Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 september 2007, nr. TRCJZ/2007/3100, houdende nadere regels omtrent gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • besluit: Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

  • gewasbeschermingsmiddel met een laag risico: gewasbeschermingsmiddel zoals bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de verordening (EG) nr. 1107/2009;

  • groepsaccommodaties: een accommodatie met ten minste twintig slaapplaatsen voor het verstrekken van logies aan personen in groepsverband;

  • grondwaterbeschermingsgebied: een gebied waarbinnen de kwaliteit van het grondwater krachtens artikel 7.11 van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt beschermd;

  • onkruid: een op een bepaalde bodem of ander oppervlak ongewenste plant, plantbegroeiing of houtachtig gewas;

  • richtlijn 2000/29/EG: richtlijn nr. 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PbEG 2000, L 169);

  • risicogetal: een volgens een door de Gezondheidsraad opgestelde methode vastgesteld getal dat het extra risico per jaar op sterfte door kanker van 4.10–5 bij een blootstelling gedurende 40 jaar, vijf dagen per week en acht uur per dag weergeeft;

  • stobbe: deel van een boom dat achterblijft in en boven de grond nadat de boom bovengronds is omgezaagd;

  • ultra low volume-formulering: een gewasbeschermingsmiddel in hooggeconcentreerde vorm, bestemd om in fijne druppelvorm te worden verspoten;

  • verordening 284/2013: Verordening (EU) nr. 284/2013 van de Commissie van 1 maart 2013 tot vaststelling van de gegevensvereisten voor gewasbeschermingsmiddelen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (Pb EU 2013, L 93);

  • verordening (EU) 1143/2014: Verordening (EU) Nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten (PbEU 2014, L 317);

  • wet: Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

Hoofdstuk

2

Toelating gewasbeschermingsmiddelen

§

1

Bijzondere vormen van toelating

Artikel

2.1

Afbouwplan

Artikel

2.2

Beoordeling vereenvoudigde uitbreidingstoelating

§

2

Voorschriften bij de toelating

Hoofdstuk

3

Toelating en registratie van biociden

§

1

Aanvragen

Artikel

3.1

Te overleggen documenten inzake biociden

Vervallen

§

2

Algemene bepalingen inzake de beoordeling van biociden

Artikel

3.2

Werkingssfeer

Vervallen

Artikel

3.3

In acht te nemen communautaire maatregelen

Vervallen

Artikel

3.4

Beoordelingsmethoden uit richtsnoeren en nationale methoden

Vervallen

§

3

Bepalingen inzake het humaantoxicologisch risico van biociden

Artikel

3.5

Berekening humaan-toxicologisch risico als gevolg van professioneel gebruik

Vervallen

Artikel

3.6

Blootstelling als gevolg van professioneel gebruik

Vervallen

Artikel

3.7

Gezondheidskundige norm

Vervallen

§

3a

Werkzaamheid van biociden

Artikel

3.7a

Werkzaamheid

Vervallen

§

4

Bepalingen inzake de beoordeling van biociden die micro-organismen bevatten

Artikel

3.8

Beoordeling van biociden die micro-organismen bevatten

Vervallen

§

5

Bepalingen inzake bijzondere vormen van toelating

Artikel

3.9

Beoordeling afgeleide toelating

Vervallen

Artikel

3.10

Beoordeling parallelle toelating

Vervallen

Artikel

3.11

Beoordeling toelating op aanvraag van de minister

Vervallen

§

6

Voorschriften bij de toelating

Artikel

3.12

Voorschriften inzake bescherming voortvloeiend uit de richtlijn tot opneming van de werkzame stof

Vervallen

Artikel

3.13

Beschermingsfactor meer dan tien

Vervallen

Artikel

3.14

Risicogroep biociden die micro-organismen bevatten

Vervallen

§

7

Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen

Artikel

3.15

Handleiding toelating bestrijdingsmiddelen

Vervallen

Hoofdstuk

4

Erkenning van bedrijven en instellingen voor het doen van onderzoek naar de werking van gewasbeschermingsmiddelen

Artikel

4.1

Erkenning voor onderzoek voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen

Artikel

4.1a

Erkenning voor onderzoek met niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen of niet-toegelaten gebruik

Bij de beoordeling van een aanvraag van een bedrijf of instelling voor een erkenning als bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de wet wordt gekeken of een bedrijf of een instelling voldoende zekerheid biedt dat aan de volgende voorwaarden kan worden voldaan:

  • a.

    het bedrijf of de instelling voldoet aan de eisen, bedoeld in de punten 3.2 tot en met 3.4.2. van punt 3 Goede Laboratoriumpraktijken (GLP), van de inleiding van de bijlage bij verordening (EU) 284/2013, of is erkend overeenkomstig artikel 4.1, tweede lid;

  • b.

    het bedrijf of de instelling treft bij de uitvoering van proeven en experimenten voldoende maatregelen om schadelijke gevolgen voor de gezondheid van mens en dier, voor het milieu of voor andere gewassen te voorkomen;

  • c.

    de proeven en experimenten vinden plaats op beperkte oppervlakten, zodat het gewasareaal dat jaarlijks in het kader van de proef of het experiment met een niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddel wordt behandeld het door het college ten hoogste toegestane areaal niet overstijgt;

  • d.

    de administratie die het bedrijf of de instelling bijhoudt beschrijft ten minste per kalenderjaar voor ieder gebruikt niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddel de gebruikte hoeveelheid, alsmede de locatie van proefvelden waar de proeven en experimenten met niet-toegelaten middelen worden uitgevoerd en de totale grootte van het behandelde areaal;

  • e.

    het bedrijf of de instelling deelt ten minste eenmaal per maand de planning en de precieze locatie van de onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerde proeven en experimenten met niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen mede aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • f.

    de administratie wordt ten minste drie jaren bewaard;

  • g.

    het bedrijf of de instelling slaat niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen veilig en apart van toegelaten middelen op in een ruimte die ontoegankelijk is voor onbevoegden;

  • h.

    de oogst van gewassen die geschikt zijn voor menselijke consumptie of diervoeder en die in het kader van een proef of experiment met niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen zijn behandeld, wordt vernietigd of het bedrijf of de instelling biedt voldoende zekerheid dat proeven en experimenten die onder haar verantwoordelijkheid worden uitgevoerd, of in haar opdracht door andere erkende bedrijven of instellingen worden uitgevoerd, de maximale residulimiet voor de desbetreffende stof dan wel het desbetreffende middel, bedoeld in verordening (EG) 396/2005, niet wordt overschreden; en

  • i.

    het bedrijf of de instelling zorgt ervoor dat de toepassing van niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen plaatsvindt met een maximale persoonlijke beschermingsuitrusting of het bedrijf of de instelling biedt voldoende zekerheid dat zij kan beoordelen in welke gevallen zij, of een in haar opdracht ander erkend bedrijf of instelling, met een geringere beschermingsuitrusting kan worden volstaan.

Artikel

4.2

Aanvraag erkenning voor onderzoek met biociden

Vervallen

Artikel

4.3

Duur van de erkenning

Artikel

4.4

Herbeoordeling erkenning bij wijziging organisatie

Essentiële wijzigingen in de organisatie van het bedrijf dat of de instelling die ingevolge artikel 4.1 of 4.1a een erkenning heeft, worden schriftelijk aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gemeld. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit beoordeelt of de gewijzigde organisatie, dan wel een eventuele uitbreiding van het type proeven en analyses door de organisatie, voldoet aan de eisen voor erkenning.

