Vrijstellingsregeling Wft

Vrijstellingsregeling Wft

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

§

1.1

Definities

Artikel

1

In deze regeling wordt, voorzover niet anders is bepaald, verstaan onder:

Hoofdstuk

2

Vrijstelling van het Deel Markttoegang financiële ondernemingen

§

2.0

Bedrijf van betaaldienstverlener

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:3d van de wet

Artikel

1a

Artikel

1b

Elektronischgeldinstellingen als bedoeld in artikel 1d zijn vrijgesteld van artikel 2:3a, eerste lid, van de wet, voor zover zij betaaldiensten aanbieden als bedoeld onder 1 tot en met 5 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten die verband houden met de uitgifte van elektronisch geld.

§

2.0a

Bedrijf van bewaarder

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:3h van de wet

Artikel

1c

Van artikel 2:3g, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld entiteiten voorzover zij:

  • a.

    optreden als bewaarder van beleggingsinstellingen waarvan door de deelnemers gedurende een periode van vijf jaar vanaf het tijdstip waarop de rechten van deelneming voor het eerst zijn verworven geen recht tot inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming kan worden uitgeoefend en de beleggingsinstellingen:

    • 1°.

      overeenkomstig hun beleggingsbeleid over het algemeen niet beleggen in activa die in bewaring moeten worden gegeven; of

    • 2°.

      over het algemeen beleggen in uitgevende instellingen en niet-beursgenoteerde uitgevende instellingen om controle als bedoeld in de artikelen 4:37q en 4:37w van de wet in deze instellingen te verkrijgen;

  • b.

    de taken als bewaarder verrichten in het kader van hun beroeps- of bedrijfsuitoefening; en

  • c.

    in het kader van de in onderdeel b bedoelde beroeps- of bedrijfsuitoefening verplicht zijn zich in te schrijven in een wettelijk erkend beroepsregister of moeten voldoen aan regelgeving inzake de beroepsmoraal.

§

2.0b

Bedrijf van elektronischgeldinstelling

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:10d van de wet

Artikel

1d

§

2.0c

Bedrijf van natura-uitvaartverzekeraar of schadeverzekeraar met beperkte risico-omvang

Vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2:49b en 2:54.0a van de wet

Artikel

1e

Artikel

1f

Artikel

1g

§

2.0d

Bedrijf van wisselinstelling

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:54k, eerste lid, van de wet

Artikel

1h

Artikel

1i

Van artikel 2:54i, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld beleggingsondernemingen waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, van de wet is verleend, voor zover het betreft het uitbetalen van munten en bankbiljetten tegen inlevering van een of meer onderdelen van het couponblad van een waardepapier aan toonder tegen inlevering waarvan de rente op dit waardepapier kan worden geïnd.

§

2.0e

Bedrijf van kredietunie

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:54q van de wet

Artikel

1j

§

2.1

Aanbieden van beleggingsobjecten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid, van de wet

Artikel

2

§

2.2

Aanbieden van krediet

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:64, eerste lid, van de wet

Artikel

3

Van artikel 2:60, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld ondernemingen waaraan vorderingen uit hoofde van overeenkomsten inzake krediet zijn overgedragen die zij niet zelf als wederpartij zijn aangegaan, indien het beheer en de uitvoering van die overeenkomsten krachtens overeenkomst geschiedt door een kredietbeheerder.

Artikel

3a

Van artikel 2:60, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld instellingen als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, voorzover:

  • a.

    zij krediet aanbieden ter overbrugging van tijdelijke liquiditeitstekorten aan natuurlijke personen die op het tijdstip van aangaan van de overeenkomst inzake het krediet over geen of onvoldoende inkomen beschikken om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien danwel uitkeringsgerechtigde zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • b.

    het jaarlijks kostenpercentage van het aangeboden krediet op het tijdstip van aangaan van de overeenkomst inzake het krediet niet meer bedraagt dan de helft van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek; en

  • c.

    zij de natuurlijke personen duidelijk en volledig over hun rechten en plichten met betrekking tot de overeenkomst hebben geïnformeerd, desgewenst schriftelijk, alvorens de overeenkomst inzake het krediet aan te gaan.

