Regeling van de Minister van Economische Zaken van 2 september 2008, nr. WJZ / 8123674, houdende regels inzake de verstrekking van subsidies ten behoeve van verduurzaming van de energiehuishouding (Tijdelijke energieregeling markt en innovatie)

Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

De Minister van Economische Zaken,

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • Minister: de Minister van Economische Zaken;

  • ondernemer in de landbouwsector: een ondernemer die activiteiten verricht op het gebied van de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten als bedoeld in bijlage 1 bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met uitzondering van ondernemers in de visserij- en aquacultuursector en in de bosbouwsector;

  • referentiekosten: kosten voor een investering ten behoeve van een in Nederland gangbaar systeem, apparaat of techniek die in technisch opzicht vergelijkbaar is met een in Nederland uit te voeren project maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming kan worden bereikt als met het uit te voeren project, terwijl, in geval van een uit te voeren project voor hernieuwbare energie, de capaciteit voor de opwekking van energie van dat project ten minste overeenkomt met die van de eerstbedoelde investering.

Artikel

1.2

Op subsidies op grond van deze regeling zijn de bepalingen van het Kaderbesluit EZ-subsidies van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 5 en 9 en andere bepalingen voor zover deze in de volgende hoofdstukken buiten toepassing worden verklaard.

Artikel

1.3

Artikel

1.4

Artikel

1.6

Artikel

1.7

In aanvulling op de artikelen 22 en 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies beslist de Minister afwijzend op een aanvraag om subsidie:

  • a.

    indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;

  • b.

    indien het project gericht is op:

    • 1°.

      de aanpassing aan van toepassing zijnde, of vastgestelde maar nog niet van toepassing zijnde, communautaire normen,

    • 2°.

      de aanpassing aan nationale normen die gelijk zijn aan of minder zware eisen stellen dan communautaire normen of

    • 3°.

      de aanpassing aan nationale normen bij afwezigheid van communautaire normen, indien de aanpassing heeft plaatsgevonden na de op de in de nationale norm vastgestelde uiterste datum.

Hoofdstuk

2

Duurzame warmte voor bestaande woningen

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Vervallen

Artikel

2.5

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag in de volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

2.6

In aanvulling op artikel 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies beslist de Minister afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:

  • a.

    hij het onaannemelijk acht dat de aanvrager binnen zes maanden opdracht zal geven tot uitvoering van de duurzame warmtemaatregel;

  • b.

    de aanvrager vóór 1 september 2008 ter zake van de duurzame warmtemaatregel waarop de aanvraag betrekking heeft, verplichtingen is aangegaan.

Artikel

2.7

De subsidie-ontvanger geeft binnen zes maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening opdracht tot uitvoering van de duurzame warmtemaatregel.

Artikel

2.8

Artikel

2.9

Een aanvraag om subsidie en een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van het formulier, opgenomen in bijlage 6.

Hoofdstuk

3

Unieke kansen programma verduurzaming warmte en koude

Artikel

3.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • duurzame warmte of koude: de nettoproductie van warmte of koude uit hernieuwbare primaire energiedragers;

  • restwarmte of -koude: warmte of koude die in de huidige situatie beschikbaar is, maar niet nuttig gebruikt wordt, niet zijnde duurzame warmte of koude;

  • unieke kansen warmte/koudeproject: een voor Nederland nieuw planmatig geheel van activiteiten gericht op het in de praktijk beproeven van een systeem voor benutting van duurzame warmte of duurzame koude of restwarmte of restkoude, dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, waarbij bij tenminste een van de deelnemers technische of beheersmatige voorzieningen worden getroffen.

Artikel

3.2

Artikel

3.4

Artikel

3.5

Het subsidieplafond voor het verlenen van subsidies op aanvragen om subsidie voor unieke kansen warmte/koudeproject, ontvangen in de periode van de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 1 december 2008, 17:00 uur, bedraagt € 10.000.000.

Artikel

3.6

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

3.7

Artikel

3.8

Artikel

3.9

Hoofdstuk

4

EOS-demonstratieprojecten

Artikel

4.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • een EOS-demonstratieproject: een voor Nederland nieuw, planmatig geheel van activiteiten, geheel of nagenoeg geheel bestemd voor het vergroten van inzicht in de geschiktheid voor toepassing in de praktijk van duurzame energiehuishouding, dat een technisch of economisch risico inhoudt en dat bestaat uit:

    • energiebesparende maatregelen;

    • maatregelen waarbij CO2-emissies worden afgevangen en permanent in de ondergrond opgeslagen, of

    • maatregelen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen met behulp van:

      • voor Nederland nieuwe apparaten, systemen of technieken, of

      • een voor Nederland nieuwe toepassing van apparaten, systemen of technieken.

