Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder regeling: Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs.
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder regeling: Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs.
De instellingen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de regeling, kunnen met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 15 juli 2007 een aanvraag als bedoeld in artikel 7 of 8 van de regeling indienen.
Subsidie kan worden verleend voor programma’s en programmaonderdelen, ingediend in de periode, genoemd in artikel 2 voor de thema’s:
Agrologistiek;
Biologische landbouw;
Gewasbescherming;
Ketenkennis;
Melkveehouderij;
Voeding & gezondheid;
Tuinbouw;
Regionale transities;
Dierenwelzijn;
Paardenhouderij;
Bos- en natuurbeheer;
Leren & werken;
Ondernemerschap;
LNV-kennis voor burgers/jongeren, of
Internationalisering.
Subsidie voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen kan uitsluitend worden verleend voor de thema’s genoemd in de bijlage 1A bij dit besluit.
Onverminderd artikel 15 en 16 van de regeling wordt een aanvraag tot subsidieverlening voor een project afgewezen indien dat project naar het oordeel van de Minister onvoldoende meerwaarde heeft voor de doelgroepen van dat project en voor het kennissysteem.
De aanvraag voor een programma omvat in ieder geval:
een beschrijving van de aanleiding, van het doel en van de doelgroep of doelgroepen van het programma in relatie tot het doel van de regeling en één of meer van de thema’s, genoemd in artikel 3, eerste lid;
een beschrijving van de gezamenlijke visie met doelstellingen voor de lange termijn;
een beschrijving van de soort van voorgenomen activiteiten op programmaniveau en van programmaonderdelen gedurende de looptijd van het programma tegen de achtergrond van lopende activiteiten binnen en buiten het groene kennissysteem;
een activiteitenplan voor het eerste jaar inclusief samenvattingen van de uitvoeringsplannen van de voorgenomen programmaonderdelen;
een meerjarenbegroting en de beoogde dekking vanuit verschillende bronnen, alsmede een raming van eventueel benodigde financiering vanuit deze openstelling;
een beschrijving van de programmaorganisatie, waarbij in ieder geval de personele inzet van de penvoerder, deelnemende instellingen, ondersteunende organisaties en onderzoeksinstellingen worden vermeld;
een beschrijving van de beoogde wijze van beschikbaar stellen en verspreiden van de eindresultaten;
een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes van het programma worden gemeten door middel van een beschrijving van de verbinding tussen de geplande acties én de criteria van de regeling;
een beschrijving van de wijze waarop de kwaliteit wordt geborgd, en
een beschrijving van de looptijd, inclusief de start- en einddatum van het programma.
De aanvraag tot subsidieverlening voor een project omvat in ieder geval:
een beschrijving van het doel en van de doelgroep of doelgroepen van het project;
een beschrijving van de beoogde resultaten, inclusief de bijdrage aan de landelijke infrastructuur;
een beschrijving van de aard en positionering van het project ten aanzien van andere relevante projecten;
een beschrijving van de motivatie voor het project, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de problemen die het project beoogt op te lossen in relatie tot de thema’s, waarbinnen het project valt;
een beschrijving van de begrenzing van en randvoorwaarden voor het project;
een uitgewerkt activiteitenplan met daarin concrete producten van het project;
de looptijd, inclusief de start- en einddatum van het project;
een beschrijving van de projectorganisatie, waarbij in ieder geval de instellingen die deel uitmaken van een eventueel samenwerkingsverband, de projectleider en de contactpersoon voor het project worden vermeld;
in voorkomend geval, een beschrijving van het samenwerkingsverband, dat aantoonbaar tot uitdrukking komt in de activiteiten en financiering van het project en vastgelegd is in één door de partners getekende samenwerkingsovereenkomst, waarin de personele en financiële bijdrage van de partners zijn vermeld;
een sluitende en onderbouwde begroting van het project, gespecificeerd naar de verschillende partnerinstellingen en vervolgens gespecificeerd naar de verschillende subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5 van de regeling, alsmede naar de eigen kosten en de kosten van derden en een opgave van een sluitende financiering van het project;
een beschrijving van de beoogde wijze van beschikbaar stellen en verspreiden van de eindresultaten, en
een beschrijving van de wijze waarop relevantie en succes worden gemeten, door middel van een beschrijving van beschrijving van de verbinding tussen de geplande acties én de criteria van de regeling.
Met betrekking tot de aanvraagperiode, genoemd in artikel 2, bedraagt het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4, tweede lid, van de regeling totaal € 9,2 miljoen, waarvan:
€ 7,2 miljoen voor programma’s en programmaonderdelen, en
€ 2 miljoen voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.
De beschikbare subsidie voor programma’s en programmaonderdelen wordt als volgt nader verdeeld over de thema’s:
€ 1 mln. per thema voor de thema’s Regionale transities, Dierenwelzijn en LNV-kennis voor burgers/jongeren;
€ 500.000,– per thema voor de thema’s Agrologistiek, Biologische landbouw, Melkveehouderij, Tuinbouw, Voeding & Gezondheid en Ondernemerschap;
€ 300.000,– per thema voor de thema’s Leren & werken, Gewasbescherming en Internationalisering, en
€ 100.000,– per thema voor de thema’s Paardenhouderij, Ketenkennis en Bos & Natuurbeheer, specifiek voor programmaontwikkeling.