Artikel

4.5

Leges

Vervallen

Artikel

4.6

Procedure erkenning instanties

Vervallen

Artikel

4.7

Erkenningsvoorwaarden instanties en toepassingsvoorschriften

Vervallen

Hoofdstuk

5

Het register van het college en openbaarmaking

§

1

De registers voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Artikel

5.1

Het register omtrent gewasbeschermingsmiddelen

Artikel

5.2

Het biocidenregister

Het college houdt het biocidenregister bij, bedoeld in artikel 71 van verordening (EG) 528/2012.

Artikel

5.3

Periodieke aanpassingen in databank

Vervallen

§

2

Openbaarmaking

(gereserveerd)

Hoofdstuk

6

Bewijs van vakbekwaamheid voor handel en gebruik

§

1

Bewijs van vakbekwaamheid

Artikel

6.1

Betekenis bewijs van vakbekwaamheid

Artikel

6.2

Bewijs van vakbekwaamheid gewasbescherming

Artikel

6.3

Verstrekken bewijs van vakbekwaamheid gewasbescherming

Artikel

6.3a

Instructie vakbekwaamheid gewasbescherming

Artikel

6.3b

Intrekking bewijs van vakbekwaamheid

Artikel

6.4

Bewijs van vakbekwaamheid biociden

Artikel

6.5

Voorwaarde voor de verlenging van een bewijs van vakbekwaamheid

De automatische verlenging van een bewijs van vakbekwaamheid gaat in op de datum volgend op de datum waarop de betrokken bewijzen van vakbekwaamheid aflopen dan wel, indien de betrokken houder van een bewijs van vakbekwaamheid niet aan de voorwaarden voldoet met ingang van de datum na de datum dat deze houder alsnog aan de voorwaarden voldoet.

Artikel

6.6

Vrijstelling bewijs van vakbekwaamheid

Voor de volgende handelingen is geen bewijs van vakbekwaamheid vereist:

  • a.

    het afleveren door personeel van reeds bestelde of reeds gekochte gewasbeschermingsmiddelen of biociden, indien dat uit een bestelbon of factuur blijkt, zonder advies aan gebruikers;

  • b.

    het gedurende maximaal één jaar toepassen van biociden door diegene die met goed gevolg deel heeft genomen aan de opleiding starterlicentie voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen, bedoeld in bijlage VI, onderdeel C, en die daartoe een starterlicentie van de Stichting Examen- en Certificeringsinstituut Plaagdierpreventie of de Stichting Certificeringsinstituut Plaagdierbeheersing, Milieu en Volksgezondheid heeft ontvangen en voldoet aan de voorwaarden gesteld in bijlage VI, onderdeel D;

  • c.

    het toepassen van een biocide voor het afweren of bestrijden van een dierplaag, niet zijnde knaagdieren of het bestrijden van een houtrotverwekkende schimmel als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, op een agrarisch bedrijf door een persoon die daar werkzaam is;

  • d.

    het toepassen van biociden voor het afweren of bestrijden van knaagdieren op een agrarisch bedrijf door de ondernemer of een werknemer en die houder is van een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf, bedoeld in bijlage VI, onderdeel E, en die daartoe een licentie van bureau Erkenningen van de Stichting Groene Erkenningen heeft ontvangen. De geldigheid van bovengenoemde licentie wordt na afloop van een termijn van vijf jaar door bureau Erkenningen van de Stichting Groene Erkenningen verlengd indien is voldaan aan de eindtermen voor onderwijs als genoemd in bijlage VI, onderdeel F;

  • e.

    de industriële toepassing van een biocide in hout in verband met de conservering ervan tegen schimmels of dierplagen;

  • f.

    het op de markt aanbieden van biociden.

Artikel

6.7

Werken met gewasbeschermingsmiddelen

Hoofdstuk

7

Overige bepalingen inzake handel

Artikel

7.1

Kettingbeding verboden gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Artikel

7.2

Verstrekking gegevens aan de minister

Vervallen

Artikel

7.3

Vrijstelling administratieplicht

Vervallen

Artikel

7.3a

Administratie algemeen

Degene die op grond van artikel 67 van verordening (EG) 1107/2009 of de artikelen 24, 25 of 26 van het besluit gegevens administreert of gegevens uit zijn administratie verstrekt, doet dit volledig en naar waarheid, en onverwijld nadat de gegevens hem bekend zijn geworden.

Artikel

7.3b

Bestemd voor gebruik buiten Nederland

Het is de eigenaar of houder van een in Nederland gevestigd bedrijf, die beschikt over landbouwpercelen in België of Duitsland toegestaan een niet in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel op zijn bedrijf op te slaan, voor zover het desbetreffende gewasbeschermingsmiddel is toegelaten in België of Duitsland en feitelijk ook over de Nederlandse grens wordt toegepast en daarvan blijkt uit zijn administratie, bedoeld in artikel 7.3c.

Artikel

7.3c

Administratie van gewasbeschermingsmiddelen of niet toegelaten biociden

Artikel

7.3d

Opslag en vervoer, bestemd voor gebruik buiten Nederland

Artikel

7.4

Informatieplicht niet-professionele gebruiker

Hoofdstuk

8

Gebruik

§

1

Geïntegreerde bestrijding en juist gebruik

§

2

Toepassingsmethoden, – technieken en – materialen

Artikel

8.2

(Noodzakelijk voor veilige exploitatie)

Artikel

8.3

(Noodzakelijk voor de bescherming van mens, dier of milieu)

Artikel

8.3a

(Uitzonderingen op gebruiksverbod aflopend op 1 april 2022)

Vervallen

Artikel

8.4

(Specifieke terreinen voor sport en recreatie)

Het eerste lid van artikel 27b van het besluit is niet van toepassing op het gerichte gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de volgende terreinen:

  • a.

    sportvelden voor het in georganiseerd verband beoefenen van sport in de open lucht, voor zover het het bespeelbare gedeelte van het terrein betreft inclusief een beperkte zone daar omheen die voor het beoefenen van de sport nodig is, maar exclusief de niet met gras begroeide alsmede de in bijlage XVII met ‘nee’ aangeduide delen.

  • b.

    niet door de overheid beheerde recreatieterreinen, voor zover het betreft:

    • bungalowterreinen;

    • groepsaccommodaties;

    • campingterreinen;

    • jachthavens, niet zijnde de aanlegsteigers in of nabij het oppervlaktewater;

  • c.

    terreinen met een specifieke botanische waarde, waar het publiek ten minste twee maanden per jaar tegen betaling toegang heeft, met uitzondering van de verharde oppervlakken.

Artikel

8.5

Artikel

8.6

Vrijstelling voorwaarden luchtvaarttoepassing

Vervallen

Artikel

8.7

Luchtvaarttoepassing van biociden

Vervallen

Artikel

8.8

Toepasselijkheid bepalingen inzake gasvormige en gasvormende middelen

Artikel

8.9

Melding toepassing fosforwaterstof, sulfurylfluoride en waterstofcyanide

Artikel

8.10

Melding bij periodieke toepassing

Artikel

8.10a

Meldingsplicht ter bescherming kwetsbare groepen mensen

Vervallen

§

3

Monitoring na toelating

Artikel

8.11

Berekening MTR water

Op verzoek berekent het college het maximaal toelaatbaar risico van gewasbeschermingsmiddelen voor waterorganismen, bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van het besluit, aan de hand van de methode INS, bedoeld in bijlage XV, deel B.

§

4

Heffingen

Artikel

8.12

Tarief voor vrijstellingen gewasbeschermingsmiddelen

Vervallen

§

5

Reiniging

Artikel

8.13

Reiniging van verpakkingen

§

6

Keuring

Artikel

8.14

Keuring van gewasbeschermingsapparatuur

Hoofdstuk

9

Toezicht en handhaving

§

1

Toezicht

Artikel

9.1

Aanwijzing toezichthouders

Belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn de ambtenaren van:

  • a.

    de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit;

  • b.

    de Inspectie SZW;

  • c.

    de Inspectie Leefomgeving en Transport;

  • d.

    de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

  • e.

    de waterschappen;

  • f.

    het Staatstoezicht op de Mijnen.