Artikel

4.2

Artikel

4.4

Artikel

4.5

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

4.6

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Hoofdstuk

5

Unieke kansen programma naar energieneutrale scholen en kantoren

Artikel

5.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    haalbaarheidsstudie: een studie waarin de technische en economische haalbaarheid wordt onderzocht van een of meer pakketten maatregelen die erop gericht zijn om een school of kantoor, die de aanvrager gaat bouwen of renoveren, te laten voldoen aan de vereisten van een unieke kansen project scholen/kantoren, daaronder begrepen de mogelijkheden voor strategische samenwerking;

  • b.

    onderwijsinstelling: een publiek bekostigde school voor basisonderwijs of voortgezet onderwijs, als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs respectievelijk de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • c.

    totale energieverbruik: de som van het gebouwgebonden energieverbruik, het gebouwafhankelijke gebruikersenergieverbruik en het energieverbruik van gebruikersapparatuur per jaar;

  • d.

    NEN: norm als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Bouwbesluit 2003;

  • e.

    unieke kansen project scholen/kantoren: project voor energiebesparing in de nieuwbouw of renovatie van gebouwen waarin ten minste 70% van de bruto vloeroppervlakte, als bedoeld in NEN 2580, in gebruik is voor een onderwijsfunctie ten behoeve van een onderwijsinstelling of een kantoorfunctie, bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit 2003:

    • 1°.

      dat tenminste 1000 m2 bruto vloeroppervlakte omvat;

    • 2°.

      dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, waarbij bij ten minste een van de deelnemers technische of beheersmatige voorzieningen worden getroffen;

    • 3°.

      waarbij, indien het renovatie van bestaande gebouwen met een kantoorfunctie betreft, de CO2-emissie ten gevolge van het totale energieverbruik van en binnen het gebouw ten hoogste 53 kg CO2/m2 bruto vloeroppervlakte bedraagt;

    • 4°.

      waarbij, indien het renovatie van bestaande gebouwen met een onderwijsfunctie betreft, de CO2-emissie ten gevolge van het totale energieverbruik van en binnen het gebouw ten hoogste 25 kg CO2/m2 bruto vloeroppervlakte bedraagt;

    • 5°.

      waarbij, indien het nieuwbouw met een kantoorfunctie betreft, de maximale energieprestatiecoëfficiënt 0,75 en de CO2-emissie ten gevolge van het totale energieverbruik van en binnen het gebouw ten hoogste 37 kg CO2/m2 bruto vloeroppervlakte bedraagt;

    • 6°.

      waarbij, indien het nieuwbouw met een onderwijsfunctie betreft, de maximale energieprestatiecoëfficiënt 0,90 bedraagt en de CO2-emissie ten gevolge van het totale energieverbruik van en binnen het gebouw ten hoogste 22 kg CO2/m2 bruto vloeroppervlakte bedraagt en

    • 7°.

      waarbij, indien het renovatie van bestaande gebouwen betreft, de energieprestatie na renovatie energielabelklasse A bedraagt en de energie-index met ten minste 0,30 verbetert.

Artikel

5.2

Artikel

5.4

Artikel

5.5

Artikel

5.6

Artikel

5.7

Artikel

5.8

Hoofdstuk

6

Duurzame biomassa-import

Artikel

6.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder

  • keten voor biomassa: de productie, de verwerking en de import van in het buitenland geproduceerde biomassa die leidt tot de toepassing van biomassa voor energie-, transport- of chemiedoeleinden in Nederland;

  • primaire landbouwproducent: onderneming van de landbouwproductiesector in de zin van artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector;

  • Toetsingskader voor duurzame biomassa: het toetsingskader opgesteld door de projectgroep Duurzame productie van biomassa, opgenomen in bijlage 13.

Artikel

6.2

Artikel

6.3

Artikel

6.4

Artikel

6.5

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

6.6

Artikel

6.7

Artikel

6.8

Hoofdstuk

7

Investeringen voor verlaging elektriciteitsaansluiting van warmtepomphouders

Artikel

7.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • elektrisch aangedreven warmtepomp, niet zijnde een elektrisch aangedreven lucht/waterwarmtepomp: een warmtepomp met een elektrisch vermogen groter dan zes kW die bestemd is als hoofd- of basisverwarming van een woning en die niet primair gericht is op actieve koeling of verwarming van tapwater, waarbij warmte wordt onttrokken aan de bodem, het grondwater of het oppervlaktewater;

  • elektrisch aangedreven lucht/waterwarmtepomp: een warmtepomp met een elektrisch vermogen groter dan zes kW die bestemd is als hoofd- of basisverwarming van een woning is en niet primair gericht is op actieve koeling of verwarming van tapwater, waarbij de warmtepomp warmte onttrekt aan de buitenlucht of aan de ventilatielucht van de woning en warmte afgeeft met behulp van een warmte-afgiftesysteem met water als distributiemedium;

  • warmtepomp:

    • 1°.

      een elektrisch aangedreven warmtepomp, niet zijnde een elektrisch aangedreven lucht/waterwarmtepomp of

    • 2°.

      een elektrisch aangedreven lucht/waterwarmtepomp.