De hoogte van het subsidiebedrag bedraagt:
voor programma’s: maximaal € 200.000,– voor het eerste jaar en maximaal 100.000,– per jaar voor volgende jaren;
voor programmaonderdelen: minimaal € 50.000,– en maximaal € 300.000,–, en
voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen: minimaal € 50.000,– en maximaal € 100.000,–.
De duur van de subsidieverlening is maximaal:
vier jaar voor programma’s;
tweeënhalfjaar voor programmaonderdelen;
anderhalf jaar voor projecten, niet zijnde programmaonderdelen.
De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor programma’s is maximaal 100% voor kosten, genoemd in artikel 5 van de regeling.
De hoogte van het subsidiepercentage met betrekking tot de vergoeding van de subsidiabele kosten voor projecten is 50% voor kosten genoemd in artikel 5, onderdeel a, van de regeling en maximaal 75% voor kosten genoemd in artikel 5, onderdelen b tot en met d, van de regeling.
De subsidie voor de kosten, genoemd in artikel 5, onderdeel b, van de regeling is voor projecten maximaal 20% van de totale subsidie die op grond van de regeling wordt verstrekt.
De subsidie voor de kosten genoemd in artikel 5, onderdeel d, van de regeling is voor projecten maximaal 5% van de totale subsidie die op grond van de regeling wordt verstrekt.
De hoogte van de voorschotten, bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de regeling, bedraagt maximaal:
bij programma’s: 40% van het toegekende subsidiebedrag, en
bij projecten en programmaonderdelen: 60% van het toegekende subsidiebedrag.
Artikel 6, tweede lid, van de regeling is, voor wat betreft aanvragen tot subsidieverlening, ingediend in de periode, genoemd in artikel 2, van toepassing op:
subsidies, verstrekt op grond van de Regeling bekostiging praktijkleren AOC, de Regeling Innovatiearrangement 2003/2004/2005/2006–2009, de Regeling Innovatiebox beroepsonderwijs, de Tijdelijke stimuleringsregeling leren en werken 2007 en de Subsidieregeling ondernemerschap en onderwijs 2007;
bijdragen, verstrekt door de Stichting Innovatie Alliantie;
bijdragen, verstrekt door de Minister in het kader van het thema School als kenniscentrum;
bijdragen, verstrekt door de Wageningen Universiteit, in het kader van WURKS, en
bijdragen ten behoeve van het groene onderwijs, verstrekt door het Deltapunt Bèta/techniek.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit Innovatie Groen Onderwijs 2007.
Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Vitale, duurzame land- en tuinbouw |
– Concurrentiekracht (internationale) ketens – Toekomst intensieve veehouderij – Duurzame Glastuinbouw (incl. energie) – Herstructurering Melkveehouderij – Duurzame open teelten – Biologische Landbouw – Herziening mestbeleid – Gewasbescherming – Duurzame visserij en aquacultuur – Vermarkting duurzame producten – Agrologistiek – Biobased economie |
Natuur en landschap |
– Realisatie en beheer Ecologische HoofdStructuur – Biodiversiteit – Landschapsbeleid – Natuur en jongeren |
De V van Voedselkwaliteit |
– Voedselveiligheid – Diergezondheid – Dierenwelzijn – Voedselkwaliteit (smaaklessen) |
Ruimte op het Platteland |
– Groen/recreatie in en om de stad – Omgeving (klimaat, bodem, water) – Gebiedsgericht beleid – Verbrede landbouw – Water |
Innovatie en ondernemerschap |
– Tuinbouw, akkerbouw, intensieve veehouderij, melkveehouderij, etc – Voeding (MKB, multinationals) – Loonwerk – Paardenhouderij – Hoveniers en groenvoorziening, etc. |
Versterken maatschappelijke kennisfunctie |
– Tools voor Ondernemerschap – Post initiële scholing (Leren en werken) – Kenniskringen en -netwerken – Gebiedsgerichte kenniscirculatie – LNV-Kennis voor burgers/jongeren – Benutting van kennis voor LNV-beleidsthema’s – Ontsluiten van publieke kennis – Culturele diversiteit – Continuïteit van productieopleidingen |
Competentiegerichte groene opleidingen |
– Doorlopende leerlijnen en -arrangementen – Competentiegericht toetsen en examineren – Leren en begeleiden op maat (o.a. doorlopende – leerlijnen, zorg, coaching, portfolio) |
Professionalisering medewerkers en voorzieningen |
– Professionalisering – Ondersteunen van onderwijsvernieuwing – Ontwikkelen van leermiddelen – Internationalisering – Faciliteren praktijkgerichtheid – ICT-infrastructuur (groen kennisnet) |