die worden overgenomen en geplaatst door een syndicaat waarvan tenminste twee leden zijn gevestigd in verschillende lid-staten; en
2º.
die voor ten minste 60% worden geplaatst door syndicaatsleden die zijn gevestigd in een of meer andere staten dan die waar de uitgevende instelling is gevestigd; en
3º.
waarop alleen kan worden ingeschreven of die in eerste instantie alleen kunnen worden gekocht door bemiddeling van een kredietinstelling of van een andere instelling die beroeps- of bedrijfsmatig een of meer van de werkzaamheden verricht, genoemd onder 7 en 8 van bijlage I van Richtlijn nr. 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen (PbEG L 126).
Hoofdstuk
II
Vrijstelling als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet
Artikel
2
1
Van artikel 3, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien een aanbod dan wel een in het vooruitzicht gesteld aanbod uitsluitend is gericht tot natuurlijke personen of rechtspersonen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen of beleggen in effecten.
2
Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt het voorschrift verbonden dat in het aanbod dan wel in het biedingsbericht alsmede in advertenties en documenten waarin het aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt vermeld dat het aanbod uitsluitend is onderscheidenlijk zal zijn gericht tot de in het eerste lid genoemde personen. Een afschrift van een biedingsbericht wordt vooraf aan de toezichthouder overgelegd.
Artikel
3
1
Van artikel 3, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien een aanbod dan wel een in het vooruitzicht gesteld aanbod uitsluitend is gericht tot personen die gevestigd dan wel woonachtig zijn of hun gewone verblijfplaats hebben buiten Nederland.
2
Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, worden de volgende voorschriften verbonden:
a.
in het aanbod dan wel in het biedingsbericht alsmede in advertenties en documenten waarin het aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt vermeld dat het aanbod niet is onderscheidenlijk zal zijn gericht tot personen die gevestigd dan wel woonachtig zijn of hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland;
b.
ter zake van het aanbod dan wel van het biedingsbericht alsmede van advertenties en documenten waarin het aanbod in het vooruitzicht wordt gesteld, wordt voldaan aan bij en krachtens wettelijk voorschrift gestelde regels van de staat waarin de personen tot wie het aanbod is onderscheidenlijk zal zijn gericht, gevestigd dan wel woonachtig zijn of hun gewone verblijfplaats hebben;
c.
een verklaring van de uitgevende instelling dat is voldaan aan de regels, bedoeld onder b, wordt voorafgaand aan het aanbod aan de toezichthouder overgelegd;
d.
de verklaring, bedoeld onder c, wordt opgenomen in het onder a bedoelde biedingsbericht en in de onder a bedoelde advertenties en documenten.
Artikel
4
Van artikel 3, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien de effecten worden aangeboden in coupures ter waarde van ten minste € 45378,02 of de tegenwaarde daarvan in vreemde valuta.
Van artikel 3, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien een aanbod dan wel een in het vooruitzicht gesteld aanbod betrekking heeft op Euro-effecten waarvoor geen algemene reclamecampagne of colportagecampagne wordt gevoerd.
Artikel
7
Van artikel 3, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien een aanbod dan wel een in het vooruitzicht gesteld aanbod betrekking heeft op schuldbrieven, inschrijvingen in schuldregisters en soortgelijke rechten, die een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste een jaar hebben en die worden uitgegeven door een kredietinstelling.
Van artikel 3, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien een aanbod dan wel een in het vooruitzicht gesteld aanbod betrekking heeft op effecten die worden uitgegeven door een lid-staat, door een territoriaal publiekrechtelijk lichaam van een lid-staat of door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lid-staten deelnemen.
Hoofdstuk
III
Vrijstelling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet
Artikel
10
Van de op grond van artikel 5, eerste lid, van de wet gestelde regels wordt vrijstelling verleend aan instellingen te wier laste uitsluitend effecten zijn uitgegeven waarvan het aanbod dan wel het in het vooruitzicht gestelde aanbod ingevolge de artikelen 3, 4 of 9 is vrijgesteld van artikel 3, eerste lid, van de wet.