Artikel

7.2

Artikel

7.3

Voor subsidie komen in aanmerking de rechtstreeks aan de technische maatregelen, bedoeld in artikel 7.2, onderdeel b, toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten.

Artikel

7.4

De subsidie voor het treffen van technische maatregelen als bedoeld in artikel 7.2, onderdeel b, bedraagt:

  • a.

    € 100 indien de subsidiabele kosten € 100 of minder bedragen dan wel indien de aanvrager hiervoor heeft gekozen;

  • b.

    € 200 indien de subsidiabele kosten € 101 tot en met € 300 bedragen;

  • c.

    € 400 indien de subsidiabele kosten meer dan € 300 bedragen.

Artikel

7.5

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

7.6

Het formulier voor het indienen van een aanvraag om een subsidie is opgenomen in bijlage 16.

Hoofdstuk

8

Risico's dekken voor aardwarmte

Artikel

8.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • aardwarmte: aardwarmte in de zin van artikel 1, onderdeel b, van de Mijnbouwwet;

  • aardwarmteproject: het mogelijk maken van de winning en toepassing van aardwarmte van ten minste 500 meter diepte door het boren van een productieput en een injectieput en het plaatsen van een pompinstallatie;

  • geologisch onderzoek: geologisch onderzoek, inclusief het rapport opgesteld overeenkomstig het model in bijlage D bij bijlage 8.1;

  • gerealiseerde subsidiabele kosten: de rechtstreeks aan het aardwarmteproject toe te rekenen, door de subsidie-ontvanger gemaakte en betaalde subsidiabele kosten;

  • gerealiseerd vermogen: het uit de puttest gebleken werkelijke vermogen in MW, met een correctie op skin = 0;

  • maximale subsidiebedrag: het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximale subsidiebedrag, bestaande uit 85% van de verwachte subsidiabele kosten met een maximum van € 5.950.000;

  • niet-geologische parameters: de niet-geologische parameters, genoemd in de tabel in hoofdstuk 1, paragraaf 1.1, van het geologisch onderzoek;

  • puttest: test van het vermogen van de putten, uitgevoerd en geïnterpreteerd overeenkomstig bijlage B bij bijlage 8.2;

  • restwaarde: de opbrengst van het project bij de economisch meest rendabele alternatieve toepassing gedurende twaalf jaar;

  • verwachte subsidiabele kosten: de in de beschikking tot subsidieverlening vermelde subsidiabele kosten;

  • verwacht vermogen: het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde verwacht vermogen in MW.

Artikel

8.2

Artikel

8.3

Artikel

8.4

Artikel

8.5

Artikel

8.6

Artikel

8.7

Artikel

8.8

Artikel

8.9

Artikel

8.10

Artikel

8.11

Artikel

8.12

Artikel

8.13

Artikel

8.14

Artikel

8.16

Hoofdstuk

9

Bioraffinage

Artikel

9.1

Artikel

9.2

Artikel

9.3

Artikel

9.4

Artikel

9.5

De Minister van LNV verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

9.7

Artikel

9.8

Artikel

9.9

Artikel

9.10

Artikel

9.11

Artikel

9.12

In aanvulling op de artikelen 37 en 39, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies staan aan de hand van het Toetsingskader voor duurzame biomassa in het projectplan en de eindrapportage ook gegevens over de duurzaamheid van de gebruikte biomassa in het demonstratieproject bioraffinage of in het pilotproject bioraffinage.

Artikel

9.13

Artikel

9.14

Hoofdstuk

10

Voorbereidingsstudies en demonstratieprojecten vergassing

Artikel

10.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • demonstratieproject vergassing: een project waarin vergassingstechniek wordt gedemonstreerd en doorontwikkeld tot een continue bedrijfsvoering, waarvan de schaalgrootte minimaal 10 MW en maximaal 50 MW (input thermisch) bedraagt, waarvoor zuivere biomassa, biomassa mengstromen of afvalfracties als brandstof dienen en waarvan het synthesegas wordt gebruikt voor warmtekracht/koppeling, toepassing in de industrie, opwerking tot vervangend aardgas of andere hoogwaardige energiedragers alsmede de verspreiding van de verkregen kennis en de vermarkting van de ontwikkelde technologie;

  • vergassing: een thermisch proces dat plaatsvindt bij temperaturen boven 800 °C, waarbij de brandstof met een hoog rendement wordt omgezet in een synthesegas dat flexibel inzetbaar is;

  • voorbereidingsstudie: een studie ter voorbereiding van een aanvraag voor een demonstratieproject vergassing waarbij de aanvrager onderzoekt of en aantoont dat de door hem ontwikkelde technologie voldoet aan de eisen die zijn gesteld aan een demonstratieproject vergassing.

