Besluit van 18 december 2006, houdende regels met betrekking tot het financiële toetsingskader op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen)

Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 oktober 2006, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/PB/2006/84673;
De Raad van State gehoord (advies van 16 november 2006, nr. W1206.0450/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2006, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/PB/2006/101170A:

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf

1

Definities

Paragraaf

1a

Risicohouding

Artikel

1a

Risicohouding

Vervallen

Paragraaf

1b

Afgescheiden vermogens

Artikel

1b

Overgang naar afgescheiden vermogen

Voor zover het vermogen van een fonds een afgescheiden vermogen bij een algemeen pensioenfonds wordt, is ten aanzien van dit afgescheiden vermogen sprake van voortzetting van de toepassing van het financieel toetsingskader zoals dit bij het fonds werd toegepast.

Paragraaf

2

Technische voorzieningen

Artikel

2

Hoogte technische voorzieningen

Artikel

3

Inzenden berekening technische voorzieningen

Paragraaf

3

Kostendekkende premie

Artikel

4

Kostendekkende premie en premiestabilisatie

Vervallen

Paragraaf

4

Eigen vermogen

Artikel

5

Samenstelling eigen vermogen

Artikel

6

Vorming van eigen vermogen ten behoeve van toekomstige pensioenaanspraken

De vorming van eigen vermogen ten behoeve van toezeggingen die in de toekomst leiden tot een wijziging van de pensioenovereenkomst en als gevolg daarvan tot een toename van de pensioenverplichtingen, is een activiteit die verband houdt met pensioen en kan overeenkomstig artikel 116 van de Pensioenwet door een pensioenfonds worden verricht.

Artikel

7

Ledenrekeningen

Artikel

8

Cumulatief preferent aandelenkapitaal en achtergestelde leningen

Artikel

9

Effecten met onbepaalde looptijd en andere vermogensinstrumenten

Artikel

10

Obligo

Van het obligo van het geplaatste kapitaal of van het in aandelen verdeelde waarborgkapitaal wordt de helft meegeteld tot een maximum van vijftig procent van het eigen vermogen of het minimaal vereist eigen vermogen, naargelang welk bedrag het laagst is, mits van het geplaatste kapitaal minimaal vijfentwintig procent is gestort.

Artikel

11

Minimaal vereist eigen vermogen

Artikel

11a

Beschikking over minimaal vereist eigen vermogen

Artikel

12

Vereist eigen vermogen

Paragraaf

4a

Beleidsdekkingsgraad

Artikel

12a

Beleidsdekkingsgraad

Paragraaf

5

Beleggingen en leningen

Artikel

13

Eisen ten aanzien van beleggingen

Artikel

13a

Beleggingsbeleid

Artikel

14

Leningen

Paragraaf

6

Voorwaardelijke toeslagverlening

Artikel

15

Voorwaardelijke toeslagverlening

Artikel

15a

Toeslagendepots

Artikel

15b

Verdere voorwaarden toeslagendepots

Artikel

15c

Toeslag vanwege voorgenomen transitie 2023

Vervallen

Paragraaf

7

Herstelplannen

Artikel

16

Herstelplan

Artikel

17

Kortetermijnherstelplan

Vervallen

Paragraaf

8

Beheerste en integere bedrijfsvoering

Artikel

18

Beheerste bedrijfsvoering

Artikel

18a

Organisatiestructuur beleggingsbeleid

Artikel

18b

Eigenrisicobeoordeling

Artikel

19

Integriteitrisico

Een fonds draagt zorg voor een systematische analyse van integriteitrisico’s en stelt aan de hand van deze analyse een integriteitbeleid vast en draagt zorg voor de uitvoering van dat beleid.

Artikel

19a

Incidenten

Artikel

20

Belangenverstrengeling

Artikel

21

Soliditeit van het fonds

Een fonds voert een beleid gericht op het duurzaam beheersen van te lopen financiële risico’s en andere dan financiële risico’s.

Artikel

21a

Beheerst beloningsbeleid

Artikel

21b

Ratings

Een fonds draagt er zorg voor dat voor de beoordeling van de kredietwaardigheid van de activa niet uitsluitend of mechanisch wordt uitgegaan van ratings, uitgegeven door een ratingbureau.

Artikel

22

Haalbaarheidstoets

Artikel

22a

Interne audit

Artikel

22b

Actuariële activiteiten

Artikel

22c

Uitgangspunten sleutelfuncties

Paragraaf

8a

Parameters

Artikel

23

Commissie parameters

Vervallen

Artikel

23a

Parameters vanaf 1 juli 2023

Artikel

23b

Scenariosets

Fondsen gebruiken voor uitvoering van een scenario-analyse een uniforme set met 10.000 economische scenario’s die door De Nederlandsche Bank beschikbaar wordt gesteld.