Artikel

3b

Van artikel 2:60, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld:

  • a.

    betaaldienstverleners die voor het uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener een door de Nederlandsche Bank op grond van artikel 2:3b van de wet verleende vergunning hebben, voorzover zij in Nederland uitsluitend krediet aanbieden in verband met betaaldiensten als bedoeld in de punten 4, 5 en 7 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten mits is voldaan aan de voorwaarden van artikel 40c Besluit prudentiële regels Wft; en

  • b.

    betaaldienstverleners met zetel in een andere lidstaat die voor het uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener een door de toezichthoudende instantie van die lidstaat verleende vergunning hebben, voorzover zij in Nederland uitsluitend krediet in verband met betaaldiensten als bedoeld in de punten 4, 5, en 7 van de bijlage bij de richtlijn betaaldiensten aanbieden vanuit een in Nederland gelegen bijkantoor of door middel van het verrichten van diensten naar Nederland mits is voldaan aan de voorwaarden van artikel 16, derde lid, van de richtlijn betaaldiensten.

§

2.3

Aanbieden van rechten van deelneming

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:74 van de wet

Artikel

4

Vervallen

§

2.4

Adviseren

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:79, eerste lid, van de wet

Artikel

5

Artikel

5a

§

2.5

Bemiddelen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:85, eerste lid, van de wet

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

7

§

2.6

Herverzekeringsbemiddelen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:91, eerste lid, van de wet

Artikel

8

Van artikel 2:86, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld herverzekeringsbemiddelaars voorzover zij financiële diensten verlenen aan cliënten waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden.

§

2.7

Optreden als gevolmachtigde agent of ondergevolmachtigde agent

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:95, eerste lid, van de wet

Artikel

9

Van artikel 2:92, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld gevolmachtigde of ondergevolmachtigde agenten voorzover zij verzekeringen sluiten met:

  • a.

    consumenten die bij hen werkzaam zijn of anderszins onder hun verantwoordelijkheid vallen;

  • b.

    consumenten die werkzaam zijn bij of anderszins onder de verantwoordelijkheid vallen van andere rechtspersonen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden; of

  • c.

    consumenten of, indien het financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of herverzekeringsbemiddeling betreft, cliënten, waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden.

§

2.8

Verlenen van beleggingsdiensten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 2:104, eerste en tweede lid, van de wet

Artikel

10

Artikel

10a

Artikel

10b

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld personen met zetel in Singapore of de Verenigde Staten van Amerika, die in Nederland in de uitoefening van hun beroep of bedrijf een georganiseerde handelsfaciliteit of multilaterale handelsfaciliteit exploiteren voor zover op dat handelsplatform wordt gehandeld in derivaten, met dien verstande dat de vrijstelling slechts geldt indien deze personen of door hen geëxploiteerde handelsplatformen worden genoemd in de bijlage bij een van de hierna genoemde uitvoeringsbesluiten van de Europese Commissie:

  • a.

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2017/2238 van de Commissie van 5 december 2017 betreffende de gelijkwaardigheid van het wettelijk en toezichtskader dat in de Verenigde Staten van Amerika overeenkomstig Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van toepassing is op designated contract markets en swap execution facilities (PbEU 2017, L 130);

  • b.

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2019/541 van de Commissie van 1 april 2019 betreffende de gelijkwaardigheid van het wettelijke en toezichtskader dat in Singapore op goedgekeurde beurzen en erkende marktexploitanten van toepassing is in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2019, L 93).

Artikel

11

Artikel

12

Van artikel 2:96, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld crowdfundingdienstverleners als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners voor zover zij ingevolge die verordening gerechtigd zijn crowdfundingdiensten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onder ii, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners te verlenen.

Artikel

13

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld beleggingsondernemingen voorzover zij als particuliere participatiemaatschappijen beleggingsdiensten verlenen met betrekking tot aandelen in hun eigen geplaatste kapitaal.