Artikel

10.2

Artikel

10.4

Artikel

10.5

Artikel

10.7

Artikel

10.8

Artikel

10.9

Artikel

10.10

Hoofdstuk

11

Experimenteerregeling Wind op Zee

Artikel

11.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • demonstratie van nieuwe technieken: op bescherming van het milieu gerichte activiteiten die een technisch en economisch risico inhouden, waarbij de activiteiten bestaan uit het bij de aanvrager treffen van energiebesparende maatregelen of maatregelen die het gebruik van hernieuwbare energiebronnen bevorderen met behulp van:

    • 1°.

      voor Nederland nieuwe apparaten, systemen of technieken;

    • 2°.

      een voor Nederland nieuwe toepassing van apparaten, systemen of technieken;

  • wind-op-zeeproject: project voor industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of demonstratie van nieuwe technieken op het gebied van ondersteuningsconstructies of op het gebied elektriciteitsopwekking op zee door middel van windturbines met een vermogen van ten minste 4 MW, of een combinatie van beiden.

Artikel

11.2

De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan degene die in Nederland een wind-op-zeeproject uitvoert dat:

  • geschikt is voor gebruik in windparken op zee, en

  • bijdraagt aan kostenreductie van windenergie op zee.

Artikel

11.3

Artikel

11.4

De minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

11.6

Artikel

11.7

De subsidie-ontvanger voltooit de activiteiten uiterlijk vier jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel

11.8

Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:

Hoofdstuk

12

Slotbepalingen

Artikel

12.1

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

12.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke energieregeling markt en innovatie.

Deze regeling zal met de toelichting en in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van bijlage 2, 6 en 7, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem te weten de vestiging aan de Juliana van Stolberglaan 3, 2509 AC Den Haag en die aan de Catharijnesingel 59, 3503 RE Utrecht.

Den Haag
De Minister van Economische Zaken, M.J.A. van derHoeven

Bijlage

1

, behorende bij artikel 1.3

Activiteiten en bijbehorend percentage van de subsidiabele kosten

Onderzoek & Ontwikkeling

Fundamenteel onderzoek

75

75

75

Industrieel onderzoek

Basis

70 (80) 1) De tussen haken opgenomen getallen zijn van toepassing bij krediet met rente en opslag.

60 (70)

50 (60)

– samenwerking tussen ondernemingen voor grote ondernemingen: samenwerking grensoverschrijdend of met ten minste één kleine of middelgrote onderneming

80 (80)

75 (80)

65 (75)

of

– samenwerking van een onderneming met een onderzoeksorganisatie

of

– verspreiding van resultaten

Experimentele ontwikkeling

Basis

45 (60)

35 (50)

25 (40)

– samenwerking tussen ondernemingen voor grote ondernemingen: samenwerking grensoverschrijdend of met ten minste één kleine of middelgrote onderneming

60 (75)

50 (65)

40 (55)

of

– samenwerking van een onderneming met een onderzoeksorganisatie

Technische haalbaarheidstudie

voor technische haalbaarheidstudies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van industrieel onderzoek voor studies ter voorbereiding van activiteiten op het gebied van experimentele ontwikkeling

75

75

65

50

50

40

Innovatie

Innovatieve starters die minder dan 6 jaar bestaan op tijdstip van subsidieverlening.

NB mag cumuleren

Max. 1 miljoen euro

Proces- en organisatie-innovatie op het gebied van diensten

Basis

35

25

Bij samenwerking met kleine of middelgrote ondernemingen en een minimum van 30% van de kosten ten laste omen van de kleine of middelgrote ondernemingen

15

Opzetten, uitbreiden en aansturen van Innovatieclusters t.b.v. de rechtspersoon die het cluster exploiteert

Investeringssteun:

– opleidingsfaciliteiten en onderzoekcentra;

– open access-onderzoeksinfrastructuur: laboratoria, testfaciliteiten;

– breedbandnetwerk-infrastructuur.

35

25

15

Exploitatiesteun:

Over 5 jaar:

– Aansturen clusters

– 50; of

– lineair aflopend van 100 naar 0.

MKB

Steun voor investeringen in materiële en immateriële activa.

20

10

Advies- en andere diensten en werkzaamheden:

– diensten van externe adviseurs (niet regulier)

– Deelneming vakbeurzen en tentoonstellingen

50

50

Verkrijging en validering industriële eigendomsrechten

Hetzelfde steunpeil als zou gelden ten aanzien van O&O-steun voor de onderzoeksactiviteiten die in de eerste plaats in de betrokken industriële eigendomsrechten hebben geresulteerd.