§

2

Handhaving

Artikel

9.2

Bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Vervallen

Artikel

9.3

Overige mandatering wettelijke bevoegdheden

Vervallen

Artikel

9.4

Bevoegdheid intrekken bewijs van vakbekwaamheid

Vervallen

Artikel

9.5

Informatieplicht

Vervallen

Artikel

9.6

Hoogte van de bestuurlijke boete

Artikel

9.7

Hoogte van de bestuurlijke boete bij herhaalde overtreding

De natuurlijke persoon of rechtspersoon, die binnen vijf jaren nadat een eerdere overtreding is geconstateerd een soortgelijke overtreding begaat, wordt bestraft met een bestuurlijke boete die gelijk is aan de eerder opgelegde bestuurlijke boete, vermenigvuldigd met de factor 1,5.

Artikel

9.8

Strafrechtelijke handhaving

Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 15, eerste, tweede, derde en vijfde lid, en 69, eerste lid, van verordening (EU) 2017/625.

Hoofdstuk

10

Overgangsperiode van de richtlijnen 91/414/EEG en 98/08/EG

Artikel

10.1

Werkingsgebied

Vervallen

Artikel

10.4

Het begrip dringend vereist gewasbeschermingsmiddel

Vervallen

Artikel

10.5

Beoordeling dringend vereist gewasbeschermingsmiddel

Vervallen

Artikel

10.6

Het begrip dringend vereist biocide

Vervallen

Artikel

10.7

Beoordeling dringend vereist biocide

Vervallen

Artikel

10.8

Vierde fase werkprogramma gewasbeschermingsmiddelen en middelen voor biologische landbouw

Vervallen

Artikel

10.9

Vereenvoudigde uitbreidingstoelating biociden

Vervallen

Hoofdstuk

11

Intrekkingsbepalingen, wijzigingsbepalingen, overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel

11.7

Wijziging van de regeling met de citeertitel Besluit organisatie VWA

Wijzigt het Besluit organisatie VWA.

Artikel

11.9

Overgangsrecht College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen

Vervallen

Artikel

11.10

Overgangsrecht vergunningen en vakbekwaamheidsdiploma’s

Vervallen

Artikel

11.10a

Wijziging artikel 6.6

Wijzigt deze regeling.

Artikel

11.10b

Toelating toevoegingstoffen

Artikel

11.10c

Toelating met niet-goedgekeurde beschermstoffen en synergisten

Artikel

11.10d

Een licentie voor het beheersen van knaagdieren door een agrarische ondernemer op het eigen bedrijf die is afgegeven voor 1 november 2017 geldt als een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf, bedoeld in bijlage VI, onderdeel E.

Artikel

11.10e

Artikel

11.12

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.Verburg
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J.M.Cramer

Bijlage

I

Communautaire maatregelen die de werking van de biociderichtlijn beperken.

Vervallen

Bijlage

II

Richtlijnen die bij de beoordeling van een biocide onverminderd van kracht zijn

Vervallen

Bijlage

III

Beschermingsfactoren van persoonlijke beschermingsmiddelen

Vervallen

Bijlage

IV

Beleidsregels intrekken bewijs van vakbekwaamheid

Vervallen

Bijlage

V

Erkenning instanties die een bewijs van vakbekwaamheid verstrekken

Vervallen

Bijlage

VI

A

Eindtermen voor het onderwijs inzake het bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen

De kandidaat kan na het met goed gevolg deelnemen aan de voor deze functie af te leggen theorie- en praktijkexamens:

  • a.

    de meest relevante plaagdieren en houtaantastende organismen, voorkomend in en om gebouwen, herkennen en benoemen en kent de belangrijkste biologische kenmerken ervan;

  • b.

    de voorschriften en richtlijnen op het etiket van een biocide lezen, de beeldtaal interpreteren en systematisch zaken over biociden in naslagwerken opzoeken, daarnaast beschikt de kandidaat over kennis betreffende het werkingsmechanisme van de meest toegepaste toxicologische groepen;

  • c.

    blijk geven van voldoende kennis betreffende de benodigde apparatuur en hulpmiddelen en daar op de juiste wijze een optimale bestrijding mee uitvoeren;

  • d.

    per plaagdier of houtaantastend organisme de belangrijkste werings- en bestrijdingsmethoden aangeven alsmede de methoden om het gebruik en de emissie van biociden daarbij te beperken;

  • e.

    de benodigde hoeveelheid biocide berekenen en de spuitvloeistof of het lokaas gebruiksklaar maken;

  • f.

    blijk geven van voldoende kennis van geïntegreerde plaagdierbeheersing en in staat zijn een beheersingsplan op te stellen en een beheersing uit te voeren geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing;

  • g.

    de risico’s voor veiligheid, gezondheid, voedselveiligheid en milieu van toe te passen biociden en beheersingsmethoden herkennen, beoordelen en beheersen;

  • h.

    omgaan met de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen zoals adembescherming en beschermende kleding, teneinde op een veilige en verantwoorde wijze een bestrijding uit te voeren;

  • i.

    een bestrijding van plaagdieren en houtaantastende organismen in en om gebouwen of daarvoor geschikte containers uitvoeren met behulp van de daarvoor geschikte apparatuur en hulpmiddelen die gebaseerd is op geïntegreerde plaagdierbeheersing; de kandidaat kan het beheersingsplan uitvoeren inclusief de daarmee verbonden vastlegging en rapportages; de kandidaat kan omgaan met lege verpakkingen van biociden, kan resten van biociden veilig (doen) afvoeren met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving en kan de gebruikte spuitapparatuur dagelijks onderhouden;

  • j.

    blijk geven van voldoende kennis betreffende de belangrijkste wet- en regelgeving op het gebied van het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen, betreffende de toelating van biociden in Nederland en betreffende hetgeen bij of krachtens de Woningwet is bepaald met betrekking tot plaagdieren en de taken van de gemeenten daarin;

  • k.

    voorlichting geven over beheersingsmethoden en hoe deze passen binnen de geïntegreerde plaagdierbeheersing;

  • l.

    de opdrachtgever adviseren over de door de hem te nemen voorzorgsmaatregelen ten behoeve van geïntegreerde plaagdierbeheersing voorafgaand aan een bestrijding;

  • m.

    een preventie- en beheersingsplan opstellen dan wel beoordelen op de risico’s ten aanzien van volksgezondheid, voedselveiligheid en milieu;

  • n.

    advies geven met betrekking tot preventieve maatregelen bij de verbouwing van gebouwen;

  • o.

    mondeling, schriftelijk of digitaal rapporteren over uitgevoerde en uit te voeren werkzaamheden;

  • p.

    houtaantastingen op de juiste wijze interpreteren en daar naar te handelen;

  • q.

    adviseren over de juiste preventieve en curatieve maatregelen ten aanzien van plaagdieren en houtaantastende organismen;

  • r.

    zijn communicatie aanpassen aan het kennis- en denkniveau van de opdrachtgever en zijn medewerkers;

  • s.

    effectieve communicatievaardigheden toepassen; en

  • t.

    de effectiviteit van eigen handelen en adviezen beoordelen en zo nodig bijsturen.

B

Voorwaarden voor verlenging van een bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen

Een bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen wordt door de Stichting Examen- en Certificeringsinstituut Plaagdierpreventie of de Stichting Certificeringsinstituut Plaagdierbeheersing, Milieu en Volksgezondheid verlengd indien:

  • a.

    de houder met goed gevolg heeft deelgenomen aan het theorie- en praktijkexamen waarin de eindtermen, bedoeld in onderdeel A van deze bijlage, zijn getoetst; of

  • b.

    de houder heeft aangetoond dat hij in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum waarop de verlenging van kracht wordt, het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen volgens de geldende regels heeft uitgevoerd, en met goed gevolg heeft deelgenomen aan ten minste 10 dagdelen bij- of nascholingsopleidingen verzorgd door een instantie als bedoeld in artikel 6.4, zesde lid.

