

Artikel 3:68 van de wet is van toepassing op een bijkantoor in Nederland van een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland.

Artikel

24

Artikel

25

§

2.4.3

Noodregeling

Artikel

26

Paragraaf 3.5.5.3 van de wet is van overeenkomstige toepassing op een bijkantoor in Nederland van een schadeverzekeraar met zetel in Zwitserland.

Hoofdstuk

3

Ontheffingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:5, vierde lid, van de wet

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

De Nederlandsche Bank stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 28, eerste lid, buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.

Artikel

31

Artikel

32

De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 28 staat niet buiten twijfel als deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van de bijlage, tenzij er sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht jaren of meer zijn verstreken.

Artikel

33

De Nederlandsche Bank neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 29, in aanmerking:

  • a.

    het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;

  • b.

    de belangen die de wet beoogt te beschermen; en

  • c.

    de overige belangen van de aanvrager en de betrokken persoon of personen.

Artikel

34

Hoofdstuk

4

Ondertoezichtstelling financiële instellingen

Bepalingen ter uitvoering van artikel 3:110, tweede lid, van de wet

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Hoofdstuk

5

Slotbepalingen

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

41

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit reikwijdtebepalingen Wft.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, G. Zalm
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

behorend bij artikel 30

1

Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 30, onderdeel a

1.1

Veroordelingen

Bij onherroepelijk vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

2

Overige strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 30, onderdeel a

2.1

Veroordelingen

Bij rechterlijke uitspraak is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokken van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

Wetboek van Strafrecht:

Algemene wet inzake de rijksbelastingen (AWR):

– overtreding fiscale wetgeving (artikelen 68 en 69).

Opiumwet:

  • met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van

Wet op de economische delicten (WED):

Door de WED strafbaar gestelde gedragingen, met name verbodsbepalingen uit de financiële toezichtswetgeving, artikel 9 van de Wet melding ongebruikelijke transacties en de artikelen 2, eerste, tweede en zesde lid, 5, 6, 7, 8 van de Wet identificatie bij dienstverlening 1993.

Wet wapens en munitie:

Wegenverkeerswet 1994:

Buitenlandse strafbepalingen

– Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2.2

Transacties met de Officier van Justitie

Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 74 van het WvSr gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties worden ook verstaan transacties in het buitenland met de terzake bevoegde autoriteiten ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.3

(Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging

Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.

Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.4

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.

3

Financiële antecedenten als bedoeld in artikel 30, onderdeel b

3.1

Persoonlijk

  • betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;

  • ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;

  • betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of

  • de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.

3.2

Zakelijk

  • de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in Nederland of elders geleid;

  • met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of

  • betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (artikelen 50a, 138, 149, 248, 259 en 300a).

3.3

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voorzover die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

4

Toezichtantecedenten als bedoeld in artikel 30, onderdeel c

4.1

Toezichtantecedenten

  • het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet;

  • betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet;

  • een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet;

  • betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie, als bedoeld artikel 1:1 van de wet en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid; of

  • aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 2:68, tweede lid, 2:125, tweede lid, 2:179, tweede lid, onderscheidenlijk 2:235, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek.

4.2

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

5

Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 30, onderdeel d

5.1

Persoonlijk

Aan betrokkene is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f).

5.2

Zakelijk

Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen een vergrijpboete opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

  • opzettelijk een onjuiste of onvolledige belastingaangifte doen (artikel 67d);

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige te wijten dat een belastingaanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld of anderszins te weinig belasting is geheven (artikel 67e); of

  • het is aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige of inhoudingsplichtige te wijten is dat belasting niet, gedeeltelijk niet, dan wel niet binnen de termijn is betaald (artikel 67f van de AWR).

5.3

Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor DNB van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

6

Overige antecedenten als bedoeld in artikel 30, onderdeel e

  • de inschrijving van betrokkene bij het Dutch Securities Institute is door die instelling beëindigd;

  • betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten Nederland en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of

  • betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).