Innovatieadviesdiensten en voor diensten inzake innovatieondersteuning

Basis

75 met een maximum van 200.000,– per subsidie-ontvanger over een periode van 3 jaar.

Uitlenen hooggekwalificeerd personeel

50

50

Opleiding

Algemene opleiding

70 [80] 2) De tussen haken opgenomen getallen zijn van toepassing op een opleiding voor kwetsbare of gehandicapte werknemers als bedoeld in deel 9 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

70 [80]

50 [60]

Specifieke opleiding

35 [45]

35 [45]

25 [35]

Scheepsbouwsteun

Steun voor scheepsbouwinnovatie

20

20

20

Investeringssteun

Steun voor ondernemingen die verder gaan dan communautaire normen of die, bij ontstentenis van communautaire normen, de milieubescherming doen toenemen

70

80 in het geval van eco-innovatie 100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

60

70 in het geval van eco-innovatie 100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

50

60 in het geval van eco-innovatie 100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

Steun voor milieustudies

70

60

50

Steun voor vroege aanpassing aan toekomstige communautaire normen

– meer dan 3 jaar

25

20

15

– tussen 1 en 3 jaar

20

15

10

voor de inwerkingtreding

Steun voor afvalbeheer

70

60

50

Steun voor hernieuwbare energiebronnen

80

70

60

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

Steun voor energiebesparing

80

70

60

Steun voor warmtekrachtkoppeling-installaties

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

Steun voor stadsverwarming met conventionele energiebronnen

70

60

50

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

100 in het geval van een inschrijvingsprocedure

Steun voor de sanering van verontreinigde locaties

100

100

100

Steun voor verhuizing van ondernemingen

70

60

50

Bijlage

2

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag en te Utrecht.

Bijlage

3

bij artikel 2.1 (duurzame warmtemaatregel)

De technische voorzieningen, bedoeld in artikel 2.1, definitie duurzame warmtemaatregel, zijn:

  • 1.

    een zonneboiler: een systeem bestaande uit één of meer zonnecollectoren in combinatie met één of meer warmteopslagvaten, dat wordt ingezet om met zonne-energie tapwater te verwarmen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      kleine zonneboiler: een zonneboiler met een collectoroppervlak van minder dan of gelijk aan 6,0 m2, waarbij de zonneboiler voldoet aan de eisen van NEN-EN 12976; en

    • b.

      een grote zonneboiler: een zonneboiler met een collectoroppervlak van meer dan 6,0 m2, waarbij de collectoren voldoen aan de eisen van NEN-EN 12975 en als collectoroppervlakte geldt de apertuuroppervlakte berekend volgens NEN-EN 12975;

  • 2.

    een warmtepomp, niet zijnde een lucht/waterwarmtepomp: een warmtepomp die is bestemd als hoofd- of basisverwarming van een woning en die niet primair gericht is op actieve koeling of verwarming van tapwater, waarbij warmte wordt onttrokken aan de bodem, het grondwater, het oppervlaktewater of, voor zover het gasgedreven warmtepompen betreft, de buitenlucht, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen:

    • a.

      een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor water/water systemen een COP ≥ 3,8 bij een conditie van W10/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP ≥ 2,4;

    • b.

      een elektrisch aangedreven warmtepomp met voor brine/water systemen een COP ≥ 3,0 bij een conditie van B0/W45 bepaald conform NEN-EN 14511 en, voor het geval de warmtepomp ook een bijdrage levert aan de verwarming van tapwater, ten behoeve van de verwarming van tapwater een COP ≥ 2,4; en

    • c.

      een gasgedreven warmtepomp met een minimum thermisch vermogen van 25 kWth, en een PER ≥ 1,4 ten behoeve van ruimteverwarming, bepaald conform NEN-EN 12309, bij de testcondities die overeenkomen met het systeemontwerp en die warmte onttrekt aan (buiten)lucht, bodem, grondwater of oppervlaktewater;

  • 3.

    een lucht/waterwarmtepomp: een installatie die bestemd is voor ruimteverwarming, waarbij de warmtepomp warmte onttrekt aan de buitenlucht of aan de ventilatielucht van de woning en warmte afgeeft met behulp van een warmte-afgiftesysteem met water als distributiemedium. De warmtepomp dient als hoofd- of basisverwarming van een woning en mag niet primair gericht zijn op actieve koeling of verwarming van tapwater. De warmtepomp is elektrisch gedreven, met een COP ≥ 3,6 bepaald conform NEN-EN 14511, bij de testconditie A7/W35 voor warmtepompen op buitenlucht of A20/W45 voor warmtepompen op ventilatielucht;

  • 4.

    een installatie voor micro-warmtekrachtkoppeling: een installatie waarbij de productie van warmte en elektriciteit vanuit eenzelfde energiebron gelijktijdig plaats vindt, met een geproduceerd elektrisch vermogen van minimaal 0,8 kWe en maximaal 5 kWe, bestemd voor ruimteverwarming van een bestaande woning, waarbij een rendement voor ruimteverwarming geldt van minimaal 107% op onderwaarde, gemeten volgens NEN-EN 677 onder deellastcondities. Onder energiebron wordt verstaan: aardgas, biogas, propaan, butaan of waterstof.