C

Eindtermen voor het onderwijs inzake de opleiding starterlicentie voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen

De kandidaat kan na het met goed gevolg deelnemen aan het voor deze functie af te leggen theorie-examen:

  • a.

    de werking van de meest belangrijke toxicologische groepen en bijbehorende risico’s benoemen;

  • b.

    de meest voorkomende plaagdieren en houtaantastende organismen herkennen;

  • c.

    etiketten van biociden lezen, begrijpen en toepassen;

  • d.

    zich de meest voorkomende beheersingsmethoden eigen maken;

  • e.

    de benodigde biociden voor een beheersing veilig toepassen en daarbij de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken; en

  • f.

    schriftelijk of digitaal rapporteren over door hem uitgevoerde werkzaamheden.

D

Voorwaarden vrijstelling bewijs van vakbekwaamheid inzake een houder van een starterlicentie als bedoeld in artikel 6.6, onderdeel b

De houder van een starterlicentie, als bedoeld in artikel 6.6, onderdeel b, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de houder neemt deel aan een opleiding voor het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen, als bedoeld in artikel 71, tweede lid, onderdeel a, van de wet, of is daarvoor aangemeld en vangt daar uiterlijk 6 maanden na aanvang van het toepassen van biociden, bedoeld in artikel 71 van de wet;

  • b.

    de houder legt zijn werkzaamheden met betrekking tot het beheersen van plaagdieren en houtaantastende organismen vast in een logboek waarin ten minste aantekening wordt gemaakt van de plaats, de periode, de hoeveelheden gebruikte biociden en de toegepaste werkwijze of techniek;

  • c.

    de houder staat gedurende zijn werkzaamheden onder leiding van een plaagdierbeheerser die minimaal vijf jaar beschikt over een bewijs van vakbekwaamheid voor het beheersen van dierplagen en houtaantastende organismen, die:

    • de betrokkene dagelijks spreekt;

    • de betrokkene minimaal een keer per twee weken, gedurende minimaal twee uren begeleidt; en

    • verslag daarover doet in het logboek.

E

Eindtermen voor het onderwijs inzake een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf

De kandidaat kan na het met goed gevolg deelnemen aan de voor deze functie af te leggen theorie- en praktijkexamen:

  • a.

    de verschillende knaagdieren herkennen en kent de biologie en het gedrag van deze dieren;

  • b.

    de richtlijnen en de beeldtaal op het etiket van een rodenticide uitleggen;

  • c.

    gegevens betreffende knaagdierbeheersing in naslagwerken opzoeken;

  • d.

    een knaagdierenbeheersingsplan opstellen geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing;

  • e.

    blijk geven van voldoende kennis van geïntegreerde plaagdierbeheersing en in staat zijn een beheersing uit te voeren geheel gebaseerd op geïntegreerde plaagdierbeheersing;

  • f.

    inzicht geven in de resistentieproblematiek;

  • g.

    risico’s voor veiligheid en gezondheid voor mens en dier van specifieke rodenticiden en beheersingsmethoden herkennen, beoordelen en beheersen;

  • h.

    tijdens en na het uitvoeren van een bestrijding alle maatregelen ter voorkoming van risico’s voor veiligheid en gezondheid toepassen;

  • i.

    omgaan met de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen; en

  • j.

    de restanten van biociden veilig afvoeren met inachtneming van de geldende wet- en regelgeving.

F

Voorwaarden inzake de verlenging van een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf

Een licentie voor het beheersen van knaagdieren op een agrarisch bedrijf wordt door bureau Erkenningen van de Stichting Groene Erkenningen verlengd indien:

  • a.

    de houder met goed gevolg heeft deelgenomen aan het theorie- en praktijkexamen waarin de eindtermen, bedoeld in onderdeel E van deze bijlage, zijn getoetst; of

  • b.

    de houder heeft aangetoond aan de instantie die de bovengenoemde licentie heeft afgegeven dat hij het beheersen van knaagdieren op het eigen bedrijf volgens de geldende regels heeft uitgevoerd in de periode van vijf jaar voorafgaande aan de datum waarop de verlenging van kracht wordt, en met goed gevolg één dag heeft deelgenomen aan bij- of nascholingsopleidingen van een instantie als bedoeld in artikel 6.6, onderdeel c.

Bijlage

VII

Eindtermen voor de opleiding tot Gassingsleider

A. Gassingsleider

De kandidaat moet blijk geven over de volgende kennis te beschikken:

  • 1.

    Achtergronden van het gassen:

    • Gassen

      • Uit kunnen leggen wat een gassing is en waarom een gassing wordt toegepast.

      • Weten waaraan een ideaal gas moet voldoen.

      • De begrippen sorptie, adsorptie, absorptie en desorptie kennen.

      • Weten welke gassen in Nederland zijn toegelaten.

    • Biologie

      • Weten tegen welke diersoorten gassingen worden toegepast.

      • De belangrijkste insecten(orden) kennen waartegen gegast mag worden.

      • De belangrijkste voorraadaantastende en houtaantastende insecten kennen.

      • Weten op welke wijze deze insecten de voorraden en hout aantasten en de schadebeelden herkennen.

      • Het begrip diapauze kunnen uitleggen.

    • Gassingstoepassingen

      • Weten bij welke soorten goederen en producten gassingen worden toegepast.

      • Importeisen gesteld door de EU en Nederland aan goederen en producten kunnen weergeven.

      • De fysosanitaire eisen van de EU op hoofdlijnen kennen.

      • De belangrijkste exporteisen in relatie tot het gassen kunnen benoemen die gesteld worden door de Verenigde Staten, Canada, Mexico, Australië, Nieuw-Zeeland en China.

    • 2.

      Wet- en regelgeving

      • Aan kunnen geven hetgeen de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden beoogt en regelt.

      • Het kernpunt van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden aan kunnen geven.

      • Aan kunnen geven wat de artikelen 71, 76, en 77 van de wet, de artikelen 30 en 31 van het besluit en de artikelen 6.1, 6.2, 6.4, 6.5, 6.6, 8.8 en 8.9 met bijbehorende bijlagen van deze regeling inhouden en regelen (waarschuwingssignaal, bewijs van vakbekwaamheid en melding toepassing methylbromide en fosforwaterstof).

      • Weten wat de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen regelt.

      • Enkele regels kennen over het vervoer van containers onder gas.

      • Weten wat de begrippen ‘algemene zorgplicht’ uit de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen betekent en ‘zorgplicht’ uit de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

      • Kennis hebben van:

        • Definities kennen van de begrippen:

          • gasmeetdeskundige,

          • ruimte,

          • meten en gasvrijverklaring

          • (zoals ze zijn opgenomen in de ontwerpregeling).

        • Eisen van vakbekwaamheid kunnen weergeven

        • Weten wanneer een container of ruimte betreden mag worden

        • Weten op welke gassen de gasmeetdeskundige moet meten onder de verschillende omstandigheden.

        • Weten hoe de gasmeetdeskundige moet handelen bij het aantreffen van gassen boven de maximaal aanvaarde grenswaarde.

        • De verboden handeling kennen wanneer waarschuwingssignalen en vermeldingen zijn aangebracht.

        • De regels m.b.t. het ontgassen kennen op de punten van:

          • afvangen van methylbromide,

          • afstandseisen,

          • hermeten en het verwijderen van restanten.

      • De regels gasvrijverklaring kennen voor wat betreft:

        • afgifte gasvrijverklaring,

        • het plaatsen etiketten op de container,

        • verwijderen van waarschuwingssignalen,

        • verwijderen van etiketten.