Artikel

23c

Overgangsbepaling wijziging parameters en herstelplannen

Vervallen

Paragraaf

9

Actuariële en bedrijfstechnische nota

Artikel

24

Inhoud actuariële en bedrijfstechnische nota

De actuariële en bedrijfstechnische nota, bedoeld in artikel 145 van de Pensioenwet of artikel 140 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, bevat in ieder geval een beschrijving van:

  • a.

    de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem, zoals voorgeschreven bij of krachtens artikel 143 van de Pensioenwet of artikel 138 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle, bedoeld in artikel 18, eerste lid;

  • b.

    voor zover van toepassing procedures en criteria voor de aansluiting van werkgevers bij het betreffende fonds en voor het verkrijgen van het deelnemerschap van hun werknemers;

  • c.

    de hoofdlijnen van de uitvoeringsovereenkomst dan wel het uitvoeringsreglement;

  • d.

    de hoofdlijnen van de reeds verworven en nog te verwerven pensioenaanspraken en -rechten die voor de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of andere aanspraakgerechtigden voortvloeien uit het pensioenreglement;

  • e.

    de uit het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst dan wel het uitvoeringsreglement voortvloeiende risico’s die in eigen beheer zijn gehouden dan wel zijn verzekerd of overgedragen;

  • f.

    de risicohouding;

  • g.

    de kwantitatieve normen die gehanteerd worden ten behoeve van de haalbaarheidstoets;

  • h.

    de financiële opzet;

  • i.

    de financiële sturingsmiddelen; en

  • j.

    de systematiek van de vaststelling van de parameters, zoals die op grond van artikel 144 van de Pensioenwet en artikel 139 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling worden vastgesteld.

Artikel

25

De financiële opzet

Artikel

26

De financiële sturingsmiddelen

De beschrijving van de financiële sturingsmiddelen, bedoeld in artikel 24, onderdeel i, bevat in ieder geval een beschrijving van de inzetbaarheid van de sturingsmogelijkheden van het fonds ten aanzien van het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het beleid met betrekking tot de aanpassingen van de aanspraken en inzake voorwaardelijke toeslagverlening. Daarbij wordt aangegeven welke effecten met de genoemde sturingsmiddelen worden bereikt.

Artikel

27

Het beleggingsbeleid

De beschrijving van het beleggingsbeleid, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel c, bevat in ieder geval een beschrijving van:

  • a.

    het strategisch beleggingsbeleid en het beleggingsplan;

  • b.

    de cyclus voor het beleggingsbeleid;

  • c.

    de opzet van de uitvoering van de vermogensbeheeractiviteiten;

  • d.

    de wijze van risicometing en -beheersing, met name van marktrisico’s en kredietrisico’s; en

  • e.

    de opzet van de resultaatsevaluatie met betrekking tot de onderwerpen genoemd onder a, c en d.

Artikel

28

Afwijking in geval van overdracht of verzekering van risico’s

Voor zover risico’s zijn overgedragen of verzekerd kunnen de beschrijvingen, bedoeld in de artikelen 25 en 27, beperkt blijven tot een verwijzing naar hetgeen in de ten behoeve van de overdracht of verzekering afgesloten overeenkomsten is opgenomen.

Artikel

29

Uitgangspunten oordeelsvorming De Nederlandsche Bank

De beschrijvingen die de actuariële en bedrijfstechnische nota bevat op grond van de artikelen 24 tot en met 28 zijn zodanig dat De Nederlandsche Bank op basis van die beschrijvingen tot een oordeel kan komen over de wijze waarop voldaan wordt aan artikel 25 en de financieel normerende artikelen binnen de Pensioenwet of artikel 35 en de financieel normerende artikelen van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

Artikel

29a

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

De verklaring inzake beleggingsbeginselen, bedoeld in artikel 145, eerste lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 140, eerste lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, omvat in ieder geval onderwerpen als de strategische allocatie van activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen, de toegepaste wegingmethoden voor beleggingsrisico’s, de risicohouding, het gevoerde risicoprofiel, de risicobeheerprocedures en de wijze waarop in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen.