Vrijstelling als bedoeld in artikel 6c, eerste lid, van de wet
Artikel
11a
1
Van artikel 6a, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien het een openbaar bod betreft op effecten waar geen rechtstreeks of potentieel stemrecht aan verbonden is, met uitzondering van niet-royeerbare certificaten.
2
Van artikel 6a, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend indien het een openbaar bod betreft op effecten die door de bieder zelf zijn uitgegeven.
3
Van artikel 6b van de wet wordt vrijstelling verleend indien effecten in regelmatig beursverkeer of met toepassing van de artikelen 92a, 201a of 336 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek worden verworven of indien de effecten worden verworven ingevolge een openbaar bod waarvan de aanmeldingstermijn geheel of ten dele samenvalt met een openbaar bod dat door een derde wordt uitgebracht op de doelvennootschap.
4
Van artikel 9i, onder b, artikel 9k, onder b, en artikel 9m, onder i, van het besluit wordt vrijstelling verleend indien het een openbaar bod op effecten betreft in een beleggingsinstelling, waarvan de rechten van deelneming door haar vrij ingekocht en verkocht worden.
Hoofdstuk
IV
Vrijstelling als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de wet
Artikel
12
1
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij bij het als effectenbemiddelaar aanbieden of verrichten van diensten cliënten aanbrengen bij:
Onverminderd artikel 20 wordt aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, het voorschrift verbonden dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het als effectenbemiddelaar aanbieden of verrichten van de in het eerste lid bedoelde diensten de regels, bedoeld in artikel 24 van het besluit, naleeft. Artikel 26, eerste lid, van het besluit is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
13
1
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij bij het als effectenbemiddelaar aanbieden of verrichten van diensten orders met betrekking tot niet in deel B van de bijlage bij de richtlijn beleggingsdiensten genoemde effecten als bedoeld in de wet of orders met betrekking tot de instrumenten, genoemd onder 1 van deel B van die bijlage, voor rekening van cliënten aanbrengen bij een effecteninstelling die is aangesloten bij een organisatie als bedoeld in artikel 9 van de wet, op grond van een met die effecteninstelling gesloten overeenkomst.
2
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij bij het als vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van diensten orders met betrekking tot niet in deel B van de bijlage bij de richtlijn beleggingsdiensten genoemde effecten als bedoeld in de wet voor rekening van cliënten aanbrengen bij een effecteninstelling die is aangesloten bij een organisatie als bedoeld in artikel 9 van de wet, op grond van een met die effecteninstelling gesloten overeenkomst.
3
Onverminderd artikel 20 wordt aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste en tweede lid, het voorschrift verbonden dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het als effectenbemiddelaar dan wel als vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde diensten de voor de desbetreffende effectenbeurs te hanteren regels naleeft.
Artikel
14
1
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder diensten met betrekking tot niet in deel B van de bijlage bij de richtlijn beleggingsdiensten genoemde effecten als bedoeld in de wet aanbieden aan of verrichten voor natuurlijke personen of rechtspersonen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen of beleggen in effecten.
2
Onverminderd artikel 20 wordt aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, het voorschrift verbonden dat de natuurlijke of rechtspersoon bij het als effectenbemiddelaar dan wel als vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van de in het eerste lid bedoelde diensten de regels, bedoeld in artikel 23 van het besluit, naleeft.
Onverminderd artikel 20 wordt aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, het voorschrift verbonden dat de particuliere participatiemaatschappij bij het als effectenbemiddelaar aanbieden of verrichten van de in het eerste lid bedoelde diensten de regels, bedoeld in de artikelen 24, 25 en 28 van het besluit, naleeft. Artikel 26, eerste lid, van het besluit is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
16
1
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan bedrijfspensioenfondsen, ondernemingspensioenfondsen en ondernemingsspaarfondsen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, c onderscheidenlijk d, van de Pensioen- en spaarfondsenwet, die krachtens die wet aan het toezicht van de Pensioen- & Verzekeringskamer zijn onderworpen en die als vermogensbeheerder uitsluitend diensten aanbieden aan of verrichten voor de desbetreffende bedrijfstak dan wel onderneming waarmee zij zijn verbonden.