      • Weten hoe er moet worden omgegaan met de afgevangen methylbromide.

      • Kent de wijze van het voeren van een adequate administratie.

      • Kent de regels inzake melding aan de bevoegde directeur van de Inspectie Leefomgeving en Transport en weet hoe de melding verricht moet worden.

    • 3.

      Veiligheid, Gezondheid & Milieu

      • Enkele verplichtingen uit de Arbeidsomstandighedenwet van werkgever en werknemer kunnen weergeven.

      • Een aantal persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen opsommen, hun toepassing kennen en hun pictogrammen herkennen.

      • Adembescherming kunnen opdelen in afhankelijke en onafhankelijke adembescherming en verschillende soorten maskers kunnen benoemen.

      • De belangrijkste delen van een half- en volgelaatsmasker kunnen benoemen.

      • Weten hoe het masker onderhouden moet worden en welke aandachtspunten er zijn bij het gebruik van het masker.

      • Weten onder welke omstandigheden halfgelaatsmaskers, volgelaatsmaskers of perslucht gebruikt moet worden.

      • Kent de toepassing van de verschillende soorten filterbussen en het risico van het gebruik ervan.

      • Weet wat de termen LD-50 (LC-50), MAC-C-waarde en MAC-TGG-waarde betekenen en ze kunnen toepassen.

      • Het begrip gemengde toxiciteit onder de MAC-waarde kennen.

      • Weten wat de wettelijke grenswaarde van een stof inhoudt.

      • Kent de algemene gezondheidsaspecten met betrekking tot de relevante gassen (mond, huid, ademhaling).

      • Is bekend met het chemiekaartenboek en weet de belangrijkste stoffen te vinden.

      • Enige milieuaspecten kunnen opnoemen bij de toepassing van gassen als gewasbeschermingsmiddel of biocide.

      • Is bekend met explosiegevaar en de begrippen LEL, 10 % LEL en UEL.

      • Kent het verschil tussen Vol % en ppm.

    • 4.

      Methylbromide

      • Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigenschappen van methylbromide.

      • Weet welke gezondheidsrisico’s gemoeid zijn met het gebruik van methyl-bromide en weet hoe hij zich hiertegen moet beschermen.

      • Kent de toelating in Nederland en is bekend met het toepassingsgebied.

      • Is bekend met het wettelijk gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing.

      • Herkent vergiftigingsverschijnselen en weet welke maatregelen hij moet nemen bij incidenten.

      • Kent de milieurisico’s bij de toepassing van methylbromide.

      • Kan het veiligheidsinformatieblad interpreteren. Weet welke R- en S-zinnen van toepassing zijn.

    • 5.

      Fosforwaterstof

      • Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigenschappen van fosforwaterstof.

      • Weet welke gezondheidsrisico’s gemoeid zijn met het gebruik van fosforwaterstof en weet hoe hij zich hiertegen moet beschermen.

      • Kent de toelating in Nederland en is bekend met het toepassingsgebied.

      • Is bekend met het wettelijk gebruiksvoorschrift en de gebruiksaanwijzing.

      • Herkent vergiftigingsverschijnselen en weet welke maatregelen hij moet nemen bij incidenten.

      • Kan het veiligheidsinformatieblad interpreteren. Weet welke R- en S-zinnen van toepassing zijn.

    • 6.

      Sulfurylfluoride

      • Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigen-schappen van sulfurylfluoride.

      • Weet welke gezondheidsrisico’s gemoeid zijn met het gebruik van sulfuryl-fluoride en weet hoe hij zich hiertegen moet beschermen.

      • Herkent vergiftigingsverschijnselen en weet welke maatregelen hij moet nemen bij incidenten.

      • Kan het veiligheidsinformatieblad interpreteren. Weet welke R- en S-zinnen van toepassing zijn.

    • 7.

      Overige gassen

      • Is bekend met de belangrijkste fysische, toxicologische en chemische eigenschappen van formaldehyde, chloorpicrine, ammoniak, koolmonoxide, kooldioxide, waterstofcyanide en zuurstof.

      • Weet welke gezondheidsrisico’s gemoeid zijn met de stoffen formaldehyde, chloorpicrine, ammoniak, koolmonoxide, kooldioxide (en zuurstof).

      • Kan de veiligheidsinformatiebladen van formaldehyde, chloorpicrine, ammoniak, koolmonoxide, kooldioxide (en zuurstof) interpreteren; vooral de relevante R- en S-zinnen zijn van belang.

      • 8.

        Meetapparatuur

        • Is bekend met de te gebruiken meetapparatuur en kent het onderscheid tussen meetbuisjes, sensoren, gaschromotografie en PID-meter.

        • Kent het toepassingsgebied van de apparatuur en kent de tekortkomingen van de apparatuur.

        • Is bekend met het onderhoud en calibratie van de apparatuur.

        • Is op de hoogte van de gevoeligheid van de apparatuur en de invloed van weersomstandigheden op de apparatuur.

      • 9.

        Meetstrategie

        • Weet hoe hij een meetstrategie moet opzetten en weet waar hij bij het opzetten van de strategie op moet letten.

        • Kent het begrip kruisgevoeligheid en weet in welke gevallen kruisgevoeligheid kan voorkomen.

        • Weet hoe hij de meetgegevens moet interpreteren.

        • Is bekend met de invloed van de weersomstandigheden op de meting.

        • Is bekend met herkenningstekens van gegaste ladingen en kan ladingdocumenten interpreteren.

        • Weet welke soorten ladingen veelal gegast worden.

      • 10.

        Rapportage, communicatie en gesprekstechniek

        • Weet hoe hij het gasvrijformulier moet invullen en weet wat de belangrijkste items van het formulier zijn.

        • Is in staat uit te leggen wanneer een container of bulklading gasvrij is of niet.

        • Weet hoe hij moet handelen in geval de container of bulklading niet gasvrij gegeven kan worden.

        • Kan omgaan met grenssituaties en neemt daarbij de juiste beslissingen.

        • Kan omgaan met conflicten en werken onder zekere druk.

      • 11.

        Cases

        • Is in staat een aantal relevante cases te interpreteren en uit te leggen wat de wijze van handelen van de gasmeetdeskundige moet zijn.

      • 12.

        Praktijk

        • Is in staat geheel zelfstandig gasvrijmetingen te verrichten aan containers en bulkladingen. Hij kan daarbij de meetstrategie die hij gebruikt uitleggen en kan op een juiste wijze de gasvrijverklaring invullen.

B. Gasmeetdeskundige

De kandidaat moet blijk geven van de volgende vaardigheden:

Op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmaatregelen

De aanwezige documenten op de juiste wijze interpreteren

De veiligheid van de omgeving waarborgen

Gebruik maken van de juiste persoonlijke beschermingsmaatregelen

Op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmaatregelen

De benodigde apparatuur op de juiste wijze gebruiken

De meters en gasbuisjes op de juiste wijze aflezen

Gebruik maken van de gebruiksaanwijzing behorend bij de gasbuisjes

Op de juiste wijze de resultaten van de metingen interpreteren

Goed gevolg geven aan de resultaten van de meting

Op juiste wijze de benodigde papieren invullen

Bijlage

VIII

Opgaveformulier hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen

Vervallen

Bijlage

IX

Uitgezonderde biociden

Vervallen

Bijlage

X

Gasvormige en gasvormende gewasbeschermingsmiddelen of biociden

Gasvormige en gasvormende gewasbeschermingsmiddelen of biociden als bedoeld in artikel 8.8 van deze regeling, zijn gewasbeschermingsmiddelen of biociden die één of meer van de volgende stoffen bevatten:

  • 1.

    middelen die ethyleenoxyde bevatten;

  • 2.

    middelen die waterstofcyanide bevatten;

  • 3.

    middelen die fosforwaterstof bevatten;

  • 4.

    middelen die fosforwaterstof kunnen opleveren;

  • 5.

    middelen op basis van sulfurylfluoride.