Bijlage

4

bij artikel 2.3 (berekeningmethode t.b.v. berekenen hoogte van de subsidie)

1.1 Berekeningsmethode voor de opbrengt in GJ voor kleine zonneboilers

Voor kleine zonneboilers wordt de subsidie gebaseerd op de opbrengsttesten van de norm NEN-EN 12976 (Thermische zonne-energiesystemen en componenten: fabrieksmatig geproduceerde systemen). De Nederlandse testcondities zijn vastgelegd in de Nederlandse praktijkrichtlijn NPR 7976 (in Annex A) en met deze praktijkrichtlijn kunnen de testresultaten worden omgerekend naar Nederlandse standaardomstandigheden. Deze NPR kan ook gebruikt worden om de opbrengst te bepalen van zonneboilers die zijn afgeleid van een getest systeem, maar een afwijkende collectoroppervlakte en/of vatinhoud hebben. De warmtapwatervraag waarbij de opbrengst bepaald moet worden is volgens deze regeling 110 liter per dag.

Als collectoroppervlakte geldt de apertuur oppervlakte, volgens NEN-EN 12975.

Hoogbouw zonneboilersystemen, die opgebouwd zijn uit meerdere zonneboilers, waarbij de collectoren zijn gekoppeld als een groot collectorveld, worden beschouwd als een aantal kleine zonneboilers met elk een collectoroppervlak dat een evenredig deel is van het grote collectorveld. De energetische opbrengst van zo’n hoogbouwsysteem is gelijk aan de som van de energetische opbrengsten, bepaald conform NPR 7976, van de individuele (kleine zonneboiler-)systemen waaruit het hoogbouwsysteem is opgebouwd.

Bij kleine zonneboilers, die naast warm tapwater ook een bijdrage leveren aan de ruimteverwarming, worden deze systemen getest met de ruimteverwarmingsfunctie uitgeschakeld.

Om de conformiteit met de NEN 5128:2004 te handhaven, worden ook opbrengsten geaccepteerd die bepaald zijn met de NPR 7976 voor een opwarmtraject van 10 ºC (koud water) naar 60 ºC (warm water).

De opbrengst in GJ wordt op één decimaal nauwkeurig afgerond.

1.2 Berekeningsmethode voor de opbrengst in GJ voor grote zonneboilers

Voor grote zonneboilers is er nog geen geaccepteerde internationale methode voor het bepalen van de systeemopbrengst. Voor deze zonneboilers wordt de opbrengst voor de subsidie bepaald op basis van de prestaties van de collectoren, conform NEN-EN 12975.

De opbrengst (GJ) = A * η * Gj

Met A: de collectoroppervlakte volgens de apertuur (in m2); η: het rendement en Gj: de jaarlijkse instraling op de collector in Nederland, die voor deze regeling op 4 GJ/m2 is gesteld.

Het rendement wordt bepaald met collectorcurve volgens NEN-EN-12975.

Het rendement η = η0 - a1 T* - a2 G (T*)2

Met η0, a1, en a2 de coëfficienten die uit de test volgen, volgens Annex D van NEN-EN 12975.

T* de gereduceerde temperatuur, die voor deze regeling op 0,078 K.m2/W gesteld is.

G: de instraling, die voor deze regeling en volgens de norm op 1000 W/m2 genomen wordt.

De opbrengst in GJ wordt op één decimaal nauwkeurig afgerond.

1.3 Berekeningsmethode voor de opbrengst in kWth van warmtepompen, niet zijnde lucht/waterwarmtepompen

De subsidie voor de warmtepomp, niet zijnde een lucht/waterwarmtepomp, wordt bepaald op basis van het thermisch vermogen geleverd door de condensor van de warmtepomp in kWth op basis van de normen en testcondities, genoemd in artikel 2.1.

De COP en het thermisch vermogen, kWth, worden op één decimaal nauwkeurig afgerond.

1.4 Berekeningsmethode voor de opbrengst in kWth van lucht/waterwarmtepompen

De subsidie voor de lucht/waterwarmtepomp wordt bepaald op basis van het thermisch vermogen geleverd door de condensor van de warmtepomp in kWth met een maximum van 2 kWth, op basis van de normen en testcondities, genoemd in artikel 2.1.

De COP en het thermisch vermogen, kWth, worden op één decimaal nauwkeurig afgerond.