2
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij als vermogensbeheerder uitsluitend diensten aanbieden aan of verrichten voor een fonds als bedoeld in het eerste lid of een daaraan gelieerd fonds, mits de natuurlijke persoon of de rechtspersoon is verbonden aan het fonds waaraan de diensten worden aangeboden of waarvoor de diensten worden verricht.
Artikel
17
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen waarvan de aandelen in het kapitaal uitsluitend kunnen worden gehouden door een besloten kring van bloed- of aanverwanten en die bij het als vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van diensten uitsluitend diensten aanbieden aan of verrichten voor de tot die kring behorende natuurlijke personen.
Artikel
18
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij als effectenbemiddelaar ten behoeve van een beleggingsinstelling de mogelijkheid aanbieden, door het openen van een rekening, vorderingen te verkrijgen luidende in effecten, waarbij door middel van deze rekening transacties kunnen worden bewerkstelligd met betrekking tot rechten van deelneming in de betrokken beleggingsinstelling of in een aan die beleggingsinstelling gelieerde beleggingsinstelling, mits de natuurlijke persoon of de rechtspersoon is verbonden aan de beleggingsinstelling ten behoeve waarvan de bedoelde mogelijkheid wordt geboden.
Hoofdstuk
V
Vrijstelling als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de wet
Artikel
19
1
De houder van een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 22, vierde lid, van de wet die het voornemen heeft om in Nederland een effectenbeurs te houden, stelt de minister van dit voornemen in kennis. Deze inkennisstelling geschiedt, voor zover van toepassing, onder opgave van de volgende gegevens:
a.
de naam en het adres van de statutaire zetel van de houder van de effectenbeurs, alsmede het adres van haar hoofdkantoor indien dat afwijkt van het adres van de statutaire zetel;
b.
een programma van werkzaamheden waarin de voorgenomen werkzaamheden en de organisatiestructuur van de effectenbeurs zijn vermeld; en
c.
de voor de effectenbeurs te hanteren regels.
2
De houder van een effectenbeurs op wie de in artikel 22, vierde lid, van de wet bedoelde vrijstelling van toepassing is, stelt Onze Minister binnen vijf werkdagen in kennis van wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk
VI
Aanvullende bepaling
Artikel
20
1
Aan de vrijstelling, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 15, wordt het voorschrift verbonden dat de effecteninstelling de toezichthouder in kennis stelt van haar voornemen om een of meer van de in die artikelen bedoelde diensten aan te bieden of te verrichten. Deze inkennisstelling geschiedt, voor zover van toepassing, onder opgave van de volgende gegevens:
a.
de naam en het adres van de statutaire zetel van de effecteninstelling, alsmede het adres van haar hoofdkantoor indien dat afwijkt van het adres van de statutaire zetel;
b.
een programma van werkzaamheden waarin de voorgenomen werkzaamheden en de organisatiestructuur van de effecteninstelling zijn vermeld;
c.
de identiteit van de personen, bedoeld in artikel 10 van het besluit; en
d.
indien de voorgenomen werkzaamheden, bedoeld onder b, diensten als bedoeld in de artikelen 12 of 13 betreffen, de gegevens, bedoeld onder a, van de beleggingsinstelling of effecteninstelling waarbij de effecteninstelling cliënten aanbrengt onderscheidenlijk van de effecteninstelling waarmee zij een overeenkomst heeft gesloten.
2
Aan de vrijstelling, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 15, wordt het voorschrift verbonden dat de effecteninstelling de toezichthouder binnen vijf werkdagen in kennis stelt van wijzigingen in de gegevens, bedoeld in het eerste lid.
3
Een effecteninstelling als bedoeld in artikel 13 richt de inkennisstelling, bedoeld in het eerste en tweede lid, aan de houder van de desbetreffende effectenbeurs. Deze houder legt de betrokken gegevens onderscheidenlijk wijzigingen onverwijld aan de toezichthouder over.