Bijlage

XI

Kennisgeving gassingen

Formulier kennisgeving

Verzenden aan het kantoor van de Inspectie Leefomgeving en Transport in de regio waar het middel wordt toegepast.

Algemeen:

Van dit formulier moet een situatieschets deel uit maken. De situatieschets kan op pagina 2 van dit formulier opgenomen worden.

Naam en adres gassing: ....

Begin voorbereiding: .. – .. – .... (datum), .... uur (tijd)

Begin inbrengen gas: .. – .. – .... (datum), .... uur (tijd)

Begin ontgassen: .. – .. – .... (datum), .... uur (tijd)

Te gebruiken meetmethode voor afgifte gasvrijverklaring: ....

Aard en hoeveelheid van de te gassen produkten/goederen: ....

Bestemming van de te gassen produkten/goederen: .......

Aard van het object waarin de produkten/goederen worden gegast (gebouw, container, ruim van een schip, etc.): ....

Grootte van het object waarin gegast wordt: .... m

Te bestrijden plaag: ....

Gas:

Toe te passen gas: waterstofcyanide/fosforwaterstof/sulfurylfluoride

Toe te passen type formulering (fosforwaterstof): pellets/zakjes/plates/strips/....

Toe te passen hoeveelheid gas (fosforwaterstof): .... g

Toe te passen hoeveelheid waterstofcyanide: .... liter

Naam, adres en telefoonnr. opdrachtgever: ....

Naam, adres en telefoonnr. uitvoerend bedrijf of dienst: ....

Afstand object tot woonbebouwing die gedurende de gassing bewoond wordt: .... meter

Afstand object tot werkplek, waar gedurende de gassing gewerkt wordt: .... meter

Bewijs van vakbekwaamheid gassingsleider.... (nr), geldig voor .... (toepassingscode) geldig tot ..-..-....

Hierbij verklaart ondergetekende dat het bovenstaande naar waarheid is ingevuld.

plaats: ....

datum: ....

tijdstip: .. uur

naam gassingsleider: ....

handtekening: ....

Situatieschets:

Adres gassing: ....

Begin voorbereiding: .. – .. – .... (datum), .... uur (tijd)

Bijlage

XII

Gasvrijverklaring

Formulier gasvrijverklaring

1. Te verstrekken aan de opdrachtgever.

2. Afschrift verzenden aan het kantoor van de Inspectie Leefomgeving en Transport in de regio waar het middel wordt toegepast.

Algemeen:

Adres ontgassing:

Begin ontgassen: - – (datum), …..uur (tijd)

Einde ontgassen: - – (datum), …..uur (tijd)

Gebruikte hoeveelheid middel:……kg.

Naam en toelatingsnummer gebruikte middel: ….. , N

Naam, adres en telefoonnummer opdrachtgever:…..

Naam, adres en telefoonnummer uitvoerend bedrijf/dienst:…..

Naam, adres en telefoonnummer gassingsleider/gasmeetdeskundige:………

Gebruikte meetmethode voor afgifte gasvrijverklaring:…..

Bewijs van vakbekwaamheid gassingsleider/gasmeetdeskundige:……(nr), geldig voor ….(toepassingscode)

geldig tot .. – .. – ….(datum)

Hierbij verklaart de ondergetekende, dat door middel van metingen aangetoond is dat er binnen het object geen waterstofcyanide/fosforwaterstof/sulfurylfluoride aanwezig is hoger dan de gestelde waarden in het besluit tot toelating van het toegepaste middel en dat derhalve voldaan wordt aan de eisen van de gasvrijverklaring.

Plaats:

Datum;.. – .. – ….

Tijdstip:…..uur

Naam gassingsleider/gasmeetdeskundige:……..

Handtekening gassingsleider/gasmeetdeskundige

Bijlage

XIII

Bestuurlijke boetes

A

2a wet ²

Algemene zorgplicht niet nakomen

1.000

500

250

¹ Omvat ook de houder van de toelating; in rij 40 te lezen als: fabrikant of zijn gemachtigde.

² Het desbetreffende artikel in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden

Deel B. overtredingen met gewasbeschermingsmiddelen

1.

23 EG ¹ en 19 wet

Een werkzame stof gebruiken die niet is toegelaten als gewasbeschermingsmiddel of niet is goedgekeurd als basisstof.

Nvt

2.000

500

2.

28, 1e lid EG en 20, 1e lid wet

Een niet in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel op de markt brengen of gebruiken

2.500

2.000

1.000

3.

20, 3e lid wet

Een niet in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddel voorhanden of op voorraad hebben

1.500

500

250

4.

20, 3e lid wet

Een niet toegelaten toevoegingsstof voorhanden hebben of op voorraad hebben

500

250

50

5.

20, 1e lid wet en 55 jo. 31 EG

Gebruik of levering van een gewasbeschermingsmiddel of toevoegingsstof in strijd met de in de toelating gestelde voorschriften

2.500

1.500

500

6.

22, 1e lid wet

Een toegelaten gewasbeschermings-middel op de markt brengen terwijl de voorschriften en beperkingen niet op de juiste wijze op of aan of bij de verpakking zijn vermeld.

1.000

nvt

nvt

7.

22, 2e lid, wet

Een toegelaten gewasbeschermings- middel op de markt brengen of gebruiken, terwijl het gehalte aan werkzame stof en de verdere samenstelling, kleur, vorm, afwerking, verpakking, aanduidingen of vermeldingen niet aan de voorschriften voldoen.

1.500

1.000

500

8.

21 wet

Zaaizaad op de markt brengen of gebruiken dat is behandeld met een niet voor dat doel in een lidstaat van de Europese Unie toegelaten gewasbeschermingsmiddel

2.500

1.000

250

9.

20, 2e lid, wet en

49, 4e lid, EG

Met een gewasbeschermingsmiddel behandeld zaaizaad op de markt brengen in strijd met de etiketteringsregels

1.000

nvt

nvt

10.

52, 1e lid, EG

en

20, 1e lid, wet

Zonder vergunning voor parallelhandel een elders in de EU toegelaten gewasbeschermingsmiddel in Nederland brengen

500

500

50

11.

52, 5e lid, EG en

20, 1e lid, wet

In strijd handelen met uitvoeringsverordening en de daarin gestelde controle-eisen voor parallelhandel

250

250

50

12.

56, 1e lid EG en

20, 1e lid, wet

Nalaten relevante informatie over mogelijke schadelijke of mogelijk onaanvaardbare effecten te delen met het Ctgb

5.000,-

nvt

nvt

13.

56, 4e lid EG, en

20, 2e lid, wet

De jaarlijkse kennisgeving achterwege laten

500

nvt

nvt

14.

58, 1e lid EG en 20, 1e lid, wet

Een niet toegelaten toevoegingsstof op de markt brengen of gebruiken

2.000

1.000

250

15.

64 EG en 20, 1e lid, wet

Verwarrende verpakking van toevoegingsstof of gewasbeschermingsmiddel

2.000

nvt

nvt

16.

65, 1e lid EG en 20, 2e lid, wet

Onjuiste etikettering

2.000

nvt

nvt

17.

66, 1e, 2e en 4e lid, EG en 20, 2e lid, wet

Misleidende informatie geven over de gevaren van gewasbeschermingsmiddel voor mens, dier, plant of milieu of reclame maken voor niet toegelaten middelen

2.000

1.500

500

18.

66,5e en 6e lid, EG en 20, 2e lid, wet

Reclame maken mbv irrealistische illustraties of zonder te wijzen op de waarschuwingszinnen en -symbolen

19.