Artikel

14

Van artikel 2:96 van de wet zijn vrijgesteld:

  • a.

    beheerders van een individueel vermogen waarvan de aandelen uitsluitend kunnen worden gehouden door een kring van bloed- of aanverwanten voorzover zij individuele vermogens beheren van de tot die kring behorende personen; en

  • b.

    beheerders van een individueel vermogen die een stichting zijn met als enig doel het beheren van individuele vermogens van een kring van bloed- of aanverwanten, voorzover zij individuele vermogens beheren van de tot die kring behorende personen.

Hoofdstuk

3

Vrijstelling van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen

§

3.1

Beheerders, beleggingsinstellingen, beleggingsondernemingen en bewaarders

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:3 van de wet

Artikel

15

Artikel

17

Vervallen

Artikel

18

§

3.1a

Elektronischgeldinstellingen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:3 van de wet

Artikel

18a

§

3.1aa

Herverzekeraars

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:3 van de wet

Artikel

18aa

Herverzekeraars met zetel in de Verenigde Staten van Amerika die voldoen aan artikel 3, vierde lid, van de bilaterale overeenkomst tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika inzake prudentiële maatregelen betreffende verzekering en herverzekering (PbEU 2017, L 258) zijn vrijgesteld van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzondering van de artikelen 3:5, 3:6 en 3:7.

§

3.1b

Verzekeraars met beperkte risico-omvang

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:3 van de wet

Artikel

18b

Natura-uitvaartverzekeraars die ingevolge artikel 1e, eerste lid, of 1g, eerste lid, zijn vrijgesteld van artikel 2:48, eerste lid respectievelijk artikel 2:50, eerste lid, van de wet en schadeverzekeraars die ingevolge artikel 1f, eerste lid, of 1g, tweede lid, zijn vrijgesteld van artikel 2:48, eerste lid respectievelijk artikel 2:50, eerste lid, van de wet zijn tevens vrijgesteld van hetgeen ingevolge het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzondering van de artikelen 3:5, 3:6, 3:7 en 3:20, van de wet, is bepaald.

§

3.1c

Kredietunies

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:3 van de wet

Artikel

18c

Kredietunies zijn vrijgesteld van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen, met uitzondering van de artikelen 3:6 en 3:7 van de Wet, indien:

  • a.

    het bedrag aan aangetrokken opvorderbare gelden minder bedraagt dan € 10.000.000; en

  • b.

    de onderneming op haar website, in reclame-uitingen en in documenten over de bedrijfsactiviteiten van de onderneming, vermeldt dat de onderneming voor de uitoefening van haar activiteiten niet vergunningplichtig is ingevolge de wet en niet onder toezicht staat van de Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten.

§

3.1d

Rekeninginformatiediensten

§

3.2

Aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:5, derde lid, van de wet

Artikel

19

Artikel

20

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet, zijn vrijgesteld stichtingen die:

  • a.

    als enige activiteit hebben het tijdelijke beheer van de opvorderbare gelden ten behoeve van de rechthebbenden of degenen die zullen blijken de rechthebbenden te zijn; en

  • b.

    uitsluitend werkzaam zijn voor advocaten die niet zelf gerechtigd zijn tot de opvorderbare gelden, hetgeen uit een schriftelijke overeenkomst tussen de desbetreffende stichtingen en de betrokken advocaten blijkt.

Artikel

21

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet, zijn vrijgesteld personen of vennootschappen die opvorderbare gelden aantrekken, ter beschikking verkrijgen of ter beschikking hebben tegen uitgifte van waardepapieren aan toonder als onderdeel van een verkooptransactie in het groothandels-, industrieel of detailhandelsbedrijf, voorzover zij:

  • a.

    per verkooptransactie voor een bedrag van ten hoogste een vierde van de verkoopprijs aan waardepapieren verkopen; en

  • b.

    jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening als bedoeld in artikel 361, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek bij de Nederlandsche Bank indienen, waarbij wordt vermeld het totale bedrag aan:

    • 1°.

      verkooptransacties; en

    • 2°.

      uitgegeven waardepapieren.