Bijlage

5

artikel 2.3 (subsidiebedragen per duurzame warmtemaatregel)

Kleine zonneboiler met een collectoroppervlak ≤ 6,0 m2

200 per GJ

Grote zonneboiler met een collectoroppervlak > 6,0 m2

125 per GJ

Warmtepomp, niet zijnde lucht/waterwarmtepomp

– tot en met 10 kWth

– en voor het meerdere

500 per kWth

250 per kWth

Lucht/waterwarmtepomp tot en met 2 kWth

500 per kWth

Bijlage

6

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag en te Utrecht.

Bijlage

7

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag en te Utrecht.

Bijlage

8

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag en Utrecht.

Bijlage

9

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag en Utrecht.

Bijlage

9.1

, behorende bij artikel 9.14, eerste lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

9.2

, behorende bij artikel 9.14, tweede lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

9.3

, behorende bij artikel 9.14, derde lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

9.4

, behorende bij artikel 9.14, vierde lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

10.1

Bijlage, bedoeld in artikel 10.10, eerste lid van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

10.2

Bijlage, bedoeld in artikel 10.10, tweede lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

11

Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag en Utrecht.

Bijlage

11.1

behorende bij artikel 11.8, onderdeel a, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

a

bij aanvraagformulier Experimenteerregeling Wind op Zee (ewoz)

Bijlage

11.2

behorende bij artikel 11.8, onderdeel b, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

14

bij artikel 6.8, eerste lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

15

bij artikel 6.8, tweede lid, van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

Bijlage

16

, aanvraagformulier als bedoeld in artikel 7.7 van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie

AANVRAAGFORMULIER Investeringen voor verlaging elektriciteitsaansluiting van warmtepomphouders

0

Voorwaarden voor subsidieaanvraag

  • 0.1

    Heeft u reeds eerder subsidie ontvangen op grond van hoofdstuk 7 van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (Investeringen voor verlaging elektriciteitsaansluiting van warmtepomphouders) voor dezelfde woning met een warmtepomp?

    • O

      Ja: u heeft geen recht meer op subsidie en u hoeft het formulier daarom niet verder in te vullen.

    • O

      Nee: ga verder met 0.2

  • 0.2

    Bent u eigenaar van een woning en voor 1 september 2009 in het bezit gekomen van een warmtepomp?

    • O

      Ja: ga verder met 0.3.

    • O

      Nee: u heeft geen recht op subsidie en u hoeft het formulier daarom niet verder in te vullen.

  • 0.3

    Heeft u een verzoek om verlaging van de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting ingediend bij uw regionale netbeheerder?

    • O

      Ja: ga verder met 0.4.

    • O

      Nee: u heeft (nog) geen recht op subsidie en u hoeft het formulier daarom niet verder in te vullen.

  • 0.4

    Bent u een in Nederland gevestigde natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap?

    • O

      Ja: ga verder met deel 1 (algemene gegevens).

    • O

      Nee: u heeft geen recht op subsidie en u hoeft het formulier daarom niet verder in te vullen.

1

Algemene gegevens

  • 1.1a

    Gegevens eigenaar-bewoner (alleen invullen als u voor uw eigen woning een aanvraag indient)

    Achternaam:

    Tussenvoegsel:

    Voorletters:

    Adres:

    Postcode:

    Plaats:

    Land:

    Telefoon:

    E-mailadres:

    (Post)bankrekeningnummer:

    Burgerservicenummer:

  • 1.1b

    Gegevens eigenaar-verhuurder (alleen invullen als u een aanvraag indient voor een woning die u verhuurt)

    Naam organisatie:

    Naam contactpersoon:

    Ondernemingsvorm:

    Inschrijfnummer Kamer van Koophandel:

    (Post)bankrekeningnummer:

    Postadres:

    Postcode:

    Plaats:

    Land:

    Telefoonnummer:

  • 1.2

    Gegevens contactpersoon (als die afwijken van de onder 1.1a of 1.1b ingevulde gegevens)

    Naam contactpersoon:

    Postadres:

    Postcode:

    Plaats:

    Land:

    Telefoonnummer:

    E-mailadres:

>>U kunt nu verder gaan met deel 2 van het formulier<<

2

Specifieke gegevens

  • 2.1

    Wanneer heeft u een verzoek om verlaging van de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting ingediend bij uw regionale netbeheerder?

    (DD-MM-JJJJ): .....

  • 2.2

    Sinds wanneer bent u bezitter van een warmtepomp? (Indien de warmtepomp ná 1 september 2009 in uw bezit is gekomen, dan komt u niet in aanmerking voor subsidie). Zie opmerking bij 0.2 over artikel 7.2, eerste lid, onderdeel a.

    (DD-MM-JJJJ):…..