67 EG en 20, 2e lid, wet en 7.1, 7.3a, b, en c Rgb

Onjuiste of onvolledige administratie van gewasbeschermingsmiddelen

1.000

500

nvt

20.

54 EG en 37, 3e lid, wet

Overtreding van een voorschrift of beperking, gesteld bij een ontheffing of erkenning voor proeven en experimenten

nvt

2.000

nvt

21.

53 EG en 38, 3e lid, wet

Overtreding van een voorschrift of beperking, verbonden aan een vrijstelling van een gewasbeschermingsmiddel voor maximaal 120 dagen

1.000

1.000

500

22.

71 EG en 39 wet

In strijd met een tijdelijke beperking of tijdelijk verbod een gewasbeschermingsmiddel op de markt brengen of gebruiken

5.000

2.500

500

23.

71, 1e lid, wet en 6.7, Rgb

Een gewasbeschermingsmiddel ontvangen of voorhanden hebben zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid

1.500

500

250

24.

71, 1e lid, wet en 6.7, Rgb

Een gewasbeschermingsmiddel gebruiken zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid

nvt

1.500

500

25.

73, 1e lid, wet

Een gewasbeschermingsmiddel voor professioneel gebruik op de markt brengen voor een klant die niet over een geldig bewijs van vakbekwaamheid beschikt.

1.500

nvt

Nvt

26.

73, 2e lid, wet

(Voldoende personeel van) de distributeur heeft geen bewijs van vakbekwaamheid of zij zijn niet beschikbaar bij verkoop.

1.500

nvt

Nvt

27.

73, 3e lid, wet

Niet in staat zijn juiste voorlichting te geven aan klanten (professioneel)

500

nvt

nvt

28.

73, 4e lid, wet

en 7.4 Rgb

Niet in staat zijn juiste voorlichting te geven aan klanten (niet-professioneel)

500

nvt

Nvt

29.

74, 2e lid, wet en artikelen 7.1, 7.3a, b en c Rgb

Geen administratie voeren of een ondeugdelijke administratie voeren in de in artikel 74, tweede lid bedoelde situatie

500

250

Nvt

30.

74, 2e lid, wet en 7.3d, 2e lid, Rgb

Zonder papieren niet-toegelaten gewasbeschermingsmiddelen vervoeren

500

nvt

nvt

31.

75, 1e lid, onderdeel c, wet en 7.3d, 1e lid, Rgb

Niet in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddelen niet apart opslaan van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen

500

250

nvt

32.

78, 2e lid, wet en 26, 1e lid Bgb

Geen deugdelijke gewasbeschermingsmonitor bijhouden en afronden na de teelt

nvt

500

nvt

33.

78, 2e lid, wet, en 27, 1e lid, Bgb

Gewasbeschermingsmonitor is niet op eerste verzoek te tonen

nvt

50

nvt

34.

79 wet

Overtreding van een bij of krachtens amvb gesteld voorschrift over de uitvoering van goede praktijken bij het toepassen van een gewasbeschermingsmiddel

nvt

500

nvt

35.

80,1e lid, wet en 27a Bgb

Nabij oppervlaktewater of beschermingszones prioritair gevaarlijke stoffen gebruiken

nvt

1.000

500

36.

78, 79, 80, 1e lid, 80a wet en 27b Bgb

Gewasbeschermingsmiddelen gebruiken waar dit niet is toegestaan op grond van artikel 27b Bgb

nvt

1.500

nvt

37.

80, 1e lid wet en 29, 1e lid Bgb

Een gewasbeschermingsmiddel toepassen met een luchtvaartuig

nvt

1.500

1.500

38.

80, 1e lid, wet en 30 Bgb

Een gasvormig of gasvormend gewasbeschermingsmiddel in een besloten ruimte toepassen in afwijking van het bepaalde in artikel 30 Bgb

nvt

500

500

39.

80, 1e wet en

32 Bgb

Een gewasbeschermingsmiddel toepassen in strijd met de melding

2.000

2.000

500

40.

80, 1e lid, wet, en Warenwet

besluit machines; artikel 2, 1e lid, juncto 3, 2e lid, dan wel 3a, 1e lid, sub a

Artikel 2, 2e lid, juncto 3, 2e lid, 5, 1e lid, sub a, b of c, dan wel 6c

Artikel 2, 3e lid, juncto art. 3a, 1e lid, sub b, c of d, dan wel . 3b, 1e lid, sub a, b, c of 2e lid

De machine voor de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen voldoet niet aan de veiligheidseisen ter bescherming van het milieu.

1.000, dan wel 500 indien de natuurlijke persoon of rechtspersoon minder dan 50 werknemers telt op de dag dat de overtreding is begaan.

41.

80, 1e lid wet

Een andere overtreding van een bij of krachtens a.m.v.b. gesteld voorschrift over het gebruik van voertuigen, vaartuigen, luchtvaarttuigen, apparatuur, technieken en materialen

Nvt

500

250

42.

80, 2e lid, wet en 32b, Bgb

Niet goedgekeurde apparatuur gebruiken

nvt

1.000

nvt

43.

vervallen

44.

vervallen

45.

80a wet, en 27d Bgb

Niet of onvoldoende waarschuwen tegen herbetreding

Nvt

500

nvt

46.

vervallen

47.

81 wet, en 11, 1e lid, dan wel 31, 1e lid, dan wel 32, 1e lid, Bgb

Zonder vergunning of melding of in strijd met voorschriften gesteld bij de vergunning of melding een middel toepassen

500

250

48.

81 wet en 11, 1e lid , 31, 1e lid en 32, 1e lid Bgb

Een verplichte melding als bedoeld in artikel 11, 31 of 32, Bgb op onjuiste wijze of te laat doen

nvt

250

250

49.

87, 6e lid, wet

In strijd met een gegeven aanwijzing of bevel handelen of nalaten

2.000

1.000

500

50.

115 wet

Overtreding van een voorschrift van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst

1.000

500

nvt

51.

118 wet

Overtreding van een vanwege communautaire wetgeving of besluiten gesteld (gewijzigd) voorschrift, voor zover niet reeds voorzien in de hierboven genoemde gevallen

1.000

500

250

¹ Het desbetreffende artikel in Verordening (EG) 1107/2009

Deel C, overtredingen met biociden

52

43, eerste lid van de wet

Een biocide op de markt brengen en gebruiken zonder dat daarvoor een toelating is verleend, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

53

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden van de toelating en aan de etiketterings- en verpakkingsvoorwaarden, als bedoeld in artikel 17, vijfde lid van de verordening.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

54

43, eerste lid van de wet

Niet beperken tot het strikt noodzakelijk gebruik van biociden, als bedoeld in artikel 17, vijfde lid, van de verordening.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

55

43, eerste lid van de wet

Niet binnen 30 dagen op de hoogte stellen van de bevoegde autoriteit van het in de handel brengen van een product die een nationale toelating voor een biocidefamilie heeft, als bedoeld in artikel 17, zesde lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

56

43, eerste lid van de wet

Niet voldoen aan de voorwaarden voor het op de markt brengen van biociden volgens de vereenvoudigde toelatingsprocedure, als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

57

43, eerste lid van de wet

Nalaten relevante informatie over mogelijk gevaarlijke gevolgen van het toegelaten biocide of de daarin aanwezige werkzame stoffen te delen met de bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

58

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor experimenten en proeven, als bedoeld in artikel 56, eerste en tweede lid, de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

59

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor het in de handel brengen van behandelde voorwaarden, als bedoeld in artikel 58, tweede tot en met het zesde lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

60

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden om dierproeven te vermijden, als bedoeld in artikel 62, eerste en tweede lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

61

43, eerste lid van de wet

Het niet bijhouden van gegevens betreffende de biociden die in de handel gebracht worden, als bedoeld in artikel 68, eerste lid, van de verordening.