4
Aan de vrijstelling, bedoeld in de artikelen 12 tot en met 18, wordt het voorschrift verbonden dat de effecteninstelling slechts gebruik mag maken van in Nederland geboden faciliteiten die de effecteninstelling in staat stellen transacties te verrichten op een effectenbeurs:
voor zover de reikwijdte van de erkenning, ontheffing dan wel vrijstelling dit toelaat.
Hoofdstuk
VII
Overgangsbepalingen
Artikel
21
1
Van artikel 7, eerste lid, van de wet wordt vrijstelling verleend aan in Nederland gevestigde natuurlijke personen en rechtspersonen die zijn aangesloten bij een organisatie waarvan de leden toegang hebben tot een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van de richtlijn beleggingsdiensten waarvan de houder in een andere lid-staat is gevestigd, voor zover zij als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder diensten aanbieden of verrichten die betrekking hebben op effecten die zijn toegelaten tot de notering aan de desbetreffende gereglementeerde markt.
2
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing tot de laatste dag van de derde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van artikel 7, eerste lid, van de wet.
3
In afwijking van het tweede lid blijft de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, van toepassing op degene die tijdens de in het tweede lid bedoelde periode bij de toezichthouder een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend, tot de tweede dag nadat de toezichthouder zijn besluit inzake die aanvraag heeft verzonden.
4
Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt het voorschrift verbonden dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van de in het eerste lid bedoelde diensten de voor de desbetreffende gereglementeerde markt te hanteren regels naleeft. Artikel 20, tweede lid en vierde lid, aanhef en onder b, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
22
1
Onverminderd artikel 13 wordt van artikel 7, eerste lid, van de wet vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij bij het als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van diensten effectenorders voor rekening van cliënten aanbrengen bij een effecteninstelling die is aangesloten bij een organisatie als bedoeld in artikel 9 van de wet, op grond van een voor de datum van inwerkingtreding van artikel 7, eerste lid, van de wet met die effecteninstelling gesloten overeenkomst.
2
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing tot de laatste dag van de derde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van artikel 7, eerste lid, van de wet.
3
In afwijking van het tweede lid blijft de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, van toepassing op degene die tijdens de in het tweede lid bedoelde periode bij de toezichthouder een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend, tot de tweede dag nadat de toezichthouder zijn besluit inzake die aanvraag heeft verzonden.
4
Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt het voorschrift verbonden dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van de in het eerste lid bedoelde diensten de voor de desbetreffende effectenbeurs te hanteren regels naleeft. Artikel 20, tweede tot en met vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel
23
1
Onverminderd artikel 14 wordt van artikel 7, eerste lid, van de wet vrijstelling verleend aan natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover zij als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder diensten aanbieden aan of verrichten voor natuurlijke personen of rechtspersonen die beroeps- of bedrijfsmatig handelen of beleggen in effecten, indien zij deze diensten ook reeds aanboden aan dan wel verrichtten voor de betrokken personen voor de datum van inwerkingtreding van artikel 7, eerste lid, van de wet en uit dien hoofde waren opgenomen in het register, bedoeld in artikel 15 van de Wet toezicht effectenverkeer.
2
De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, is van toepassing tot de laatste dag van de derde kalendermaand na de datum van inwerkingtreding van artikel 7, eerste lid, van de wet.
3
In afwijking van het tweede lid blijft de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, van toepassing op degene die tijdens de in het tweede lid bedoelde periode bij de toezichthouder een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend, tot de tweede dag nadat de toezichthouder zijn besluit inzake die aanvraag heeft verzonden.
4
Aan de vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, wordt het voorschrift verbonden dat de natuurlijke persoon of rechtspersoon bij het als effectenbemiddelaar of vermogensbeheerder aanbieden of verrichten van de in het eerste lid bedoelde diensten de regels, bedoeld in artikel 23 van het besluit, naleeft. Artikel 20, tweede en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk
VIII
Slotbepalingen
Artikel
24
Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 1995.