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

24b

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld projecteigenaren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel h, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners die opvorderbare gelden aantrekken of ter beschikking verkrijgen door middel van een lening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners, alsmede personen die als gevolg van een zodanige aantrekking of verkrijging opvorderbare gelden ter beschikking hebben, mits:

  • a.

    het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschiedt door tussenkomst van een crowdfundingdienstverlener als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners die over een vergunning als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van die verordening beschikt;

  • b.

    het aantrekken of ter beschikking verkrijgen van de opvorderbare gelden geschiedt ten behoeve van een crowdfundingproject als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel l, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners; en

  • c.

    het totale bedrag aan opvorderbare gelden dat middels een crowdfundingaanbod als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de verordening Europese crowdfundingdienstverleners dat door de projecteigenaar wordt aangetrokken of ter beschikking wordt gekregen de in artikel 1, tweede lid, onderdeel c, van die verordening bedoelde grenswaarde niet overschrijdt.

Artikel

24c

Van artikel 3:5, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld:

§

3.3

Waarborg- en garantiefondsen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:6, derde lid, van de wet

Artikel

25

§

3.4

Gebruik van het woord ‘bank’

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:7, derde lid, van de wet

Artikel

26

Financiëledienstverleners die in Nederland krediet mogen aanbieden, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, voorzover zij het woord ‘voorschotbank’ of een vertaling daarvan bezigen in hun naam of bij de uitoefening van hun bedrijf.

Artikel

28

Beleggingsinstellingen en icbe’s die zijn opgericht door een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, beleggingsinstellingen en icbe’s die een beheerder hebben die tot dezelfde groep behoort als een zodanige financiële onderneming en beleggingsinstellingen en icbe’s waarvan de deelnemingsrechten door tussenkomst van een zodanige financiële onderneming aan het publiek worden aangeboden, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, indien:

  • a.

    zij een beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging in effecten zijn en de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, of de beheerder, bedoeld in de aanhef, het dagelijks beleid van de beleggingsmaatschappij of maatschappij voor collectieve belegging in effecten bepaalt;

  • b.

    zij een beleggingsinstelling of icbe zijn en de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, of de beheerder, bedoeld in de aanhef, de beheerder van de beleggingsinstelling of icbe is;

  • c.

    zij een beleggingsinstelling of icbe zijn waarvan de deelnemingsrechten door tussenkomst van de financiële onderneming, bedoeld in de aanhef, aan het publiek worden aangeboden en die financiële onderneming daartoe een overeenkomst heeft gesloten met de beleggingsinstelling of icbe, of met de beheerder van die beleggingsinstelling of icbe;

  • d.

    zij de naam van de financiële onderneming in hun naam voeren; en

  • e.

    uit hun naam duidelijk blijkt dat het om een beleggingsinstelling of icbe gaat.

Artikel

29

Artikel

30

Dochterondernemingen van een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, indien de verplichtingen van de dochterondernemingen worden gegarandeerd door die financiële onderneming.

Artikel

31

Personen of vennootschappen die bemiddelen of als tussenpersoon werkzaamheden verrichten als bedoeld in artikel 4:3, eerste lid, van de wet, ten behoeve van een financiële onderneming die in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, zijn vrijgesteld van artikel 3:7, eerste lid, van de wet, voorzover zij bij het bemiddelen of bij het verrichten van werkzaamheden als tussenpersoon gebruik maken van de naam van die financiële onderneming.

§

3.5

Regime voor banken aangesloten bij een centrale kredietinstelling

Vrijstelling als bedoeld in artikel 3:111, eerste lid, van de wet

Artikel

32

De banken die zijn aangesloten bij de Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. zijn vrijgesteld van het toezicht door de Nederlandsche Bank op de naleving van hetgeen ingevolge de artikelen 3:10, 3:17, 3:17a, 3:18, 3:18a, 3:57, 3:62a, 3:62b, 3:63 en 3:159ai van de wet en de delen 2 tot en met 8 van de verordening kapitaalvereisten en hoofdstuk 2 van de securitisatieverordening is bepaald, voorzover de Coöperatieve Centrale Raiffeissen-Boerenleenbank B.A. en de aangesloten banken voldoen aan artikel 3:111, eerste lid, van de wet.