1.000

1.000

500

500

250

50

62

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor indeling, verpakking en etikettering van biociden, als bedoeld in artikel 69, eerste en tweede lid, van de verordening.

2.500

2.500

2.000

2.000

1.500

250

63

43, eerste lid van de wet

Misleidend etiket op de toegelaten biocide plaatsen, als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de verordening.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

64

43, eerste lid van de wet

Het niet voldoen aan de voorwaarden voor reclame voor biociden. Als bedoeld in artikel 72, eerste en derde lid, van de verordening

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

65

43, derde lid van de wet

Een niet in Nederland toegelaten of niet geregistreerde biocide voorhanden of in voorraad hebben.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

66

43, vierde lid van de wet

In strijd met een tijdelijke beperking of tijdelijk verbod een biocide op de markt brengen, voorhanden hebben of gebruiken.

5.000

5.000

3.000

3.000

2.000

500

67

71, eerste en vierde lid van de wet

Een biocide ontvangen of voorhanden hebben zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

68

71, eerste en vierde lid van de wet en 17a, eerste lid van het besluit

Een biocide gebruiken zonder geldig bewijs van vakbekwaamheid, hoewel dat bewijs wel is voorgeschreven.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

69

72, eerste lid van de wet

Een niet in Nederland toegelaten biocide aanprijzen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

70

72, tweede lid van de wet

Een biocide aanprijzen of aanbevelen in strijd met de voor het gebruik geldende voorschriften.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

71

72, derde lid van de wet

Misleidende informatie geven over de gevaren van een biocide voor mens, dier, plant of milieu.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

72

74, eerste lid van de wet en 7.1, 7.3a en 7.3c van de regeling

Geen of een ondeugdelijke administratie voeren bij het binnen Nederland brengen, de productie, de opslag of het vervoer van niet in Nederland toegelaten biociden in de in artikel 74, eerste lid, Wgb bedoelde situatie.

1.000

1.000

500

500

250

50

73

74, derde lid van de wet en 7.3d, eerste lid van de regeling

Niet in Nederland toegelaten biociden niet apart opslaan.

1.000

1.000

500

500

250

50

74

74, derde lid van de wet en 7.3d, tweede lid van de regeling

Zonder papieren niet-toegelaten biociden vervoeren.

1.000

1.000

500

500

250

50

75

75 van de wet

Onjuiste of onvolledige administratie van biociden.

1.000

1.000

500

500

250

50

76

75 van de wet en 25 van het besluit

Biociden voor een ander toepassen of voorhanden hebben zonder een deugdelijke administratie als bedoeld in artikel 25 van het besluit.

1.000

1.000

500

500

250

50

77

78, tweede lid van de wet

Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de administratie van de wijze van gebruik van een biocide.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

78

79 van de wet

Overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over de uitvoering van goede praktijken bij het toepassen van biociden.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

79

80, eerste lid van de wet en 29, tweede lid van het besluit

Een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig, terwijl dat in het geheel niet is toegestaan

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

80

80, eerste lid van de wet en 29, derde lid van het besluit en 8.7 van de regeling

In strijd met een of meer voorschriften een biocide toepassen met behulp van een luchtvaartuig.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

81

80, eerste lid van de wet en 30 van het besluit

Een gasvormig of gasvormend biocide in een besloten ruimte toepassen in afwijking van het bepaalde in artikel 30 van het besluit.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

82

80, eerste lid van de wet

Een andere overtreding van een bij of krachtens AMvB gesteld voorschrift over het gebruik van voertuigen, vaartuigen, luchtvaarttuigen, apparatuur, technieken of materialen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

83

81 van de wet, en 31, eerste lid, dan wel 32, eerste lid van het besluit

Zonder vergunning of melding of in strijd met voorschriften gesteld bij de vergunning of melding een biocide toepassen.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

84

81 van de wet en 31, eerste lid, en 32, eerste lid van het besluit

Een verplichte melding op onjuiste wijze of te laat doen.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

85

87, zesde lid, van de wet

In strijd met een gegeven aanwijzing of bevel handelen of nalaten.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

86

115 van de wet

Overtreding van een voorschrift van een algemeen verbindend verklaarde overeenkomst.

2.000

2.000

1.500

1.500

1.000

250

87

118 van de wet

Overtreding van een vanwege communautaire wetgeving of besluiten gesteld voorschrift, voor zover niet reeds voorzien in de hierboven genoemde gevallen.

1.500

1.500

1.000

1.000

500

250

88

75, eerste lid, van de wet en 25c van het besluit

Biociden niet uitsluitend leveren aan de in de toelating aangegeven gebruikers of hun personeel

1.000

1.000

nvt

nvt

nvt

nvt

89

43, eerste lid van de wet

Aanbieden van een biocide die niet is vermeld op de lijst bedoeld in artikel 95, eerste lid van de verordening

2.000

2.000

1.500

1.500

nvt

nvt

Bijlage

XIV

Beleidsregel voor het criterium landbouwtechnisch doelmatige, geïntegreerde teelt

Vervallen

Bijlage

XV

Beoordelingsmethoden biociden

Vervallen

Bijlage

XVI

Reductie bedoeld in artikel 3.7a

Vervallen

Bijlage

XVII

Gebruik op sportvelden als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, onderdeel a

Golfterreinen

Plantago spp.

Weegbree

nee

maximaal 20% per jaar1

met inachtneming schadedrempel2

nee

Veronica filiformis

Draadereprijs

Veronica arvensis

Veldereprijs

Taraxacum officinalis

Paardenbloem

Bellis perennis

Madeliefje

Trifolium repens

Witte klaver

Polygorum aviculare

Varkensgras

Hypochaeris radicata

Biggenkruid

Ranunculus repens

Kruipende boterbloem

Achillea millefolium

Duizendblad

Cerastium fontanum

Hoornbloem

Cirsium arvense

Akkerdistel

nee

pleks gewijs

Jacobaea vulgaris

subsp. Vulgaris

Jacobskruiskruid

Rumex obtusifolius

Ridderzuring

Sagina procumbens

Liggende vetmuur

10%

nee

Growth regulator

grasgroeiremmer

nee

Melolontha melolontha

Meikever

ja

nee

Amphimallon solstitialis

Junikever

Tipula spp

Emelten

ja

nee

Clarireedia spp. (vml. Sclerotinia homoeocarpa)

Dollarspot

2x/jaar met

inachtneming schadedrempel

nee

Microdochium nivale, Fusarium nivale

Sneeuwschimmel

1x/jaar met

inachtneming schadedrempel

nee

1 Indien in een tabel een percentage is genoteerd, zoals 20%, is de toepassing wel toegestaan, maar mag die toepassing gedurende het jaar op ten hoogste 20% van het areaal plaatsvinden.

2 Het in acht nemen van een schadedrempel, voorafgaande aan het toepassen van een gewasbeschermingsmiddel, is onderdeel van de verplichte toepassing van geïntegreerde gewasbescherming.

Andere sportvelden

Plantago major

Grote weegbree

nee

maximaal 10% per jaar met inachtneming schadedrempel

Veronica filiformis

Draadereprijs

Veronica arvensis

Veldereprijs

Taraxacum officinalis

Paardenbloem

Bellis perennis

Madeliefje

Trifolium repens

Witte klaver

Lepidium didymum

Kleine varkenskers

Polygorum aviculare

Varkensgras

Growth regulator

Grasgroeiremmer

nee

nee

Melolontha melolontha

Meikever

nee

ja

Amphimallon solstitialis

Junikever

Clarireedia spp.

(vml. Sclerotinia homoeocarpa)

Dollarspot

ja

nee

Microdochium nivale,

Fusarium nivale

Sneeuwschimmel

Pythium spp.

Kiemplantenziekte