  • 2.3

    Welk merk en type warmtepomp bezit u? (Warmtepompboilers en airconditioners zijn uitgesloten van de regeling. Er zijn 2 soorten warmtepompen die in aanmerking komen voor de subsidieregeling (zie artikel 7.1, eerste en tweede gedachtestreep) Eventueel kunt u een meldcode aangeven die u kunt vinden op de website van de subsidieregeling ‘Duurzame Warmte voor bestaande woningen’ zie: www.senternovem.nl/duurzamewarmte/productenlijst)

    .....

  • 2.4

    Welke subsidievorm wilt u aanvragen?

    • O

      Eenvoudige aanvraag (de subsidiabele kosten bedragen € 100 of minder; of u wilt ondanks hogere kosten toch graag de eenvoudige aanvraag): U vraagt een subsidie aan van € 100.

      >>U kunt nu verder gaan met vraag 2.6 van het formulier<<

    • O

      Uitgebreide aanvraag (de subsidiabele kosten bedragen € 101 tot en met € 300): U vraagt een subsidie aan van € 200.

    • O

      Uitgebreide aanvraag (de subsidiabele kosten bedragen meer dan € 300): U vraagt een subsidie aan van € 400.

  • 2.5

    Alleen in geval van een uitgebreide aanvraag: Wat is de hoogte van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten (inclusief BTW)? (zie rekenhulp hieronder)

    Bedrag: € .....

    Rekenhulp

    Welke werkzaamheden zijn er uitgevoerd?

    Aanpassingen in de meterkast nl:

    Bedrag: € .....

    Aanpassingen aan de warmtepomp nl:

    Bedrag: € .....

    Investeringen van een voorrangsschakelaar: Type?

    Bedrag: € .....

    Installeren van een vermogensbegrenzer: Type?

    Bedrag: € .....

    Verrichten van diensten nl:

    Bedrag: € .....

    Anders nl:

    Bedrag: € .....

    Totale subsidiabele kosten:

    Bedrag: € .....

  • 2.6

    Welk subsidiebedrag vraagt u aan? € .....

    U kunt het te vragen subsidiebedrag met behulp van tabel 1 bepalen:

    Tabel 1 Subsidiebedragen

    Eenvoudige aanvraag

    Bedrag € 100 of minder

    € 100

    Uitgebreide aanvraag

    Bedrag € 101 tot en met € 300

    € 200

    Uitgebreide aanvraag

    Bedrag > € 300

    € 400

>>U kunt nu verder gaan met deel 3 van het formulier<<

3

Uitbetaling van de subsidie

Aandachtspunten:

  • De subsidieregeling loopt van 1 september 2009 tot en met 15 december 2010;

  • Subsidiebedragen kunnen worden verleend zolang het subsidiebudget nog niet is uitgeput.

  • Ter onderbouwing van de subsidieaanvraag, moet u kopie(ën) van betaalbewijs/-bewijzen of garantiecertificaat van de warmtepomp meesturen;

  • Bij een uitgebreide subsidieaanvraag dient degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd te verklaren dat dit gebeurd is in een woning met een warmtepomp met als doel om de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting te kunnen verlagen;

  • De subsidieverleningbeschikking wordt binnen 13 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag verstuurd indien er aan de voorwaarden van de subsidieregeling wordt voldaan;

  • U dient kopieën van betaalwijzen van de gemaakte en betaalde subsidiabele kosten gedurende 6 maanden na uitkering van het subsidiebedrag te bewaren. SenterNovem kan steekproefsgewijs gegevens controleren.

  • Bij vermeend misbruik van de subsidieregeling zal aangifte worden gedaan bij de FIOD/ECD.

>>U kunt nu het formulier bij deel 4 ondertekenen<<

4

Ondertekening

  • 4.1

    Meegestuurde bijlagen

    • O

      kopie betaalbewijs warmtepomp of onderhoudscontract of garantiebewijs

    • O

      anders n.l. .....

    Maak een kopie van de aanvraag voor uw eigen administratie. Er is altijd een originele handtekening vereist.

  • 4.2

    Ondertekening

    Als dit formulier wordt ondertekend door een ander dan de aanvrager, moet een machtiging bijgevoegd worden. Een voorbeeld van een machtiging kunt u downloaden op www.senternovem.nl.

    Aldus naar waarheid ingevuld,

    Naam ondertekenaar:

    Plaats:

    Datum:

    Handtekening:

  • 4.3

    Verklaring van monteur/installateur(alleen bij een uitgebreide subsidieaanvraag)

    Hierbij verklaart,

    Naam installatiebedrijf: .....

    Adres bedrijf: .....

    Postcode: .....

    Plaats: .....

    Naam monteur en ondertekenaar: .....

    Datum: .....

    Handtekening: .....

    dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd die nodig zijn in verband met het gebruik van de warmtepomp in de onder deel 1 vermelde woning teneinde een verlaging van de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting mogelijk te maken en dat de voor deze werkzaamheden gemaakte en in rekening gebrachte kosten, zoals deze onder punt 2.5 zijn vermeld, zijn betaald.