Artikel

29b

Financieel crisisplan

Een financieel crisisplan als bedoeld in artikel 145, tweede lid, van de Pensioenwet dan wel artikel 140, tweede lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling omvat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van een of meer financiële situaties waarin het fonds niet aan de vereisten van het vereist eigen vermogen voldoet en gevaar loopt niet aan de vereisten van het minimaal vereist vermogen te gaan voldoen;

  • b.

    een beschrijving van een of meer risico’s die naar het oordeel van het fonds kunnen leiden tot situaties die als financiële crisissituatie kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    een beschrijving van de maatregelen die het fonds ter beschikking staan ter bestrijding van situaties als bedoeld in onderdeel a en artikel 145, tweede lid, onderdeel a, van de Pensioenwet dan wel artikel 140, tweede lid, onderdeel a, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling, waarbij wordt beschreven hoe het fonds deze maatregelen verwacht in te zetten;

  • d.

    een indicatie van het financiële effect van de inzet van de ter beschikking staande maatregelen;

  • e.

    de berekening van het niveau van de beleidsdekkingsgraad vanaf welke naar verwachting vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten nodig zijn om te voldoen aan de vereisten ten aanzien van het vereist eigen vermogen; en

  • f.

    een beschrijving van de wijze waarop bij het inzetten van maatregelen op evenwichtige wijze rekening wordt gehouden met de belangen van de belanghebbenden van het fonds, waarbij wordt opgenomen hoe een vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten zal worden verdeeld en of, en zo ja hoe, deze zal worden gespreid.

Paragraaf

10

Informatieuitwisseling met De Nederlandsche Bank

Artikel

30

Staten en informatieverstrekking door fondsen

Artikel

32

Uitwerking informatieverstrekking door fondsen

De Nederlandsche Bank stelt, met inachtneming van hoofdstuk 7 van de Pensioenwet en hoofdstuk 6 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling alsmede met inachtneming van Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de internationale standaarden voor jaarrekeningen die door de Commissie van de Europese Gemeenschappen van toepassing zijn verklaard overeenkomstig artikel 3 van verordening (EG) Nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 juli 2002 (PbEG L 243), regels met betrekking tot de te verstrekken gegevens, bedoeld in artikel 30. Deze omvatten uitsluitend:

  • a.

    de modellen waarin de gegevens worden verstrekt;

  • b.

    de reikwijdte en de mate van detaillering van de te verstrekken gegevens; deze omvatten geen uitbreiding of nadere rubricering van de in artikel 30 geduide gegevens;

  • c.

    de waardering van de posten;

  • d.

    de te hanteren valuta en rekeneenheid;

  • e.

    de afronding;

  • f.

    de termijn waarbinnen de gegevens worden verstrekt; deze is niet korter dan noodzakelijk voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling; en

  • g.

    de frequentie waarmee de gegevens worden verstrekt; deze bedraagt minimaal één maal en maximaal twaalf maal per jaar.

Artikel

33

Verstrekking langs elektronische weg

Artikel

34

Verstrekking gegevens aan derden

Paragraaf

11

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

35

Overgangsrecht beleidsdekkingsgraad

Vervallen

Artikel

36

Eenmalige aanpassing beleggingsbeleid

Artikel

36a

Overgangsrecht

Het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen of het Besluit van 22 juni 2023 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Stb. 2023, 219), blijft van toepassing tot het tijdstip dat de pensioenuitvoerder overgaat op uitvoering van een gewijzigde pensioenovereenkomst dan wel beroepspensioenregeling, maar uiterlijk tot 1 januari 2027. In afwijking van de vorige zin zijn vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdelen E, G, K en L van het Besluit toekomst pensioenen of het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I van het Besluit van 22 juni 2023 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen van toepassing Stb. 2023, 219: het verval van de artikelen 15c en 23, en de artikelen 23a, 23b, 36, 36a en 36b.

Artikel

36b

Overgangsrecht in verband met wijziging parameters

Een fonds dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit van 22 juni 2023 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen en het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling vanwege vaststelling van de parameters vanaf inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen (Stb. 2023, 219) het rendement op vastrentende waarden, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, onderdelen f en g, heeft vastgezet voor een periode van vijf jaar op basis van de actuele marktrente bij aanvang van deze periode kan eenmalig, in afwijking van artikel 4, derde lid, onderdeel b, zoals dat luidde op de dag voor het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit toekomst pensioenen, voor de premievaststelling vanaf het jaar 2024 het rendement op vastrentende waarden opnieuw vastzetten voor een periode van vijf jaar op basis van de actuele marktrente bij aanvang van deze periode.

Artikel

37

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

Artikel

38

Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A. J. deGeus
De Minister van Justitie, E. M. H.Hirsch Ballin