Hoofdstuk

4

Vrijstelling van het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen

§

4.1

Werkzaamheden als tussenpersoon bij het aantrekken van opvorderbare gelden van het publiek

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:3, derde lid van de wet

Artikel

33

§

4.2

Kredietunies

Artikel

34

§

4.3

Beleggingsondernemingen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

35

Artikel

35a

Artikel

38

Vervallen

§

4.4

Financiële dienstverleners

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

39

Financiëledienstverleners zijn vrijgesteld van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde voorzover zij financiële diensten, anders dan met betrekking tot krediet, verlenen aan:

  • a.

    consumenten die bij hen werkzaam zijn of anderszins onder hun verantwoordelijkheid vallen;

  • b.

    consumenten die werkzaam zijn bij of anderszins onder de verantwoordelijkheid vallen van andere rechtspersonen waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden; of

  • c.

    consumenten of, indien het financiële diensten met betrekking tot verzekeringen of herverzekeringsbemiddeling betreft, cliënten waarmee zij in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur zijn verbonden.

Artikel

39a

Instellingen als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen zijn vrijgesteld van het ingevolge het Deel Gedragstoezicht financiële ondernemingen van de wet bepaalde met betrekking tot het aanbieden van, adviseren over en bemiddelen in krediet, alsmede met betrekking tot het adviseren over of bemiddelen in het openen van een betaalrekening of spaarrekening, met inbegrip van de aan een dergelijke rekening verbonden betaal-, spaar-, of elektronischgeldfaciliteiten, ten behoeve van krediet, voorzover:

  • a.

    zij krediet aanbieden ter overbrugging van tijdelijke liquiditeitstekorten aan natuurlijke personen die op het tijdstip van aangaan van de overeenkomst inzake het krediet over geen of onvoldoende inkomen beschikken om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien danwel uitkeringsgerechtigde zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • b.

    het jaarlijks kostenpercentage van het aangeboden krediet op het tijdstip van aangaan van de overeenkomst inzake het krediet niet meer bedraagt dan de helft van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 120, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek; en

  • c.

    zij de natuurlijke personen duidelijk en volledig over hun rechten en plichten met betrekking tot de overeenkomst hebben geïnformeerd, desgewenst schriftelijk, alvorens de overeenkomst inzake het krediet aan te gaan.

Artikel

41

§

4.5

Aanbieders

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

43

§

4.6

Adviseurs

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

45

Artikel

46

§

4.7

Bemiddelaars

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

47

Artikel

48

Bemiddelaars in verzekeringen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel d, zijn vrijgesteld van artikel 4:75, eerste lid, van de wet voorzover de andere onderneming volledig voor hen verantwoordelijk is als bedoeld in artikel 6, derde lid, en:

  • a.

    een financiële onderneming is die een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van bank heeft; of

  • b.

    een financiële onderneming is die een door de Nederlandsche Bank verleende vergunning voor het uitoefenen van het bedrijf van verzekeraar heeft.

Artikel

49

Artikel

50

§

4.8

Beleggingsondernemingen

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

Artikel

51

Beleggingsondernemingen zijn vrijgesteld van de artikelen 85 en 86 van het besluit voorzover zij beleggingsdiensten verlenen aan professionele beleggers.

§

4.9

Herverzekeringsbemiddelaars

Vrijstelling als bedoeld in artikel 4:7 van de wet

§

4.10

Kredietbeheerder

Hoofdstuk

5

Vrijstelling van het Deel Gedragstoezicht financiële markten

§

5.1

Aanbieden van effecten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 5:4 van de wet

Artikel

53

Artikel

54

Vervallen

Artikel

54a

Vervallen

Artikel

54b

Vervallen

Artikel

55

Vervallen

Artikel

55a

Vervallen

§

5.2

Optreden op markten in financiële instrumenten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 5:68, tweede lid, van de wet

Artikel

56

§

5.2a

Openbaar bod op effecten

Vrijstelling als bedoeld in artikel 5:81, tweede lid, van de wet

Artikel

56a

Van artikel 5:74, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld bieders voor zover zij een openbaar bod uitbrengen op effecten:

  • a.

    waar geen rechtstreeks of potentieel stemrecht aan verbonden is, met uitzondering van niet-royeerbare certificaten; of

  • b.

    die door henzelf zijn uitgegeven.

Artikel

56b

Van artikel 5:79 van de wet zijn vrijgesteld bieders voor zover zij effecten verwerven:

  • a.

    in regelmatig verkeer op markten in financiële instrumenten;

  • b.

    met toepassing van de artikelen 92a, 201a of 336 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek; of

  • c.

    ingevolge een openbaar bod waarvan de aanmeldingstermijn geheel of ten dele samenvalt met een openbaar bod dat door een derde wordt uitgebracht op effecten van de doelvennootschap.

Artikel

56c

Van artikel 8, eerste lid van het Besluit openbare biedingen Wft, voor zover het de verplichting betreft tot vermelding in het biedingsbericht van de gegevens bedoeld in bijlage B, paragraaf 1, onderdeel 1, Bijlage C, onderdeel 1 en Bijlage D, onderdeel 1 van dat besluit, zijn vrijgesteld bieders voor zover zij een openbaar bod aankondigen of uitbrengen op rechten van deelneming in een beleggingsinstelling waarvan de rechten van deelneming op verzoek van de houder ten laste van de activa direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald of in een icbe.

§

5.3

Toepassen van een gedragscode door institutionele beleggers

Vrijstelling als bedoeld in artikel 5:87 van de wet

Artikel

57

Van artikel 5:86, eerste lid, van de wet zijn vrijgesteld beheerders van beleggingsinstellingen of icbe’s:

  • a.

    waarvan de rechten van deelneming slechts kunnen worden verworven tegen een tegenwaarde van ten minste € 100.000 per deelnemer;

  • b.

    waarvan de rechten van deelneming een nominale waarde per recht hebben van ten minste € 100.000;

  • c.

    die rechten van deelneming aanbieden aan minder dan 150 personen die geen gekwalificeerde belegger zijn;

  • d.

    die rechten van deelneming uitsluitend aanbieden aan gekwalificeerde beleggers;

  • e.

    die een startersfonds zijn als bedoeld in artikel 3.10.1 van de Regeling nationale EZ-subsidies;

  • f.

    waarvan:

    • 1°.

      het balanstotaal voor minder dan vijftig procent bestaat uit beleggingen, en

    • 2°.

      minder dan vijftig procent van de totale gerealiseerde opbrengsten gegenereerd wordt uit beleggingen; of

  • g.

    waarvan alleen rechten van deelneming zijn aangeboden aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van die beleggingsinstelling, of aan bestuurders, leden van de raad van commissarissen of werknemers van een met die beleggingsinstelling in een formele of feitelijke zeggenschapsstructuur verbonden rechtspersoon, vennootschap of instelling.

Hoofdstuk

6

Overgangsbepalingen

§

6.1

Bijzondere bepalingen

Vrijstelling als bedoeld in de artikelen 2:59, eerste lid, 2:64, eerste lid, 2:79, eerste lid, 2:85, eerste lid, 2:91, eerste lid, 2:95, eerste lid en 2:104, eerste en tweede lid, van de wet

Artikel

58

Hoofdstuk

7

Slotbepalingen

Artikel

59

Vervallen

Artikel

61

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel

62

Deze regeling wordt aangehaald als: Vrijstellingsregeling Wft.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, G.Zalm

Bijlage

A

Informatiedocument voor aanbiedingen van effecten

(Bijlage als bedoeld in artikel 53, tweede lid, onderdeel b)

Tekst die tussen vierkante haken staat, wordt vervangen door de toepasselijke gegevens. Telkens als «indien van toepassing» is vermeld, moet de aanbieder of uitgevende instelling de vereiste informatie invullen indien de informatie relevant is voor de aanbieding. Indien de informatie niet relevant is voor de aanbieding, schrapt de aanbieder of uitgevende instelling de desbetreffende informatie of de hele rubriek.

De onderstaande informatie wordt in één enkel document meegedeeld. Het gebruikte lettertype moet duidelijk leesbaar zijn.